direct naar inhoud van Artikel 5 Verkeer
Plan: Noorderhaven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp0201Noorderhaven-vs01

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, waarbij het aantal rijstroken voor wegverkeer binnen het wegprofiel niet meer dan twee mag bedragen daaronder niet begrepen: bus-, afslag- en opstelstroken. Als uitzondering op vorenstaande zijn ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximaal aantal rijstroken', maximaal drie rijstroken toegelaten daaronder niet begrepen: bus-, afslag- en opstelstroken;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - primaire groenstructuur' dienen de gronden te worden ingericht overeenkomstig de op de verbeelding opgenomen laanprofielen die gelden voor een primaire groenstructuur;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - secundaire groenstructuur' dienen de gronden te worden ingericht overeenkomstig de op de verbeelding opgenomen laanprofielen die gelden voor een secundaire groenstructuur;
  • d. wandel- en fietspaden;
  • e. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • f. geluidsafschermende voorzieningen;
  • g. keerwand in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de aangrenzende spoorlijn;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een geluidsafschermende voorziening maximaal 1,5 meter mag bedragen en dat de bouwhoogte van de onder lid 5.1 onder g bedoelde keerwand niet meer dan 0,5 meter mag bedragen.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden binnen de bestemming ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - primaire groenstructuur' en 'specifieke vorm van groen - secundaire groenstructuur', zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen, verwijderen of wijzigen van oppervlakteverhardingen van gronden;
    • 2. het aanbrengen van straatmeubilair;
    • 3. het kappen van bomen
  • b. Het verbod, als bedoeld in 5.3 lid a, is niet van toepassing indien de werken of werkzaamheden:
    • 1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    • 3. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting van de betreffende groenstructuur plaatsvindt in die zin dat door de werken of de werkzaamheden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en ruimtelijke kwaliteit van de groenstructuur negatief wordt beïnvloed;
    • 2. advies is ingewonnen bij de groenadviseur van de gemeente Zutphen.”
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd om de bestemming Verkeer zodanig te wijzigen dat meer dan twee rijstroken kunnen worden toegelaten mits:

  • a. aangetoond wordt dat de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeerslawaai op geluidsgevoelige gebouwen de voorkeursgrenswaarde, dan wel een verkregen hogere grenswaarde, niet overschrijdt;
  • b. aangetoond wordt dat voldaan kan worden aan de wettelijke eisen met betrekking tot de luchtkwaliteit;
  • c. de behoefte van een wegverbreding voldoende is aangetoond;
  • d. met de verbreding goede verkeersafwikkeling wordt gegarandeerd;
  • e. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet op bezwaren stuit;
  • f. de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad.