direct naar inhoud van 1.6 PlanMER
Plan: Buitengebied, Zaltbommel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.BGBBP20130009-VS02

1.6 PlanMER

Gelet op de verplichtingen van de Wet milieubeheer (Wm) is ook een plan-m.e.r. (Milieueffectrapportage) opgesteld als onderbouwing van het bestemmingsplan. Dit heeft vooral te maken met de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor bestaande (intensieve) veehouderijen. Daarbij is niet uitgesloten dat drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. worden overschreden. Daarom is het opstellen van een planMER verplicht. In het planMER wordt vooral ingegaan op de milieueffecten van de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan.

Het MER heeft tot doel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de vaststelling van het bestemmingsplan om de maatregelen die (uiteindelijk) kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu inzichtelijk te maken. De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de procedure voor het bestemmingsplan.

Ook in het kader van de opgestelde structuurvisie buitengebied, zoals deze op 15 maart 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld, is reeds een planMER opgesteld. Deze is in belangrijke mate “hergebruikt” als planMER voor het bestemmingsplan Buitengebied, Zaltbommel.

Op 11 oktober 2011 heeft de commissie m.e.r. haar toetsingsadvies uitgebracht over het planMER bij de structuurvisie. De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie om het milieubelang volwaardig mee te kunnen nemen in de besluitvorming over de Structuurvisie in het MER aanwezig is. De Commissie geeft enkele aanwijzingen om het MER ook te kunnen gebruiken voor de besluitvorming over het bestemmingsplan Buitengebied, Zaltbommel.

Op basis van deze aanwijzingen is het planMER aangepast en aangevuld. Het op deze wijze aangepaste planMER ten behoeve van het bestemmingsplan buitengebied is als PlanMER bij deze toelichting opgenomen.

Het planMER heeft samen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Tegelijkertijd is de commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie m.e.r.) gevraagd om een toetsingsadvies uit te brengen over het uitgewerkte planMER in relatie tot het Bestemmingsplan Buitengebied. De commissie heeft op 18 april 2013 haar advies uitgebracht (rapportnummer 2765–35). Het advies is als Toetsingsadvies commissie m.e.r. bij deze toelichting opgenomen.

In een afzonderlijke notitie heeft de gemeente een reactie gegeven op de kanttekeningen van de commissie m.e.r. in het toetsingsadvies. Deze notitie in als Reactie op toetsingsadvies bij deze toelichting opgenomen.

Naar aanleiding van het toetsingsadvies is de bijlage over mestvergistingsinstallaties in het planMER aangepast. Tevens is op basis van het toetsingsadvies de toelichting over de toepassing van de juridische regeling voor de bouw van veestallen aangevuld en verduidelijkt. Daarbij is tevens een bijlage aan deze toelichting toegevoegd (zie Emmissieruimte binnen de milieuvergunningen per 1-1-2013), waarin de mogelijkheden voor interne saldering bij de agrarische bedrijven nader is onderbouwd. Verder zijn de criteria voor de wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van solitaire glastuinbouwbedrijven aangevuld en aangescherpt.

De uitkomsten van het planMER hebben op de volgende manier een rol gespeeld bij de inhoud van het bestemmingsplan:

De belangrijkste constatering uit de Passende Beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, die onderdeel uitmaakt van het planMER, was dat in cumulatieve zin negatieve effecten op omliggende Natura2000-gebieden in het alternatief schaalvergroting (= maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan) niet met zekerheid uitgesloten konden worden (met name vanwege mogelijke toename van ammoniakdepositie door uitbreiding en bouw van veestallen), terwijl dit op grond van de Natuurbeschermingswet wel noodzakelijk is.

Bij de individuele behandeling van de bouw van veestallen zal moeten worden voldaan aan de provinciale verordening stikstof en Natura2000, waardoor er geen sprake zal zijn van negatieve effecten. Niettemin moet op grond van jurisprudentie ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan al gegarandeerd zijn dat er geen sprake zal zijn van negatieve effecten.

Om die reden zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen die garanderen dat er geen sprake kan zijn van toename van de ammoniakdepositie in omliggende Natura2000-gebieden.

Ook op andere milieuthema's kan er sprake zijn van negatieve effecten bij schaalvergroting van agrarische bedrijven. Deze ontwikkelingsmogelijkheden zijn vooral aanwezig bij toepassing van wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan. Op basis van de resultaten van dit planMER wordt geadviseerd om bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden een brede omgevingstoets uit te voeren, die negatieve effecten kunnen voorkomen of verzachten.