direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein
Plan: Wilp 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.8100-VS00

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 3.1 van de in bijlage I opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat risicovolle bedrijven niet zijn toegestaan;
  • b. kantoren;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, parkeerplaatsen, laad- en losvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat indien geen bebouwingspercentage staat aangegeven, het bouwvlak voor 100% mag worden bebouwd.

  • b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    • 6. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak' mag per bouwperceel maximaal 20 m² bedragen.

6.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie,
    worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 onder a, voor de vestiging van bedrijven die:
  • a. niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel:
  • b. worden genoemd in een hogere categorie, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1, 2 en 3.1 welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.