Plan: | Paraplubestemmingsplan kennisecosysteem |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0289.0074kennisecosyst-ONT1 |
De gemeente Wageningen maakt onderdeel uit van de FoodValley regio. De afgelopen jaren hebben overheid, ondernemers en onderwijs- en onderzoeksinstellingen de handen ineen geslagen om inhoud te geven aan de ambitie om de Foodvalley regio te ontwikkelen tot een internationale topregio op het gebied van gezonde en duurzame voeding. Daarmee hebben drie partijen elkaar gevonden in een gouden driehoek: de overheid (gemeente Wageningen) om een goed vestigingsklimaat en een hoogwaardige leefomgeving te creëren, kennis- en onderzoeksinstellingen (Wageningen University & Research) om innovaties te ontwikkelen, het bedrijfsleven (Kadans, Business- en Sciencepark en BPD), om deze te vermarkten.
De FoodValley regio staat momenteel nationaal en internationaal op de kaart. De volgende stap is het versterken van de samenwerking en het verder uitbouwen van deze innovatieve kennisregio voor duurzame en gezonde voeding.
Dit vormde de aanleiding van een aangenomen motie van de raad in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan ‘3e kwadrant Business Strip’. De motie hield globaal in om in overleg met de bedrijven van het Business & Science Park Wageningen een actieplan op te stellen om kennisintensieve bedrijvigheid op het Business & Science Park te stimuleren.
Om vervolg te geven aan die motie is een visie opgesteld voor het Agro & Businesspark en vervolgens het rapport ‘Wageningen City of Life Sciences – richting een bloeiend ecosysteem’. Het doel hiervan is dat wordt uitgegaan van één ecosysteem met een eenduidige omschrijving van de kennisintensieve bedrijven en kantoren en een uitgebreidere staat van bedrijfsactiviteiten zodat er meer mogelijkheden komen voor het vestigen van bedrijven. In dit bestemmingsplan wordt de visie van het kennisecosysteem juridisch verankerd. Concreet betekent dit dat het type bedrijvigheid dat zich mag vestigen op de Wageningen Campus wordt verbreed.
Dit bestemmingsplan is een zogenaamde partiele herziening in de vorm van een paraplubestemmingsplan. Delen van de onderliggende bestemmingsplannen worden gewijzigd of aangevuld, zonder dat het plan in de plaats komt van de onderliggende plannen. De plannen gelden dus naast elkaar. Het begrip paraplubestemmingsplan slaat op het overkoepelende karakter van dit plan: de regeling geldt voor meerdere bestemmingsplannen op de Wageningen Campus.
Dit bestemmingsplan gaat over de Wageningen Campus. Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gevormd door de geldende bestemmingsplannen
In figuur 1.1 is de begrenzing van het bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.1 Begrenzing plangebied
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (kaartbeeld), regels en een toelichting. De regels vormen, samen met de verbeelding, het juridisch kader van het bestemmingsplan. Voorliggende tekst is de toelichting, die de gemaakt keuzes in het plan verantwoorden en toelichten.
In hoofdstuk 2 wordt de nut en noodzaak van dit plan beschreven. In hoofdstuk 3 worden de juridische aspecten van het plan toegelicht en in hoofdstuk 4 komt de procedure die het plan doorloopt aan de orde.
Wageningen is het kennishart van de regio FoodValley, deze positie in de regionale context is onbetwist. Concreet betekent dit dat Wageningen focust op een optimaal vestigingsklimaat voor kennisintensieve bedrijven met een relatie met de waardeketen van Agro en Food.
Wageningen Campus vormt, samen met het Business & Science Park, de 'City of Life Sciences'. Hier is de kennisintensieve bedrijvigheid gevestigd en kan om die reden ook wel 'kennisecosysteem' worden genoemd.
