direct naar inhoud van Artikel 9 Waarde - archeologie 4
Plan: Kleine kernen - Bergakker
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0281.BP00007-oh01

Artikel 9 Waarde - archeologie 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
9.2.1

Vaststelling archeologische waarde

Bij een aanvraag om reguliere bouwvergunning wordt door de aanvrager een rapport overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

9.2.2

Voorwaarden

Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder 9.2.1 blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/ of onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

9.2.3

Uitgezonderde bouwwerkzaamheden

Het onder 9.2.1 bepaalde is niet van toepassing in geval van een aanvraag om bouwvergunning voor:

  • a. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,30 meter onder het maaiveld;
  • b. de bouw van een bouwwerk met een maximale oppervlakte van 500 m2;
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - archeologie 4', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

9.4 Aanlegvergunning
9.4.1

Verbod

Het is verboden op of in de als 'Waarde - archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijn, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  • b. het ontginnen, het ophogen, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,30 meter;
  • c. het bodemverlagen en het afgraven dieper dan 0,30 meter;
  • d. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • e. het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van het inzaaien van gras;
  • f. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • h. het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting;
  • i. het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 meter;
  • j. het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen en paden en andere oppervlakte-verhardingen dieper dan 0,30 meter;
  • k. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 meter.

9.4.2

Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod als bedoeld onder 9.4.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. een oppervlakte hebben die minder bedraagt dan 500 m2.

9.4.3

Vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen de aanlegvergunning als bedoeld onder 9.4.1 verlenen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

9.4.4

Vaststelling archeologische waarde

De aanlegvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgermeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

9.4.5

Voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen aan de aanlegvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 4' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.