direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Geerken en Fort 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0293.BPGeerkenFort2017-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de woningbouwontwikkeling De Schans geldt het bestemmingsplan 'De Schans' met de partiële herzieningen 'Heegsche Bouwing' en 'Wonen achter de Dijk'. De oorspronkelijke woningbouwplannen voor de deelgebieden Het Geerken en Fort Geldersoorth voldoen niet aan de huidige marktvraag. Het plan is daarom om deze te herontwikkelen, zonder dat het totaal aantal woningen zoals bepaald in de partiële herziening 'Heegsche Bouwing' toeneemt. Het doel van het voorliggend plan is om deze herontwikkeling mogelijk te maken. Via voorliggend plan wordt de totale regeling voor de deelgebieden Het Geerken en Fort (Woongebied 1 en 4 in het bestemmingsplan 'De Schans') mede aangepast.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt in het zuidwesten van Westervoort en heeft betrekking op de deelgebieden Woongebied 1 (Het Geerken) en 4 (Fort) van het bestemmingsplan 'De Schans'. De volgende afbeelding toont de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPGeerkenFort2017-VA01_0002.png"

Plangebied op luchtfoto weergegeven

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan omvat de woongebieden 1 en 4 van het geldend bestemmingsplan 'De Schans' (onherroepelijk 29 december 2010). Onderstaande afbeelding toont het plangebied geprojecteerd op het geldend bestemmingsplan.

Voor het deelgebied in het noordwesten (Het Geerken) gelden de bestemmingen 'Woongebied - 1' en 'Groen' en is een functieaanduiding opgenomen voor een verbinding voor langzaam verkeer. In het deelgebied Fort geldt de bestemming 'Woongebied - 4'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPGeerkenFort2017-VA01_0003.png"

Plangebied (rood omlijnd) op geldend bestemmingsplan De Schans weergegeven

Op 22 september 2014 is de partiële herziening 'Heegsche Bouwing' vastgesteld. Hierin is een regeling opgenomen die voor elk woongebied geldt, namelijk dat het totaal aantal woningen in De Schans niet meer dan 76 mag bedragen. Deze regeling is ook op het plangebied van kracht.

Voor delen van het plangebied geldt ook het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie dat op 28 oktober 2013 is vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen die bedoeld zijn om de te verwachten archeologische waarde en cultuurhistorische waarde te beschermen. Dit bestemmingsplan wordt eveneens van toepassing verklaard.

1.4 Opzet van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Aanvragen voor omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting zijn opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van wijze van bestemmen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
  • een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en, vaak, ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. Ook wordt in dit hoofdstuk het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving en komt de economische haalbaarheid van het plan aan de orde. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 5 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komt aan de orde wat wezenlijk anders is dan wat er in het bestemmingsplan De Schans is vastgelegd. Voor een uitgebreide beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie van De Schans wordt verwezen naar het bestemmingsplan De Schans.

2.2 Ruimtelijke situatie

Het Fort

Het Fort ligt grotendeels in een gebied dat is geregistreerd als Rijksmonument. De verkavelingsopzet van het Fort blijft afgestemd op de contour van het oorspronkelijke centrale bastion van het fort dat in het gebied De Schans heeft gestaan. Uitgangspunt bij de positionering en verschijningsvorm van de bebouwing is dat het geheel van buitenaf het uiterlijk van een fort heeft. De randen zullen daarom behoudens de ingangen van de ontsluitingswegen geheel worden voorzien van een muur, al dan niet als onderdeel van bebouwing. Ook is de positionering en hoogte van de gebouwen in het fort afgestemd op de hoogte van de omringende muur, zodat er geen gevels van woningen zichtbaar zijn wanneer het fort van buitenaf bekeken wordt. Om ervoor te zorgen dat het uiterlijk als fort niet wordt aangetast, zijn er geen dakkapellen of andere dakopbouwen toegestaan, wat in de regels is geregeld door de zone aan de achterzijde van de woningen boven de begane grond aan te merken als zijnde geen achtererfgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPGeerkenFort2017-VA01_0004.png"

Sfeerimpressie vanaf de zuidzijde van het Fort

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPGeerkenFort2017-VA01_0005.png"

