direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Westervoort Noord 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01

Toelichting

Gegevens over het plan:  
Plannaam:   Westervoort Noord 2015  
Identificatienummer:   NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01  
Status:   VA01  
Datum:   1 februari 2016  
   
   
Gegevens projectbetrokkenen:  
Betrokken gemeente:   Westervoort  
Behandelend ambtenaar:   Hans Eikens / Tim Nijs  
Projectleider SAB:   Mariël Gerritsen  
Projectnummer SAB:   140446  
   
Gegevens SAB:    
Correspondentieadres   Postbus 479
6800 AL Arnhem  
Bezoekadres vestiging Arnhem   Frombergdwarsstraat 54
6814 DZ Arnhem  
Telefoon   026 - 357 69 11  
e-mail algemeen:   info@sab.nl  
   
www.sab.nl   afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01_0001.jpg"  

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Westervoort heeft het voornemen om het bestemmingsplan 'Westervoort Noord' te actualiseren. Dit bestemmingsplan is op 10 december 2007 vastgesteld. Na de vaststelling is in het plangebied een aantal nieuwe bestemmingsplannen vastgesteld en zijn ontwikkelingen via een omgevingsvergunning gerealiseerd. Hierdoor is het plan niet langer actueel. Daarnaast is het geldende bestemmingsplan niet digitaal beschikbaar op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, met uitzondering van de locatie Brouwerslaan 1a. De vigerende bestemming 'Dienstverlening - Maatschappelijk', wordt hier gewijzigd in een bestemming 'Dienstverlening', waarbij tevens zalenverhuur, lichte horeca-activiteiten en een bedrijfswoning mogelijk is.

Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het bieden van een recent juridisch-planologisch kader voor Westervoort Noord.

1.2 Ligging plangebied

De begrenzing van het plangebied wordt globaal gevormd door de IJsseldijk aan de noordzijde, de gemeentegrens met Duiven aan de oostzijde en de Hamersestraat en de spoorlijn Arnhem-Zevenaar aan de zuidwestzijde.

Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding, horend bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01_0002.png"

Globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01_0003.png"

Globale begrenzing plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voorliggend plan herziet (gedeeltelijk) de bestemmingsplannen die van kracht zijn in het plangebied alsmede alle partiële herzieningen, wijzigingen en omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Het betreffen de volgende bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan 'Westervoort Noord', vastgesteld door de raad op 10 december 2007;
  • bestemmingsplan 'Vrijstaande woning Hamersestraat 47c', vastgesteld door de raad op 4 juli 2011;
  • bestemmingsplan 'Huize Hamerden', vastgesteld door de raad op 16 september 2013;
  • bestemmingsplan 'Herinrichting Dorpstraat', vastgesteld door de raad op 22 september 2014.

1.4 Opbouw bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
  • een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de meest recente afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en, vaak, ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, regionale- en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft voornamelijk een beheergericht karakter. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe dit beheer er voor de diverse functies uitziet en wat de reden voor dit beheer is. Hiertoe wordt in paragraaf  2.2 kort beschreven welke functies zich in het plangebied bevinden en wat de ruimtelijke structuur is. Daarna wordt in paragraaf 2.3 ingegaan op het beheer van de functies en de achtergrond van dit beheer. Met name de planologische gedachte achter de bestemmingssystematiek is van belang.

In het plangebied wordt met dit bestemmingsplan één ontwikkeling mogelijk gemaakt. Het betreft het perceel Brouwerslaan 1a in Westervoort. Op dit perceel ligt in de huidige situatie een bestemming 'Dienstverlening - Maatschappelijk'. In de toekomstige situatie wordt dit perceel tevens bestemd ten behoeve van een zalenaccommodatie met lichte horeca. Daarnaast wordt binnen de bestaande bebouwing een bedrijfswoning ten dienste van deze functies mogelijk gemaakt. Op deze ontwikkeling wordt nader ingegaan in paragraaf 2.4.

2.2 Ruimtelijke situatie

2.2.1 Bebouwingsstructuur

Het plangebied is opgebouwd uit verschillende bebouwingsstructuren. De oudste bebouwing bevindt zich langs het historische lint aan dijk. Meer recent is de individuele woningbouw in de wijk Naederhuizen.

De historische context van het dorp Westervoort ligt voornamelijk in de Dorpstraat, Hamersestraat, de Klapstraat, de Heilweg en Pals, waarbij een deel van de Dorpstraat en de Hamersestraat binnen het plangebied vallen. Langs deze straten zijn in de loop der jaren linten van individuele bebouwing ontstaan. Deze historische linten worden gekenmerkt door een relatief open en zeer gevarieerde bebouwing. Er zijn grote verschillen in bouwjaren en in bouwstijlen. Op een aantal plaatsen is de oorspronkelijke bebouwing nog terug te vinden, waaronder kerken of oude boerderijen met een rieten kap. De bebouwingshoogte binnen de linten is één à twee bouwlagen met een kap. De nokrichting is afwisselend evenwijdig aan de wegas of staat daar haaks op. Voorerven en zichtbare zijerven zijn minimaal verhard en veelal als siertuin ingericht. Kenmerkend voor de Hamersestraat is dat een aantal percelen aan deze straat nog onbebouwd zijn en in gebruik zijn als weiland of akkerland.

De winkels aan het historische lint de Dorpstraat vallen binnen het plangebied.

Naast de historische linten en oude kernen van Westervoort bevindt zich de oudste bebouwing aan de Rijn- en IJsseldijk. Deze dijken met hun verspreid aanwezige historische (agrarische) bebouwing hebben een hoge cultuurhistorische waarde. De bebouwing langs de IJsseldijk in het plangebied bestaat voornamelijk uit voormalige boerderijen (veelal omgevormd tot woning) en andere dijkwoningen. De individuele woningen op royale kavels bevinden zich op relatief grote afstand van elkaar verspreid langs de dijk, waardoor een open en groen beeld is ontstaan. De bebouwing bestaat grotendeels uit woningen van één à twee lagen met kap, al dan niet met oorspronkelijke rietkap. Vaak bestaat de bebouwing op een kavel uit een hoofdgebouw met (meerdere) bijgebouwen. De rommelige indruk die dit heeft is tot op bepaalde hoogte karakteristiek voor dijkbebouwing.

Meer recentere bebouwing is te vinden in de woonwijk Naederhuizen; een wijk met individuele woningbouw. Het is een ruim in het groen opgezette woonwijk, welke voornamelijk bestaat uit vrijstaande of twee-onder-een-kapwoningen met een menging van bouwstijlen.

In Westervoort komt op verschillende locaties bijzondere bebouwing voor. In het plangebied ligt Huize Hamerden (Hamersestraat 53), dat een beeld geeft van de bouwwijze van weleer. Het betreft een voormalige havezathe. Deze locatie wordt herontwikkeld. De voormalige havezathe wordt gerestaureerd en er bestaat de mogelijkheid om op de omliggende gronden maximaal 23 woningen te realiseren. Dit is geregeld in bestemmingplan Huize Hamerden welk bestemmingsplan wordt opgenomen in dit plan.

Aan de Hamersestraat op het terrein van een voormalige bedrijvenlocatie (Van Essen) is een woonzorgcomplex ontwikkeld. Dit complex heeft 3 bouwlagen, waarvan de bovenste laag een kapvorm heeft.

2.2.2 Groenstructuur

Het groene karakter van het plangebied wordt met name bepaald door het landschap in het noordoosten van het plangebied. Dit groene landschap bevindt zich deels op de locatie van een voormalige stortplaats, welke is afgedekt. Daarnaast dragen de diverse sportvelden bij aan het groene karakter van het plangebied.

De groenstructuur in de woonwijk Naederhuizen functioneert als een bindende factor en maakt de onderlinge verschillen in onder andere kleur, materialen, grootte en architectuur van de bebouwing van ondergeschikt belang. In deze wijk is veel ruimte voor openbaar groen. De woningen hebben relatief grote voortuinen, waardoor een ruim straatprofiel ontstaat dat tevens is voorzien van opgaande beplanting. Groene erfafscheidingen hebben de voorkeur.

De Hamersestraat, een historisch lint, heeft een groene uitstraling door de aanwezigheid van tuinen en wegbeplanting.

2.2.3 Infrastructuur

De belangrijkste wegen in het plangebied zijn de Rivierweg (N338), de Hamersestraat, die overgaat in de Dorpstraat en de IJsseldijk. Deze hebben een relevante verkeersfunctie en dragen zorg voor de bereikbaarheid van het noordelijk deel van Westervoort en de afwikkeling van eventueel doorgaand verkeer. De overige wegen in het plangebied hebben een lagere verkeersintensiteit en dienen met name ten behoeve van bestemmingsverkeer.

Het voornemen bestaat om Dorpstraat en Hamersestraat en de aanliggende openbare ruimte her in te richten. Om deze herinrichting mogelijk te maken is het bestemmingsplan 'Herinrichting Dorpstraat' vastgesteld. De herinrichting van dit gebied is overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

Aan de zuidoostzijde wordt het plangebied begrensd door de spoorverbinding Arnhem-Zevenaar.

In het plangebied bevindt zich een gastransportleiding met een bijbehorend gasontvangststation.

2.2.4 Functionele structuur

Wonen

Wonen vormt een belangrijke functie in het plangebied. De woonfunctie is met name te vinden in de woonwijk Naederhuizen en ter plaatse van de lintbebouwing langs de IJsseldijk en de Hamersestraat in de vorm van vrijstaande en half-vrijstaande woningen. Tevens is de woonfunctie een ondergeschikte functie in de vorm van bovenwoningen bij de voorzieningen aan de Dorpstraat, nabij het centrum.

Aan de Hamersestraat is op het terrein van een voormalige bedrijvenlocatie (Van Essen) een woonzorgcomplex ontwikkeld. Dit complex biedt woonruimte aan mensen met een zorgvraag.

De voormalige havezathe Huize Hamerden wordt gerestaureerd en er bestaat de mogelijkheid om op de omliggende gronden maximaal 23 woningen te realiseren. In de havezathe zelf is ruimte voor 2 woningen in het voorhuis. Eén van deze woningen was in het verleden reeds aanwezig. De bouw van de woningen is mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan 'Huize Hamerden'.

Aan de Hamersestraat is een perceel aanwezig (Hamersestraat 47c) waar een nieuwe woning kan worden gebouwd. De bouw van deze woning is mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan 'Vrijstaande woning Hamersestraat 47c'.

Bedrijven

In het plangebied komt verspreid enige bedrijvigheid voor. Het betreft een steenhandel en terrein voor opslag aan de IJsseldijk en een koeriersdienst aan de Hamersestraat. Tevens bevinden zich in het plangebied een tweetal aan huis verbonden bedrijven. Aan de IJsseldijk 38 bevindt zich ondergeschikt aan de woonfunctie een autobedrijf. De bedrijfsactiviteit bestaat uit de in- en verkoop van auto's en het restaureren van auto's. Op het perceel St. Willebrorduslaan 13 bevindt zich ondergeschikt aan de woonfunctie een meubelmaker. In het plangebied is geen bedrijventerrein aanwezig.

Voorzieningen en dienstverlening

Aangezien het centrum van Westervoort zich direct aan de westzijde van het plangebied bevindt, zijn met name in het westen van het plangebied, langs de Dorpstraat, verschillende voorzieningen aanwezig. Het gebied is hier te karakteriseren als een centrumschil. Er bevinden zich diverse horecavoorzieningen en winkels. Het zijn met name winkels in de niet-dagelijkse sfeer, zoals fietsenwinkels, een webwinkel en een promotiekledingwinkel. Op het gebied van dienstverlening bevinden zich in genoemde centrumschil onder meer een makelaarskantoor, een verzekeringskantoor, een adviesbureau en een drukkerij. Tevens is in dit gebied een kerk aanwezig.

Dienstverlening en voorzieningen zijn ook op grotere afstand van het centrum, aan de Hamersestraat, gevestigd. Het betreft een makelaarskantoor en een groente- en fruithandel met winkel. Langs genoemde straat bevindt zich bovendien een maatschappelijke voorziening in de vorm van een uitvaartcentrum.

Het achterhuis van havezathe Huize Hamerden is bestemd voor de functies horeca, maatschappelijk en/of dienstverlening. In het voorhuis mogen in plaats van 2 woningen ook niet-wonen functies (maatschappelijk en/ of dienstverlening) gevestigd worden. Horeca is hier echter niet toegestaan.

Sport- en recreatieve voorzieningen bevinden zich meer noordelijk in het plangebied. Aan de Brouwerslaan zijn twee voetbalverenigingen (Brouwerslaan 4 en 7) en een tennisvereniging (Brouwerslaan 1) gevestigd. Aan de IJsseldijk bevindt zich een manege.

Tussen de Dorpstraat en de IJsseldijk in Westervoort is een wagenbouwersloods van Stichting Carnavalsloods Westervoort voorzien. De bouw van de wagenbouwersloods is middels een omgevingsvergunning reeds mogelijk gemaakt.

2.3 Beheer van de bestaande ruimtelijke situatie

Voorliggend plan is, met uitzondering van de ontwikkeling op het perceel Brouwerslaan 1a, consoliderend van aard. Dit houdt in dat de bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, wordt vastgelegd. Dit betekent echter niet dat de bestaande ruimtelijke situatie voor de komende tien jaar wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet worden voorkomen. Binnen bestaande functies worden in meer of mindere mate mogelijkheden geboden voor veranderingen ten aanzien van het gebruik of de bebouwing. Onderstaand worden deze mogelijkheden per functie beschreven. In hoofdstuk 5, wijze van bestemmen, is vervolgens aangegeven hoe deze mogelijkheden in dit bestemmingsplan juridisch zijn vastgelegd.

Indien en voor zover zich binnen de planperiode van het bestemmingsplan 'Westervoort Noord 2015' (circa 10 jaar) alsnog nieuwe ontwikkelingen aandienen, zal op dat moment bezien moeten worden of daarvoor een afzonderlijke herziening van het bestemmingsplan kan worden gemaakt, dan wel met een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken.

2.3.1 Wonen

De woonfunctie is een belangrijke functie in het plangebied. Het bestemmingsplan is erop gericht de bestaande woningen te behouden. Wijziging van de woonfunctie in een andere functie is daarom niet toegestaan. Als gevolg van het beheergerichte karakter van het bestemmingsplan wordt evenmin voorzien in toevoeging van nieuwe woningen. Wel mogen bestaande woningen worden uitgebreid of veranderd binnen stedenbouwkundig aanvaardbare grenzen.

In het plangebied is onderscheid gemaakt in de bestemmingen Wonen en Tuin, waarbij de bestemming Wonen meer toestaat op het gebied van aan- en uitbouwen. Binnen de bestemming Tuin zijn bestaande parkeervoorzieningen toegestaan.

Het bestemmingsplan staat toe dat de twee bestaande aan huis verbonden bedrijven in het plangebied, een meubelmaker en een bedrijf dat voorziet in de in-, verkoop en restauratie van auto's, aanwezig blijven. Deze aan huis verbonden bedrijven zijn dan ook nader aangeduid binnen de bestemming Wonen. Aan huis verbonden beroepen zijn bij recht toegestaan. Aan huis verbonden bedrijven (met een milieucomponent) kunnen, onder voorwaarden, via een afwijking door het college worden mogelijk gemaakt. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van velen om ook thuis enige activiteiten / werkzaamheden te ontplooien, of om op deze manier een start te maken met een eigen bedrijf. Daarnaast levert het toestaan van bescheiden bedrijvigheid in een woonwijk levendigheid op, hetgeen ten goede komt aan de leefbaarheid van de wijk. Detailhandel is uitdrukkelijk niet toegestaan, tenzij de woning is voorzien van de aanduiding 'detailhandel'. In dat geval is detailhandel in de eerste bouwlaag (begane grond) toegestaan. Met betrekking tot aan huis verbonden beroepen en bedrijven is het relevant dat de woonfunctie de overheersende functie in de woning blijft.

Aan de Hamersestraat is op het terrein van een voormalige bedrijvenlocatie (Van Essen) een woonzorgcomplex ontwikkeld. Dit complex biedt naast zelfstandige woningen ook woonruimte aan mensen met een zorgvraag. Op deze locatie zijn de bestaande zorgwoningen en de bestaande zelfstandige woningen toegestaan.

2.3.2 Maatschappelijke voorzieningen

De voorzieningen die in het plangebied liggen, zoals een kerk, een uitvaartcentrum en een beoogde wagenbouwersloods zijn in het bestemmingsplan algemeen bestemd als Maatschappelijk. Afhankelijk van de perceelsgrootte zijn in meer of mindere mate geringe uitbreidingen toegestaan. Gezien de nabijheid van woningen zijn grootse bouwuitbreidingen niet mogelijk.

2.3.3 Bedrijven, detailhandel, horeca, dienstverlening en gemengd

In het plangebied bevinden zich uitlopers van het centrum van Westervoort, dat direct ten westen van het plangebied is gelegen. De percelen binnen dit gebied zijn bestemd, conform de huidige functie die ze vervullen (detailhandel, dienstverlening of horeca). Ten behoeve van het behoud en de versterking van het centrum van Westervoort is er in dit gebied voor gekozen om géén onderlinge uitwisseling van deze functies mogelijk te maken; iets wat in het centrum wel mogelijk is. Voornoemde voorzieningen zijn van groot belang voor het dagelijkse functioneren en de leefbaarheid van een woonwijk. Rondom de bestaande bebouwing is aan de voorzijde een bebouwingsvlak geprojecteerd met een bebouwingspercentage van 100%. Over de achterzijde van het perceel is veelal een bebouwingsvlak met een lager bebouwingspercentage geprojecteerd, ten behoeve van kleine bouwuitbreidingen. Forse veranderingen in bebouwing of gebruik zijn alleen na een herziening of afwijking van het bestemmingsplan mogelijk.

Daarnaast bevindt zich verspreid in het plangebied enige bedrijvigheid. Bestaande bedrijven, detailhandel, horeca en dienstverlening, zoals een makelaarskantoor, een groente- en fruithandel met winkel en een koeriersdienst, zijn van een passende bestemming en van strakke bouwgrenzen voorzien. Via een nadere aanduiding binnen de bedrijfsbestemming worden bedrijfsactiviteiten ingeperkt tot het huidige gebruik. Hiermee wordt voorkomen dat allerlei andere soorten bedrijven mogelijk zijn. Grote uitbreidingen zijn binnen de genoemde functies in beginsel niet toelaatbaar en kunnen slechts worden gerealiseerd door gehele of gedeeltelijke verplaatsing van de activiteiten. Beperkte uitbreidingen in het kader van een gezonde bedrijfsvoering zijn wel mogelijk. Forse veranderingen in bebouwing of gebruik zijn alleen na een herziening of afwijking van het bestemmingsplan mogelijk.

Het achterhuis van havezathe Huize Hamerden is bestemd voor de functies horeca, maatschappelijk en/of dienstverlening. In het voorhuis zijn 2 woningen mogelijk, hier mogen in plaats van de woningen echter ook niet-wonen functies (maatschappelijk en/ of dienstverlening) gevestigd worden. Horeca is hier echter niet toegestaan. Vanwege de toegestane menging van functies is havezathe Huize Hamerden bestemd als Gemengd.

Nutsvoorzieningen en een gasontvangststation vallen onder de bestemming Bedrijf en zijn voorzien van een aanduiding.

2.3.4 Recreatie en sport

De in het plangebied aanwezige sportvoorzieningen (de sportvelden) hebben de bestemming Sport gekregen. De manege aan de IJsseldijk is bestemd als Recreatie met een nadere aanduiding 'manege'. De bestaande bebouwing behorende bij deze voorzieningen zijn van redelijk strakke bouwgrenzen voorzien.

2.3.5 Natuur, groen en agrarisch

In het noordoosten van het plangebied is een landschap met een groen karakter aanwezig, waarvan een deel zich op de locatie van een voormalige stortplaats bevindt. Deze voormalige stortplaats is afgedekt. Het gedeelte van het groene landschap dat zich op de voormalige stortplaats bevindt is bestemd als Groen. Het overige deel van genoemd landschap is bestemd als Natuur. Dit onderscheid in groen en natuur is gemaakt op basis van de lagere natuurwaarden ter plaatse van de voormalige stortplaats. De voormalige stortplaats is binnen de bestemming Groen nader aangeduid.

Ten behoeve van het intact houden van de voormalige stortplaats en het behouden van groene waarden geldt in het gehele groene (natuur)gebied een omgevingsvergunningenstelsel. Genoemd stelsel staat werkzaamheden ten behoeve van het onderhoud en beheer van de voormalige vuilstort, zoals het nemen van bodemmonsters, uiteraard wel toe.

Tot slot zijn bestaande groenvoorzieningen in woonwijken met een redelijke oppervlakte, zoals plantsoenen, van de bestemming Groen voorzien. Hiermee wordt aan omwonenden de zekerheid geboden dat het betreffende plantsoen blijft bestaan.

De bestaande agrarische percelen zijn met voornoemd bestemmingsplan vastgelegd.

2.3.6 Verkeer, water en gastransport

De bestaande wegenstructuur en waterlopen zijn in het bestemmingsplan vastgelegd. Ten aanzien van de inrichting van wegen, voet- en fietspaden met bijbehorende bermen, snippergroen, uitritten en waterlopen biedt het bestemmingsplan een grote mate aan flexibiliteit. Wegen zijn, inclusief genoemde bijbehorende voorzieningen, globaal als Verkeer bestemd. Dit is gedaan om aan de praktijk van alle dag tegemoet te komen. De inrichting van de openbare ruimte wil namelijk nog wel eens veranderen. De loop van een wandelpad, de aanpassing van een bocht in een weg en het verleggen van een groenstrook zal binnen de plantermijn op meerdere locaties kunnen voorkomen. Dit plan voorziet in die aanpassingen.

Voor de beschermingszone van de IJsselijk geldt de keur van het waterschap Rijn en IJssel. Op grond hiervan geldt een vergunningplicht (watervergunning) voor enkele werken en werkzaamheden. Vanwege de waterkerende functie van de IJsseldijk in het noorden van het plangebied, heeft de dijk met bijbehorende beschermingszone in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen. Op basis hiervan geldend onder andere beperkingen ten aanzien van het bouwen en aanlegwerkzaamheden. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning moet advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

De rioolpersleiding en de beschermingszone langs de Rivierweg heeft de dubbelbestemming Leiding - Riool gekregen.

De gastransportvoorzieningen (leidingen en ontvangstation) zijn als zodanig bestemd, hetgeen waarborgt dat de afwijkende bouwregels die ter plaatse gelden worden nageleefd.

2.4 Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

In het plangebied wordt één ontwikkeling mogelijk gemaakt. Het betreft het perceel Brouwerslaan 1a in Westervoort. Het perceel betreft de voormalige Gereformeerde Kerk van Westervoort. Deze kerk is op 5 november 2006 gesloten. Voor de kerk is een nieuwe functie gevonden in de vorm van een kantoor voor een ontwerpbureau, galerie, vergaderaccommodatie met lichte horeca en een bedrijfswoning. Door het toekennen van de nieuwe functies kan deze karakteristieke kerk behouden blijven in Westervoort Noord. Op de navolgende afbeelding is de voormalige kerk aan de Brouwerslaan 1a weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01_0004.png"

Bebouwing Brouwerslaan 1a

In de toekomstige situatie wordt dit perceel bestemd ten behoeve van een kantoor voor een ontwerpbureau, galerie, zalenaccommodatie met lichte horeca. Daarnaast wordt binnen de bestaande bebouwing een bedrijfswoning ten dienste van deze functies mogelijk gemaakt.

Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van het vigerend bestemmingsplan 'Westervoort Noord' (vastgesteld door de raad op 10 december 2007) weergegeven. Hierop is het perceel Brouwerslaan 1a met een gele lijn aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01_0005.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Westervoort Noord'

Binnen de vigerende bestemming 'Dienstverlening - Maatschappelijk' is het gebruik van het perceel ten behoeve van een kantoor voor een ontwerpbureau en een galerie reeds toegestaan. Het gebruik van het perceel ten behoeve van een zalenaccommodatie met lichte horeca en een bedrijfswoning is niet toegestaan. Om dit gebruik mogelijk te maken, moet de locatie worden herbestemd. De nieuwe functies zullen binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd. Een aanpassing van de bouwmogelijkheden is dan ook niet noodzakelijk. De woning zal aan de noordzijde van het gebouw, op de begane grond worden gerealiseerd.

Door het toekennen van de nieuwe functie kan deze karakteristieke kerk behouden blijven in Westervoort Noord. De beoogde functies zijn passend bij het gebouw en sluiten aan bij het karakter van de omgeving als een buurt waarin verschillende soorten functies voorkomen.

In hoofdstuk 3 zal de ontwikkeling worden getoetst aan de beleidskaders van de verschillende overheden. Vervolgens zal de ontwikkeling in hoofdstuk 4 worden getoetst aan de verschillende sectorale aspecten als milieu, water en cultuurhistorie.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden accenten geplaatst op het gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid.

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel.

Het Rijk richt zich op bereikbaarheidsvraagstukken van nationale betekenis zoals (spoor) wegen, (buis) leidingen en mainports als Schiphol en de (zee)havens. Voorts richt het Rijk zich op (water) veiligheidsprojecten.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Dat houdt in dat eerst gekeken moet worden of er vraag is naar een nieuwe ontwikkeling. Als dat het geval is dient eerst gekeken te worden of deze in bestaand stedelijk gebied past. Pas als dat niet het geval is komt uitbreiding in beeld onder voorwaarde van zorgvuldige inpassing en optimale bereikbaarheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01_0006.jpg"

Kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken en geeft daarmee dwingende regels voor ruimtelijke ordening op provinciaal en lokaal niveau.

3.1.2 Ladder van duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid)

Op 1 oktober 2012 is het 'Besluit van 28 augustus 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang' (Stb. 2012, nr. 388) in werking getreden. Door dit wijzigingsbesluit wordt ook het Bro aangepast. In artikel 3.1.6 wordt het tweede lid toegevoegd. Dit lid heeft betrekking op de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De wettelijke regeling gaat vergezeld van een handreiking die andere overheden ondersteunt bij de praktische toepassing van de juridische verplichting. Artikel 3.1.6 tweede lid:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

3.1.3 Planspecifiek

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

Het grootste deel van het plangebied is beheersgericht. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uitsluitend de bestaande woningen zijn toegestaan. Met het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen gemoeid.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

Op de locatie Brouwerslaan 1a wordt de huidige bestemming 'Dienstverlening - Maatschappelijk' gewijzigd in een bestemming 'Dienstverlening', waarbij tevens zalenverhuur, lichte horeca-activiteiten en één bedrijfswoning mogelijk is. Hiermee is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en daarom is de ladder voor duurzame verstedelijking relevant. Aangezien er sprake is van een kleinschalige ontwikkeling, een zalenaccommodatie, lichte horeca-activiteiten en één bedrijfswoning, binnen de bestaand stedelijk gebied en binnen bestaande bebouwing, voldoet de ontwikkeling aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Met deze ontwikkeling zijn geen overige nationale belangen gemoeid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Gelderland vervangt het Streekplan en enkele andere structuurvisies. De Omgevingsvisie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden.

De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.

  • Een duurzame economische structuurversterking.
    Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en een vitaal landelijk gebied met voldoende werkgelegenheid. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door het duurzaam versterken van de ruimtelijk-economische structuur. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
    Dit doel betekent vooral:
    - ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek; uitgaan van doelen, niet van regels,
    - zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap,
    - een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed,
    -een gezonde en veilige leefomgeving.

