Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0299.BPW01JULPOST5TM19-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.2 Plan:
het wijzigingsplan Julie Postelstraat 5 t/m 19 van de Gemeente Zevenaar.
1.3 Verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijk informatie met nummer NL.IMRO.0299.BPW01JULPOST5TM19-VA01.
1.4 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde detailhandel, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.
1.5 Aanbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.
1.6 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.7 Bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.
1.8 Bedrijfsactiviteit aan huis:
een bedrijfsactiviteit:
- die naar de aard anders is dan een aan huis gebonden beroep;
- die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kan worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
- die geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.
1.9 Bestaande afstand:
de afstand zoals die is of rechtens mag zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.10 Bestemmingsgrens:
een op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn, die de grens vormt tussen bestemmingsvlakken.
1.11 Bestemmingsvlak:
Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 Bijgebouw:
een op zichzelf staand, als dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat niet voor bewoning is bestemd.
1.13 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.14 Bouwgrens:
een op de verbeelding als zodanig aangegeven al of niet gedeeltelijk met een bestemmingsgrens samenvallende lijn, die de omgrenzing vormt van bouwperceel of bouwvlak.
1.15 Bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen, die op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggen - hoogteverschil per vloer of balklaag maximaal 1,5 m - zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouwen en kappen; daarbij zijn de bovenkanten van de afgewerkte vloeren bepalend voor de hoogteligging.
1.16 Bouwvlak:
een op de verbeelding aangegeven, door bouwgrenzen omsloten oppervlakte van gronden op en in welke gebouwen zijn toegestaan.
1.17 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 Brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.
1.19 Carport:
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden.
1.20 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.21 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.22 Hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen, als belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
1.23 Onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
1.24 Peil:
- voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van het gebouw.
1.25 Seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, escortbedrijf, sekswinkel, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.26 Uitbouw:
een al of niet als bewoning bestemd gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.27 Verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf peil.
1.28 Voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.29 Voorgevelrooilijn:
de lijn die, op peil, door het buitenwerkse vlak van de voorgevel loopt, welke lijn in geval van een bouwgrens waarnaar de voorgevel is gekeerd, wordt verondersteld te liggen ter plaatse van die bouwgrens, danwel de op verbeelding als zodanig aangegeven lijn.
1.30 Weg:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten). Onder weg wordt niet verstaan achterpaden bij woningen waaronder brandgangen.
1.31 Woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Voor toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:
- de goothoogte van een gebouw: vanaf peil tot de bovenkant van de goot, het boeibord, de druiplijn of daarmede gelijk te stellen constructiedeel;
- de hoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- de inhoud van een gebouw: boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidingsmuren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen;
- de oppervlakte van een gebouw: ter hoogte van peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren;
- de dakhelling: langs het gevelvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als liftschachten, liftkokers, plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, overkappingen voor deuren (droogstanden) balkons en overstekende daken buitenbeschouwing gelaten mits de overschrijding van de bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen.
3.1.1 Stedenbouwkundige inrichtingseis
Bij uitvoering van de in
artikel 3.1 vermelde doeleinden geldt in het plangebied het volgende:
- in voldoende mate dient te worden voorzien in parkeergelegenheid;
- de hoofdrichting van de bebouwing - indien en voorzover nader op de verbeelding is aangeduid - dient aan te sluiten bij de hoofdrichting van de bestaande bebouwing van het Juvenaat;
- de gebouwen, waarvoor op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een maximale goot- en bouwhoogte is opgenomen, dienen te worden uitgevoerd met een kap waarvan de dakhelling minimaal 30° en maximaal 60° bedraagt.
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in
artikel 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
- woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen, carports, volledig ondergrondse parkeerkelders en
- bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen, pergola's, vlaggen- en andere masten, schotel- en andere antennes speeltoestellen en tuinmeubilair.
