Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Prins Hendrikstraat 3B - Aalst
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0297.AALBP20210021-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 Plan
het bestemmingsplan ‘Prins Hendrikstraat 3B- Aalst’ met identificatienummer
NL.IMRO.0297.AALBP20210021-VS01 van de gemeente Zaltbommel.
 
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen.
 
1.3 Aan huis verbonden beroepen
het in een woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteld-technisch of
hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de
betreffende woning (zie Bijlage 1 Aan huis gebonden beroepen);
 
1.4 Aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend
door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en
uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende
gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend (zie
Bijlage 1 Aan huis gebonden beroepen);
 
1.5 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden.
 
1.6 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.7 Achtergrens bouwvlak
een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde grens van het bouwvlak;
 
1.8 Archeologische waarde
terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar alle vóór tenminste vijftig jaar
vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun
betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
 
1.9 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.10 Bebouwingspercentage
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden
bebouwd;
 
1.11 Begane grond
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
 
1.12 Bestaand
bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan, of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
verleende bouwvergunning en/of omgevingsvergunning;
gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en ook aanwezig mocht zijn op grond van het
voorafgaande planologische regime.
 
1.13 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.14 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak van gronden met eenzelfde bestemming.
 
1.15 Bevi-activiteit of daarmee vergelijkbare activiteit:
een activiteit, waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is, en
een activiteit, waarvoor een vergunningplicht geldt vanwege een risicovolle activiteit
(bijvoorbeeld de opslag van LNG of LPG voor eigen gebruik);
 
1.16 Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of
ander bouwwerk, met een dak;
 
1.17 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen van een standplaats.
 
1.18 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.19 Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.20 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.21 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de
plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct
of indirect steun vindt in of opde grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 
1.22 Bouwvlak:
de geometrisch bepaalde planobjecten die als zodanig zijn genoemd in de regels;
Bestemmingsplan- Aalst, Prins Hendrikstraat 3b
 
1.23 Bouwwijze:
de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, halfvrijstaand of
aaneengebouwd, waarbij:
  • onder “vrijstaand” wordt verstaan dat de hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder “halfvrijstaand” wordt verstaan dat de hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  • onder “aaneengebouwd” wordt verstaan dat de hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • onder "gestapeld" wordt verstaan dat het hoofdgebouw uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
  • onder patiowoning wordt verstaan: een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.
1.24 Dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;
 
1.25 Carport
een overdekte stallingsruimte voor personenauto's, die geen eigen wanden of deuren
heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen
van het dak.
 
1.26 Dakterras:
buitenruimte gelegen boven de goothoogte of boeiboordhoogte van een (deel van een)
gebouw,
 
1.27 Dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via
een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.28 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.29 Hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het
perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.30 Huishouden
een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding
voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de
samenstelling;
 
1.31 Kap
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee
schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 20° en ten hoogste 75°;
 
1.32 Ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw,
zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of
antenne, een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij, schoorsteen en een
bloemenvenster, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een
gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).
 
1.33 Overige bouwwerken
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.34 Overkapping
bouwwerken, geen gebouwen zijnde met maximaal één gesloten wand;
 
1.35 Plat dak:
een dak met een dakhelling van minder dan 20°;
 
1.36 Prostitue(e)
degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een
ander tegen vergoeding;
 
1.37 Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding;
 
1.38 Raamprostiutie:
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e)
die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich
vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte
plaatsvinden;
 
1.39 Seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische
aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een
(raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een
parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.40 Tuin:
het gebied binnen de bestemming wonen voorzover niet gelegen binnen het bouwvlak en
de aanduiding bijgebouwen;
 
1.41 Veiligheidsvoorzieningen:
voorzieningen en /of installaties ten behoeve van het bestrijden van calamiteiten, zoals:
blusleidingen, opstelplaatsen voor de brandweer, vluchtroutes in en rondom gebouwen,
bepompbaar oppervlaktewater, brandkranen e.d.;
 
1.42 Verbeelding
de geometrische planobjecten als vervat in de digitale dan wel analoge verbeelding met
het identificatienummer NL.IMRO.0297.AALBP20210021-VS01;
 
