direct naar inhoud van Regels
Plan: Wilp-Achterhoek 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.7100-VS02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Wilp-Achterhoek 2010' van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.7100-VS02 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, dat in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

1.8 agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;

1.9 ambulante handel:

de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;

1.10 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.12 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen, zijnde;

1.13 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.16 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.17 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.18 bestaand:
  • 1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning was verleend;

  • 2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

een grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 calamiteit:

een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke, ingevolge de Wet geluidhinder, rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.31 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door de ligging en/of omvang en/of in architectonisch en/of constructief opzicht dan wel gelet op de functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.33 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.34 maaiveld:

het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk;

1.35 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.36 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.37 mantelzorg:

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

1.38 overige gebouwen:

al dan niet vrijstaande gebouwen, die op een bouwperceel door de ligging en/of omvang en/of in architectonisch en/of constructief opzicht als ondergeschikt zijn te beschouwen aan het hoofdgebouw waarbij zij behoren;

1.39 overkapping:

een bouwwerk met maximaal twee wanden behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting;

1.40 peil:
  • 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
1.41 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.42 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.43 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.44 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moeten worden aangemerkt;

1.45 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • b. de horizontale diepte van een bouwwerk:
    de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • d. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Hierbij worden ook denkbeeldige gevelvlakken als gevelvlakken beschouwd, waarbij overstekken van meer dan 70 cm een denkbeeldig gevelvlak vormen. Te denken valt aan loggia's, binnen de gevel liggende balkons, veranda's die in een oksel van twee gevels liggen en een bovenbouw die forser is dan de onderbouw;
  • e. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. De bovenzijde van de panlatlijn van het dak wordt als buitenzijde dak aangehouden;
  • f. afstanden:
    afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen niet meer dan 0.70 m bedragen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. bescherming, behoud en ontwikkeling van aanwezige landschapswaarden;
  • c. recreatief medegebruik, met uitzondering van paardenbakken;
  • d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen en openbare nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

  • b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels;
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken per bouwperceel mag maximaal 20 m² bedragen;
    • 4. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, als bedoeld in lid 3.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als crossterrein, parkeerterrein en/of recreatieterrein;
  • b. het gebruik of doen laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichting;
  • c. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen;
  • e. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • f. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, uitgezonderd voor zover in de bestemmingen is toegestaan;
  • g. het gebruik van gebouwen -niet zijnde (bedrijfs)woningen- als (zelfstandige) woning.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. bescherming, behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • c. recreatief medegebruik, met uitzondering van paardenbakken;
  • d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen en openbare nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

  • b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken per bouwperceel mag maximaal 20 m² bedragen;
    • 4. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, als bedoeld in lid 4.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als crossterrein, parkeerterrein en/of recreatieterrein;
  • b. het gebruik of doen laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichting;
  • c. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen;
  • e. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • f. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, uitgezonderd voor zover in de bestemmingen is toegestaan;
  • g. het gebruik van gebouwen -niet zijnde (bedrijfs)woningen- als (zelfstandige) woning.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 14 is van toepassing.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor wat betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' ten behoeve van de bestemming 'Woongebied', onder de volgende voorwaarden:

  • 1. het totale aantal woningen ter plaatse mag niet meer bedragen dan 10;
  • 2. de afstand van de woningen bedraagt minimaal 10 m tot de bestaande woonbebouwing;
  • 3. de maximale goothoogte bedraagt maximaal 6 meter;
  • 4. de maximale bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter;
  • 5. wordt voldaan aan de relevante wet- en regelgeving in elk geval op het gebied van bodem, geluid, geur, externe veiligheid, luchtkwaliteit, archeologie, alsmede flora en fauna.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 01' en 'specifieke vorm van bedrijf - 02': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de in bijlage I opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten':

Aanduiding   SBI-code   Uit ten hoogste milieucategorie  
specifieke vorm van bedrijf - 01
(mengvoederbedrijf)  
1571, 1572   4.2  
Specifieke vorm van bedrijf - 02
(interieurbouwbedrijf)  
41, 42, 43   3.1  

