Plan: | Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o. 2021 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0289.0085geluid1eherz-ONT1 |
De Wageningen Campus biedt zowel ruimte aan onderwijs- en onderzoeksinstellingen als aan kennisintensieve bedrijvigheid en instellingen. Door de menging van onderwijs en bedrijvigheid, is het terrein te karakteriseren als een bedrijventerrein. De Wet milieubeheer en de Wabo bieden de mogelijkheid om specifieke eisen te stellen aan bedrijven of aan een cluster van bedrijven. Voor de campus is dan ook een geluidsvisie opgesteld die is verankerd in het bestemmingsplan 'Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o.', vastgesteld op 27 oktober 2014. Gezien recente ontwikkelingen in het gebied en de planvorming rondom De Born Oost aan de oostzijde van Wageningen Campus, is een herziening nodig van de geluidruimteverdeling en het bijhorende bestemmingsplan. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een aangepaste verdeling van de beschikbare geluidruimte in het gebied op basis van een nieuw opgestelde geluidvisie voor het gebied van Wageningen University & Research.
Aan de noordkant van Wageningen ligt de Wageningen Campus. Al enige jaren geleden is door WUR het proces in gang gezet om de bebouwing en voorzieningen op (toen nog) de locatie De Born uit te breiden en te transformeren tot de nieuwe centrale campus. Het plangebied, weergegeven op afbeeldingen 1.1, bestaat uit de Wageningen Campus, De Born Oost en delen van het buitengebied van gemeente Wageningen. Het wordt afgebakend door de wegen Mansholtlaan (N781), Droevendaalsesteeg, Grintweg, Nijenoord Allee, Dijkgraaf, Bornesteeg en de perceelsgrens op ca. 150 meter ten zuiden van het Laantje van Seres.
Afbeelding 1.1: Plangebied bestemmingsplan Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o. 2021
Binnen het plangebied geldt een aantal bestemmings-, inpassings- en wijzigingsplannen. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen twee typen plannen. Een deel van de plannen ziet op de geluidruimteverdeling binnen het gebied en een ander deel ziet op de overige bestemmingen binnen het plangebied.
Ten aanzien van de geluidruimteverdeling geldt het bestemmingsplan 'Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o.' dat is vastgesteld in 2014. Sindsdien zijn twee wijzigingsplannen vastgesteld, te weten 'Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o.' dat is vastgesteld op 29 augustus 2017 en 'Wijzigingsplan 'Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o. (kavels 40, 44 en 49)' dat is vastgesteld op 19 september 2017.
Onderhavig plan voorziet in een herziening van het vigerende plan Geluidruimteverdeling Wageningen Campus en neemt daar de twee wijzigingsplannen in mee. De overige bestemmingsplannen worden opnieuw van toepassing verklaard. Deze bestemmingsplannen moeten dan ook, net als deze drie plannen, in samenhang met het parapluplan worden gelezen.
De verbeelding van het parapluplan bestaat uit een contour. Hierdoor wordt, naast de betreffende bestemmingsplannen, het parapluplan van toepassing verklaard op de betrokken gronden. Het bestemmingsplan gaat in op de delen van de gronden die behoren tot het gebied dat is beschreven als visiegebied in de 'Geluidsvisie Wageningen Campus e.o.'.