Om deze doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland. Ontwikkelingen in Gelderland wil de provincie benaderen vanuit elk van deze drie perspectieven, die elkaar aanvullen:

  • Dynamisch: de (ruimtelijk-economische) ontwikkelingen en de geleiding daarvan op provinciaal niveau.
  • Mooi: de Gelderse kwaliteiten die bescherming nodig hebben en ruimte voor behoud door ontwikkeling.
  • Divers: het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten.

3.2.2 Omgevingsverordening

De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening is op 24 september 2014 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Ten aanzien van onderhavig plangebied zijn de regels over het onderwerp 'wonen' relevant. In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

3.2.3 Kwalitatief woonprogramma 3 (2010-2019)

Het kwalitatief woonprogramma 3 (nota Keuzevrijheid en Identiteit) geeft richting aan een woonbeleid met kwaliteit in Gelderland. Centraal staan de burger en zijn woonwensen, alsmede het realiseren van passende en gevarieerde woningen en woonmilieus. Een bijzondere opgave ligt in de, als gevolg van de vergrijzing, toenemende vraag naar wonen, zorg en welzijn. Tevens ligt een grote opgave in het versnellen van de herstructurering en transformatie van bestaande wijken en het op gang brengen van de gestagneerde nieuwbouwproductie. Uiteindelijk moet dit leiden tot 'de juiste woning, op de juiste plaats, op het juiste moment'.

Om nadere invulling te geven aan de provinciale Woonvisie hebben gemeenten een zogenaamd Lokaal Kwalitatief Woonprogramma (LKW) opgesteld. De gemeente Westervoort gaat daarvoor de huidige verouderde Beleidsvisie Wonen actualiseren. De LKW's vormen de basis voor de regionale woonvisie en het provinciaal Kwalitatief WoonProgramma (KWP). Doel van het KWP is te komen tot een regionaal woningaanbod dat past bij de regionale woningbehoefte.

Voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen zijn in het KWP afspraken gemaakt over het ontwikkeltraject voor de regio, zoals meer betaalbare koopwoningen realiseren en het aandeel dure woningen terugdringen, meer diversiteit in woonmilieus creëren door te verdichten of te verdunnen, herstructurering, duurzaam bouwen.

3.2.4 Planspecifiek

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

Het grootste deel van het plangebied is beheersgericht. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uitsluitend de bestaande woningen zijn toegestaan. Het bestemmen van de huidige situatie, met enige ontwikkelingsmogelijkheden op perceelsniveau, is niet in strijd met het provinciale beleid.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

Met de ontwikkeling aan de Brouwerslaan 1a is sprake van functieverandering binnen bestaande bebouwing. Met de functiewijziging kan een karakteristiek pand worden behouden. Hiermee wordt bijgedragen aan het provinciale doel van 'Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving'. Er is namelijk sprake van ontwikkelen met kwaliteit, waarbij recht wordt gedaan aan de de ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek. De woning past binnen de woningbouwopgave van de gemeente Westervoort (zie paragraaf 3.4). De woningbouwopgave van de gemeente Westervoort is afgestemd op het provinciale Kwalitatief woonprogramma van de Provincie. De ontwikkeling sluit aan bij de doelstellingen van het provinciale beleid.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionaal Plan Stadsregio Arnhem Nijmegen 2005-2020

Het Regionaal Plan Stadsregio Arnhem Nijmegen 2005-2020 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa', heeft de formele status van 'Regionaal Structuurplan', conform artikel 36 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Binnen de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het plan, conform artikel 9.1.2. van de invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (IWro), de status gekregen van provinciale structuurvisie, conform artikel 2.2 Wro.

Het Regionaal Plan is de opvolger van het Regionaal Structuurplan KAN 1995 - 2015. Het doel van dit Regionaal Plan is het werken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat van de regio Arnhem-Nijmegen voor haar inwoners, ondernemers en bezoekers. De Stadsregio wil burgers en bedrijven aan de regio binden door hen mogelijkheden te bieden om in een mooie en aantrekkelijke omgeving te wonen en werken. Er worden hierbij vier speerpunten onderscheiden:

  • versterken van het economisch vestigingsklimaat;
  • verbetering van de bereikbaarheid;
  • vergroten van de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het landelijk gebied voor de natuur en voor de recreatie;
  • verbeteren van de kwaliteit van het wonen in stad, dorp en landelijk gebied, waarbij de relatie met landschap, bereikbaarheid en voorzieningen kwaliteitsfactoren zijn.

3.3.2 Planspecifiek

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

Het grootste deel van het plangebied is beheersgericht. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uitsluitend de bestaande woningen zijn toegestaan. Het bestemmen van de huidige situatie, met enige ontwikkelingsmogelijkheden op perceelsniveau, is niet in strijd met het regionale beleid.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

Met de ontwikkeling aan de Brouwerslaan 1a is sprake van functieverandering binnen bestaande bebouwing. Met de functiewijziging kan een karakteristiek pand worden behouden. De nieuwe functie van zalenaccommodatie draagt bij een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de regio.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Toekomstvisie 2026

Op 7 juli 2008 heeft de gemeenteraad van Westervoort de toekomstvisie "Westervoort op weg naar 2026" vastgesteld.

De Toekomstvisie is het kader dat de komende twintig jaar richtinggevend is voor alle beleidsontwikkelingen. Het gaat om de grote lijnen. Actualiteiten, landelijke, regionale en lokale ontwikkelingen kunnen de komende decennia hierin 'landen'. Inwoners van Westervoort, organisaties en politici waren betrokken bij de totstandkoming.

Westervoort is een fijne woon- en leefgemeente, waar mensen zich thuis voelen. Om dat vast te houden en te verbeteren heeft Westervoort in de toekomst vooral een kwalitatieve versterking nodig. Er is veel goeds in Westervoort, maar de totale leef- en woonkwaliteit kan nadrukkelijk niet zonder impulsen om de komende decennia duurzaam het hoofd te bieden. Westervoort wil zich hiermee ontwikkelen tot een gemeente waar jong en oud, minder en meer vermogend, met of zonder functiebeperking, op aantrekkelijke en gevarieerde wijze kan wonen en leven. Door zijn unieke ligging en voorzieningen in de directe omgeving heeft Westervoort een prima uitgangspunt om de vele kansen voor de toekomst te grijpen. Daarop richt de Toekomstvisie 2026 zich. Daarmee is de Toekomstvisie ook de grondslag voor de structuurvisie geweest, waarin het ruimtelijk beleid van de gemeente is vastgelegd.

3.4.2 Structuurvisie 'Westervoort 2020'

Op 20 september 2010 heeft de gemeenteraad van Westervoort de Structuurvisie 'Westervoort 2020' vastgesteld. Hierin is de visie van de gemeente Westervoort op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gemeentelijk grondgebied voor de periode tot 2020 verwoord. De ambities van Westervoort voor de functies wonen, economie, mobiliteit, welzijn, groen & water, milieu, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn in de Structuurvisie samengebracht voor zover deze gaan over de ruimtelijke structuur van het dorp en het buitengebied. Het doel van de Structuurvisie is het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden én het communiceren van de ambities van de gemeente aan derden.

3.4.3 Masterplan Westervoort Noord

In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat het gebied Westervoort Noord niet optimaal is ingericht. Er zijn verschillende knelpunten zoals verwaarloosde terreinen, ontoegankelijkheid voor bezoekers en bewoners en ontsierende elementen. Er zijn ook allerlei ontwikkelingen die aanleiding geven om opnieuw na te denken over dit gebied. Het gaat dan om ontwikkelingen als de bouw van het station Westervoort, nieuwbouw langs de Hamersestraat en de verdere uitbouw van het bedrijventerrein van Duiven. Daarbij liggen er ongebruikte kansen zoals de mogelijkheden voor recreatie op en in de omgeving van de oude en nu groene vuilstort, natuurontwikkeling in de uiterwaarden en kansen voor woningbouw vanwege de nabijheid van het station.

Voor het gebied Westervoort Noord is, in overleg met bewoners en belanghebbenden in het gebied, een Masterplan opgesteld dat door de gemeenteraad is vastgesteld. Het Masterplan Westervoort Noord brengt de mogelijkheden, kansen en belemmeringen voor ontwikkelingen in het gebied in kaart. Het dient als inspiratiebron voor particuliere en gemeentelijke initiatieven en een kader voor de beoordeling van die initiatieven.

3.4.4 Beleidsvisie Wonen

De gemeente Westervoort gaat de Beleidsvisie Wonen actualiseren. De huidige door de gemeenteraad op 7 december 2009 vastgestelde visie is verouderd.

In de nieuwe Beleidsvisie worden afspraken opgenomen die de Liemerse gemeenten hebben gemaakt over hun woningbouwprogrammering tot 2020.

3.4.5 Groenstructuurplan Levende Aders II (2011)

Het groenstructuurplan, 'Levende Aders II' (vastgesteld d.d. 2 november 2009) geeft de belangrijkste beleidskaders weer voor het groen in de gemeente. Nieuwe ontwikkelingen en inzichten, ten opzichte van het beheer van de openbare ruimte, zijn in dit groenstructuurplan verwerkt. Het beschikbare budget voor het beheer van de openbare ruimte is beperkt en naar verwachting blijft dit zo gezien de huidige recessie. De uitdaging is om een groenstructuurplan op te stellen waarbij gezocht wordt naar een versobering van de openbare ruimte zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en de identiteit van het groen.