De term ‘ecosysteem’ is afkomstig uit de biologie. Een fysieke werkomgeving kent, zoals ook in de biologie, diversiteit en onderlinge afhankelijkheid en past zich, zoals dat ook een ecosysteem doet, aan aan veranderende omstandigheden. Op de werklocatie als ecosysteem wordt de interactie tussen het industriële, kennisintensieve bedrijfsleven en onderzoek/onderwijs gestimuleerd, onder meer middels het faciliteren van start-ups, scale-ups tot en met groeiende en (innovatieve) bedrijven of grote(re) industriële, kennisintensieve bedrijven. Innovatieve bedrijven en R&D afdelingen van grote bedrijven en instellingen, alsmede onderwijskundige instellingen, zoeken een plek dichtbij de kennisdragers, waar voortdurende kruisbestuiving leidt tot innovaties en (als het goed is) nieuwe business. Daarnaast is het belangrijk dat binnen dit ecosysteem ook bedrijven en instellingen zijn gehuisvest die ondersteunende diensten verlenen aan de innovatieve bedrijven en instellingen.
De kern van het Wageningse ecosysteem zit vooral in het kenniscluster en (in zekere mate) de specialistische dienstverleners. Deze positie wordt wederzijds versterkt door de positie van Wageningen in de regio FoodValley: Wageningen (UR) vergroot de aantrekkingskracht van de regio voor toeleveranciers en productiebedrijven in de Agro & Food waardeketen.
Ontwikkelingen in maatschappij en economie hebben -juist in de agro & food- impact op de keten: gezondheid, duurzaamheid en verantwoorde productie zijn belangrijke factoren met grote impact op de hele keten. Die breedheid reflecteert nu al in de focus van Wageningen UR en zal zich ook manifesteren in de ontwikkeling van het ecosysteem van kennisintensieve bedrijven en dienstverleners. Ook in die aanverwante sectoren zal die dynamiek en ontwikkeling te zien zijn.
Om het kennisecosysteem te laten bloeien, zoals beschreven in paragraaf 2.1, zijn bepaalde randvoorwaarden nodig. Zo moet er voldoende ruimte worden gegeven. In de huidige bestemmingsplannen wordt hier niet aan voldaan. Het type bedrijf dat zich mag vestigen is beperkt. Er zijn namelijk enkel kennisintensieve bedrijven mogelijk, voor zover deze vallen onder "Computerservice- en informatietechnologie" of "Speur- en ontwikkelingswerk".
Deze combinatie maakt het moeilijk om flexibel in te spelen op kansen voor toekomstige bedrijven om zich op het park te vestigen en er is geen duidelijke focus welke kennisintensieve bedrijven zijn toegestaan. Het draagt op die wijze niet bij aan het beoogde ‘ecosysteem’. Deze situatie geeft weinig speelruimte om tegemoet te komen aan (continu) veranderende behoeften, onder invloed van ontwikkelingen in productieprocessen, bedrijfsvormen, technologische ontwikkelingen en vestigingsvoorkeuren.
Een toekomstbestendig bestemmingsplan speelt beter in op het besef dat vestigingseisen en (o.a.) technologische ontwikkelingen voortdurend veranderen. Ook de strikte scheiding tussen bijvoorbeeld kennis, diensten en productie is niet in alle opzichten meer van deze tijd: productie vindt steeds vaker (kleinschalig) plaats nabij de R&D. Dit bestemmingsplan beoogt dan ook een combinatie te zijn van ‘controle’ (bewaken van de beoogde doelgroepen en kwaliteit) en ‘vrijheid’ (om te kunnen ontwikkelen en in te spelen op de wensen van de gebruikers).
De aanpassingen die in dit bestemmingsplan worden gedaan, bestaan uit het verbreden van het type bedrijvigheid dat wordt toegestaan in de Gemengde bestemming. Dit richt zich nog steeds op kennisintensieve bedrijvigheid, maar hier wordt een bredere invulling aan gegeven in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Voorts zijn niet enkel meer categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten nodig, maar ook categorieën 3.1 en 3.2, voor zover er kan worden voldaan aan de bijbehorende richtafstanden. In onderstaande tabel zijn de richtafstanden weergegeven.
Milieucategorie | Richtafstand |
1 | 10 meter |
2 | 30 meter |
3.1 | 50 meter |
3.2 | 100 meter |
4.1 | 200 meter |
4.2 | 300 meter |
5.1 | 500 meter |
5.2 | 700 meter |
5.3 | 1.000 meter |
Tevens zijn aan de kennisintensieve bedrijven aanverwante bedrijven toegestaan, zogeheten 'synergiebedrijvigheid'.
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste verbreding van het type bedrijvigheid op de Wageningen Campus juridisch is vertaald.
Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
De voorliggende toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. In dit hoofdstuk wordt de planvorm ende planregels toegelicht.
In paragraaf 1.2 is de parapluvorm en het karakter van het plan als partiele herziening toegelicht. In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op de manier waarop het plan moet worden gelezen.
Het plangebied bestrijkt de Wageningen Campus, exclusief het gebied Campus Plaza. Dit bestemmingsplan overkoepelt vier bestaande bestemmingsplannen op de Wageningen Campus. Dit bestemmingsplan is niet een op zichzelf leesbaar plan, maar dient altijd in samenhang met deze andere geldende bestemmingsplannen te worden gelezen.
Doel van dit plan is om een breder aanbod aan bedrijfsactiviteiten toe te staan, waar dit nu slechts is beperkt tot 'Computerservice- en informatietechnologie" en "Speur- en ontwikkelingswerk". Bedrijven worden in de bestemming 'Gemengd' van de bestaande bestemmingsplannen mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan richt zich daarom onder andere op de Gemengde bestemmingen in de bestaande plannen. De Gemengde bestemming in het plan 'Campus Plaza, dat ook op de Wageningen Campus geldt, is buiten het plangebied gehouden, omdat hier in de huidige situatie geen bedrijven zijn toegestaan.
Daarnaast is het de wens om kennisintensieve bedrijven en instellingen in de bestemming Maatschappelijk (beperkt) toe te staan. Om deze wens mogelijk te maken worden met dit bestemmingsplan ook wijzigingen aangebracht aan de bestemming Maatschappelijk van het bestemmingsplan 'Wageningen Campus'.
Dit bestemmingsplan kent geen (nieuwe) bestemmingen toe aan de gronden binnen het plangebied. De bestemmingen die gelden ingevolge de bestaande bestemmingsplannen blijven van kracht. Wel worden enkele functieaanduidingen toegevoegd aan de verbeelding, die ook in de regels zijn opgenomen. Dit bestemmingsplan geeft een aanvulling op, en wijzigt de bestemmingen Gemengd en Maatschappelijk en enkele algemene regels binnen de geldende bestemmingsplannen . In de regels is aangegeven welke delen van de bestaande bestemmingsplannen worden vervangen door de nieuwe regels.
De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken. Elk hoofdstuk bestaat uit één of meerdere artikelen. De indeling van de hoofdstukken en de volgorde van de regels is landelijk voorgeschreven. Ook zijn enkele artikelen landelijk verplicht, namelijk de antidubbeltelbepaling (artikel 6) en het overgangsrecht (artikel 8). Deze zijn in ieder bestemmingsplan hetzelfde. In de hoofdstukken 1, 3 en 4 zijn regels opgenomen die voor het gehele plangebied gelden. Hoofdstuk 2 geeft regels die gebiedsspecifiek zijn.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat artikel 1, waar de definities van begripsbepalingen voor deze partiele herziening worden gegeven. Er zijn enkele standaard begrippen opgenomen die voor dit plan gelden, zoals 'plan', 'bestemmingsplan' 'aanduiding' etc.
In artikel 2 is een van toepassing verklaring opgenomen, waarmee de bepalingen uit de onderliggende bestemmingsplan, voor zover deze niet worden gewijzigd in deze partiele herziening, onverkort van toepassing worden verklaard.
In artikel 3 zijn begrippen opgenomen die worden toegevoegd aan de onderliggende bestemmingsplannen. Hier zijn de begrippen 'campus', 'horeca', 'zware horeca', 'kennisecosysteem', 'kennisintensieve bedrijven en instellingen', 'onderwijs en onderzoek', 'ondergeschikte detailhandel', 'synergiebedrijvigheid' en 'pilot plant' gedefinieerd, die in artikelen 4 en 5 worden gebruikt.
Voor synergiebedrijvigheid is bepaald dat de betreffende bedrijvigheid niet behoort tot het kennisecosysteem, maar wel goederen of diensten levert aan bedrijven in het kennisecosysteem. Hierbij moet het duidelijk zijn dat het bedrijf een functionele en aantoonbare relatie heeft met het kennisecosysteem. De rol van het bedrijf in het kennisecosysteem moet zichtbaar zijn. Dit kan een bedrijf bijvoorbeeld aantonen door middel van het overleggen van statuten dan wel een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Gemengd
In dit hoofdstuk is een artikel (artikel 4) opgenomen dat ziet op de herziening van de bestemming Gemengd in de onderliggende bestemmingsplannen. Er is een nieuwe bestemmingsomschrijving geformuleerd, die de bestemmingsomschrijving van de bestaande plannen vervangt. Hiermee wordt het type bedrijvigheid dat wordt toegestaan verbreed.
Ook zijn binnen de bestemming Gemengd aanduidingen opgenomen op de verbeelding met betrekking tot de milieucategorieën die zijn toegestaan en waar in de regels naar wordt verwezen. In de bestaande plannen waren enkel bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Met dit plan wordt dit verruimd, zodat, waar mogelijk, hogere milieucategorieën tot en met 3.2 worden toegestaan. De categorieën zijn bepaald aan de hand van de afstand tot gevoelige objecten, in dit geval woningen en onderwijs gebouwen. In de bijlage bij de regels 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' staat welk bedrijf onder welke categorie valt. In artikel 4.3 is een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de aangewezen categorieën, en een hogere categorie toe te staan, of een bedrijf toe te staan dat niet wordt genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits deze een gelijkwaardige invloed hebben op de omgeving als de wel toegestane bedrijven.
In dit artikel is verder in lid 4.2 bepaald dat de specifieke gebruiksregels van de onderliggende plannen worden vervangen.
Maatschappelijk
In artikel 5 is bepaald op welke manier de bestemming Maatschappelijk van het bestemmingsplan 'Wageningen Campus' wijzigt. Van dit artikel worden de bestemmingsomschrijving en de specifieke gebruiksregels herzien. In de bestemmingsomschrijving wordt ook maximaal 500 m2 aan onderwijs en onderzoek ondergeschikte kennisintensieve bedrijven en instellingen toegestaan waarbij de bijbehorende milieucategorie niet hoger mag zijn dan 2.1 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
In de specifieke gebruiksregels wordt synergiebedrijvigheid expliciet uitgesloten.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
De algemene regels bestaan uit twee artikelen: de antidubbeltelbepaling (artikel 6) en de algemene afwijkingsregels (artikel 7).
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt de verplichting de anti-dubbeltelregel over te nemen in het bestemmingsplan. Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte, die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruikgemaakt.
De algemene afwijkingsregel geldt voor het gehele plangebied. Hier is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders omgevingsvergunning kunnen verlenen voor het toestaan van buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven in het gehele plangebied. In het betreffende artikel is bepaald aan welke voorwaarden moet worden voldaan voor deze omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Het laatste hoofdstuk van de regels bestaat uit de overgangsregels (artikel 8) en de slotregel (artikel 9). De overgangsregels zijn, net als de antidubbeltelregel, voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Hiermee worden de bestaande rechten op de gronden beschermd.
In de slotregel wordt de titel van dit bestemmingsplan gegeven.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met andere gemeenten en het waterschap, en met die diensten van de provincie en het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt na publicatie op de website van de Staatscourant en het Gemeenteblad gedurende zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze termijn kan door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend. In de publicatie wordt aangegeven op welke wijze dat kan worden gedaan. Separaat wordt te zijner tijd een verslag van de ontvangen zienswijzen en de reactie daarop opgesteld.