  • c. bedrijfswoningen;
  • d. bed & breakfast, uitsluitend in de bedrijfswoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' detailhandel in de vorm van eigen producten alsmede de verkoop van huishoudelijke artikelen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', nutsvoorzieningen;
  • g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, paden, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, water en openbare nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat indien geen bebouwingspercentage staat aangegeven, het bouwvlak voor 100% mag worden bebouwd;
    • 4. het aantal bedrijfswoningen mag maximaal het bestaande aantal bedragen;
    • 5. de goothoogte van bedrijfswoningen mag maximaal 6 m bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag maximaal 9 m bedragen;
    • 7. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 600 m³ bedragen.

  • b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    • 6. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak', mag per bouwperceel maximaal 20 m² bedragen.

  • c. Indien bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages meer bedragen dan in de bestemmingsregels is aangegeven dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages eveneens toegestaan.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, als bedoeld in lid 5.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als crossterrein en/of recreatieterrein;
  • b. het gebruik of doen laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichting;
  • c. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen;
  • e. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • f. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, uitgezonderd voor zover in de bestemmingen is toegestaan;
  • g. het gebruik van gebouwen -niet zijnde (bedrijfs)woningen- als (zelfstandige) woning;
  • h. een gebruik voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • i. een gebruik voor risicovolle inrichtingen, uitgezonderd voor zover in de bestemming toegelaten.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie,
    worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 onder a, voor de vestiging van bedrijven:
    • 1. welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel:
    • 2. bedrijven die worden genoemd in een naast hogere categorie, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor wat betreft het verwijderen van de aanduiding genoemd in lid 5.1 onder b, indien de desbetreffende bedrijfsactiviteit ter plaatse duurzaam is beëindigd.

  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. agrarisch medegebruik;
  • d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals paden, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, en openbare nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen.

  • b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, als bedoeld in lid 6.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als crossterrein, parkeerterrein en/of recreatieterrein;
  • b. het gebruik of doen laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichting;
  • c. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen;
  • e. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • f. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, uitgezonderd voor zover in de bestemmingen is toegestaan.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca tot en met categorie 3 van de bij dit plan behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, paden, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, water, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
    • 3. het aantal bedrijfswoningen mag maximaal het bestaande aantal bedragen;
    • 4. de goothoogte van bedrijfswoningen mag maximaal 6 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag maximaal 9 m bedragen;
    • 6. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 600 m³ bedragen;
    • 7. overige gebouwen worden op minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
    • 8. de goothoogte van overige gebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
    • 9. de bouwhoogte van overige gebouwen mag maximaal 5 m bedragen;
    • 10. de oppervlakte van overige gebouwen gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak', mag per bouwperceel maximaal 50 m² bedragen.

  • b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    • 6. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak', mag per bouwperceel maximaal 20 m² bedragen.

  • c. Indien bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages meer bedragen dan in de bestemmingsregels is aangegeven dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages eveneens toegestaan.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, als bedoeld in lid 7.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als crossterrein en/of recreatieterrein;
  • b. het gebruik of doen laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichting;
  • c. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen;
  • e. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • f. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, uitgezonderd voor zover in de bestemmingen is toegestaan;
  • g. het gebruik van gebouwen -niet zijnde (bedrijfs)woningen- als (zelfstandige) woning.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, paden, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
    • 3. overige gebouwen worden op minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
    • 4. de goothoogte van overige gebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van overige gebouwen mag maximaal 5 m bedragen;
    • 6. de oppervlakte van overige gebouwen gelegen buiten de gronden met de aanduiding 'bouwvlak', mag per bouwperceel maximaal 20 m² bedragen.

  • b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    • 7. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak', mag per bouwperceel maximaal 50 m² bedragen.

  • c. Indien bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages meer bedragen dan in de bestemmingsregels is aangegeven dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages eveneens toegestaan.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, als bedoeld in lid 8.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als crossterrein en/of recreatieterrein;
  • b. het gebruik of doen laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichting;
  • c. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen;
  • e. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • f. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, uitgezonderd voor zover in de bestemmingen is toegestaan;
  • g. het gebruik als recreatieterrein;
  • h. het gebruik van gebouwen -niet zijnde (bedrijfs)woningen- als (zelfstandige) woning.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  • b. ambulante handel;
  • c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen.

  • b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 6 m bedragen, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

  • c. Indien bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages meer bedragen dan in de bestemmingsregels is aangegeven dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages eveneens toegestaan.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, als bedoeld in lid 9.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als crossterrein en/of recreatieterrein;
  • b. het gebruik of doen laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichting;
  • c. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen;
  • e. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • f. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, uitgezonderd voor zover in de bestemmingen is toegestaan.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'tuin': tuinen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'erf': erven;
  • d. bed & breakfast;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 01' een ambachtelijke meubelmakerij;
  • f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water, parkeerplaatsen en openbare nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    • 2. het aantal woningen mag maximaal het bestaande aantal per bouwperceel bedragen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 4 mag de goothoogte binnen 2,5 m van de bouwperceelgrens maximaal 3 m bedragen;
    • 5. in afwijking van het bepaalde onder 4 mag de bouwhoogte binnen 2,5 m van de bouwperceelgrens maximaal 5 m bedragen;
    • 6. de breedte van een hoofdgebouw mag maximaal 10 m bedragen.

  • b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. overige gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'erf' worden gebouwd;
    • 2. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 3. de goothoogte van overige gebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van overige gebouwen mag maximaal 5 m bedragen;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per hoofdgebouw maximaal 50 m² bedragen en het bebouwingspercentage van overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf' maximaal 50%;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 1 is ter plaatse van de aanduiding 'tuin', vóór de voorgevel een erker en/of entreepartij toegestaan, met dien verstande dat:
      • de horizontale diepte maximaal 1,5 m mag bedragen;
      • de gezamenlijke breedte maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
      • de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen;
      • de afstand van de voorzijde van de erker en/of entreepartij tot het openbare gebied minimaal 2,5 m moet bedragen.

  • c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. andere bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak', 'erf', en 'tuin' worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mag maximaal 1 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en 'erf' mag maximaal 2 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken, mag maximaal 3 m bedragen;
    • 7. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen.

  • d. Indien bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages meer bedragen dan in de bestemmingsregels is aangegeven dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages eveneens toegestaan.

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Aan huis verbonden beroep en aan huis verbonden bedrijf

Voor het uitoefenen van aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven mag gezamenlijk maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m² bedrijfsvloeroppervlakte, met dien verstande, dat:

  • a. het gebruik niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
  • b. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
  • c. de activiteiten geen detailhandel betreffen, uitgezonderd verkoop via internet;
  • d. het beroep en het bedrijf uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • e. de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is toegestaan indien het een bedrijf betreft dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.

10.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, als bedoeld in lid 10.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van overige gebouwen als zelfstandige woning;
  • b. het gebruik van gronden als crossterrein, parkeerterrein en/of recreatieterrein;
  • c. het gebruik of doen laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichting;
  • d. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • e. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen;
  • f. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • g. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, uitgezonderd voor zover in de bestemmingen is toegestaan.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.3.1, onder e voor de vestiging van:

  • a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of,
  • b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;
    mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Artikel 11 Woongebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven;
  • b. bed & breakfast;
  • c. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen en dergelijke;
  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • e. speel- en groenvoorzieningen;
  • f. autoboxen;
  • g. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen en openbare nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal woningen bedraagt maximaal het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen.

  • b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 2. de goothoogte van overige gebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van overige gebouwen mag maximaal 5 m bedragen;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per hoofdgebouw mag maximaal 50 m² bedragen en het bebouwingspercentage mag maximaal 50% van het bouwperceel bedragen;
    • 5. in afwijking van het bepaalde onder 1 is op de gronden gelegen vóór de voorgevel een erker en/of entreepartij toegestaan, met dien verstande dat:
      • de horizontale diepte niet meer mag bedragen dan 1 m;
      • de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
      • de afstand van de voorzijde van de erker of entreepartij tot het openbare gebied ten minste 2,5 m dient te bedragen.

  • c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen met dien verstande dat op de gronden gelegen vóór de voorgevel de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 6 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken, mag maximaal 3 m bedragen;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per hoofdgebouw maximaal 20 m² bedragen.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Aan huis verbonden beroep en aan huis verbonden bedrijf

Voor het uitoefenen van aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven mag gezamenlijk maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m² bedrijfsvloeroppervlakte, met dien verstande, dat:

  • a. het gebruik niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
  • b. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
  • c. de activiteiten geen detailhandel betreffen, uitgezonderd verkoop via internet;
  • d. het beroep en het bedrijf uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • e. de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is toegestaan indien het een bedrijf betreft dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.

11.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, als bedoeld in lid 11.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van overige gebouwen als zelfstandige woning;
  • b. het gebruik van gronden als crossterrein en/of recreatieterrein;
  • c. het gebruik of doen laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichting;
  • d. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • e. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen;
  • f. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
  • g. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, uitgezonderd voor zover in de bestemmingen is toegestaan.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.3.1, onder e voor de vestiging van:

  • a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
  • b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;
    mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

Artikel 12 Waarde - Archeologie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 12.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    • 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

12.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.

  • b. Omgevingsvergunning als bedoeld in 12.3 sub a. wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

  • c. Omgevingsvergunning als bedoeld in 12.3 sub a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verboden werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

12.4.2 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, waarvoor het verbod van 12.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

12.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in 12.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 100 m2 of een omvang van ten hoogste 100 m;
  • b. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

14.1 .

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

Gronden met de bestemming
   
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden    

   
a     b     c     d     e     f     g     h     i     j     k    
'Agrarisch met waarden - Natuur- en
landschapswaarden'    
x     x     x     x     x     x     x     x     x     x     -    

x omgevingsvergunningplichtig

- omgevingsvergunning niet van toepassing

werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • b. het aanleggen van dammen en/of duikers en/of stuwen;
  • c. het vellen, rooien of beschadigen van houtopstanden, voor zover de Boswet of krachtens die wet vastgestelde voorschriften niet van toepassing zijn: onder rooien en beschadigen wordt hier tevens verstaan het verrichten van handelingen welke de dood of ernstige beschadiging van de houtopstanden ten gevolge kunnen hebben;
  • d. het bebossen of anderszins beplanten met diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting en het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • e. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;
  • f. het tot stand brengen van ontploffingen in de bodem (seismologisch onderzoek);
  • g. het verrichten van proefboringen;
  • h. het egaliseren van gronden;
  • i. het aanleggen van bovengrondse leidingen;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • k. het ophogen van gronden tot 0,3 m.
14.2 .

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het tellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

14.3 .

Bij de afweging als bedoeld in lid 14.2 wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.

14.4 .

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.1 is vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Openbare nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor openbare nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwen betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.

15.2 Onderkeldering

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

15.3 Paardenbak

Het bouwen van paardenbakken is niet toegestaan.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Bed & breakfast

Voor het uitoefenen van een bed & breakfast zoals genoemd in de artikelen 5, 10 en 11 mogen maximaal 3 kamers per bouwperceel worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
  • b. de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
  • d. de bedrijfsvoering van de bed & breakfast uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • e. de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen beschikt (douche/bad, wc en keuken(blok).

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil ten opzichte van de op het moment van vaststelling van het plan bestaande situatie daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • e. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 15 m worden gebouwd;
  • f. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg voor zover en indien;
      • er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabijgelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;
      • een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
      • aan de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan het bevoegd gezag en dan binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik de bewoning is beëindigd;
  • g. De onder a tot en met f bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid.

Artikel 18 Algemene procedureregels

18.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Wilp-Achterhoek 2010.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Voorst in de openbare raadsvergadering van d.d. 29-11-2010.

drs. J.T.H.M. Penninx, voorzitter

drs. S.J. Peet, griffier