Voor het gebied waarop het parapluplan betrekking heeft, gelden de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | IMRO | Vaststelling gemeenteraad |
Bestemmingsplan Wageningen Campus | NL.IMRO.0289.0003wagcampus-VSG1 | 16-07-2010 |
Inpassingsplan Busbaan Wageningen Campus | NL.IMRO.9925.IPBusbaanWag-vst1 | 16-02-2011 |
Bestemmingsplan De Goor, eerste fase | NL.IMRO.0289.0012goorfase1-VSG1 | 27-06-2011 |
Bestemmingsplan Wageningen, 2e herziening | NL.IMRO.0289.0017wag2eherz-VSG1 | 28-05-2013 |
Bestemmingsplan Buitengebied | NL.IMRO.0289.0025BpBuitengebied-ONHE | 11-06-2014 |
Bestemmingsplan Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o. | NL.IMRO.0289.0039geluidcampus-VSG1 | 27-10-2014 |
Bestemmingsplan Campus Plaza | NL.IMRO.0289.0035campusplaza-VSG1 | 27-10-2014 |
Bestemmingsplan 3e Kwadrant Business Strip | NL.IMRO.0289.0036kwadrant3-VSG1 | 27-10-2014 |
Bestemmingsplan 2e Kwadrant Business Strip | NL.IMRO.0289.0060kwadrant2-VSG1 | 29-05-2017 |
Wijzigingsplan Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o. | NL.IMRO.0289.0066wijzkavel22-VSG1 | 29-08-2017 |
Wijzigingsplan Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o. (kavels 40, 44 en 49) | NL.IMRO.0289.0068wijzkavel49-VSG1 | 19-09-2017 |
Paraplubestemmingsplan kennisecosysteem | NL.IMRO.0289.0074kennisecosyst-VSG1 | 11-05-2020 |
Bestemmingsplan Kamergewijze verhuur, update | NL.IMRO.0289.0079kamerverhupd-VSG2 | 22-03-2021 |
Bestemmingsplan De Born Oost | NL.IMRO.0289.0087Bornoost-ONT1 | n.v.t. |
Tabel 1: overzicht vigerende bestemmingsplannen
Afbeelding 1.2: Vigerende bestemmingsplannen plangebied (plangebied rood omlijnd), uitsnede ruimtelijkeplannen.nl
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding bestaat in onderhavig geval uit een plangrens. De kaart met de geluidsruimteverdeling per kavel, die samenvalt met de plangrens, wordt als bijlage bij de regels gevoegd. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding, de kaart met de geluidsruimteverdeling en de regels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachtegang.
De toelichting is als volgt opgebouwd: na het inleidende eerste hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een toelichting gegeven op de inhoud van dit parapluplan. Hoofdstuk 3 bevat de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitbaarheid van het plan, inclusief een beschrijving van de procedurele aspecten van het bestemmingsplan.
Medio 2013 is gebleken dat de activiteiten op het terrein van Wageningen Campus dusdanig dynamisch waren, dat meer flexibiliteit en stroomlijning op het gebied van geluid gewenst was en dat de bescherming van de omgeving tegen geluid noodzakelijk werd. In 2014 heeft de gemeente Wageningen dan ook een geluidsvisie vastgesteld voor Wageningen Campus en omgeving. Het doel hiervan was om de bedrijven in het visiegebied voldoende ruimte te geven voor hun huidige en toekomstige activiteiten èn tegelijkertijd de bewoners voldoende te beschermen tegen geluid. Met het opstellen van deze geluidsvisie heeft de gemeente deze flexibiliteit en stroomlijning geregeld. De visie is vervolgens geborgd in het bestemmingsplan “Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o.”. Deze aanpak sloot goed aan bij het principe van 'een goede ruimtelijke ordening'. Het zorgt ervoor dat beschikbare geluidruimte van een gebied zo eerlijk mogelijk wordt verdeeld over de inrichtingen, zonder dat daarvoor bestaande rechten worden aangetast. Tevens wordt de omgeving van het visiegebied duurzaam beschermd tegen geluid.
De vastgestelde geluidemissie in de visie uit 2014 is gebaseerd op het 'stand-still' principe. Dit houdt in dat de geluidemissie niet mag toenemen ten opzichte van de vergunde situatie. De afgelopen jaren is echter gebleken dat de waarden uit dit stand-still principe als te rigide ervaren werd. De Wageningen Campus is in ontwikkeling en er vindt uitbreiding plaats naar het oostelijk van de campus gelegen gebied De Born Oost. De kavelwaarden bleken op verschillende plaatsen te laag. Daarom zijn sinds de vaststelling van het paraplubestemmingsplan enkele wijzigingsplannen vastgesteld. Medio 2018 is echter gebleken dat, gezien de ontwikkelingen in het gebied, een herziening nodig is van de gehele geluidruimteverdeling. Gemeente Wageningen heeft in overleg met Wageningen University & Research besloten een nieuwe visie voor het gebied vast te stellen.
Met de nieuwe geluidsvisie, zoals opgenomen in Bijlage 1, wil de gemeente flexibiliteit in het gebied beter regelen. In plaats van uit te gaan van het stand-still principe, wordt aansluiting gezocht bij de gebiedsindeling uit de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening, in combinatie met de berekende geluidsniveaus als gevolg van wegverkeerslawaai in de omgeving van het plangebied. Omwonenden van het visiegebied worden belast met geluid dat afkomstig is van alle daar gevestigde en nog te vestigen bedrijven en activiteiten. Daarnaast geven de omliggende wegen van het visiegebied ook een bepaalde geluidbelasting.
