direct naar inhoud van 8.2 Soortbescherming
Plan: Halvemaanstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp0602HalveMaanstr-vs01

8.2 Soortbescherming

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In dat kader is er een quick scan (zie Bijlage 16) uitgevoerd door Aequator Groen & Ruimte b.v. met specifieke aandacht voor de FF-wet. Naast een recentelijk uitgevoerd veldbezoek is er met behulp van verspreidingsgegevens (literatuur en internet) nagegaan welke door de wet beschermde planten en diersoorten er in de directe omgeving van het plangebied voorkomen.

Vogels

Tijdens het veldbezoek zijn diverse algemene soorten vogels waargenomen. Aangenomen wordt dat het plangebied (het struikgewas en de bomen) ook broedgelegenheid biedt aan vogels als merel en houtduif. Indien het struikgewas en/of de bomen worden gerooid, dienen deze werkzaamheden aan te vangen buiten het broedseizoen (maart tot en met juli), om verstoring van broedende vogels te voorkomen. Tevens zijn veel huismussen waargenomen in de aanwezige braamstruiken. Tijdens het veldbezoek waren geen nesten van mussen zichtbaar tussen de takken. Naar verwachting zullen de mussen hier ook geen nesten gaan bouwen, maar broedgelegenheid vinden in de omringende bebouwing.

Vleermuizen

Het plangebied biedt mogelijk geschikte verblijfsplaatsen aan door de wet beschermde soorten vleermuizen, zoals laatvlieger, rosse vleermuis of dwergvleermuis. Het plangebied biedt geen geschikte leefomgeving aan de brandt’s vleermuis, baardvleermuis, franjestaart, gewone grootoorvleermuis, ruige dwergvleermuis, meervleermuis en watervleermuis. Indien de bomen rondom de eerste parkeerplaats worden gerooid, dient eerst nader onderzoek plaats te vinden naar verblijfplaatsen in boomholten. Daarnaast dient onderzoek plaats te vinden naar verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis en laatvlieger in de te slopen gebouwen. Deze verblijfplaatsen kunnen onder andere aanwezig zijn in de spouwmuren of onder de dakbedekking. Het onderzoek dient plaats te vinden volgens het vleermuizenprotocol.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geen geschikte leefomgeving aan door de wet zwaar of middelzwaar beschermde soorten zoogdieren. Mogelijk biedt het plangebied geschikt leefgebied aan enkele licht-beschermde soorten zoals egel of huispitsmuis, maar voor deze soorten is in de directe omgeving voldoende vervangend biotoop aanwezig. Daarnaast geldt voor deze soorten een vrijstelling van de in paragraaf 3.1 van het onderzoek beschreven verbodsbepalingen.

Reptielen, amfibieën en vissen

Het plangebied biedt geen geschikte leefomgeving aan door de wet beschermde soorten reptielen, amfibieën en vissen.

Ongewervelden

Het plangebied biedt geen geschikte leefomgeving aan door de wet beschermde soorten ongewervelden.

Planten

Het plangebied biedt geen geschikte leefomgeving aan door de wet beschermde soorten planten.

Conclusies en aanbevelingen uit het onderzoeksrapport

De gemeente Zutphen heeft de conclusies en aanbevelingen uit het rapport (Bijlage 16) beoordeeld en heeft hier in de rapportage van de gemeente van 27 april 2012 conclusies toegevoegd. Deze zijn verwerkt in het onderstaande:

