direct naar inhoud van 4.2 Rijksbeleid
Plan: Twello-Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.171016-VS00

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures.

Eén van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn onderwerpen waar het Rijk zich op richt. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het rijk over aan de provincies en gemeenten. Dit geldt ook voor het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van de mensen. Bij het beheren van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Bij gebiedsontwikkeling wordt volgens het kabinet de daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties leidend. Voor een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling. Vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid. Het rijk snoeit in procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten.

4.2.2 Modernisering Monumentenzorg

Bij de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) zijn een aantal instrumenten toegepast die gezamenlijk moeten zorgen voor een goede berging van de MoMo in de ruimtelijke ordening. Dit moet er uiteindelijk voor zorgen dat de monumentenzorg niet langer gezien wordt als een 'hindermacht' achteraf, maar dat vooraf kennisvergaring, analyse en afweging plaatsvindt. Er moet niet langer 'objectgericht' gekeken worden naar de monumentenzorg, maar omgevingsgericht. Het monument wordt een onderdeel van zijn omgeving, en de omgeving ontleend haar identiteit aan het monument. Om dit ook wettelijk te verankeren, is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Door deze wijziging dienen cultuurhistorische waarden voortaan te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daaraan verbinden en op welke wijze deze waarden worden geborgd in het bestemmingsplan.

Tot de uitgangspunten van dit plan behoort, naast het zorgdragen voor een sterk en goed functionerend Twello-Centrum, het behoud van cultuurhistorische waarden. In paragraaf 3.2 is ingegaan op de aanwezige waarden in het gebied. Conform artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening dient te worden beschreven op welke wijze met deze waarden wordt omgegaan.

De Dorpsstraat is het cultuurhistorisch meest waardevolle gebied in het centrum. Voor dit gebied is een dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie opgenomen in het bestemmingsplan, ter bescherming en behoud van de aanwezige waarden. Het geheel of gedeeltelijk slopen van bebouwing, het veranderen van oppervlakteverhardingen en karakteristieke verkavelingspatronen en het vellen of rooien van bomen is hier niet zonder meer mogelijk.

De aanwezige karakteristieke panden buiten de zone langs de Dorpsstraat, worden niet specifiek in dit bestemmingsplan beschermd. Van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten behoeven geen extra bescherming vanuit het bestemmingsplan. Gekozen is geen afzondelijke objecten als karakteristieke bebouwing aan te duiden en te bestemmen. Door het hanteren van een strakke begrenzing van de gevels aan de straatzijde, wordt voorkomen dat de panden aan deze zijde worden uitgebreid. In het plangebied zijn meerdere gebieden opgenomen waarbinnen waardevol groen specifiek is bestemd. Voor zover dit binnen de verkeersbestemming valt, zoals de in paragraaf 3.2 genoemde laanbeplanting langs een deel van de H.W. Iordensweg, is de gemeente als eigenaar gericht op behoud van dit waardevolle groen. In de regel is voor de kap van bomen een vergunning vereist.