direct naar inhoud van Artikel 9 Maatschappelijk
Plan: West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0279.BP2012West-vg02

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve en onderwijsvoorzieningen;
  • b. peuterspeelzalen, kinder- en naschoolse opvang;
  • c. sociaal-medische en (para)medische voorzieningen;
  • d. sociaal-culturele en voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur en openbare dienstverlening;
  • e. religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', uitsluitend een begraafplaats;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling', uitsluitend een zorginstelling;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

    • 1. ondergeschikte detailhandel, magazijn, kantoor, kantine en horeca-voorzieningen;
    • 2. tuinen, erven en terreinen;
    • 3. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming;
  • b. onder a bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen, mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevel van een hoofdgebouw, wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)',
  • e. de afstand tussen twee gebouwen dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 2,00 m te bedragen;
  • f. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1,00 m te bedragen.
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte dat voor bebouwing in aanmerking komt.

9.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan-, uit- en bijgebouwen, mogen zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. dat de goothoogte van aan-, uit- en bijgebouwen mag maximaal 3,00 m en de bouwhoogte mag maximaal 5,00 m bedragen;
  • c. de afstand tussen twee gebouwen dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 2,00 m te bedragen;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1,00 m te bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen als 50 m2;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte dat voor bebouwing in aanmerking komt.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,00 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m mag bedragen en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m mag bedragen;
    • 2. luifels, vlaggen- en andere masten, waarvan de bouwhoogte maximaal 5,00 m mag bedragen.

9.3 Nadere eisen
9.3.1 Onderwerpen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.

9.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 9.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.

9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van hoofdgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 2,00 m mag bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer mag bedragen dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie.

9.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen tot op de perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.3 onder d voor het bouwen van bijgebouwen tot op de perceelsgrens, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie.

9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. coffeeshops.