De volgende vragen komen aan bod:

  • op welke manier kan er een versobering plaatsvinden met vernieuwde groeninzichten?
  • op welke manier kan de hoofdstructuur verbeterd worden?
  • op welke manier kan het ecologische netwerk worden verbeterd en behouden blijven?
  • waar liggen de prioriteiten ten opzichte van het beheer en de groenrenovaties?

Het groenstructuurplan heeft de volgende doelen:

  • het behouden en verbeteren van de kwaliteit en identiteit van het groen;
  • het vastleggen van de hoofdstructuur en deze verbeteren;
  • het ecologische netwerk behouden en verbeteren;
  • prioriteiten vaststellen ten opzichte van beheer en groenrenovaties.
3.4.6 Gemeentelijk geluidbeleid

De gemeente Westervoort heeft in 2007 geluidbeleid vastgesteld. Het beleid bestaat uit een Nota Geluidsbeleid waarin de hoofdlijnen van het beleid uiteen worden gezet en een viertal deelnota's, te weten een Nota Hogere Grenswaarden, een Nota Bedrijven en geluid, een Nota Evenementen en Geluid en een Nota Bouwlawaai. Met het Geluidbeleidsplan en de daarin opgenomen bijlagen is gevolg gegeven aan de voornemens uit het gemeentelijke milieubeleidsplan om de geluidssituatie binnen de gemeente te inventariseren, geluidskaarten op te stellen en het opstellen van een gemeentebreed geluidsbeleid.

De doelstelling van het beleid is het behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar het noodzakelijk is, de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Een belangrijke subdoelstelling is het realiseren een passende geluidskwaliteit in elk gebied. Het geluidsbeleid heeft vooral betrekking op nieuwe situaties zoals de aanleg van nieuwe wegen en woonwijken.

3.4.7 Planspecifiek

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

Het grootste deel van het plangebied is beheersgericht. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uitsluitend de bestaande woningen zijn toegestaan. Het bestemmen van de huidige situatie, met enige ontwikkelingsmogelijkheden op perceelsniveau, is niet in strijd met het gemeentelijke beleid.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

Met de ontwikkeling aan de Brouwerslaan 1a is sprake van functieverandering binnen bestaande bebouwing, binnen bestaand stedelijk gebied. Met de functiewijziging kan een karakteristiek pand binnen de gemeente Westervoort worden behouden. Hiermee wordt bijgedragen aan kwalitatieve versterking van Westervoort. De locatie is niet gelegen in het plangebied van het Masterplan Westervoort Noord. Met de realisatie van de bedrijfswoning wordt invulling gegeven aan de woningbouwbehoefte van de gemeente Westervoort. Met de realisatie van de bedrijfswoning wordt invulling gegeven aan de woningbouwopgave van de provincie Gelderland voor de gemeente Westervoort.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied.

Planspecifiek

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

Het grootste deel van het plangebied is beheersgericht. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uitsluitend de bestaande woningen zijn toegestaan. Het aspect bodem vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

De toekomstige bestemming 'Dienstverlening' is even gevoelig voor het aspect bodemkwaliteit als de huidig bestemming 'Dienstverlening - Maatschappelijk'. Om die reden is een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Op de locatie wordt echter ook een bedrijfswoning gerealiseerd. Deze functie is wel gevoeliger dan de huidige functie van het perceel. De woning wordt echter binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd en zal niet over buitenruimte beschikken. Om die reden is het uitvoeren van een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Het aspect bodem vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.1.2 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de Algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.

Planspecifiek

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

Het grootste deel van het plangebied is beheersgericht. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

Door SAB is in januari 2015 een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de ontwikkeling voor de luchtkwaliteit ter plaatse1. De conclusies uit dit onderzoek worden hierna kort behandeld.

NIBM-toets

Uit de berekening met de NIBM-tool blijkt dat de planbijdrage van de gehele ontwikkeling kleiner dan is de NIBM-grens van 1,2 µg/m3, daardoor zal het plan 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een toetsing aan de grenswaarden is op basis van de Wm niet noodzakelijk, aangezien het plan NIBM is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzichtelijk gemaakt of er sprake is van een dreigende grenswaarde-overschrijding.

Toets grenswaarden

In de navolgende tabel staan de concentraties fijn stof (PM10 en PM2.5)en stikstofdioxide (NO2) in de nabijheid van het plan zoals opgenomen in de monitoringstool. Het betreffen concentraties langs de verder weg gelegen Dorpstraat en de Brugweg (ten westen van plan). De concentraties langs deze wegen zijn representatief voor de concentraties binnen- en in de directe omgeving van het plangebied. Indien de concentraties langs deze wegen voldoen aan de grenswaarden, vindt eveneens geen overschrijding plaats binnen en in de directe omgeving van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01_0007.jpg"

De concentraties luchtverontreinigende stoffen liggen hiermee onder de grenswaarden in de vier jaren (2013, 2015, 2020 en 2030). Deze grenswaarden zijn op Europees niveau vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's. Tevens geven de uitkomsten uit de monitoringstool aan dat de concentraties van de luchtvervuilende stoffen vanaf 2015 in het plangebied verder afnemen. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige initiatief.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • 1. een verzorgingstehuis;
    • 2. een psychiatrische inrichting;
    • 3. een kinderdagverblijf.


Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurd aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.

Planspecifiek

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

Het grootste deel van het plangebied is beheersgericht. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uitsluitend de bestaande woningen zijn toegestaan. Binnen het plangebied ligt de geluidszone van het industrieterrein afvalstoffenverwerkingsbedrijf Putman en Struyk Verwo Infra (SVI), die in het kader van de Wet geluidhinder is aangewezen als gezoneerd industrieterrein. De bedrijven zelf liggen grotendeel ten noorden van het plangebied. De geluidzone is opgenomen op de verbeelding en in de regels van voorliggend bestemmingsplan. Binnen de geluidzone mogen geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies worden gebouwd, tenzij daarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige bebouwing mogelijk.

Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

Met de realisatie van de nieuwe bedrijfswoning op deze locatie, is er sprake van een nieuw geluidgevoelig object. Om die reden is door SAB in januari 2015 een akoestisch onderzoek uitgevoerd2.

Toetsing aan de Wet geluidhinder

Uit het onderzoek naar de geluidbelastingen blijkt dat bij de bedrijfswoning de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai niet wordt overschreden. De Wet geluidhinder legt verder geen beperkingen aan de realisatie van het plan. Doordat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wgh wordt eveneens voldaan aan de ambitiewaarden uit het gemeentelijk geluidbeleid.

Beoordeling 30 km/h-wegen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de geluidbelastingen vanwege de niet-zoneplichtige Brouwerslaan (30 km/h) inzichtelijk gemaakt.

Omdat deze weg een 30 km-regime heeft, is deze wegen niet onderzoeksplichtig voor de Wgh en zijn er ook geen normen opgenomen in de Wgh. Voor de toetsing in het kader van een goede ruimtelijke ordening is er wel onderzoek gepleegd. Ter vergelijking worden de geluidbelastingen beoordeeld aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en maximale ontheffingswaarde uit de Wgh voor een vergelijkbare 50 km-weg. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB (artikel 83 lid 2 van de Wgh).

Al gevolg van de Brouwerslaan bedraagt de geluidbelasting meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De optredende geluidbelastingen zijn wel lager dan de maximale ontheffingswaarde.

Gezien de beperkte schaal van dit plan is het niet mogelijk of wenselijk om bronmaatregelen (stiller asfalt) of overdrachtsmaatregelen (afscherming) te treffen die de geluidbelastingen terugbrengen tot waarden die lager zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maatregelen die kunnen worden genomen bij de ontvanger (woning) zijn erop gericht om te voldoen aan de binnenwaarde van 33 dB. Hiermee kan een goed akoestisch woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Geconcludeerd wordt dat ten aanzien van de 30 km/h-wegen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.1.4 Bedrijven en milieuzonering

Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het plangebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.

Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'3 als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.

Planspecifiek

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

Het grootste deel van het plangebied is beheersgericht. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uitsluitend de bestaande woningen zijn toegestaan. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

Op de locatie Brouwerslaan 1a is sprake van de realisatie van nieuwe hinderveroorzakende functies en een nieuwe hindergevoelige functie. Om die reden is door SAB in januari 2015 een onderzoek bedrijven en milieuzonering uitgevoerd4.

Gezien de functies op en in de directe omgeving van de locatie Brouwerslaan 1a, kan de locatie (het onderzoeksgebied) en haar omgeving worden aangemerkt als een 'gemengd gebied'. Dit betekent dat de richtafstanden met één stap kunnen worden verkleind.

Milieuhindergevoelige functies in het onderzoeksgebied

In het onderzoeksgebied is een milieuhindergevoelige functie aanwezig in de vorm van een bedrijfswoning. Deze woning is niet gevoelig van hinder afkomstig van de eigen inrichting, maar wel voor de milieuhinderveroorzakende functies in de omgeving van het onderzoeksgebied.

In de nabijheid van de bedrijfswoning zijn sportvelden, een parkeerterrein, een restaurant, een makelaarskantoor en een koeriersdienst gelegen.