1.43 Verdiepingen:
de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;
 
1.44 Voorgevel:
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een
hoofdgebouw;
 
1.45 Voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde
daarvan;
 
1.46 Waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer,
waterberging, hemelwaterinfiltratie, en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan
duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.;
 
1.47 Wonen
het huisvesten van een huishouden in een woning/wooneenheid;
 
1.48 Woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting
van één huishouden;
 
1.49 Wooneenheid:
een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de
huisvesting van één huishouden.
 
1.50 Woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
 
Toelichting
 
De dakhelling
de helling van het (deel van) het dak en het horizontale vlak;
 
De goothoogte van een bouwwerk
de hoogte in meters van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of
daarmee gelijk te stellen constructiedeel, gemeten vanaf peil;
 
De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer en de buitenzijden (van gevels, (en/of
het hart van de scheidsmuren) daken en dakkapellen);
 
De bouwhoogte van een bouwwerk
de hoogte in meters van het hoogste punt van een bouwwerk, gemeten vanaf peil, met
dien verstande, dat bij de meting van de bebouwingshoogte van een gebouw
schoorstenen, lichtkoepels balkonhekken en dergelijke aan een gebouw ondergeschikte
bouwdelen buiten toepassing blijven;
 
De oppervlakte van een bouwwerk
de oppervlakte van een bouwwerk door middel van loodrechte projectie van het dakvlak;
indien en voorzover het overstek kleiner is dan 0,5 m, gelden, in afwijking van het
voorgaande, de buitenkant van de muren als bebouwde oppervlakte;
 
Peil
  1. voor dijkwoningen, de kruin van de dijk;
  2. voor overige gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weggrenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, groenvoorziening, parkeervoorzieningen, paden e.d.;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Nadere detaillering van de functieomschrijving
 
3.2.1 Aan huis verbonden beroepen
Gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van
de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:
  1. de woonfunctie als overwegende functie gehandhaafd blijft;
  2. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis niet meer bedraagt dan 30 m².
3.2.2 Aan huis verbonden bedrijf
Het gebruik van een deel van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk ten behoeve
van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien de
omgevingsvergunning als bedoeld in 3.6.1 is verleend.
 
3.3 Bouwregels
 
3.3.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming,
zoals woningen in de vorm van hoofdgebouwen met bijbehorende bouwwerken, alsmede
overige bouwwerken.
 
3.3.2 Hoofdgebouw
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. per bouwvlak mag één woning worden opgericht;
  3. de voorgevel van een hoofdgebouw mag uitsluitend in de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens worden opgericht;
  4. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  5. de afstand van de vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3m aan beide zijden.
3.3.3 Bouwwijze
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn vrijstaande of door middel van
bijbehorende bouwwerken geschakelde woningen toegestaan.
 
3.3.4 Maatvoering aangebouwde bijbehorend bouwwerk
Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of 'bijgebouwen';
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter dan wel maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. het plaatsen van hekwerken op een bijbehorend bouwwerk is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk dient als een afscheiding voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1 m.
3.3.5 Bouwen voor de voorgevel
  1. In afwijking van het bepaalde in 3.3.4 onder a is een aangebouwd bijbehorend bouwwerk
  2. buiten de aanduiding 'bouwvlak' en/of 'bijgebouwen' toegestaan, mits:
  3. het bijbehorende bouwwerk een diepte heeft die niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  4. het bijbehorende bouwwerk een breedte heeft die niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  5. het bijbehorende bouwwerk een hoogte heeft die niet meer mag bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  6. het bijbehorende bouwwerk aan de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd.
3.3.6 Maatvoering vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. de afstand van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot enig ander gebouw op het bouwperceel, bedraagt minimaal 1 m te bedragen.
3.3.7 Bebouwde oppervlakte
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen met niet meer dan 50%
worden bebouwd met een maximum van 100 m².
 
3.3.8 Bouwen onder peil
Het bouwen onder peil (kelder) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding
'bouwvlak'.
 