Normaliter geldt voor bedrijven een normstelling per bedrijf of per samengevoegd bedrijvencluster op de geluidgevoelige bestemmingen. Daarnaast geldt er ook een normstelling per weg. Binnen de 'Geluidsvisie Wageningen Campus en omgeving' worden deze individuele normstelling niet losgelaten, maar wordt deze individuele normstelling in combinatie met de cumulatieve normstelling gehanteerd. Zo wordt in de omgevingsvergunning milieu of maatwerkvoorschriften de geluidsbelasting van een individuele inrichting vastgelegd. Met het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan en de bijhorende geluidsvisie, dienen inrichtingen vervolgens daarnaast ook te voldoen aan de cumulatieve waarden en de kavelwaarden per kavel.
Bij de herziening van de geluidsvisie worden alle ontwikkelingen die zich in de afgelopen jaren hebben voorgedaan en alle nu bekende toekomstige plannen meegenomen. Dit betreft o.a. het derde onderwijsgebouw, de uitbreiding van Friesland Campina, een uitbreiding bij Plus Ultra en het Dialogue Centre. Ook is de ontwikkeling van De Born Oost, met onder meer kennisintensieve bedrijvigheid en studentenhuisvesting meegenomen. Deze input voor het geluidmodel is doorgerekend en omgezet naar geluidniveaus die per kavel ten hoogste zijn toegestaan. De beschikbare geluidruimte van een gebied is vervolgens zo eerlijk mogelijk verdeeld over de inrichtingen en getoetst aan de omgeving. Per kavel is een kavelwaarde vastgelegd die wordt uitgedrukt in een bronvermogen (Lw) in dB(A)/m2 gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Met het vaststellen van geluidsniveaus die per kavel ten hoogste zijn toegestaan, is de omgeving van het campusterrein en De Born Oost duurzaam beschermd.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een aangepaste verdeling van de beschikbare geluidruimte in het gebied.
Bij het opstellen van gemeentelijk beleid is het landelijk beleid leidend. Het landelijke beleid voor het opstellen van een geluidvisie is vastgelegd in diverse wetten en regels: Wet geluidhinder, Wet milieubeheer, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening. Voor nadere uitwerking en het stellen van regels is ook de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (Ministerie van VROM, 1998) van belang. Deze handreiking is opgesteld als hulpmiddel bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai.
Daarnaast geldt een aantal basisprincipes, zoals het toepassen van Beste Beschikbare Technieken (BBT, artikel 2.14 lid 1C onder 1 van de Wabo) en de voorkeursvolgorde bij de bestrijding van geluidshinder: 'bron - overdracht - ontvanger' (zie kader 1)
Kader 1: voorkeursvolgorde bestrijding geluidshinder
De Wet geluidhinder stelt dat rondom een bedrijventerrein of een deel van het bedrijventerrein een geluidszone dient te zijn vastgesteld als op dit bedrijventerrein bedrijven zich kunnen vestigen die aangemerkt zijn als bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. We noemen deze bedrijven in de praktijk ook wel 'grote lawaaimakers'. In de Wet geluidhinder zijn dergelijke terreinen gedefinieerd als industrieterrein. Volgens de vigerende bestemmingsplannen in het visiegebied, is de vestiging van grote lawaaimakers (ex Bijlage 1, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht ('Bor')) uitgesloten. In het kader van de Wet geluidhinder is dus geen noodzaak tot het vaststellen van een geluidzone.
De Wabo, Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn van toepassing op inrichtingen die zich willen vestigen op en om het terrein. In deze regelgevingen zijn normen opgenomen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het piekgeluidniveau (LAmax) voor inrichtingen, te beoordelen ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld: woningen en onderwijsinstellingen). Het bevoegd gezag dient er op toe te zien dat deze wettelijke regels worden nageleefd.
De Wet ruimtelijke ordening bestaat uit een aantal instrumenten om de ruimtelijke besluitvorming te stroomlijnen. Daarnaast geeft zij richting in bevoegdheden in ruimtelijke besluitvorming. De wet biedt mogelijkheden om ruimtelijke behoeften als wonen, werken, recreëren, mobiliteit, water en natuur in een samenhangende benadering te verdelen. Binnen de Wro wordt onderscheid gemaakt in:
In alle genoemde instrumenten speelt het aspect geluid een rol:
In de Wro zijn ten voor genoemde instrumenten echter geen verplichtingen opgenomen ten aanzien van het aspect geluid. Geluid speelt met name een rol als onderdeel van de inhoudelijke afweging.
