Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels:
indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen, grenzen van woningvlakken en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2 m bedragen;
ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 15 m vanaf peil.
8.2 voorwaarden voor afwijking
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 1 kan slechts worden verleend, mits:
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.