direct naar inhoud van Artikel 8 Waarde - Archeologie
Plan: Weversweg Hulshorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01008-vg01

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

8.3 Ontheffing van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredige worden of kunnen worden geschaad.
  • b. Een ontheffing zoals bedoeld in sub a is niet vereist indien:
    • 1. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
    • 2. het bouwplan betrekking heeft op een wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
  • c. Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een ontheffing als bedoeld in sub a, winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredige worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
8.4 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 8.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
    • 2. het bodemverlangen of afgraven van gronden;
    • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 m vanaf het maaiveld;
    • 4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.
  • b. Een aanlegvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredige kunnen worden geschaad.
  • c. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing indien:
    • 1. er sprake is van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • 2. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 100 m2 en niet dieper dan 0,5 m vanaf het maaiveld;
    • 3. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullende archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologisch relicten aanwezig zijn;
    • 4. de werken en werkzaamheden:
      • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
      • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of ontgrondingsvergunning;
    • 5. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.