Plan: | Parapluplan parkeernormen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0279.BP2017Parkeernorm-vg01 |
Vanaf 1 juli 2018 komen de stedenbouwkundige voorschriften uit de Bouwverordening te vervallen.
Op dat moment kan er bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de Bouwverordening getoetst worden aan de gemeentelijke parkeernorm. De juridische borging van het gemeentelijke parkeerbeleid dient nu te gebeuren via het bestemmingsplan. Hiervoor is het voorliggende bestemmingsplan Parapluplan Parkeernormen opgesteld. Het Parapluplan wordt vastgesteld als een partiële herziening en geldt aanvullend op de vigerende bestemmingsplannen.
Het plangebied omvat het grondgebied van de gemeente Scherpenzeel. Op afbeelding 1 is de begrenzing van het plangebied aangegeven. Het plan heeft zowel betrekking op het gebied binnen als buiten de bebouwde kom van de gemeente.
Uitgezonderd zijn de gebieden waar reeds een bestemmingsplan is vastgesteld of in voorbereiding is waarin regels met betrekking tot parkeren zijn opgenomen. Dit betreft de volgende bestemmingsplannen:
- Dashorsterweg 10
- Noord
- Vlieterweg 17
- Bruinhorsterlaan
- Lindenlaan.
- Omgeving de Heijhorst
- Pluimenweg 15
- Akkerwinde
- Heijhorst Zuid
afbeelding 1: het plangebied omvat de gehele gemeente Scherpenzeel
De vigerende bestemmingsplannen blijven van kracht, met dien verstande dat aan de regels van die bestemmingsplannen met dit bestemmingsplan regels met betrekking tot het parkeren worden toegevoegd.
Om bij nieuwe of te wijzigen ruimtelijke plannen en projecten de hoeveelheid parkeerplaatsen te kunnen bepalen en voor bereikbaarheid en leefbaarheid van een gebied is het van belang om de parkeerbehoefte te regelen. Het uitgangspunt is dat bij de ontwikkeling van een plan op eigen terrein wordt voldaan aan het aantal benodigde parkeerplaatsen. In bepaalde situaties kan hiervan worden afgeweken, bijvoorbeeld als er bij bestaande bebouwing onvoldoende ruimte op eigen terrein is of als er op andere wijze in parkeerruimte wordt voorzien.
Voor de te hanteren parkeernormen wordt aangesloten bij de parkeerkencijfers van Nationaal kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (het CROW). Bij het bepalen van het gewenste aantal parkeerplaatsen is, naast de toe te laten functie, ook de ligging binnen de gemeente van belang. Afhankelijk van het type gebied (centrum, rest bebouwde kom, buitengebied) gelden er verschillende normen.
In de publicatie over parkeerkencijfers wordt daarnaast onderscheid gemaakt tussen zeer dicht bevolkte steden (zeer sterk stedelijk) tot aan steden met een lage dichtheid (niet-stedelijk). De gemeente Scherpenzeel valt onder de klasse: 'weinig stedelijk'.
Bij de parkeerkencijfers van het CROW wordt een marge aangegeven, waardoor afhankelijk van de locatie en specifieke kenmerken van de functie, gekeken kan worden wat de juiste invulling van het aantal parkeerplaatsen moet zijn.
In een bestemmingsplan kan zo een regeling voor het parkeren worden opgenomen, zonder dat er één norm wordt vastgelegd, maar een bandbreedte. De parkeernorm past zich aan de meest recente versie van de CROW richtlijn.
Er wordt een uitzondering op de CROW-richtlijnen gemaakt daar waar het CROW de bovengrens van huur- en koopwoningen lager aangeeft dan 2. Hier wordt de bovengrens verhoogd naar 2 parkeerplaatsen per woning. Dit is overeenkomstig het huidige beleid, zodat ook bij sociale huurwoningen 2 parkeerplaatsen per woning kunnen worden gerealiseerd.
Met het van toepassing verklaren van de kencijfers van het CROW wordt aangesloten op de methodiek in een aantal recente bestemmingsplannen van de gemeente Scherpenzeel, waarin een soortgelijke regeling is opgenomen.
Dit bestemmingsplan is van toepassing voor de verschillende bestemmingen. Deze verschillende functies hebben uiteenlopende parkeerbehoeftes.
De parkeerregeling geldt voor zowel het bouwen als voor wijziging van het gebruik.
In een aantal recent vast gestelde bestemmingsplannen is al een regeling opgenomen. Deze bestemmingsplannen hoeven niet te worden herzien. Onderhavig bestemmingsplan is niet van toepassing op deze plannen (zie paragraaf 1.2).
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.
Op de verbeelding is de omvang van het plangebied aangeduid. In dit geval gaat het om het gehele grondgebied van de gemeente met uitzondering van de plangebieden van de bestemmingsplannen die zijn genoemd in paragraaf 1.2 en waar al een regeling in is opgenomen met betrekking tot het parkeren.
De planregels zijn conform de SVBP2012 onderverdeeld in 4 hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels voor het plangebied. Hoofdstuk 2 de bestemmingsregels. Hoofstuk 3 de algemene regels en hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels.
Het voorzien in de juiste en voldoende parkeervoorzieningen is een voorwaardelijke verplichting. Er wordt getoetst op het moment dat een vergunning wordt aangevraagd en daarna moeten parkeervoorzieningen ook in stand worden gehouden.
De regeling bevat een verwijzing naar de meest recente richtlijnen van het CROW. Ter verduidelijking zijn deze voor woningen en andere veel voorkomende functies opgenomen in de bijlage bij de regels. Hierbij wordt aangetekend dat de bovengrens van huur- en koopwoningen waarbij het CROW een bovengrens lager dan 2 aangeeft deze is verhoogd naar 2 parkeerplaatsen per woning.
In de regels is de mogelijkheid opgenomen om in bijzondere gevallen af te kunnen wijken van de parkeerregels.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Dit paraplubestemmingsplan voorziet in het planologisch juridisch regelen van de parkeernormen binnen het grondgebied van de gemeente.
Er zijn met voorliggend plan geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het parapluplan heeft dan ook geen effect op bestaand beleid, geen financiële consequenties en/of milieutechnische effecten in het kader van de Bro. Het is bestaand beleid dat wordt vertaald in een bestemmingsplan.
Vooroverleg
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerpbestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.
Het plan is in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening niet verzonden aan de gemeentelijke overlegpartners.
De motivering hiervoor is dat het toetsen van aanvragen om omgevingsvergunningen een bevoegdheid is van het college van burgemeester en wethouders.
Dit bestemmingsplan regelt enkel juridisch de parkeernormen van de gemeente en heeft geen betrekking op belangen van andere overheidsinstanties.
Terinzagelegging en zienswijzen
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 13 december 2017 tot en met 23 januari 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend tegen het plan.
Vaststelling
Na vaststelling door de raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.