Woningen (en andere geluidgevoelige bestemmingen) zijn ingevolge de Wet milieubeheer, de Wabo en het Activiteitenbesluit beschermd. In de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening is een instructie opgenomen om een gedegen geluidafweging te maken bij de vergunningverlening, ook voor (bedrijfs)woningen gelegen op een bedrijventerrein (waar de geluidnorm minder streng is dan daarbuiten) (zie kader 2).
De Handreiking gaat uit van een principe van richtwaarden (voor individuele bedrijven) voor de karakterisering van de woonomgeving en beperkte ontheffingsmogelijkheden op basis van bestuurlijke afwegingen.
Kader 2: juridisch kader Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening
Daarnaast dient er ook rekening gehouden te worden met het provinciaal en het gemeentelijk beleid. Op provinciaal niveau zijn met name het ruimtelijk beleid (Omgevingsvisie en Omgevingsverordening) en de provinciale inpassingsplannen van belang. Voor dit gebied kan daarbij specifiek gedacht worden aan het aanwezige stiltegebied en de busbaan.
Op gemeentelijke niveau speelt het ruimtelijk beleid in de vorm van een gemeentelijke structuurvisie, de bestemmingsplannen en het bouw- en milieubeleid een rol. Verder is ook het gemeentelijke mobiliteitsplan van belang.
Meer specifiek geldt de gemeentelijke geluidsvisie voor Wageningen Campus e.o.. Bij deze visie wordt nader stilgetsaan in de volgende paragrafen.
De gemeentelijke geluidvisie voor Wageningen Campus e.o. hanteert drie belangrijke principes, waarbij het begrip 'flexibiliteit' centraal staat. Deze drie principes zijn:
De mate waarin geluidtaken zijn opgepakt is bepalend voor een realistische aanpak. Het ambitieniveau van de gemeente Wageningen speelt hierin een belangrijke rol. De borging van cumulatieve geluidniveaus in een geluidzone of geluidvisie is een goed instrument om het ambitieniveau en de aanpak voor het visiegebied te waarborgen.
Het visiegebied herbergt een mix van verschillende activiteiten, zoals onderwijs, onderzoek en sport. Dit zijn activiteiten die niet aangemerkt kunnen worden als zijnde zogeheten activiteiten die een grote mate van lawaai maken. De zogeheten 'grote lawaaimakers' (conform Bijlage 1, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht) zijn dan ook uitgesloten. Dit houdt in dat de Wet geluidhinder voor het aspect industrielawaai niet van toepassing is. De plicht tot het opnemen van een geluidzone kan in dit kader dus geen sturing geven aan de cumulatieve geluidniveaus.
De basis voor de sturing op cumulatieve geluidniveaus dient daarmee van elders te komen. De Handreiking industrielawaai en vergunningverlening biedt daarvoor een goede uitgangspositie. Op basis van de handreiking kan voor een gebied een cumulatief sturingsinstrument, zoals een geluidzone of geluidvisie, worden opgezet die in grote lijnen overeenkomt met het sturingsinstrument van de Wet geluidhinder voor wat betreft het aspect industrielawaai.
In de huidige praktijk van vergunningverlening in het kader van de Wabo bepaalt de gemeente zelf van geval tot geval de grenswaarden voor elk individueel bedrijf. Deze grenswaarden worden vastgelegd in de vergunning van het betreffende bedrijf. Voor het bepalen van de grenswaarde wordt in de huidige werkwijze gebruik gemaakt van de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (Ministerie van VROM, 1998). Voor bedrijven die vallen onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit gelden standaardnormen, maar als er afgeweken moet worden, kan een vergelijkbare systematiek als voor milieuvergunningverlening worden toegepast.
Bij vaststelling van de geluidvisie door gemeente Wageningen en ruimtelijke vastlegging in het herziene bestemmingsplan 'Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o.', is zowel sprake van een individuele normstelling per inrichting of samengevoegd bedrijvencluster, als van cumulatieve waarden waaraan zal moeten worden voldaan. Het laatste is in onderhavig bestemmingsplan vastgelegd doormiddel van geluidsniveaus die per kavel ten hoogste zijn toegestaan. Per kavel wordt vastgelegd hoe groot de uitstoot van geluid (emmissiewaarde) mag zijn.
