direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Molenbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01024-vg01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

b. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', behoud, herstel en bescherming van het waardevolle landschap;

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - openheid', behoud, herstel en bescherming van openheid van het landschap;

d. recreatief medegebruik;

e. wegen en paden;

f. waterhuishoudkundige voorzieningen;

g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen.

3.2 Bouwregels

a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, indien zulks noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Aanlegvergunning

a. Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

1. het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

2. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere hoogte of diepte dan 75 cm;

4. het vellen of rooien van houtgewas;

5. het aanleggen of dempen van waterlopen, sloten en andere wateren.

b. Geen aanlegvergunning als bedoeld onder a is vereist voor werken en werkzaamheden die:

1. het normale onderhoud betreffen;

2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreding van dit plan.

c. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning slechts verlenen indien door de onder a genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en kwaliteiten van de in lid 3.1 bedoelde gronden niet in onevenredige mate (kunnen) worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van die waarden en kwaliteiten niet in onevenredige mate (kunnen) worden verkleind.