direct naar inhoud van 6.4 Uitvoerbaarheid ontwikkeling Sikkestraat
Plan: Twello-Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.171016-VS00

6.4 Uitvoerbaarheid ontwikkeling Sikkestraat

Ten behoeve van nieuwe ontwikkelingen is het nodig de uitvoerbaarheid te toetsen aan een aantal milieuaspecten, flora en fauna, archeologie en water.

In deze paragraaf wordt een samenvatting gegeven van de resultaten van deze toetsing ten behoeve van de voorziene ontwikkeling aan de Sikkestraat. De rapporten zijn als bijlage bijgevoegd bij het bestemmingsplan.

6.4.1 Archeologie

Op 29 november 2010 heeft de de gemeente Voorst een erfgoedverordening vastgesteld. De erfgoedverordening bestaat uit regels en bijbehorende archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart beschrijft het archeologisch beleid van de gemeente. De gemeente onderscheid twee hoofdcategorieën, te weten archeologisch waardevolle gebieden en archeologische verwachtingszones.

De locatie is gelegen in een historische dorpskern (AWG categorie 4). Voor het perceel wordt de dubbelbestemming Waarde-Archeologie-1 opgenomen. Dit betekent dat in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd.

6.4.2 Bodem

Voor de locatie is in het kader van deze ontwikkeling en de ontwikkeling van inmiddels gerealiseerde bebouwing aan Duistervoordseweg 50/52 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd volgens NEN 5740 (De Klinker, rapportnummer 060426DT.510, 2 juni 2006, zie Bijlage 4 ). Uit dit onderzoek blijkt dat geen belemmeringen bestaan voor het beoogde gebruik van de locatie. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Bij het vrijkomen van de grond van de locatie, waarin componenten met verhoogde concentraties voorkomen (de bovengrond is licht verontreinigd met PAK), blijkt dat deze grond niet geschikt is voor onbeperkt hergebruik. Ten behoeve van de verwerking van vrijkomende grond wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Bouwstoffenbesluit (Bsb).

Ondanks dat het verkennend bodemonderzoek voor de locatie ouder is dan 5 jaar, hoeft gezien het huidige gebruik van de locatie (al jaren braakliggend terrein, geen activiteiten) niet opnieuw een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

6.4.3 Milieuzonering

De locatie is gelegen in een gebied dat zich kenmerkt door functiemenging. Voor bedrijven in de omgeving is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - 2 (zie bijlage 2 bij regels) van toepassing. Dit heeft tot gevolg dat er geen hindercirkels over het terrein liggen. Omdat echter een detailhandelsvestiging is gelegen naast het betreffende perceel, is onderzoek gedaan naar de huidige verkeersbewegingen vanwege deze detailhandelsvestiging en is de geluidsbelasting op de beoogde gevel in beeld gebracht. Het akoestisch onderzoek Sikkestraat in Twello (Tauw, kenmerk N001-1207931RSA-srb-V01-NL, 17 september 2012, zie Bijlage 5 ) is bij het plan opgenomen.

6.4.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Deze laatste (industrielawaai) is echter niet van toepassing op het plangebied.

Wegverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Artikel 76 van de Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
1. wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
2. wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km per uur.

Omdat het plangebied ligt in een 30 km/h-gebied, is op basis van bovenstaande een akoestisch onderzoek niet nodig. Bovendien bedraagt de gevelbelasting, beoordeeld vanuit het aantal motorvoertuigen en de maximaal toegestane snelheid en afstand van de wegas tot de gevel, bij 1000 motorvoertuigen per etmaal 48 tot 49 dB. Dit resulteert in een acceptabel woonklimaat. Van een dergelijk aantal vervoersbewegingen is hier geen sprake.

Spoorweglawaai

Direct ten noorden van het plangebied Dumeco - Stationskwartier ligt de spoorlijn Apeldoorn - Deventer. Voorafgaand aan de ontwikkeling van het Stationskwartier is de zogenoemde vrijeveld-contour voor 2015 berekend. Uit dit onderzoek komt naar voren dat zonder maatregelen aan het spoor of op de overdracht van het geluid, de geluidcontour van 55 dB als Lden op 120 meter uit de as van de spoorlijn ligt. De locatie ligt op meer dan 120 meter vanuit de as van de spoorlijn. Tevens is langs deze spoorlijn in 2006 een geluidsscherm op eigendom van ProRail geplaatst om de nieuw te bouwen woningen af te schermen. Daarnaast zijn in 2008 en 2009 raildempers aangebracht waardoor de totale geluidbelasting als gevolg van railverkeer op de begane grond met 12 dB is teruggebracht. De geluidbelasting als gevolg van spoorweglawaai bedraagt minder dan de voorkeurswaarde van 55 dB. Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat eventueel spoorweglawaai geen negatieve invloed heeft op de nieuwe ontwikkeling.

6.4.5 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm) (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder meer als gevolg van het verkeer.

Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen en afwijken van het bestemmingsplan op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.

Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van twee woningen mogelijk. Dit is ruim minder dan het aantal woningen dat genoemd wordt in bovenstaande regeling. Een vervolgonderzoek is daarom niet noodzakelijk.

6.4.6 Externe veiligheid

Bij het opstellen of wijzigen van ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • 1. bedrijven waar opslag en/ of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zoals een lpg station;
  • 2. vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water;
  • 3. vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen;
  • 4. propaantanks bij particulieren.

Deze risicobronnen moeten getoetst worden aan de huidige wet- en regelgeving. Hieronder wordt een puntsgewijze toelichting gegeven.

ad 1 en 4. Binnen het bestemmingsplan Twello Centrum liggen geen bovengrondse of ondergrondse LPG-tanks of propaantanks.

ad 2. Op basis van het registratiebesluit en de ministeriële regeling provinciale risicokaart moet het bevoegd gezag risicobronnen vermelden op de risicokaart met de daarbij behorende relevante risicocontouren. Uit de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen. Nabij het plangebied is alleen de spoorlijn Amersfoort-Deventer gelegen als mogelijke risicobron.

Spoorlijn

De spoorlijn Amersfoort-Deventer is een doorgaande route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De spoorlijn heeft een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 op minder dan 10 meter van het spoor. De spoorweg Apeldoorn-Zutphen in de gemeente Voorst heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6. Hierbij komen geen knelpunten voor. Er zijn geen overschrijdingen van de oriënterende waarde groepsrisico of mogelijke knelpunten in bestemmingsplannen rond de spoorwegen (zowel huidig als met de komst van het Basisnet spoor). De bouwlocatie aan de Sikkestraat ligt op ongeveer 175 meter van de rand van het spoor.

ad 3. Binnen het onderhavige gebied liggen geen drukleidingen van aardgas of aardolieproducten zoals bedoeld in de Regeling externe veiligheid buisleidingen.

6.4.7 Water

Het plan binnen bestaand stedelijk gebied. Het gebied heeft een oppervlakte van ongeveer 420 m2 en bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan Gelderland 2005. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.

De Sikkestraat is op dit moment nog gemengd gerioleerd. De gemeente is voornemens om aansluitend op de bouw van de woningen de Sikkestraat te voorzien van gescheiden riolering. De hemelwaterriolering krijgt een verbinding met de hemelwaterriolering in de Duistervoordseweg (reeds aangelegd). Dit stelsel heeft voor noodgevallen een overloop naar de Twellose Beek. De twee woningen dienen gescheiden gerioleerd te worden. De percelen moeten op eigen terrein een regenwaterberging realiseren van 36 mm/m2 aangesloten verharding. Totdat de weg voorzien is van gescheiden riolering, dient het vuilwater en de overloop van het regenwater op de perceelsgrens tijdelijk gekoppeld te worden. Tevens is het toegestaan de overloop van het regenwater over maaiveld richting de straat te laten lopen. De woningen dienen afzonderlijk aangesloten te worden op het vuilwaterriool en het regenwaterriool.

6.4.8 Flora en fauna

Door Bureau Waardenburg is bij de ontwikkeling van het hele plan Dumeco/Stationskwartier de flora en fauna in het plangebied geïnventariseerd (Beschermde soorten Dumeco en de Veldjes Twello, Quickscan in het kader van de Flora en Faunawet, kenmerk 03-132, 16 september 2003, zie Bijlage 6 ). De locatie Sikkestraat ligt binnen het onderzoeksgebied.

In kader van de Flora- en faunawet is een quick-scan uitgevoerd naar beschermde soorten binnen de plangebieden. Het konijn is tijdens het veldbezoek aangetroffen. Op basis van de terreinkenmerken kunnen de volgende soorten ook voorkomen: vleermuizen, bunzing, wezel, hermelijn, egel, mol, veldmuis, bosmuis en de bosspitsmuis. Amfibieën worden in de huidige situatie niet verwacht in verband met de slechte waterkwaliteit van de Twellose Beek. Het Natuurloket maakt melding van het (mogelijk) voorkomen van één beschermde plantensoort.

Effecten op de aangetroffen en verwachte soorten zullen over het algemeen beperkt zijn. Het gaat vooral om (redelijk) algemeen in stedelijke gebieden voorkomende soorten. Afgezien van de wezel en hermelijn wordt van de meeste soorten verwacht dat deze na de herinrichting opnieuw zullen bevolken. Voor de aangetroffen en verwachte beschermde soorten zal de gunstige staat van instandhouding niet worden geschaad. Mitigerende maatregelen zijn bijvoorbeeld het zoveel mogelijk behouden van struwelen en houtwallen. Verder wordt aanbevolen potentiële vleermuisbomen nader te onderzoeken voordat deze worden gekapt.

Voor de aangetroffen en verwachte beschermde soorten heeft de gemeente destijds een ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd. Op 11 februari 2005 heeft De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het plangebied een ontheffing verleend ex artikel 75 van de Flora- en faunawet. Daarom is nu geen algemeen flora- en faunaonderzoek nodig.