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in
artikel 3.2.1 gelden de volgende regels:
binnen woning- en bouwvlakken met op de verbeelding als code:
- W(hv) mogen woningen uitsluitend half-vrijstaand en vrijstaand worden gebouwd;
- woningen in de categorie W(hv) mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak;
- de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangeduide goot- en bouwhoogte;
- binnen een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen in de woningcategorie W(hv) de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen of niet minder dan de bestaande afstand, indien deze minder dan 3 m is;
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports mogen uitsluitend binnen bouwvlakken, op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning worden gebouwd,
- de gezamenlijke oppervlakte van vergunningplichtige aan- en uitbouwen, bijgebouwen, buiten de bouwvlakken, mag bij elke woning in de woningcategorie W(hv) niet meer dan 50 m² bedragen, onverminderd het bepaalde onder j; indien de oppervlakte van de aanwezige rechtens vergunde bouwwerken niet meer bedraagt dan 50 m² dan geldt de reeds aanwezige vergunde oppervlakte;
- de gezamenlijke oppervlakt evan vergunningplichtige aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports mag niet meer dan 50% bedragen van de oppervlakte van de bij die woning behorende gronden buiten de bouwvlakken in de woningcategorie W(hv);
- de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen mag niet meer dan 3,25 m bedragen en de hoogte niet meer dan 5 m. De hoogte van carports bedraagt niet meer dan 3,25 m;
- de diepte van aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan 3 m;
- de hoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports voor zover gelegen op het zijerf van de naar de weg gekeerde zijgevel van een woning mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
- voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- erf- en terreinafscheidingen mogen buiten het bouwvlak worden opgericht tot een hoogte van maximaal 2 m mits gesitueerd minimaal 2,5 m achter de voorgevel van de woning;
- pergola's mogen achter de bouwgrens worden opgericht tot een hoogte van maximaal 3 m;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, achter de bouwgrens mag maximaal 2 m bedragen met dien verstande dat de van een vlaggenmast maximaal 5 m mag bedragen;
- de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.3.1 sub a, niet meer bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 75 m² onder voorwaarde dat wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.1 sub a
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
3.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
artikel 3.1, ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten aan huis, in een woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen, mits:
- de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten binnen een woningen de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep als bedoeld artikel 3.2.2 sub l, niet meer bedraagt dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 75 m²;
- op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
- het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten op eigen terrein plaatsvindt, en
- behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
- de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten
3.3.2 Procedure bij afwijken
Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het afwijken als bedoeld in
artikel 3.3.1 wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat:
- in zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 3:11, lid 1, van die wet, de periode van terinzagelegging ten minste twee weken duurt, en
- zienswijzen uitsluitend schriftelijk naar voren kunnen worden gebracht.
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
5.1 Gebruiksverbod
- Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik geven en/of laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.
- Voor toepassing van het bepaalde in artikel 5.1 sub a wordt als strijdig gebruik aangemerkt:
- het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, behoudens gevallen waarin het gebruik als zodanig uitdrukkelijk is toegestaan.
5.2 Vormen van verboden gebruik
Een verboden gebruik als bedoeld in
artikel 5.1 sub a, is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden:
- als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- als opslag-, stort-, of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
5.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in
artikel 5.1 sub a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
5.4 Procedure bij afwijken
Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het afwijken als bedoeld in
artikel 5.3 wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat:
- in zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 3:11, lid 1, van die wet, de periode van terinzagelegging ten minste twee weken duurt, en
- zienswijzen uitsluitend schriftelijk naar voren kunnen worden gebracht.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
6.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van deze regels:
- ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, tot een hoogte van 3 m en een oppervlakte van 30 m² mag bedragen;
- indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bouwgrenzen, grenzen van bouwvlakken en scheidingslijnen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- ten behoeve van het bouwen van reclameborden:
- tot een hoogte van 3,5 m, en
- met reclamevlakken met een oppervlakte van ten hoogste 8 m² bij eenzijdige en 16 m² bij tweezijdige uitvoering, mits door hun aard en visuele aspecten geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende landschapsontsiering, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
- om de goothoogte en hoogte met maximaal 10% te verhogen.
6.2 Procedure bij afwijken
Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het afwijken als bedoeld in
artikel 6.1, onder a, voor zover het daarbij betreft het bouwen van gebouwen en onder b, c, d, e en f wordt de procedure gevolgd, die is vervat in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat:
- in zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 3:11, lid 1, van die wet, de periode van terinzagelegging ten minste twee weken duurt, en
- zienswijzen uitsluitend schriftelijk naar voren kunnen worden gebracht.
4 Overgangs- en slotregels
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het wijzigingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheerverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het wijzigingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Julie Postelstraat 5 t/m 19'.
Behoort bij het besluit van de raad van de Gemeente Zevenaar van .............