Object   Categorie volgens VNG- publicatie   Grootste richtafstand gemengd gebied   Daadwerkelijke afstand  
Tennisbanen   Tennisbanen (met verlichting)   30 m   20 m  
Voetbalvelden   Veldsportcomplex (met verlichting)   30 m   50 m  
Parkeerterrein (van voetbalvereniging)   Autoparkeerterreinen, parkeergarages   10 m   20 m  
Restaurant Dorpsstraat 111/113   Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d.   0 m   100 m  
Makelaarskantoor Hamersestraat 19   Overige zakelijke dienstverlening: kantoren   0 m   75 m  
Koeriersdienst Hamersestraat 21   Post- en koeriersdiensten   10 m   90 m  

Uit het voorgaande blijkt dat de bedrijfswoning op 20 m afstand van de tennisbanen ligt, terwijl de grootste richtafstand voor deze functie 30 meter bedraagt. Deze richtafstand geldt voor het aspect 'geluid' van de tennisbanen. Op de navolgende afbeelding is de locatie van de bedrijfswoning opgenomen en is een zone van 30 meter rondom de bedrijfswoning getekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01_0008.jpg"

Locatie bedrijfswoning ten opzichte van de tennisbanen

De richtafstanden uit de VNG-publicatie zijn indicatief en kunnen als leidraad fungeren bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De grootste richtafstand voor de tennisbanen komt voort uit het aspect 'geluid'.

De opgegeven richtafstand voor de tennisbaan is van toepassing voor een continu bedrijf. Dit wil zeggen dat bij de betreffende milieubelastende activiteiten de voor geluid bepalende activiteiten continu (dag en nacht) in bedrijf zijn.

Op basis van art. 3.148 van het Activiteitenbesluit dient de verlichting van de tennisbanen uitgeschakeld te zijn ná 23:00 uur. Dit betekent dat er in de nachtperiode (23:00 - 07:00) geen activiteiten meer plaatsvinden op de tennisbanen. Er is dus geen sprake van een continue geluidsemissie. Mogelijk activiteiten vinden dan voornamelijk plaats in de kantine. De kantine is gelegen op een afstand van ca. 80 meter van de nieuwe woning. Geconcludeerd wordt dat de milieubelastende activiteiten in de nachtperiode buiten de richtafstand van de VNG-publicatie zijn gelegen. Hierdoor wordt geen geluidhinder verwacht vanwege deze activiteiten.

De geluidnormen van een activiteit zijn onderverdeeld in drie periodes. Voor activiteiten in de dag- (07:00 – 19:00 uur) en avondperiode (19:00 – 23:00 uur) gelden respectievelijk 10 dB(A) en 5 dB(A) minder strenge geluidnormen dan in de nachtperiode. Het geluidniveau op de gevel van geluidgevoelige objecten mag daarom 5 dB(A) hoger zijn. Dit betekent ook dat wanneer er geen activiteiten in de nachtperiode plaatsvinden, geluidgevoelige functies (woningen) op kortere afstand kunnen worden gesitueerd om te voldoen aan de geluidnorm. Er is dan nog steeds sprake van een goed woon- en leefklimaat. Gezien de afstand van de nieuwe woning tot de tennisvelden (20 meter) en de minder strengere geluidnormering in de dag- en avondperiode wordt geconcludeerd dat de bedrijfswoning naar verwachting geen geluidhinder ondervindt van de naastgelegen tennisbanen.

De afstand van de overige milieuhinderveroorzakende functies tot aan de bedrijfswoning is dusdanig groot, dat deze milieuhinderveroorzakende functies niet belemmerd worden in hun ontwikkelingsmogelijkheden.

Milieuhinderveroorzakende functies in het onderzoeksgebied

In het onderzoeksgebied zijn verschillende milieuhinderveroorzakende functies beoogd. Het betreft een ontwerpbureau, een galerie en een zalenaccommodatie met ondersteunend restaurant. De eerste twee functies zijn overigens functies die reeds op grond van het vigerend bestemmingsplan mogelijk waren.

Functie   Categorie volgens VNG- publicatie   Grootste richtafstand gemengd gebied  
Ontwerpbureau   Overige zakelijke dienstverlening: kantoren   0 m  
Galerie   Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.   0 m  
Zalenaccommodatie met ondersteunend restaurant   Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra   0 m  

De grootste richtafstand als gevolg van de toekomstige functies in het onderzoeksgebied bedraagt 0 m. De milieuhinderveroorzakende functies in het onderzoeksgebied hebben daarmee geen negatieve milieuhindereffecten op de omliggende milieuhindergevoelige functies (woningen).

In het onderzoeksgebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast vindt er met de realisatie van de functies in het onderzoeksgebied geen aantasting plaats van het woon- en leefklimaat van omliggende voor milieuhindergevoelige functies.

4.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.

Planspecifiek

De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01_0009.png"

Uitsnede risicokaart Nederland (bron: www.risicokaart.nl)

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

In en in de nabije omgeving van het plangebied zijn twee risicobronnen aanwezig. Het betreft een gasleiding (N-559-35) en de IJssel, waar gevaarlijke stoffen over vervoerd wordt. Het grootste deel van het plangebied is beheersgericht. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uitsluitend de bestaande woningen zijn toegestaan. Er is daarmee geen sprake van een toename van het groepsrisico. Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) dient echter ook bij consoliderende bestemmingsplannen een berekening van het groepsrisico te worden uitgevoerd. In de reactie van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, verderop in deze paragraaf, wordt hier nader op ingegaan.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

Door SAB is in januari 2015 een quick scan externe veiligheid uitgevoerd naar de nieuwe functies op de locatie Brouwerslaan 1a5 Om de haalbaarheid van het plan aan te kunnen tonen is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van stationaire en mobiele bronnen in de omgeving van het onderzoeksgebied.

Stationaire bronnen

Voor het in beeld brengen van de stationaire bronnen in de omgeving van het onderzoeksgebied is de risicokaart geraadpleegd (zie voorgaande afbeelding). Hieruit blijkt dat er geen Bevi-inrichtingen in de omgeving van het onderzoeksgebied aanwezig zijn. Op de navolgende afbeelding is een fragment van risicokaart opgenomen en is het onderzoeksgebied aangeduid met een gele cirkel.

Mobiele bronnen

In de omgeving van het onderzoeksgebied kunnen verschillende mobiele bronnen voor vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Hierbij gaat het om hogedrukaardgasleidingen en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In de navolgende paragrafen wordt nader ingegaan op de mobiele bronnen in de omgeving van het onderzoeksgebied.

In de omgeving van het onderzoeksgebied ligt de hogedrukaardgasleiding N-559-35. De hogedrukaardgasleiding heeft een invloedsgebied van 78 meter. Het invloedsgebied van het groepsrisico reikt niet tot het onderzoeksgebied, waardoor een nadere verantwoording van het groepsrisico achterwege kan blijven. De hogedrukaardgasleiding vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

In de nabijheid van het onderzoeksgebied bevinden zich geen wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een nadere toetsing kan hiermee achterwege blijven. De A12 ligt op een dusdanig grote afstand van het onderzoeksgebied dat het invloedsgebied van het groepsrisico niet over het onderzoeksgebied ligt. Het plasbrandaandachtsgebied van deze weg reikt niet tot de grenzen van onderhavige locatie.

Over de IJssel worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het onderzoeksgebied ligt echter niet binnen het invloedsgebied van het groepsrisico en hoeft daardoor niet nader beschouwd te worden.

Ten zuiden van het onderzoeksgebied ligt de spoorlijn Arnhem-Zevenaar. Over dit spoortracé worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De transportintensiteiten over dit traject zijn in de afgelopen jaren afgenomen en de risico's zijn daarmee ook verkleind. Naar verwachting zal het aantal transporten in de toekomst niet weer toenemen, aangezien in het Basisnet Spoor de Betuweroute is aangewezen als voornaamste transportas voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij ligt het onderzoeksgebied op meer dan 200 meter van de spoorlijn en is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.

Het groepsrisico hoeft niet verder te worden verantwoord, omdat het onderzoeksgebied buiten het invloedsgebied van de aangegeven risicobronnen ligt. De planontwikkeling heeft daardoor geen effect op het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Reactie Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

In een reactie op het plan geeft de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) aan dat de VGGM, gezien het doel van het bestemmingsplan, niet verwacht dat bij een incident met gevaarlijke stoffen de mogelijkheden voor de hulpverlening wijzigen cq. verslechteren. De actualisatie voorziet alleen in functiewijziging van de voormalige kerk aan de Brouwerslaan 1a, die niet gelegen is binnen een invloedsgebied van een risicobron. Deze wijziging leidt niet tot het wijzigen van het risicobeeld. Op basis hiervan ziet de VGGM geen reden om nader advies uit te brengen over de eventuele optimalisatie van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid.

4.2 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

Waterwet

Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.

Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Provinciaal beleid met betrekking tot water

Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 is Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie vervangt de huidige omgevingsplannen zoals de Structuurvisie, het Gelders Milieuplan en het Waterplan Gelderland 2010-2015. De Omgevingsvisie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn.

In de omgevingsvisie wordt de ambitie en de rol van de provincie voor het aspect water aangegeven. De provincie stuurt op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater. Een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem helpt mee aan een optimale en duurzame driedimensionale inrichting van Gelderland.

