Plan: | Dijkverlegging Voorsterklei |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20140-VS00 |
De voor “Agrarisch - Cultuurgebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
j. bij deze bestemming behorende gebouwen en andere bouwwerken;
voorzieningen zoals tuinen, erven, kavelontsluitingspaden, water, parkeerplaatsen, bestaande voet-, fiets- en/of ruiterpaden en kabels en leidingen.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 om een hogere maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen toe te staan onder voorwaarde dat:
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik:
Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 3 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de paden en erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform de in bijlagen 4 en 5 van deze regels opgenomen beplantingsplannen, teneinde te komen tot een goede landschapppelijke en cultuurhistorische inpassing.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Het is verboden op of in de tot ”Agrarisch - Cultuurgebied” bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
Het bepaalde onder 3.6.1 is niet van toepassing indien de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden betreft:
De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de agrarische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden en/of aangrenzende natuurlijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Voor de berekening van de oppervlakte zoals bedoeld in artikel 3.6.1 onder a wordt de gezamenlijke oppervlakte van alle werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betrokken die een zodanige samenhang vertonen dat deze redelijkerwijs moeten worden beschouwd als zijnde één activiteit.