Sfeerimpressie van het centrale openbaar gebied in het Fort

In de oorspronkelijke opzet waren er 14 woningen langs de rand van het Fort en 6 patio's in de hoekpunten voorzien. Het nieuwe plan voorziet in 8 woningen in de hoekpunten en 16 woningen in het middengebied. Dit zijn er 4 meer dan nu in het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn. Aan de randen van het Fort komen de parkeerplaatsen die overkapt zullen worden (carports). Het middengebied zal groen worden ingericht en wordt doorkruist door een pad dat vanaf het noordelijk gelegen gebied aan de overzijde van het water richting het park Fort Geldersoorth loopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPGeerkenFort2017-VA01_0006.png"

Voorbeelduitwerking Fort, 30-01-2017.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPGeerkenFort2017-VA01_0007.png"

Dwarsdoorsnede van de aaneengebouwde woningen

Het Geerken

Voor de verkavelingsopzet van deelgebied Het Geerken zijn een aantal varianten mogelijk. Om de varianten mogelijk te maken, bevat de bestemmingsregeling voor dit deelgebied enige flexibiliteit. De verdeling van het woongebied in twee gedeeltes wordt opgeheven. De voet-/fietsverbinding van het noorden naar het zuiden blijft behouden.

De oorspronkelijke opzet ging uit van 24 gestapelde en 2 vrijstaande woningen. In de nieuwe opzet neemt het aantal woningen af van in totaal 26 naar maximaal 11 woningen. De volgende afbeelding geeft een mogelijke verkaveling weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPGeerkenFort2017-VA01_0008.png"

Voorbeelduitwerking Het Geerken, 15 februari 2017

2.3 Beeldkwaliteitskader

Wat betreft de beeldkwaliteit wordt er voor deelgebied het Fort aangesloten bij het Kwaliteitshandboek Fort Geldersoorth (d.d. 22 februari 2017). Uitgangspunt is om de uitstraling en ruimtelijke verschijningsvorm van het oorspronkelijke fort terug te brengen. Hier wordt onder andere rekening mee gehouden bij de massa en architectuur van de bebouwing. Het Kwaliteitshandboek Fort Geldersoorth is in Bijlage 1 van de regels opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPGeerkenFort2017-VA01_0009.png"

Referentiebeelden voor woningen en architectuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPGeerkenFort2017-VA01_0010.png"

Doorkijk vanuit fort naar buiten

Voor Het Geerken wordt er wat betreft beeldkwaliteit aangesloten bij het Kwaliteitshandboek Het Geerken (d.d. 22 februari 2017), dat in Bijlage 2 van de regels is opgenomen. Het algemeen uitgangspunt is het continueren van het ruimtelijke beeld aan de straat Het Geerken: een samenhangende reeks van bouwvolumes van vrijstaande woningen en enkele twee-onder-een-kapwoningen, een continue voorgevelrooilijn en bij voorkeur een verwantschap in architectonische verschijningsvorm in aansluiting op de bestaande bebouwing langs Het Geerken.

Het beeldkwaliteitskader voor dit bestemmingsplan is in hoofdstuk 5 van de regels gekoppeld aan de dubbelbestemming 'Waarde - Welstand'. Voor een uitgebreide uitleg met betrekking tot de beeldkwaliteit wordt verwezen naar de bijlagen.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid van het plan

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten die van belang zijn voor de haalbaarheid of uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft veelal onderzoeken die noodzakelijk zijn op grond van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Hierbij dient rekening te worden gehouden dat er zich sinds de vaststelling van het bestemmingsplan de Schans geen dusdanige omstandigheden hebben voorgedaan dat de destijds uitgevoerde onderzoeken dienen te worden aangepast.

3.2 Beleid

In het kader van nieuwe verstedelijking heeft het rijk een 'ladder duurzame verstedelijking' opgesteld (onderdeel van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte/SVIR) waaraan nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De lader bestaat uit drie 'stappen' welke doorlopen moeten worden. Dit zijn:

  • 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling dient te voorzien in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit stap 1 volgt dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte moet beschreven worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. indien uit stap 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder bestaand stedelijk gebied wordt het volgende verstaan: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze 'handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' werkt verder uit hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de ladder duurzame verstedelijking wordt naar die handreiking verwezen.

Planspecifiek

In het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking kan worden gesteld dat er in Westervoort met name behoefte is aan koopwoningen in de hoge prijsklasse. Woningen van deze klasse kunnen op basis van dit bestemmingsplan worden gebouwd. Op kwantitatief gebied hebben de gemeenten in de Liemers in 2017 nieuwe regionale woningbouwafspraken gemaakt. Op basis van nieuwe woningbehoefteprognoses is voor Westervoort een behoefte van 310 woningen tot 2027 vastgesteld. Inclusief het voorliggende bestemmingsplan bedraagt de harde plancapaciteit in Westervoort 183 woningen. Op basis hiervan is het totale plan De Schans met dezelfde aantallen woningen (76 totaal) te handhaven. Het voorliggende bestemmingsplan past daarmee ruimschoots binnen de regionale woningbouwafspraken in de Liemers.

De ontwikkeling vindt plaats binnen het stedelijk gebied op een locatie waar al jaren een bestemming ligt voor woningbouw. Hiermee sluit de ontwikkeling aan bij de ladder voor duurzame verstedelijking en is het plan in lijn met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Met betrekking tot het beleid vinden er verder geen relevante veranderingen plaats ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan De Schans. In dit bestemmingsplan De Schans zijn de ingrepen beleidsmatig reeds onderbouwd. Er vinden wel verschuivingen plaats in de verkaveling en het aantal woningen in de twee deelgebieden, maar het totaal aantal woningen van De Schans blijft gelijk. Deze aanpassingen zijn van dien aard dat dit geen invloed heeft op rijks-, provinciaal en/of gemeentelijk beleid.

3.3 Milieu

3.3.1 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied.

Planspecifiek

In voorliggend plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die een andere visie geven op het reeds uitgevoerde bodemonderzoek. Het aspect bodem staat de uitvoerbaarheid van voorliggend plan dan ook niet in de weg.

3.3.2 Lucht

In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er met betrekking tot luchtkwaliteit twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Planspecifiek

Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in een ontwikkeling waarbij het aantal woningen afneemt van 46 naar 35. De invloed op de luchtkwaliteit zal dus beperkter zijn dan in het oorspronkelijke plan. De gewijzigde plannen vormen wat betreft het aspect luchtkwaliteit dus geen belemmering voor de uitvoerbaarheid.

3.3.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • 1. verzorgingstehuizen;
    • 2. kinderdagverblijven
    • 3. psychiatrische inrichtingen
    • 4. medisch centra;
    • 5. poliklinieken;
    • 6. medische kleuterdagverblijven.

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.

De gemeente Westervoort heeft in 2007 geluidbeleid vastgesteld. Het beleid bestaat uit een Nota Geluidsbeleid waarin de hoofdlijnen van het beleid uiteen worden gezet en een viertal deelnota's, te weten een Nota Hogere Grenswaarden, een Nota Bedrijven en geluid, een de Nota geluid en evenementen (vastgesteld 2010) en een Nota Bouwlawaai. Met het Geluidbeleidsplan en de daarin opgenomen bijlagen is gevolg gegeven aan de voornemens uit het gemeentelijke milieubeleidsplan om de geluidssituatie binnen de gemeente te inventariseren, geluidskaarten op te stellen en het opstellen van een gemeentebreed geluidsbeleid.

De doelstelling van het beleid is het behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar het noodzakelijk is, de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Een belangrijke subdoelstelling is het realiseren van een passende geluidskwaliteit in elk gebied. Het geluidsbeleid heeft vooral betrekking op nieuwe situaties zoals de aanleg van nieuwe wegen en woonwijken.

Planspecifiek

In dit bestemmingsplan vinden geen ontwikkelingen plaats die dichter op de weg zijn gelegen dan in het oorspronkelijke plan, waarvoor een geluidsonderzoek heeft aangetoond dat geluidshinder geen belemmering vormt. Het initiatief is dus uitvoerbaar op het gebied van geluid.

3.3.4 Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) heeft in 2009 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uitgegeven. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

Planspecifiek

Aangezien er in dit bestemmingsplan geen nieuwe bedrijvigheid wordt voorzien en het bestaande woongebied van het bestemmingsplan nagenoeg onveranderd blijft, vormt de milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

3.4 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

Waterwet

Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.

Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen.

Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.

Planspecifiek

Aangezien in het plan het verhard oppervlakte ten opzichte van de situatie in het bestemmingsplan De Schans nagenoeg niet anders wordt, heeft dit geen invloed op de waterhuishouding zoals dit reeds is beschreven in het bestemmingsplan De Schans. In de directe omgeving zijn voldoende bergings- en afvoermogelijkheden.