Een systeem is veerkrachtig als het onder normale omstandigheden alle functies goed kan uitvoeren, (tijdelijke) over- en onderbelasting goed op kan vangen zonder dat maatschappelijke overlast of ecologische schade optreedt en hiervan snel kan herstellen zonder blijvende negatieve effecten. Een systeem is duurzaam als het ook in de toekomst kan blijven functioneren en in stand kan worden gehouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Om de veerkracht van het water- en bodemsysteem te vergroten is het belangrijk om meer ruimte te maken voor beken, te zorgen voor stedelijk waterbeheer en voor goed bodembeheer. Dat betekent bijvoorbeeld dat de bodem zodanig wordt beheerd en gebruikt dat de bodem meer water kan opnemen in perioden van regen en dus ook weer water kan afgeven in perioden van droogte. Zowel bewoonde gebieden, natuurgebieden als landbouwgronden zullen hieraan een bijdrage moeten leveren.

Daarnaast is het van belang om ervoor te zorgen dat het water- en bodemsysteem duurzaam is en ook in de toekomst kan blijven functioneren tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De provincie streeft naar een duurzaam gebruik van de ondergrond. Zij zoekt naar een balans tussen het benutten van de kansen die de ondergrond biedt en het behouden van de waarde van de ondergrond voor toekomstige generaties. Doel is te komen tot een integrale, efficiënte en duurzame benutting zonder onomkeerbare gevolgen voor de ondergrond. Dit betekent dat de provincie moet afwegen wat op een bepaalde plek in de ondergrond of bovengronds wel of niet mag.

Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld. In de verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot het aspect water. Het gaat onder meer om de onderwerpen Grond- en drinkwater (artikel 2.6 en artikel 3.3) en vaarwegen (hoofdstuk 4).

Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.

De watertoets is opgesteld voor zowel het beheersgerichte gedeelte van het plangebied als de ontwikkeling aan de Brouwerslaan 1a.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Ja

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  

Nee

Ja
Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit
 
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  

Nee
Nee

Nee  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?  
Nee  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  

Nee


Nee  
Verdroging
 
1. Bevindt het plangebied zich in een hydrologisch beïnvloedingsgebied voor natte land natuur?  
Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte landnatuur?  
Nee

Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  

Ja
Nee  
AANDACHTSTHEMA'S  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  

Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?  
Nee  

Veiligheid

Vanwege de waterkerende functie van de IJsseldijk in het noorden van het plangebied, heeft de dijk met bijbehorende beschermingszone een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen. In de regels is voor deze bestemming een beschermende regeling opgenomen.

Grondwateroverlast

Het plangebied ligt in de invloedzone van de IJssel. Er is echter geen sprake van grondwateroverlast in het plangebied als gevolg van de IJssel.

Inrichting en beheer

In het plangebied komen enkele watergangen voor. Deze watergangen zijn bestemd als Water. Er vinden geen ontwikkelingen in het plangebied plaats die de inrichting en het beheer van deze watergangen belemmeren.

Overleg

In het kader van onderhavig bestemmingsplan is overleg met het Waterschap Rijn en IJssel gevoerd over de watertoets. Het waterschap heeft aangegeven geen op- en/of aanmerkingen op het plan te hebben.

4.3 Verkeer en parkeren

Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat een nieuwe ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.

Planspecifiek

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

In dit deel van het plangebied vindt geen aanpassing van de verkeersstructuur plaats.

In de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan is opgenomen dat bij de realisatie van nieuwe functies moet worden voorzien in het minimum aantal parkeerplaatsen conform de Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie van het CROW, publicatie 317, oktober 2012 of een actuelere versie hiervan. Deze regel is noodzakelijk omdat met de komst van de Reparatiewet BZK 2014 de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening zijn komen te vervallen. In de bouwverordening was opgenomen dat er voldoende parkeerplaatsen moesten worden gerealiseerd voor de betreffende ontwikkeling. Om het aspect parkeren voldoende te waarborgen, moet hiervoor een regeling in het bestemmingsplan worden opgenomen.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

Met de functieverandering op deze locatie van een maatschappelijke functie (kerk) naar een dienstverlenende functie, zalenaccommodatie en één bedrijfswoning, zal het aantal verkeersbewegingen naar verwachting beperkt toenemen. De beperkte toename van verkeersbewegingen kan worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld op de Brouwerslaan, en verder op de Dorpsstraat/Hamersestraat.

Het parkeren ten behoeve van de nieuwe functies vindt plaats op de parkeerplaats ten oosten van de locatie. Hier is voldoende parkeerruimte aanwezig om te voorzien in de parkeerbehoefte als gevolg van de beoogde functie.

4.4 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet een ontheffing of vrijstelling van de Flora- en faunawet worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:

  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.

Naast deze drie soorten gebieden is het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) in het kader van de gebiedsbescherming vanuit het provinciale beleid van belang.

Het GNN bestaat enerzijds uit alle gebieden met een natuurbestemming binnen de voormalige Gelderse EHS en anderzijds uit het zoekgebied van 7.300 ha voor 5.300 ha nieuwe natuur. Het beleid met betrekking tot het GNN is ten eerste gericht op de bescherming en het herstel van de aanwezige natuurwaarden, ten tweede op de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden. De GO bestaat uit alle gebieden met een andere bestemming dan natuur binnen de voormalige Gelderse EHS.

Bestemmingswijzigingen in bestaande natuur zijn niet toegestaan, tenzij sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn buiten het GNN. Deze formulering is zo gekozen omdat een nieuwvestiging altijd gepaard gaat met oppervlakteverlies, hetgeen altijd een significant negatief effect op de kernkwaliteiten met zich brengt. Daarom wordt alleen een uitzondering gemaakt voor ingrepen die van groot openbaar belang zijn. Is dat het geval dan kan een ingreep slechts doorgaan indien schade zoveel mogelijk wordt voorkomen en de resterende nadelige effecten volledig worden gecompenseerd. Bij deze categorie ingrepen mag de compensatie ook op afstand van de ingreep plaatsvinden. Indien is aangetoond dat geen reële alternatieven bestaan voor een ontwikkeling binnen het GNN, dient vervolgens te worden onderzocht of deze significante gevolgen kunnen worden voorkomen (gemitigeerd). Hierbij kan onder andere worden gedacht aan maatregelen met betrekking tot de inpassing van de ontwikkeling in de omgeving. Indien mitigatie niet of onvoldoende mogelijk is, wordt toegekomen aan compensatie. Hierbij gaat het om de realisatie van een nieuw areaal natuur. Compensatie dient te worden gerealiseerd in of nabij de GO en vindt bij voorkeur in de nabijheid van de ingreep plaats, mits zodoende een duurzame situatie ontstaat. Hiertoe dient een compensatieplan te worden opgesteld.

De GO heeft een dubbeldoelstelling: er is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de ecologische samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden. Binnen de GO liggen mogelijkheden voor projecten die bijdragen aan een substantiële versterking van de kernkwaliteiten. Grootschalige nieuwvestiging die naar aard en schaal het karakter van het betreffende gebied wezenlijk aantast, past hier niet. Dit ligt anders wanneer een groot openbaar belang in het geding is en reële alternatieven ontbreken. Het gaat dan bijvoorbeeld om nieuwe infrastructuur of woningbouwlocatie. Zowel bij nieuwvestiging als bij een grootschalige uitbreiding dient, naast een goede landschappelijk inpassing, sprake te zijn van een per saldo substantiële versterking van de kernkwaliteiten van de GO. Bij de keuze voor de te ontwikkelen natuur verwacht de provincie dat - in geval van een ontwikkeling binnen een verbindingszone - wordt aangesloten bij de kernkwaliteiten van de GO in het algemeen en het betreffende gebied in het bijzonder. In het geval van een ontwikkeling buiten een verbindingszone, verwacht de provincie dat wordt aangesloten bij de kernkwaliteiten van het aangrenzende GNN in hetzelfde deelgebied.

Soortenbescherming

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

Het plangebied grenst aan de noordzijde aan het Natura2000-gebied 'Rijntakken'. Dit gebied is tevens aangemerkt als deels GNN en deels GO. In het grootste deel van het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het aspect flora en fauna vormt daarmee, voor dit deel van het plangebied, geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

De locatie ligt op ruim 350 afstand van het Natura2000-gebied 'Rijntakken'/GNN/GO. Met de ontwikkeling (functieverandering) zal er sprake zijn van een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen van en en naar de locatie. Gezien de afstand van de locatie tot het Natura2000-gebied/GNN/GO en de beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen, zijn er geen significant negatieve effecten op het Natura2000-gebied/GNN/GO te verwachten.

Op de locatie vindt functieverandering plaats binnen de bestaande bebouwing. De renovatie en herinrichting van het gebouw heeft reeds plaats gevonden. Met de ontwikkeling is geen sprake van aantasting van beschermde soorten.

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan wat betreft de ontwikkeling op de locatie Brouwerslaan 1a.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu zijn verdwenen. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.

Archeologie

Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.

Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.

Gemeentelijk archeologiebeleid

Volgens de Monumentenwet heeft de gemeenteraad de mogelijkheid grenzen aan te geven waarbinnen het uitvoeren van een archeologisch onderzoek wel of niet verplicht is, de zogenaamde vrijstellingsgrenzen. De gemeente Westervoort heeft het rapport 'Archeologische Monumentenzorg in de gemeente Westervoort' opgesteld. In dit rapport zijn de archeologische kenmerken en cultuurhistorische elementen in Westervoort in kaart gebracht en toegelicht. De verschillende verwachtingszones, bekende archeologische vindplaatsen en overige relevante informatie zijn omgezet naar een archeologische beleidsadvieskaart. Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van deze beleidsadvieskaart met legenda opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPWSTNRD2015001-VA01_0011.png"

Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart met legenda

Het archeologische beleid is vastgelegd in het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie (vastgesteld op 28 oktober 2013). Dit bestemmingsplan legt een bij het beleid passende regeling neer voor geheel het grondgebied van de gemeente Westervoort. Het voorliggende bestemmingsplan neemt daarom geen regeling op en verwijst naar het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie (overige regels uit de algemene regels).

In 2013 is een actualisatie van de lijst van beeldbepalende panden in Westervoort uitgevoerd. De uitkomsten daarvan zijn opgenomen in het rapport “Karakteristieke panden gemeente Westervoort 2013”. Dit rapport is door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 2 april 2013. Het rapport is als bijlage opgenomen bij het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie.

Planspecifiek

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

Het grootste deel van het plangebied is beheersgericht. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het aspect cultuurhistorie en archeologie vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

Op de locatie vindt functieverandering plaats binnen de bestaande bebouwing. Er vinden geen bodemingrepen plaats. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

De nieuwe functies op de locatie worden gerealiseerd binnen een voormalige kerk die is aangemerkt als een karakteristiek pand. Door het toekennen van de nieuwe functie kan de karakteristieke kerk behouden blijven in Westervoort Noord. Dit bestemmingsplan biedt bescherming aan karakteristieke panden, waaronder Brouwerslaan 1a.

Het aspect cultuurhistorie en archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan wat betreft de ontwikkeling op de locatie Brouwerslaan 1a.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

Beheersgericht gedeelte van het plangebied

Het opstellen en de procedure van dit deel van het bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Hiervoor staan fondsen uit de algemene middelen ter beschikking.

Ontwikkeling Brouwerslaan 1a

Dit deel van het plangebied wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De plankosten zullen via de gemeentelijke legesverordening aan de initiatiefnemer worden doorberekend. Met de initiatiefnemer is een planschadeovereenkomst gesloten, waarin deze verklaart de volledige mogelijke planschade voor zijn/haar rekening te nemen. Voor de gemeente zijn er geen andere kosten verbonden aan dit plan, waardoor het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk is. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk 2 geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk 3 geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsregels in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene regels zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk 2. Ten slotte regelt Hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

5.4 Wijze van bestemmen

De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hierboven is beschreven.

Het doel van dit bestemmingsplan is het beheer van de bestaande ruimtelijke situatie in Westervoort Noord, met ruimte voor kleine ontwikkelingen op perceelsniveau (via afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden). Hierbij wordt kortheidshalve verwezen naar hoofdstuk 2 van deze toelichting voor een beschrijving van het plan.

In aanvulling hierop verdienen enkele zaken nader aandacht.

In de regels is opgenomen dat binnen het plangebied uitsluitend de bestaande (bedrijfs)woningen zijn toegestaan. Er is echter sprake van een aantal niet gerealiseerde bouwtitels. Het betreft een vrijstaande woning aan de Hamersestraat en woningen bij havezathe Huize Hamerden. Om die reden is op de verbeelding een aanduiding ('maximum aantal nieuwe wooneenheden') opgenomen, waarbij in de regels is geregeld dat deze woningen, naast de bestaande woningen ook zijn toegestaan. Voor de beoogde bedrijfswoning op de ontwikkellocatie Brouwerslaan 1a is een vergelijkbare bepaling opgenomen.

Binnen de bestemming Bedrijf zijn alle bedrijfsvormen specifiek op de plankaart aangeduid, bijvoorbeeld de steenhandel aan de IJsseldijk. Deze aanduiding betekent dat ter plaatse alleen een steenhandel is toegestaan en niet (ook) een ander bedrijf. Dat kan alleen na herziening van het plan.

Binnen de bestemming Wonen zijn de bestaande aan huis verbonden bedrijven aangeduid. Ter plaatse is enkel de aangeduide bedrijfsvorm, ondergeschikt aan de woonfunctie, toegestaan. Een andere bedrijfsvorm is mogelijk nadat burgemeester en wethouders hiertoe een omgevingsvergunning verleend. Beroepen bij huis zijn overal bij recht toegestaan.

In het plangebied zijn ten noordwesten van de voormalige stortplaats volkstuinen gesitueerd. Aangezien deze tuinen een bijzondere gebruiksvorm betreffen, zijn ze specifiek op de plankaart aangeduid.

Vermeldenswaardig is ook de voormalige vuilstort in het noordoosten van het plangebied. Deze is afgedekt met grond en heeft zich tot een landschap met een groen karakter ontwikkeld. Het gebied heeft de bestemming Groen, waarbij de voormalige stortplaats bovendien is aangeduid. Er is een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing in dit groene landschap en het aangrenzende natuurgebied, ten behoeve van het intact houden van de voormalige stortplaats en het behouden van groene waarden.

Ten slotte kent dit bestemmingsplan twee dubbelbestemmingen, namelijk ten behoeve van de gasleiding (artikel 19) en de waterkering (artikel 21). Een dubbelbestemming 'valt' over 'onderliggende' (primaire) bestemmingen en regelt een heel specifiek ruimtelijk belang, namelijk de integriteit van de gasleiding en het behoud en bescherming van de waterkering.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.1.1 Verslag vooroverleg en inspraak

Het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Westervoort Noord 2015' heeft ter inzage gelegen van 16 april 2015 tot en met 27 mei 2015. Gedurende deze termijn zijn verschillende vooroverleg- en inspraakreacties binnengekomen.

De ontvangen reacties zijn in een vooroverleg- en inspraakverslag samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. In de nota is weergegeven of en op welke manier het plan is gewijzigd naar aanleiding van de binnengekomen reacties. Naast de aanpassingen in het kader van het vooroverleg en de inspraak, is het plan ook ambtshalve op een aantal onderdelen gewijzigd. De ambtshalve wijzigingen zijn eveneens opgenomen in het vooroverleg- en inspraakverslag.

Het vooroverleg- en inspraakverslag is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

6.1.2 Verslag zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 3 september 2015 tot en met 15 oktober 2015 voor een ieder ter visie gelegen. Er is een aantal zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan ingediend. De zienswijzennota met daarin de doorgevoerde wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

6.2 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het plan door de gemeenteraad geen handhaving door de gemeente plaatsvindt. Het is daarom van belang om bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van het plan.

Voor een goed handhavingsbeleid zijn vier factoren van belang:

1. Voldoende kenbaarheid van het plan.

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degene die het moeten naleven. De wet kent enkele waarborgen ten aanzien van de te volgende procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraak en rechtsbeschermingmomenten ingebouwd.

2. Draagvlak voor beleid en regeling in het plan.

De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden als het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Het is normaal dat niet iedereen zich kan vinden in ieder onderdeel van het plan. Een algemeen positieve benadering komt de handhaafbaarheid echter ten goede.

3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling moet realistisch en inzichtelijk zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Daarnaast en bovenal moeten de regels goed controleerbaar zijn. De regels moeten mede om die rede niet meer regelen dan strikt noodzakelijk is.

4. Actief gemeentelijk handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie binnen het plangebied. Daarnaast moeten geschikte maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Als dit wordt nagelaten ontstaat er rechtsonzekerheid.

Het gemeentelijk handhavingsbeleid is neergelegd in drie documenten.

  • 1. De Integrale handhavingnota 2005 is op 6 december 2004 vastgesteld door de gemeenteraad. Deze nota heeft tot doel het gemeentebrede handhavingsbeleid weer te geven en om van daaruit het beoogde handhavingsbeleid te ontwikkelen voor deelterreinen als Algemene Plaatselijke Verordening, bijzondere wetten, bouw- en woningtoezicht, ruimtelijke ordening en milieu. Dit betekent dat de uitgangspunten van deze nota van toepassing zijn op de handhavingstrajecten op die deelterreinen en dat op die terreinen nog specifiek handhavingsbeleid wordt ontwikkeld. Gemeentelijke bestuursorganen handelen overeenkomstig het algemene en specifieke beleid bij de handhaving.
  • 2. De nota Handhaving Bouwregelgeving 2006 is door de gemeenteraad op 21 februari 2006 vastgesteld en bevat het beleid voor de uitvoering van de handhavingstaak. De speerpunten voor de handhaving zijn:
    • a. (brand)veiligheid en gezondheid;
    • b. controles tijdens de bouw;
    • c. bestaande gevallen.

In de nota is onder meer vastgelegd op welke wijze toezicht plaatsvindt, hoe het college handhaaft en wanneer het college een overtreding gedoogt.

  • 3. De Nota Handhaving APV en bijzondere wetten 2007. Deze nota is op 19 december 2006 vastgesteld door zowel het college van burgemeester en wethouders als de burgemeester. Deze nota geeft weer op welke wijze het college en de burgemeester omgaan met de handhaving van regels op het terrein van de Algemene Plaatselijke verordening (APV), de Afvalstoffenverordening, de Drank- en Horecawet en de Wet op de Kansspelen.