De uitwisseling en compensatie is, door het hanteren van een cumulatief sturingsinstrument zoals een geluidzone of geluidvisie, een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke visiedocument. Uitwisseling is letterlijk het uitwisselen van geluidruimte. Dus op de ene kavel wordt met een visie of plan een hogere geluidbelasting toegestaan indien in een andere kavel minder geluid wordt gemaakt. Het gaat hierbij dan wel om activiteiten die als akoestisch relevant zijn aan te merken.
De betekenis van uitwisseling is in dit geval dan ook meer toestaan dan op grond van regelgeving gebruikelijk is omwille van een specifieke situatie. De ruimte die de gemeente Wageningen voorstaat door de uitwisseling vindt haar juridische grondslag in de 'Handreiking industrielawaai en vergunningverlening'. Daar wordt ruimte toegekend aan gemeenten die een Nota Industriegeluid opstellen waarin wordt ingegaan op gebiedsspecifieke omstandigheden.
Het verlagen van de regeldruk is een zeer belangrijk derde principe. Deregulering is geen inhoudelijk (op geluid gericht) principe maar meer een procesmatig principe. Bij akoestische vraagstukken hebben gemeenten te maken met zowel inhoud als proces. Bedrijven en burgers daarentegen hebben in belangrijke(re) mate te maken met het proces. Procedures, aanleveren van stukken, externe deskundigheid, kosten voor akoestische onderzoeken, etcetera. Het dereguleringsprincipe is bedoeld om het proces te verlichten. Voorbeelden laten zien dat met name het bedrijfsleven te maken heeft met papieren rompslomp en daaruit voortvloeiende (advies)kosten. De visie beoogt de lasten voor bedrijven zoveel mogelijk terug te dringen. Het opstellen van een geluidvisie voor het plangebied betekent ook dat het noodzakelijk is een aantal (beleid)regels op te stellen. Deze beleidsregels leggen een (kleine) extra druk op het proces waarmee bedrijven te maken krijgen. Daarvoor krijgen deze bedrijven meer stuurinformatie en zekerheden terug.
Kader 3: vergelijking procedures met en zonder Geluidruimteverdelend bestemmingsplan
Op basis van de in voorgaande paragraaf beschreven uitgangspunten zijn de volgende kaders voor de geluidvisie van de gemeente Wageningen geformuleerd.
Het vigerende bestemmingsplan 'Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o.' en de bijhorende geluidvisie zijn het vertrekpunt geweest voor de aanpassingen en toekomstbestendige invulling van de geluidvisie.
Om te bepalen wat de huidige (cumulatieve) geluidbelasting op de omgeving is, zijn geluidberekeningen uitgevoerd met een rekenmodel van het gebied met alle huidige bedrijven, activiteiten, gebouwen en verkeersbewegingen daarbinnen en direct omheen. Voor de lege kavels is in het vigerende bestemmingsplan geluidruimte gereserveerd, zodat niet alleen voor de toekomst ruimte veilig gesteld is, maar er ook meer flexibiliteit ontstond. Deze cumulatieve geluidbelasting was het vertrekpunt om te komen tot een verdeling van het toegestane geluid per kavel.
De industrielawaaiberekeningen zijn gebaseerd op rekenmodellen en prognoseberekeningen van toekomstige ontwikkelingen van o.a.:
De kavelwaarden van de kavels zijn met een ingevuld geluidmodel opnieuw berekend (SPA WNP Ingenieurs, notitie 21800048A.N04a, 6 oktober 2020). Deze berekeningen zijn gebaseerd op het geluidmodel dat hoort bij de rapportage van 28 mei 2018 (SPA WNP Ingenieurs, rapport I2011.1553.28.N001, 28 mei 2018).
De wegverkeersberekeningen die voor de vigerende Geluidsvisie zijn uitgevoerd, zijn geactualiseerd. De aangepaste wegverkeersberekeningen zijn gebaseerd op:
De tekeningen T01, T02, T03, T04, T05 en T06 die gezamenlijk opgenomen zijn als Bijlage 1 bij de regels, geven achtereenvolgens weer:
De cumulatieve geluidbelasting is het vertrekpunt voor de geluidvisie en onderhavig bestemmingsplan.
Om ruimte te reserveren voor zowel de huidige als de toekomstige bedrijven en activiteiten is het van belang om de aanwezige lege kavels op te nemen in de cumulatieve geluidberekening. Hiermee wordt niet alleen voor de toekomst ruimte veiliggesteld, maar ontstaat er ook meer flexibiliteit. In overleg met gemeente en de Wageningen UR is invulling van de lege kavels aangepast. Voor de bestaande lege kavel is de invulling conform het rapport I.2011.1553.28.N001 aangepast, d.d. 28 mei 2018 gehanteerd. Aanvullend hierop zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd:
Zie voor de verdeling van de kavels met het maximaal beschikbaar bronvermogen Bijlage 1, figuren T01 en T02.
