Plan: | Noorderhaven |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0301.bp0201Noorderhaven-vs01 |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:
na gebruikmaking van deze bevoegdheid het bepaalde in artikel 4 van deze regels van toepassing zal zijn op de gronden die bij de wijziging de bestemming Groen hebben verkregen.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van de spoorweg.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van de weg.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - 30km' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidsbelasting van de weg.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 21.4.3 onder b van de regels ten behoeve van de verplichting woningen te voorzien van tenminste één geluidsluwe gevel, mits:
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - spoor' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een spoorverbinding.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikelen 3 tot en met 11 mogen geen maatschappelijke functies als scholen, woonzorgcentra, kinderdagverblijven en ziekenhuizen worden gebouwd. Het betreft functies die meebrengen dat niet-zelfredzame personen zich in de gebouwen ophouden.
Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - spoor' is het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van scholen, woonzorgcentra, kinderdagverblijven en ziekenhuizen, voor zover die mee brengen dat niet-zelfredzame personen zich in de gebouwen en op de gronden ophouden, niet toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - dijk” zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud en het beheer van de op de aangrenzende gronden gelegen waterkering, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, ter bescherming en uitbreiding van de waterkerende functie van de waterkerende dijk.
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag in of op deze gronden geen bebouwing worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande bebouwing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.6.2 voor het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits hierover vooraf advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkerende dijk en hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de vrijwaringszone.
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een spoorverbinding.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikelen 3 tot en met 11 mogen ter plaatse van deze aanduiding geen gebouwen met een verblijfsfunctie waaronder woningen, kantoren, bedrijfsgebouwen, maatschappelijke voorzieningen functies worden gebouwd.
De gronden ter plaatse van de aanduiding overig: langzaamverkeerroute zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor hoofdroutes voor het fietsverkeer met een rijbaanbreedte van minimaal 1,50 m per rijrichting.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 1' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een adequaat grondgebruik ten behoeve van een bodemenergiesysteem voor energievoorziening middels 'koude-/warmteopslag' in de bodem, waarbij binnen de zone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 1' bij uitsluiting warmteputten mogen worden gerealiseerd.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 2' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een adequaat grondgebruik ten behoeve van een bodemenergiesysteem voor energievoorziening middels 'koude-/warmteopslag' in de bodem, waarbij binnen de zone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 2' bij uitsluiting koudeputten mogen worden gerealiseerd.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 3' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een adequaat grondgebruik ten behoeve van een bodemenergiesysteem voor energievoorziening middels 'warmte-/koudeopslag' in de bodem, waarbij binnen de zone ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 3' in verband met interferentie tussen warmte en koudestroken het niet is toegestaan warmteputten en/of koudeputten te realiseren.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied 4' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van een adequaat grondgebruik ten behoeve van een bodemenergiesysteem voor energievoorziening middels 'warmte-/koudeopslag' in de bodem.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - hinderzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van binnen en buiten het plangebied gelegen bedrijven.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen artikelen 3 tot en met 11 mogen geen woningen of andere hindergevoelige objecten worden gebouwd.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 21.13.2 indien genoegzaam is aangetoond dat feitelijk en op grond van de juridisch vergunde situatie de belemmerende contour is opgeheven en het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van binnen of buiten het plangebied gelegen bedrijven daadwerkelijk is geëindigd, dan wel dat wordt aangetoond dat de milieuruimte van binnen en buiten het plangebied gelegen bedrijven zodanig is aangepast dat daarmee ter plaatse van de gebieden met de aanduiding “milieuzone” een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overig - veld 1' tot en met 'overig - veld 21B' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de plaatsbepaling van de ligging van deze gronden, ten behoeve de regels van dit plan.