Plan: | Dijkverlegging Voorsterklei |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20140-VS00 |
De voor “Waterstaat - Kade” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
met bijbehorende onderhoudspaden en andere bouwwerken zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.
In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de in artikel 18.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt.
Het bepaalde in artikel 18.2.1 is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2 voor het bouwen van bouwwerken overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is gevraagd aan de waterbeheerder.
Bij het aanleggen en in stand houden van de kade dienen onverminderd het bepaalde in artikel 18.1 de volgende regels in acht genomen te worden:
Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel voor het toepassen van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet eerder genomen dan nadat advies is gevraagd aan de beheerder van de kade.
Verlaging van de inlaat zoals bedoeld in de bestemming Waterstaat - Kade ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - inlaat' tot ten hoogste de maximale hoogte zoals bedoeld in artikel 18.4.1 onder b is niet eerder toegestaan dan nadat mitigatie van glanshaverhooiland is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in de Passende beoordeling Cortenoever en Voorsterklei, SNIP3 CoVo die als bijlage bij de regels is opgenomen, met dien verstande dat afplaggen van glanshaverhooiland niet wordt beschouwd als verlaging van de inlaat, zoals bedoeld in de aanhef van deze bepaling.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 18.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.5.1 is nodig voor: