Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan “ Zaltbommel, De Waluwe Parkeiland ” met identificatienummer NL.IMRO.0297.ZBMBP20120021-VS01 van de gemeente Zaltbommel.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
Een op de kaart aangegeven vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan huis verbonden bedrijfssctiviteiten
Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend.
1.6 aan huis verbonden beroep
Het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning.
1.7 achtergrens bouwvlak
Een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde grens van het bouwvlak.
1.8 afhankelijke woonruimte
Bijmassa bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.11 bedrijfswoning / dienstwoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.12 begane grond
De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.
1.13 bestaand
- Bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende bouwvergunning.
- bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan.
1.14 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.17 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.18 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.21 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.25 bouwwijze
Aaneengebouwd of appartementengebouw waarbij:
- onder "vrijstaand" wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdmassa;
- onder "half-vrijstaand" wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdmassa is begrensd;
- onder “geschakeld” wordt verstaan dat de hoofdmassa van een woning aan beide zijden doorscheidsmuren van naastgelegen bijmassa’s is begrensd;
- onder "aaneengebouwd" wordt verstaan dat de hoofdmassa deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdmassa’s, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdmassa’s zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdmassa’s die de aldus gevormde rij beëindigen;
- onder “gestapeld” wordt verstaan een gebouw dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.26 dak
Een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.27 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 dienstverlening
Dienstverlening met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoen-reparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige activiteiten.
1.29 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 hoofdgebouw
Een of meer panden, of gedeelte daarvan die noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.31 horecabedrijf
De horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:
- categorie 1: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, discotheken, nachtclubs en coffeeshops;
- categorie 2: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak logies en/of maaltijden worden aangeboden en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, hotels, pensions;
- categorie 3: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar mogelijk kleinere etenswaren worden verstrekt, zoals broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafés.
1.32 kantoor
Een gebouw, dat dient voor het verlenen van diensten met een administratief karakter en/of
het verrichten van handelingen met een overwegend administratief karakter door bedrijven en (semi)overheidsinstellingen, al dan niet met een publieksgerichte baliefunctie.
1.33 kap
Een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 20° en ten hoogste 75°.
1.34 maatschappelijke voorziening
Culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.35 mantelzorg
Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.36 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.37 overkapping
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met maximaal één gesloten wand.
1.38 plat dak
Een dak met een dakhelling van minder dan 20°.
1.39 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.40 seksinrichting
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch en/of pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.41 voorgevel
De naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.
1.42 voorgevellijn
De lijn die gelijk loopt aan de voorgevel(s) van de hoofdmassa en het verlengde daarvan.
1.43 wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.
1.44 woning
Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.45 zorgwoning
Woning waarbij aan de bewoners professionele zorg wordt verleend. Het gaat om een concentratie van zorgcliënten in specifieke woonvormen waarin die cliënten zijn gehuisvest in verband met de professionele zorg die hen daar kan worden verleend. Hieronder wordt niet verstaan wonen met niet-professionele zorgverlening zoals mantelzorg.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de bouwperceelgrens
Tussen de grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 diepte van een aangebouwde bijmassa
De diepte van een aangebouwde bijmassa wordt loodrecht gemeten vanaf de geven van de hoofdmassa, waaraan de bijmassa wordt gebouwd.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw.
2.7 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, liftkokers, trappenhuizen, galerijen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.8 peil
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
3.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- beplantingen;
- wegen, voet- en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- sport- en spelvoorzieningen;
- beeldende kunstwerken;
- nutsvoorzieningen;
- horeca in categorie 3;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- taluds en natuurvriendelijke oevers;
- voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatwerken, ten behoeve van de waterafvoer en waterberging,
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.
3.2.2 Bebouwingseisen gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
Gebouwen zijn, behalve het bepaalde in lid 3.2.4, uitsluitend toegestaan ten behoeve van:
- horeca in categorie 3 met een oppervlakte van maximaal 200 m2, een goot- en bouwhoogte van maximaal 4 m respectievelijk 6 m.;
- sport, uitsluitend in de periode 1 november tot en met 31 maart met een oppervlakte van maximaal 60 m2 en een bouwhoogte van maximaal 4 m.
3.2.3 Overige bouwwerken
Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:
- de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.;
- de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.2.4 Kleine bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van kleine bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
- het oppervlakte van een gebouw voor nutsvoorzieningen mag maximaal 30 m2 bedragen;
- de hoogte van de bouwwerken mag maximaal 3 m1 bedragen.
4.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waarbij de oppervlakte, gerekend op de waterlijn bij zomerpeil minimaal 1,8 ha moet bedragen;
- taluds en natuurvriendelijke oevers;
- voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatwerken, ten behoeve van de waterafvoer en waterberging;
- beplantingen;
- wegen, voet- en fietspaden, bruggen;
- beeldende kunstwerken
- nutsvoorzieningen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.
4.2.2 Bebouwingseisen gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
Er zijn geen gebouwen toegestaan.
4.2.3 Overige bouwwerken
Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Woongebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- de uitoefening van een aan huis verbonden beroep met een maximum van 30 m2 per woning, mits de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd;
- verkeers- en verblijfsgebied in de vorm van ontsluitingswegen, toegangswegen, voet- en fietspaden en pleinen, waarbij de hoofdontsluiting wordt gesitueerd binnen een afstand van maximaal 30 meter uit de as van de op de verbeelding aangeduide ‘specifieke vorm van verkeer - hoofdontsluiting’;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- speel- en wandelgelegenheid;
- waterpartijen en watergangen, inclusief waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken zoals bruggen;
- sport- en speelvoorzieningen;
- beeldende kunstwerken;
- nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
- uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van hoofdmassa met bijbehorende bijmassa, alsmede overige bouwwerken.
- het bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt maximaal 50%.
5.2.2 Hoofdgebouw
- voor het bepalen van de voorgevelrooilijnen geldt dat deze dienen te worden georiënteerd op de aansluitende wegen of voetpaden;
- de afstand van de achtergevelrooilijn tot de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 12 m1;
- er mogen vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en aaneengebouwde woningen worden gebouwd (bouwwijze). Gestapelde woningen zijn niet toegestaan;
- bij vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en aaneengebouwde woningen die zijn afgedekt met:
- een kap, bedraagt de goothoogte maximaal 6 m1 en de bouwhoogte maximaal 12 m1, en met dien verstande dat maximaal drie bouwlagen zijn toegestaan;
- een plat dak of een andere dakvorm, bedraagt de bouwhoogte maximaal 9,5 m1 voor maximaal 70% van het oppervlak van de woning en maximaal 6 m1 voor het overige deel,
met dien verstande dat de maximale goot- en bouwhoogte mogen worden opgehoogd met de hoogte van de ruimte die in gebruik is ten behoeve van (gedeeltelijk ondergrondse) parkeervoorzieningen, met een maximum van 1,5 m1;
- de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande woningen 2,5 m. Bij geschakelde, halfvrijstaande en aaneengesloten woningen bedraagt de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens aande niet aaneengebouwde zijde 2,5 m.
5.2.3 Maatvoering aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende bepalingen:
- behoudens het bepaalde in sub b. en c. dient de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevelrooilijn minimaal 3 m1 te bedragen;
- vóór de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van minder dan 3 m1 vanaf de voorgevelrooilijn mag per hoofdgebouw één uitbouw, zoals een portaal of een erker worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 6 m2, een maximale diepte van 1,5 m1 en een maximale hoogte van 3 m1;
- in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat indien een hoofdgebouw is gelegen op een hoekperceel en waarvan het verlengde van de zijgevel overgaat in de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw van het naastgelegen perceel een bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd tot in die voorgevelrooilijn. Dit geldt uitsluitend voor het hoekperceel;
- het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 100 m2 per woning bedragen;
- de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m1 dan wel 0,25 m1 boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw bedragen;
- de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m1 bedragen;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 6 m1 bedragen;
- het plaatsen van hekwerken op aangebouwde bijmassa is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras en mits de hoogte van het hekwerk maximaal 1 m1 bedraagt;
- de diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag, te meten van de voorgevelrooilijn, niet meer bedragen dan 15 m1, met dien verstande dat de diepte van het met de zijgevel van het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerk, te meten vanaf de achtergevelrooilijn c.q. het verlengde daarvan, niet meer bedragen dan 4 m1.
5.2.4 Maatvoering overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- op de gronden, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn, mag de hoogte maximaal 2 m1 bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 1 m1 mag bedragen en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 m1 mag bedragen;
- op de gronden, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn, mag de hoogte maximaal 4 m1 bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 m1 mag bedragen alsmede vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 m1 mag bedragen.
5.2.5 Kleine bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van kleine bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
- het oppervlakte van een gebouw voor nutsvoorzieningen mag maximaal 30 m2 bedragen;
- de hoogte van de bouwwerken mag maximaal 3 m1 bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken in verkeers- en verblijfsgebieden, inclusief de groen- en speelvoorzieningen, mag maximaal 4 m1 bedragen, met uitzondering van verlichtingsarmaturen en bewegwijzering, waarvan de hoogte maximaal 8 m1 mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de:
- situering en afmetingen van gebouwen en overige bouwwerken;
- kapvorm van gebouwen ;
- omvang van parkeervoorzieningen op openbaar en eigen terrein;
- functie en inrichting van de openbare ruimte;
Indien zulks noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- in verband met de verkeers-, sociale en brandveiligheid;
- voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de omgeving en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:
- voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft voor (zelfstandige)bewoning;
- van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
- van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- als opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in lid 1, voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de volgende voorwaarden:
- de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
- bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
- (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
- De te gebruiken oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m2 bedragen.
Artikel 6 Leiding - Riool
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Leiding - Riool” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- een ondergrondse riooltransportleiding;
- het beheer en onderhoud van de leiding;
- de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 en 4) mogen op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het toestaan van de functies en bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en), mits:
- ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
- advies is verkregen van de leidingbeheerder.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden op de in lid 6.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in de volgende opsomming vermelde andere werken uit te voeren of te doen uitvoeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en oppervlakteverhardingen;
- het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen
- het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of ander houdgewas.
De vergunning kan worden verleend indien de leiding, alsmede het beheer van de leiding niet onevenredig worden aangetast.
6.4.2 Advies
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
6.4.3 Geen vergunning vereist
Het onder 6.4.1. vervatte verbod geldt niet voor andere werken:
- waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan omgevingsvergunning is verleend;
- die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren;
- die het normale beheer en onderhoud betreffen.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Bestaande afmetingen, afstanden en percentages
8.1.1
In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, minder bedraagt dan de minimale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die maat in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven.
8.1.2
In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan de maximale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die maat in afwijking daarvan maximaal toegestaan.
8.2 Ondergronds bouwen
Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m1 onder peil mag bedragen. Verder gelden de volgende bepalingen:
- Ondergrondse bouwwerken dienen grondwaterneutraal te worden aangelegd;
- Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengrondse bouwwerken zijn toegelaten;
- Het oppervlak van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m2;
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in elk geval verstaan:
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo);
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
- een gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van zodanig gebruik dat uitdrukkelijk bij of krachtens deze regels is toegestaan;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen, met uitzondering van een gebruik voor evenementen, mits het aantal evenementen per locatie in totaal niet meer dan 3 per jaar bedraagt, met een maximum aantal dagen van 15 per evenement.
9.2
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken
van het bepaalde in artikel 9.1, onder g, voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- het gebruik beperkt blijft tot de in hoofdstuk 2 genoemde bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken , met een maximale oppervlakte van 80 m2;
- de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in het plan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits dat uit een oogpunt van architectuur en/of constructie noodzakelijk is.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 12 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- de ruimte tussen bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2
Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
13.1.3
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten vervatten.
13.2.4
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “ Zaltbommel, De Waluwe Parkeiland ”.