3.3.9 Maatvoering overige bouwwerken
Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag buiten de aanduiding 'bouwvlak' en/of 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
  3. in afwijking van het gestelde onder a en b zijn vlaggenmasten toegestaan met een bouwhoogte die niet meer mag bedragen dan 8 m.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
3.4.1 Omgevingsvergunning goot- en/of bouwhoogte
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in 3.3.4 onder b en c,
teneinde de goot- en/of bouwhoogte te verhogen, mits wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
  1. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw aangeduide goot- en bouwhoogte;
  2. indien de goot- en bouwhoogte gelijk zijn aan die van het hoofdgebouw dan mag het bijbehorende bouwwerk in afwijking van 3.3.4 onder a in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 m.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het
gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
  1. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  2. het gebruik van de in deze bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.6.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in 3.5.1 onder a,
teneinde binnen een woning en/of bijbehorend bouwwerk de uitoefening van een aan
huis verbonden bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  2. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot een onevenredige parkeerdruk;
  4. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  5. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m² bedragen.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Omgevingsvergunning bouwen
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, moet - alvorens een
omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend - voor deze gronden voor
bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m² door de aanvrager een rapport
worden overlegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien de werkzaamheden die
samenhangen met het bouwen niet dieper dan 30 cm beneden het maaiveld
plaatsvinden.
 
4.2.2 Voorwaarden
Indien uit het in 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden
verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende
voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.3 Weigeren
Indien uit het in 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden
verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 4.2.2 genoemde voorwaarden
(in, naar het oordeel van het bevoegd gezag, voldoende mate) veilig te stellen, dan
wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
 
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
 
4.3.1 omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester
en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren:
  1. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  8. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm;
  9. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 cm
  10. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt.
4.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
4.3.3 Archeologisch onderzoek
De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport
heeft overgelegd, waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.3.4 Voorwaarden
Voor zover de in 4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of
indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring
van de archeologische waarden van de gronden, kunnen één of meerdere van de
volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3.5 Verlening
De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden
kan slechts worden verleend, indien de archeologische waarden door de in 4.1 genoemde
werken en werkzaamheden zullen worden verstoord, zonder dat het mogelijk is om deze
door de in 4.3.4 genoemde voorwaarden (in, naar het oordeel van het bevoegd gezag,
voldoende mate) veilig te stellen.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Ondergeschikte bouwdelen
 
6.1.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en
kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, installaties, balkons en overstekende daken
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen
niet meer dan 1,0 m bedraagt.
 
6.1.2 Overschrijding bouwhoogte
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen is overschrijding van de
bouwhoogte toegestaan door ondergeschikte bouwdelen, als gevelversieringen,
ventilatiekanalen, installaties, regenpijpen, liftkokers e.d., mits de overschrijding van de
maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 1,0 m bedraagt.
 
6.1.3 Nul op de meter
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden bouwdelen ten
behoeve van de isolatie van gebouwen, zoals genoemd in de bijlage bij de regels
(stroomversnelling Nederland), buiten beschouwing gelaten.
 
6.2 Afwijkingenregeling
 
In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en overige bouwwerken
gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, het volgende:
  1. indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en overige bouwwerken de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
 
7.1 Vrijwaringszone - dijk 1
  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  2. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd;
  3. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, mits het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
7.2 Vrijwaringszone - dijk 2
 
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast
de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone
van de primaire waterkering.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan, voorzover niet reeds op grond van een andere bepaling van
deze beheersverordening vergunning voor het afwijken kan worden verleend, door
middel van het verlenen van een vergunning, afwijken van de in deze
beheersverordening voorgeschreven maatvoering, afmetingen, en percentages tot niet
meer dan 10% van die maatvoering, afmetingen en percentages, mits hierdoor geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat.
Artikel 9 Overige regels
 
9.1 Parkeren
 
Er moet voorzien zijn in voldoende parkeergelegenheid. Bij de beoordeling of sprake is van
voldoende parkeergelegenheid wordt de gemeentelijke parkeernota gehanteerd en
aanvullend, voor zowel maatvoering als normering, de meest actuele versie van het ASVV
van CROW. Als er geen gemeentelijke parkeernota is vastgesteld, vindt de beoordeling in
zijn geheel plaats op basis van de meest actuele versie van de ASVV van CROW.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het beheersverordening
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2 Afwijken
 
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.1
voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met
maximaal 10 %.
 
10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
 
Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
10.4 Overgangsrecht gebruik
 
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
10.5 Strijdig gebruik
 
Het is verboden het met het beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
10.6 Verboden gebruik
 
Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
 
Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan.
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Aalst, Prins
Hendrikstraat 3B’.