direct naar inhoud van 3.1 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: kernen Lathum, Angerlo en Giesbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.BP99KERNENLAG-VA01

3.1 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologische waarden

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient onmiddellijk te gebeuren.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Is de verwachting dat er archeologisch waardevolle zaken aanwezig kunnen zijn, dan is vooronderzoek nodig. Het archeologiebeleid van de gemeente Zevenaar is doorvertaald in het bestemmingsplan "Archeologie". Dit bestemmingsplan is een parapluplan waarmee het gemeentelijke archeologiebeleid wordt doorvertaald in alle bestemmingsplannen van de gemeente Zevenaar. Zodra dit plan in werking is getreden, wordt aan alle bestemmingen een extra bestemming toegevoegd: de archeologische waarde.

Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt een omgevingsvergunningenstelsel waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een aanlegvergunning nodig is of niet. Ook wordt degene die een ingreep in de bodem verricht, verplicht om bij elke mogelijke vondst van archeologische waarde dit te melden bij de minister.

Uit de onderstaande afbeelding blijkt dat de kernen Lathum, Angerlo en Giesbeek zijn aangeduid als gebieden met een hoge archeologische verwachting (oranje kleur). Voor bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm is een omgevingsvergunning nodig, alsmede een inventariserend archeologisch onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP99KERNENLAG-VA01_0002.jpg"

Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die het verstoren van de ondergrond mogelijk maken en/of de monumentale bebouwing. Om die reden is archeologisch onderzoek achterwege gebleven.

De regeling zoals deze in het bestemmingsplan Archeologie is opgenomen is overgenomen in dit bestemmingsplan.

Molen De Hoop in Giesbeek

In de kern Giesbeek bevindt zich de windkorenmolen De Hoop aan de Meentsestraat 3. Het is een ronde stenen stellingmolen. De molen is in 1888 als beltmolen gebouwd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd De Hoop zwaar beschadigd. Pas in 1956 is de molen hersteld, waarbij onderdelen uit de molen De Dankbaarheid te Kreijel zijn gebruikt. In 1964 werd het gehele binnenwerk uitgebroken en werd de belt afgegraven. In 1979 kocht de voormalige gemeente Angerlo de molen om hem in 1981 te herstellen. Hierbij werd de voormalige beltmolen definitief een stellingmolen. Een deel van de stelling wordt gevormd door het dak van de naast de molen gebouwde supermarkt.

Een maalvaardige molen en een enthousiaste molenaar alleen zijn niet voldoende om een molen te laten functioneren. Het werktuig stelt ook eisen aan zijn omgeving: er moet wind zijn om de wieken in beweging te kunnen zetten. In 1973 werd om dit omgevingselement aan te duiden het begrip "molenbiotoop" geïntroduceerd.

De molenbiotoop heeft betrekking op de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig én als monument. De biotoop kent een straal van 400 meter. Naast windvang dient dan ook te worden gelet op de belevingswaarde van de molen. Gebouwen en bomen kunnen de molenbiotoop aantasten. De Gelderse Molenverordening en de Uitvoeringsregeling Gelderse molenverordening zijn specifiek geschreven om de molens te beschermen tegen ongewenste ontwikkelingen in de molenbiotoop.

De biotoopformule is een eenvoudige manier om de maximaal aanvaardbare hoogte van obstakels rond een molen te berekenen, dusdanig dat de molen hier geen onoverkomelijke hinder van ondervindt. Bij de afweging tot welke hoogte er gebouwd kan worden, mag daarbij rekening gehouden worden met de al aanwezige tussenliggende bebouwing. De biotoopformule wordt dus vooral toegepast om te kunnen bepalen of een obstakel op een bepaalde afstand van de molen al dan niet "te hoog" is. De eerste 100 meter dient vrij te zijn van obstakels.

Deze biotoopformule luidt als volgt:

  • Hx=X/n+cxz of X=n(HX-cxz)

Waarin:

  • H = hoogte obstakel
  • X = afstand obstakel tot molen
  • n = 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied, 50 voor gesloten gebied
  • c = constante = 0,2
  • z = askophoogte (helft van lengte vlucht + de eventuele hoogte van de stelling)

Wanneer de omgeving van de beschouwde molen voldoet aan de eisen uit de formule is er sprake van een toelaatbare situatie. Zoals aangegeven gelden binnen de zone van de molenbiotoop andere beperkende maatregelen ten aanzien van de hoogte van de bebouwing en beplanting.

Om de berekening te kunnen maken is gebruikgemaakt van de volgende basisgegevens voor molen De Hoop:

  • stellinghoogte = 3,20 meter
  • vlucht = 20,50 meter
  • z = (½ x 20,50) + 3,20 = 13,45 meter
  • n = 50

Aan de hand van de biotoopformule is de biotoop van Molen De Hoop bepaald. De hoogte van de woningen zou binnen 100 meter van de woning in ieder geval niet meer mogen bedragen dan 3,20meter (stellinghoogte). Op 100 meter afstand bedraagt de maximaal toegestane hoogte 4,69 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP99KERNENLAG-VA01_0003.png"