Met het voorliggend plan zijn de belangen van het Waterschap Rijn en IJssel niet in het geding. Het watersysteem blijft hetzelfde ten opzichte van het (bestemmings)plan De Schans en de verharding neemt niet toe. Deze waterhuishoudkundige aspecten zijn dan ook al reeds afgestemd in het kader van dat bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is op het gebied van water uitvoerbaar.

3.5 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming

Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de EHS) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het NNN is de verantwoordelijkheid van de verschillende provincies. In het NNN liggen:

  • bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken;
  • gebieden waar nieuwe natuur aangelegd wordt;
  • landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer;
  • ruim 6 miljoen hectare grote wateren: meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee;
  • alle Natura2000-gebieden.

De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:

  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.

In tegenstelling tot gebieden die alleen in het NNN liggen kennen Natura 2000-gebieden een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.

Soortenbescherming

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van EZ. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Het plangebied betreft geen Natura 2000-gebied, beschermd natuurmonument, wetlands of andere gebieden behorend tot het NNN. In dit bestemmingsplan worden geen wezenlijk nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die ten koste kunnen gaan van ecologische waarden ten opzichte van het reeds toegestane gebruiks- en bouwmogelijkheden in het oorspronkelijke bestemmingsplan. Het totaal aantal woningen in het plangebied neemt ook af van 46 naar 35. Het voorliggend bestemmingsplan is daarmee op het gebied van ecologie uitvoerbaar.

3.6 Archeologie en cultuurhistorie

In elk ruimtelijk plan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 overgegaan in de Erfgoedwet. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen, gaan naar de Omgevingswet die in 2019 van kracht wordt.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan (en andere ruimtelijke besluiten) opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veilig gesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. 

Planspecifiek

Cultuurhistorie

De locatie van het voormalige Fort Geldersoorth is cultuurhistorisch rijksmonument (OBD 38849). Voor de ontwikkeling van De Schans is een beeldkwaliteitkader opgesteld (Kwaliteitshandboek De Schans) dat als bijlage bij het bestemmingsplan de Schans is opgenomen. Voor het deelgebied Fort zijn in dat Kwaliteitshandboek de belangrijkste cultuurhistorische waarden beschreven en hoe hiermee om wordt gegaan met betrekking tot de verkaveling en nieuwbouw in het gebied. De historische waarden worden zoveel als mogelijk als leidraad gebruikt bij de verkavelingsstructuur, de bouwmassa's en de uitstraling. Het Fort wordt gebouwd op het rijksmonument en dit is bepalend voor de uitstraling en bouwmogelijkheden binnen dit deelgebied. Om deze reden is het bouwen van dakkapellen en andere dakopbouwen bijvoorbeeld niet toegestaan. Het Kwaliteitshandboek Fort Geldersoorth is een aangepast onderdeel van het Kwaliteitshandboek De Schans.

Archeologie

Volgens de Erfgoedwet heeft de gemeenteraad de mogelijkheid grenzen aan te geven waarbinnen het uitvoeren van een archeologisch onderzoek wel of niet verplicht is, de zogenaamde vrijstellingsgrenzen.

De gemeente Westervoort heeft een bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie vastgesteld. Dat bestemmingsplan legt een bij het beleid passende regeling neer voor geheel het grondgebied van de gemeente Westervoort. Het voorliggende bestemmingsplan neemt daarom geen regeling op en verwijst naar het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie.

In het kader van de ontwikkeling van De Schans is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit volgt dat er in het gebied van het Fort archeologische waarden en restanten van de fundering van het bastion aanwezig zijn. De realisatie van het Fort met de woningen is mogelijk, mits bij de fundering en kabels en leidingen rekening wordt gehouden met de in de bodem aanwezige resten van het bastion (selectiebesluit college d.d. 27 april 2010, nr. RenS 4). Voor het gebied Het Geerken is het plan uitvoerbaar gebleken.

Hiermee wordt het plan op het gebied van archeologie en cultuurhistorie uitvoerbaar geacht.

3.7 Verkeer en parkeren

Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is de verkeersstructuur van een bepaald gebied. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die getoetst moeten worden aan de eisen op het gebied van verkeer en parkeren.