De omwonenden van het visiegebied worden belast met geluid dat afkomstig is van alle bedrijven en activiteiten op het visiegebied. Daarnaast geven de omliggende wegen van het gebied ook een bepaalde geluidbelasting.
Geluidsgevoelige bestemmingen buiten het Campusterrein en De Born Oost
De normstelling voor de woningen buiten het Campusterrein is gebaseerd op de norm op gevels volgens tekening T03 in bijlage 1 (zie ook figuur 5). De invulling is gebaseerd op:
Geluidsgevoelige bestemmingen op het Campusterrein
Figuur 5: kaart gehanteerde normstellingen voor woningen
Voor het NIOO-KNAW zijn afzonderlijke berekeningen uitgevoerd om verstoring van broedvogels op hun terrein te beperken. Met het NIOO zijn afspraken gemaakt om de geluidemissie op hun terrein te maximeren. Voor de toetsing zijn 5 toetspunten op het terrein van het NIOO vastgesteld. Hierbij zijn, per omliggend kavel binnen de Geluidvisie, de volgende grenswaarden voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) van toepassing:
Voor de maximale geluidniveaus is een grenswaarde van 70 dB(A) afgesproken.
Voor bedrijven die vallen onder het Activiteitenbesluit gelden de standaard normen zoals deze in artikel 2.17 en verder van dit besluit zijn opgenomen. Om ook voor bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit het toetsingskader van toepassing te verklaren moet aansluiting gezocht worden bij de artikelen 2.1 lid c en 2.14 van de Wabo.
In artikel 2.1 lid c wordt weergegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning te handelen in strijd met het bestemmingsplan.
Volgens artikel 2.14 van de Wabo moet het bevoegd gezag bij een beslissing het één en ander in acht nemen. Onder het in acht nemen wordt dan in dit geval worden getoetst aan onderhavig bestemmingsplan.
Kader 4: artikel 2.14 Wabo
Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels. De regels omvatten het juridische instrumentarium. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en voor de uitleg van bepaalde bestemmingen/aanduidingen en regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op deze systematiek.
De verbeelding geeft de bestemmingen en aanduidingen van de gronden aan. Omdat het hier gaat om een facetbestemmingsplan (geluid), zijn geen bestemmingen opgenomen.
Voor het hele plangebied geldt een aanduiding. Deze aanduiding correspondeert met de artikelen in de regels, zoals beschreven in artikel 4.1 milieuzone- geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o.. In het geval van dit bestemmingsplan, wordt de contour van het bestemmingsvlak weergegeven waarvoor de maximale geluidswaarde opnieuw vastgesteld is.
De regels bevatten normaliter het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.
In hoofdstuk 1 worden de inleidende regels weergegeven. Hierin komt een onderbouwing van de begrippen aan bod.
Hoofdstuk 2 bevat doorgaans de bestemmingsregels. Deze zijn in dit plan echter niet van toepassing, omdat slechts sprake is van een aanduiding. In dit bestemmingsplan wordt het toepassingsbereik geregeld.
Hoofdstuk 3 omvat de Algemene regels. Daarin is het artikel opgenomen ten aanzien van de algemene aanduidingsregel 'milieuzone-geluidsruimteverdeling Wageningen Campus e.o.' die voor het gehele plangebied geldt. In deze aanduiding wordt verwezen naar de Geluidverkavelingskaart, waarop de maximale geluidruimte per perceel is weergegeven. Deze geluidverkavelingskaart is als bijlage bij de regels gevoegd.
Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels, te weten het overgangsrecht en de slotregel
Het bestemmingsplan maakt geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) mogelijk. Met voorliggend parapluplan wordt slechts een juridische regeling toegevoegd aan enkele reeds eerder vastgestelde bestemmingsplannen. Daarom brengt de ontwikkeling van dit bestemmingsplan voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. De economische uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan is hiermee aangetoond.
Het ontwerp van dit bestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd waarbij eenieder in de gelegenheid wordt gesteld om zienswijzen kenbaar te maken. Eventuele zienswijzen worden samengevat en beantwoord in de nota van zienswijzen.