direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgebied
Plan: Dijkverlegging Voorsterklei
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20140-VS00

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch - Cultuurgebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • c. het behoud, beheer en herstel van de landschappelijke en ecologische waarden zoals die onder meer wordt gevormd door het reliëf en de beplantingsstructuur;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - terp': voor het behoud, herstel, bescherming en beleving van de cultuurhistorische en landschappelijke waarde;
  • e. nevenfuncties op het gebied van dagrecreatie, verkoop van lokaal geproduceerde producten, dienstverlening, maatschappelijke functies en duurzame energiewinning met dien verstande dat:
    • 1. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 5. de totale oppervlakte aan bebouwing in gebruik voor nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • f. recreatief medegebruik;
  • g. agrarisch natuurbeheer;
  • h. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte per bedrijfswoning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per bouwvlak;
  • i. bed & breakfast, met dien verstande dat maximaal 3 kamers per bestemmingsvlak mogen worden gebruikt;

j. bij deze bestemming behorende gebouwen en andere bouwwerken;

voorzieningen zoals tuinen, erven, kavelontsluitingspaden, water, parkeerplaatsen, bestaande voet-, fiets- en/of ruiterpaden en kabels en leidingen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak zijn maximaal twee bedrijfswoningen toegestaan;
  • c. de maximale inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 750 m3;
  • d. de maximale goothoogte en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt 4 respectievelijk 10 m;
  • e. de maximale goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen, bedraagt 4 respectievelijk 12 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a zijn buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de bestaande gebouwen toegestaan.

3.2.2 Andere bouwwerken
  • a. andere bouwwerken worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van silo's bedraagt maximaal 10 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1 m;
  • e. overige andere bouwwerken mogen een maximale bouwhoogte van 2,5 m hebben.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 om een hogere maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen toe te staan onder voorwaarde dat:

  • a. dit ten goede komt aan de beeldkwaliteit van de woningen;
  • b. de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden niet worden aangetast.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik:

  • a. van de gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • c. van de gronden ten behoeve van een paardenbak.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 3 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de paden en erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform de in bijlagen 4 en 5 van deze regels opgenomen beplantingsplannen, teneinde te komen tot een goede landschapppelijke en cultuurhistorische inpassing.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.1, voor de vestiging van aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in categorie 1 van de in bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in bijlage 1 bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • b. lid 3.1, voor de vestiging van aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in bijlage 1 bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • c. lid 3.4.2, indien in plaats van de landschapsmaatregelen uit bijlagen 4 en 5 andere landschapsmaatregelen worden getroffen, die voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlagen 4 en 5 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • d. lid 3.4.2 ten behoeve van uitstel van de termijn indien dat noodzakelijk is.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1

Het is verboden op of in de tot ”Agrarisch - Cultuurgebied” bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiter-paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2, met uitzondering van het aanleggen en verharden van wegen ter directe ontsluiting van agrarische percelen en kavelpaden;
  • b. het zaaien of inplanten van bomen en andere houtopstanden;
  • c. het afgraven en ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het egaliseren, diepploegen en -woelen van gronden;
  • f. het graven, vergraven, verbreden, verdiepen of dempen van watergangen, vijvers en poelen;
  • g. het verrichten van exploratieboringen en seismologisch onderzoek.
3.6.2

Het bepaalde onder 3.6.1 is niet van toepassing indien de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden betreft:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan dan wel worden uitgevoerd ter realisering van een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • c. plaatsvinden op gronden gelegen binnen het bouwvlak;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens het rapport 'Dijkverlegging Cortenoever en Voorsterklei, SNIP3 CoVo, TM Technisch Ontwerp' zoals opgenomen in de bijlage.
  • e. die worden uitgevoerd krachtens de beplantingsplannen zoals opgenomen in de bijlagen 4 en 5.
3.6.3

De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de agrarische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden en/of aangrenzende natuurlijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.6.4 Berekening oppervlakte

Voor de berekening van de oppervlakte zoals bedoeld in artikel 3.6.1 onder a wordt de gezamenlijke oppervlakte van alle werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betrokken die een zodanige samenhang vertonen dat deze redelijkerwijs moeten worden beschouwd als zijnde één activiteit.