Planspecifiek

Beide deelgebieden worden ontsloten door de weg Het Geerken. Aangezien het aantal woningen in het deelgebied Geerken afneemt, neemt ook de verkeersaantrekkende werking op het laatste deel van de weg Het Geerken af. Voor het eerste deel van Het Geerken (tot de aansluiting van de weg naar de Heegsche Bouwing en het Fort) blijft, ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen, de verkeersaantrekkende werking hetzelfde. Dit omdat het totaal aantal woningen in het plan De Schans dat ontsloten wordt via Het Geerken niet toe- of afneemt.

De parkeernormen zullen ten opzichte van het oorspronkelijke plan niet wijzigen. Voor grondgebonden woningen wordt uitgegaan van een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen. Bij de uiteindelijke uitwerking zullen in het stedenbouwkundig plan voldoende parkeerplaatsen moeten worden opgenomen. In het plangebied zal de beschikbare ruimte voor woningen en parkeerruimte op elkaar worden afgestemd, hiervoor is voldoende ruimte in het plan.

Dit bestemmingsplan is daarmee op het gebied van verkeer en parkeren uitvoerbaar.

3.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen.

Toetsingskaders zijn onder andere het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe hoger het groepsrisico, hoe groter deze kans. Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Voor inrichtingen geldt daarnaast dat verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten. Voor transportassen (weg, spoor en water) geldt dat de verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer sprake is van toename van het aantal personen (en daarmee een toename van het groepsrisico) of overschrijding van de oriëntatiewaarde.

De gemeente Westervoort wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Westervoort de Beleidsvisie Externe Veiligheid vastgesteld. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico’s in de gemeente Westervoort aanwezig zijn en hoe er met deze en toekomstige risico’s om dient te worden gegaan.

Planspecifiek

Voorliggend plan maakt geen wezenlijke nieuwe ontwikkelingen mogelijk met betrekking tot veiligheidsproblemen welke aandacht vragen. In het bestemmingsplan De Schans is hier reeds op ingegaan en hieruit blijkt dat externe veiligheid geen invloed heeft op de uitvoerbaarheid van het plan.

3.9 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De plankosten worden gedragen door de gemeente Westervoort en daarvoor is voldoende budget beschikbaar. Voor dit bestemmingsplan is geen exploitatieplan opgesteld omdat dit anderszins verzekerd is (middels een overeenkomst). Eventuele planschade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan komt voor rekening van de ontwikkelaar. Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar.

3.10 Handhaafbaarheid

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het plan door de gemeenteraad, er geen handhaving door de gemeente plaatsvindt. Het is daarom van belang om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van het plan.

Het gemeentelijk handhavingsbeleid is neergelegd in de Integrale Handhavingsnota 2013-2017 vastgesteld op 28 januari 2013.

Samengevat zijn de doelstellingen voor het handhavingsbeleid als volgt:

  • Naleving bevorderen
  • Bieden van rechtszekerheid en -gelijkheid
  • Transparantie
  • Voldoen aan wetgeving en jurisprudentie
  • Creëren van draagvlak
  • Eenduidig kader voor de sturing van uitvoering
  • Democratische legitimatie

Voor een uitgebreide toelichting van deze doelstellingen wordt verwezen naar de Integrale Handhavingsnota 2013-2017, deze is op de gemeentelijke website te vinden. Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld waarbij rekening is gehouden met bovenstaande doelstellingen.

Hoofdstuk 4 Wijze van bestemmen

4.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

4.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen zoals gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc.. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

