direct naar inhoud van Artikel 12 vrijwaringszone - molenbiotoop
Plan: ELSPEET - NOORDWEST
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01025-vg01

Artikel 12 vrijwaringszone - molenbiotoop

12.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - mede aangeduid zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van de windvang van de molen.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken in afwijking van hetgeen elders in de regels is bepaald, niet meer bedragen dan:

  • a. bij een afstand tot 100 m van de molen: de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. bij een afstand tussen 100 en 400 m van de molen: 1/50 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek, vermeerderd met 3 m.
12.3 Afwijking van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken wordt verhoogd, mits: de windvang van de molen hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • b. het ophogen van gronden.
12.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in 12.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan.
12.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting van de windvang van de molen ontstaat of kan ontstaan.