  • 1. In het onderzoeksrapport wordt aangeraden om nader onderzoek te laten plaatsvinden naar verblijfplaatsen van rosse vleermuis, laatvlieger en gewone dwergvleermuis volgens het vleermuisprotocol. Indien hieruit blijkt dat er vleermuizen in de bebouwing of de bomen voorkomen dan wel dat vleermuizen de huidige locatie als foerageergebied c.q. vliegroute gebruiken, dient er een integraal compensatieplan te worden opgesteld. Het compensatiebeginsel houdt in dat de natuurwaarden die als gevolg van ingrepen verloren gaan dienen te worden vervangen, door ze op dezelfde locatie of in de directe omgeving opnieuw te realiseren. Het gaat hierbij om fysieke compensatie zoals vleermuisvriendelijke bouwmethodes en ruimte en aandacht voor nieuwe beplanting.
  • 2. In de omringende bebouwing bestaat de mogelijke broedgelegenheid van mussen. Aangeraden wordt nader te beoordelen of kan worden uitgesloten dat deze broedgelegenheid zich niet bevindt in de te slopen panden. Bovendien wordt aangeraden te onderzoeken of de verblijfplaats in de vorm van het struikgewas en de bomen moet worden gecompenseerd. In het kader van de FF-wet is namelijk naast het verlies aan broedgelegenheid ook het leefgebied beschermd.
  • 3. Indien bomen en struiken gerooid worden als onderdeel van de werkzaamheden, dient dit buiten het broedseizoen (maart tot en met juli) plaats te vinden, om verstoring van broedende vogels te voorkomen.
  • 4. Mogelijk komen enkele licht-beschermde soorten, zoals huisspitsmuis en egel voor in het plangebied. In de omgeving is echter voldoende vervangend leefgebied aanwezig. Daarnaast zijn deze soorten vrijgesteld voor ruimtelijke ontwikkelingen. Daarom hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden naar het voorkomen van deze licht-beschermde soorten.
  • 5. De begroeiing langs de parkeerplaatsen is mogelijk een geschikt foerageergebied dan wel vliegroute voor de mogelijk aanwezige vleermuizen. In aanvulling op de aanbeveling in de rapportage zal ook dit gebruik, op het moment van het nader uit te voeren onderzoek, uitgesloten dan wel aangetoond moeten worden.

Nader natuuronderzoek naar aanleiding van conclusies en aanbevelingen onderzoeksrapport

Naar aanleiding van de conclusies en aanbevelingen uit het onderzoeksrapport heeft nader onderzoek door Stichting Staring Advies (zie Bijlage 17) naar het voorkomen van vleermuizen en de huismus in en rond de te slopen gebouwen en aanwezige bomen plaatsgevonden. Daarnaast is onderzocht op welke wijze de plannen voor de locatie in overeenstemming gebracht kunnen worden met hetgeen bepaald is in de Flora- en faunawet en de EU Habitatrichtlijn. Uit het onderzoek komen de volgende conclusies ten aanzien van de volgende diersoorten naar voren.

Vleermuizen

Er zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig binnen het plangebied. Er zijn geen essentiële foerageergebieden of vliegroutes van vleermuizen aanwezig binnen het plangebied. Er hoeven geen mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen te worden voor vleermuizen.

Huismus

De huismus is aangetroffen in het plangebied en de directe omgeving. Er zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soort aanwezig in de te slopen panden. Nestlocaties van deze soort bevinden zich buiten het plangebied,in de bebouwing aan het Ruitershofje. Het slopen van de panden (buiten het broedseizoen) zal geen negatief effect hebben op de huismus.

De onverharde parkeerplaats met bijbehorende groenstrook behoort tot de functionele leefomgeving van een kolonie huismussen en is daarmee strikt beschermd. Wanneer dit deelgebied verloren gaat wordt de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaatsen van de huismus aangetast. Dit is een overtreding van de Flora- en faunawet. Zonder de groenstrook en onverharde parkeerplaats zal de nestlocatie vermoedelijk ongeschikt raken, doordat een belangrijk onderdeel van het leefgebied verloren gaat. Daarom is een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet aangevraagd bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Deze ontheffing met voorschriften, ex artikel 75 van Flora en faunawet, is verleend op 4 maart 2013. Uit de voorschriften vloeit een aantal maatregelen voort die voldoende alternatief foerageergebied voor de huismus garanderen.

Steenmarter

Te slopen panden zijn geschikt als verblijfplaats voor de beschermde steenmarter. In de te slopen panden bevindt zich mogelijk een verblijfplaats van de steenmarter. De soort is in het plangebied waargenomen. Voorafgaand aan de sloop van de panden is een inspectie naar steenmarter noodzakelijk. Wanneer een vaste rust- en verblijfplaats van de steenmarter aanwezig is, dienen mitigerende maatregelen getroffen te worden.