4.3 Planregels

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

4.4 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • 'Groen', waarbij de functie van groenvoorzieningen wordt neergelegd. Deze bestemming is toegekend aan de noordelijke strook binnen deelgebied Het Geerken. Er is een breed aanduidingsvlak 'speciale vorm van verkeer - langzaam verkeer' opgenomen waarbinnen een langzaam verkeersverbinding gerealiseerd wordt.
  • 'Verkeer', waarbij de verkeersfunctie wordt neergelegd. Deze bestemming is toegekend aan een strook aan de zuid- en oostzijde van het deelgebied Fort, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - carport' carports zijn toegestaan.
  • 'Woongebied - 1', waarbij de woonfunctie wordt neergelegd voor het deelgebied Het Geerken. De gronden zijn daarnaast bestemd voor groen, tuinen, water, parkeren en verkeer. Er is een breed aanduidingsvlak 'speciale vorm van verkeer - langzaam verkeer' opgenomen waarbinnen een langzaam verkeersverbinding gerealiseerd wordt. Om te borgen dat deze verbinding ook daadwerkelijk aangelegd en in stand wordt gehouden is hiertoe tevens een voorwaardelijk bepaling opgenomen in de regels.
  • 'Woongebied - 4', waarbij de woonfunctie wordt neergelegd voor het deelgebied Fort. De gronden zijn daarnaast bestemd voor groen, tuinen, water, parkeren en verkeer. Binnen deze bestemming zijn maximaal 24 woningen toegestaan. De bouwvlakken zijn strak om de geplande woningen heen gelegd. Ten behoeve van een eenduidige uitstraling als fort is de aanduiding 'geen achtererfgebied' neergelegd, zodat het niet mogelijk is om vergunningsvrij dakkapellen te realiseren. Er is daarnaast nog een afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarmee de realisatie van 2 extra woningen mogelijk is, aangezien er binnen het stedenbouwkundige kader nog 2 woningen extra in de 'hoekpunten' van het fort passen.
  • 'Waarde - Welstand', waarmee voor beide deelgebieden het beeldkwaliteitskader conform het Kwaliteitshandboek Fort Geldersoorth en Kwaliteitshandboek Het Geerken is gekoppeld aan een regeling in de regels. Het Kwaliteitshandboek Fort Geldersoorth en Kwaliteitshandboek Het Geerken worden als welstandsbeleid astgesteld bij vaststelling van dit plan. Dat gebeurt op basis van artikel 12 van de Woningwet.

Dit plan kent nog als noemenswaardige bijzonderheid dat voor alle woongebieden binnen het plan De Schans het totale woningbouwprogramma niet meer mag bedragen dan 76 wooneenheden. Deze regeling is in Hoofdstuk 3 opgenomen. Daarnaast is in de bestemmingen 'Verkeer' en 'Woongebied - 4' een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muur' opgenomen, waarbinnen de grond geheel bebouwd moet zijn om de uitstraling van een fort te waarborgen. Mede daarom is ook bepaald in de regels dat de daken van de hoofdgebouwen géén dakkapellen mogen bevatten. Dat past ook bij de beoogde architectuur. Om voorts zeker te stellen dat niemand later alsnog meent dat een dakkapel vergunningsvrij gebouwd mag worden omdat het achtererf zou zijn is óók bepaald dat het gebied dat in het zicht ligt géén achtererf is. In onderstaande tekening is de zone die niet tot het achtererfgebied wordt gerekend rood gearceerd. Het betreft de zone vanaf 25 cm boven de vloer van de eerste verdieping tot de nok van het gebouw. Hiermee wordt de cultuurhistorische waarde van het fort geborgd. De zone vanaf de begane grond tot 25 cm boven de vloer van de eerste verdieping is dus wel achtererfgebied en mag wel vergunningsvrij worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0293.BPGeerkenFort2017-VA01_0011.png"

Het bestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie blijft op de locatie gelden, met uitzondering van de regels die in het voorliggend bestemmingsplan Geerken en Fort 2017 zijn opgenomen.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 5 De procedure

5.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt dit vooroverleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Verslag artikel 3.1.1 Bro overleg

De waterhuishoudkundige aspecten zijn in het kader van het bestemmingsplan De Schans reeds met het waterschap Rijn en IJssel afgestemd. Voorliggend plan voorziet niet in een ander watersysteem of extra verharding, waardoor het belang van het Waterschap in het geding is (zie ook paragraaf 3.4). Gezien het beperkte provinciale en rijks belang wordt het bestemmingsplan direct als ontwerp toegezonden aan de provincie en het Rijk. Zij hebben de mogelijkheid gehad zienswijzen in te dienen, maar hebben hier geen gebruik van gemaakt.

5.3 Verslag inspraak

Er is geen sprake van grote verandering in uitgangspunten voor het plangebied en het totale aantal woningen in de Schans neemt niet toe. Omwonenden worden tijdens een informatieavond over het plan geïnformeerd. Een formele inspraakprocedure kan daardoor worden overgeslagen. Het bestemmingsplan wordt niet als 'voorontwerp' ter inzage gelegd maar gelijk als 'ontwerp' bestemmingsplan. Belanghebbenden kunnen in het kader van het ontwerpbestemmingsplan hun eventuele zienswijzen indienen.

5.4 Verslag zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 4 mei tot en met 14 juni 2017. Gedurende deze termijn zijn drie zienswijzen binnengekomen, op basis waarvan enkele aanpassingen in het plan zijn gedaan.