direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Nieuwstad - Stationsplein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp0400Nieuwstad-vs01

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nieuwstad - Stationsplein van de gemeente Zutphen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0301.bp0400Nieuwstad-vs01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig en daarmee gelijk te stellen beroep dat in of bij een woning wordt uitgeoefend (met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen) door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.7 ambachtelijk bedrijf:
  • 1. een bedrijf voor de uitvoering van producerende en/of verzorgende ambachten, waar voor een belangrijk deel in handwerk goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en hetwelk wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder 2;
  • 2. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder één of meer van de volgende omstandigheden:
    • a. het productieproces wordt grotendeels met de hand of althans niet in hoofdzaak gemachineerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten menselijk arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
    • b. voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;
1.8 archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijf:

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten;

1.11 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten, zulks met inbegrip van dienstverlening en kantoren, maar met uitzondering van winkels;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor een persoon en diens gezin, wiens huisvesting daar in verband met de bestemming noodzakelijk is;

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, kantoorruimten of detailhandelsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.14 beschermd stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken, die ingevolge de monumentenwet zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht en van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten bevinden;

1.15 bestaand:
  • 1. met betrekking tot bebouwing:
    legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • 2. met betrekking tot gebruik:
    het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;
1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitsluiting van kelder(s), onderbouw(en), zolder(s) en/of vliering(en);

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 consumentverzorgende bedrijfsactiviteit:

het als eenmanszaak beroepsmatig uitoefenen van een dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van de woonfunctie; de volgende consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten zijn met inachtneming van de hier gestelde voorwaarden toelaatbaar: fotograaf, autorijschool, bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, pottenbakker, instrumentenmaker, kaarsenmaker, klompenmaker, lijstenmaker, loodgieter, meubelmaker, computerservice (o.a. systeembouw/-analyse), schoonheidsspecialiste, kapsalon, traiteur, muziekinstrumentenmaker, zadelmaker, nagelstudio, tv/radio reparateur, reisorganisatie (kleinschalig), koeriersdienst, prothesemaker, reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio's TV's/horloges etc.) en glazenwasser;

1.27 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gevelwandkaart:

de als Bijlage 1 bij de regels opgenomen gevelwandkaart;

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw, dat gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.33 horecabedrijf:

beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte die blijkens zijn indeling en inrichting geschikt is voor snackbar, bar-dancing, café-restaurant en/of hotel, bistro en naar de aard daarmee gelijk te stellen inrichtingen. In deze regels zijn de hierna genoemde categorieën van horecabedrijven onderscheiden:

horeca-categorie 1:

  • a. inrichtingen, waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het verschaffen van logies per nacht of voor langere tijd, zoals hotels, pensions en andere daarmee gelijk te stellen horeca-inrichtingen;
  • b. inrichtingen waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het verstrekken van in eigen onderneming bereide en in hoofdzaak complete maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals restaurants, bistro's, grill-rooms en andere daarmee gelijk te stellen inrichtingen;
  • c. inrichtingen, waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het snel serveren en/of verstrekken van al dan niet in eigen onderneming bereide kleine maaltijden of kleine etenswaren en waar uitsluitend of in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals snackbars, cafetaria's, frituren, broodjeszaken, automatieken, shoarmazaken, lunchrooms, tearooms, croissanterieën, koffiehuizen, theehuizen, espressobars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen inrichtingen, die zich qua exploitaties richten op winkelactiviteiten en geen druk op het woon- en leefklimaat veroorzaken;

horeca-categorie 2:

  • a. inrichtingen waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het snel serveren en/of verstrekken van al dan niet in eigen onderneming bereide kleine maaltijden of kleine etenswaren en waar uitsluitend of in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt, zoals snackbars, cafetaria's, fritures, broodjeszaken, automatieken, shoarmazaken, lunchrooms, tearooms, croissanterieën, koffiehuizen, theehuizen, espressobars, ijssalons en daarmee gelijk te stellen inrichtingen, die zich qua exploitatie richten op de reguliere horeca en druk op het woon- en leefklimaat kunnen veroorzaken;
  • b. inrichtingen, waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse, zonder amusementsprogramma, zoals cafés, bars, bodega's en andere daarmee gelijk te stellen inrichtingen;

horeca-categorie 3:

  • a. inrichtingen, waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse, met amusementsprogramma, zoals discotheken, bardancings, cafés met dansgelegenheid, nachtclubs en andere daarmee gelijk te stellen inrichtingen;
1.34 kantoor:

een bedrijf voor het verrichten van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

1.35 kappenkaart:

de als Bijlage 2 bij de regels opgenomen kappenkaart;

1.36 kelder:

een geheel of nagenoeg geheel beneden peil gelegen ruimte onder een gebouw;

1.37 maatschappelijke voorzieningen

sociale, culturele, educatieve, medische, onderwijs-, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, overheidsvoorzieningen en kinderopvang, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.38 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.39 ondersteunende horeca

een horeca-activiteit die qua ligging functioneel gerelateerd en ondersteunend is aan en qua openingstijden vergelijkbaar is met de betreffende detailhandelsvestiging en bestaat uit het tegen betaling verstrekken van ter plaatse bereide (kleine) etenswaren en/of dranken;

1.40 overkapping:

een dak op 'poten' zoals een carport dat minimaal aan drie zijden niet van wanden is voorzien, dan wel ten minste aan 1 zijde geheel én ten minste aan 1 zijde gedeeltelijk open is indien aangebouwd of onderdeel van het dakvlak van een hoofdgebouw of een bijgebouw. Voor zover sprake van een vrijstaande overkapping, is het betreffende bouwwerk uitgevoerd met maximaal 1 wand of een gedeelte daarvan;

1.41 peil:
  • 1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw:
  • 3. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst en waar het omliggende terrein ter plaatse meer dan 0,50 m verschilt van de hoogte van de weg: de hoogte van de weg;
  • 4. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het terrein ter plaatse bij de voltooiing van de bouw;
1.42 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.43 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar aard en omvang vergelijkbaar activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop;
  • c. een seksautomatenhal;
  • d. een sekstheater, seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.44 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;

1.45 voorgevelrooilijn:

een naar de weg of het openbaar gebied gekeerde bouwgrens; bij percelen op de hoek van straten/paden geldt dat langs beide straten/paden een voorgevelrooilijn is gelegen;

1.46 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouding.