direct naar inhoud van Artikel 18 Waterstaat - Kade
Plan: Dijkverlegging Voorsterklei
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20140-VS00

Artikel 18 Waterstaat - Kade

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat - Kade” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de kade;
  • b. de bescherming van de kade;
  • c. een inlaat ten behoeve van de instroom van water ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - inlaat';
  • d. een uitlaat ten behoeve van de uitstroom van water ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - uitlaat';
  • e. het behoud, beheer en herstel van de landschappelijke en ecologische waarden;

met bijbehorende onderhoudspaden en andere bouwwerken zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.

18.2 Bouwregels
18.2.1

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de in artikel 18.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt.

18.2.2

Het bepaalde in artikel 18.2.1 is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2 voor het bouwen van bouwwerken overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is gevraagd aan de waterbeheerder.

18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1

Bij het aanleggen en in stand houden van de kade dienen onverminderd het bepaalde in artikel 18.1 de volgende regels in acht genomen te worden:

  • a. de hoogte van de kade ten opzichte van NAP bedraagt minimaal 9,00 m en maximaal 9,55 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de hoogte van een inlaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - inlaat' ten opzichte van NAP minimaal 7,74 m en maximaal 7,87 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de hoogte van een uitlaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - uitlaat' ten opzichte van NAP minimaal 7,61 m en maximaal 7,66 m;
  • d. de kruinbreedte van de kade bedraagt minimaal 5 m;
  • e. de taludhelling van de kade is 1:3 of flauwer.
18.4.2

Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel voor het toepassen van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet eerder genomen dan nadat advies is gevraagd aan de beheerder van de kade.

18.4.3

Verlaging van de inlaat zoals bedoeld in de bestemming Waterstaat - Kade ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - inlaat' tot ten hoogste de maximale hoogte zoals bedoeld in artikel 18.4.1 onder b is niet eerder toegestaan dan nadat mitigatie van glanshaverhooiland is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in de Passende beoordeling Cortenoever en Voorsterklei, SNIP3 CoVo die als bijlage bij de regels is opgenomen, met dien verstande dat afplaggen van glanshaverhooiland niet wordt beschouwd als verlaging van de inlaat, zoals bedoeld in de aanhef van deze bepaling.

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 18.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
18.5.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

18.5.3

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.5.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die voortkomen uit het rapport 'Dijkverlegging Cortenoever en Voorsterklei, SNIP3 CoVo, TM Technisch Ontwerp' zoals opgenomen in de bijlage.