direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen
Plan: Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0279.BP2012Centrum-vg01

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14.5;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens voor kantoren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', tevens voor een praktijkruimte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1', bedrijven van categorie 1, die zijn opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', tevens voor de bescherming van de aanwezige monumentale waarden,

met de daarbij behorende:

    • 1. tuinen, erven en terreinen;
    • 2. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. waterhuishoudkundige voorzieningen
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. gebouwen ten behoeve van de bedrijvigheid zoals bedoeld in artikel 14.1 sub c, d, e;
  • c. de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouwen;
  • d. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
14.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal woningen dat aanwezig is op het moment van terinzagelegging van het bestemmingsplan;
  • d. de voorgevel wordt geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig de ter plaatse aangeduide bebouwingstypologie, waarbij geldt:

ter plaatse van de aanduiding   bouwwijze  
aaneengebouwd   aaneen  
gestapeld   gestapeld  
twee-aaneen   halfvrijstaand  
vrijstaand   vrijstaand  

  • f. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • g. de afstand tussen twee gebouwen dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 2,00 m te bedragen.
14.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan-, uit- en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ze dienen te worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit en bijgebouwen (inclusief erkers) buiten het bouwvlak, mag per woning niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaand schema:

totale oppervlakte van het bouwperceel   maximaal toegestaan gezamenlijk oppervlak aan aan-, uit- en bijgebouwen  
tot 250 m2   50 m2  
van 250 tot 500 m2   75 m2  
van 500 tot 750 m2   100 m2  
van 750 tot 1000 m2   125 m2  
van 1000 m2 en meer   150 m2  

  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan aan-, uit- en bijgebouwen (inclusief erkers) mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het bijbehorend bouwvlak;
  • d. het bouwperceel mag voor maximaal 50% worden bebouwd;
  • e. de goothoogte van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
  • f. de bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
14.2.4 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  • a. per woning is ten hoogste één erker, een hoekerker dan wel een erker voor de voorgevel van de woning, toegestaan;
  • b. de diepte uit de betreffende gevel van de woning mag niet meer dan 1,50 m bedragen, met dien verstande dat ten minste een strook met een diepte van 2,00 m voor de erker onbebouwd dient te blijven en de afstand tot één van de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1,00 m dient te bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
  • d. de breedte mag niet meer dan 2/3 van de voorgevelbreedte van de woning bedragen, tot een maximale breedte van 5,00 m;
  • e. het bepaalde in artikel 14.2.3 onder b. is tevens van toepassing;
  • f. het bepaalde in artikel 14.2.3 onder c. is tevens van toepassing;
  • g. het bepaalde in artikel 14.2.3 onder d. is tevens van toepassing.
14.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m bedragen en daarachter maximaal 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 5,00 m bedragen.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
14.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 14.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van aan-, uit- en bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.3 en toestaan dat de maximale bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouw hoger mag zijn dan 5,00 m, met dien verstande dat bouwhoogte niet meer dan 6,00 m mag bedragen.

14.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwhoogte erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.5 en toestaan dat een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn hoger mag zijn dan 1,00 m, met dien verstande dat bouwhoogte niet meer dan 2,00 m mag bedragen.

14.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van hoofdgebouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.2 onder a. voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van hoofdgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens minimaal 2,00 m dient te bedragen;
  • c. de voorgevel in of achter de voorgevelrooilijn dient te worden gebouwd.
  • d. de goot- en bouwhoogte van een gebouw niet meer mag bedragen dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • e. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
  • f. het bouwperceel voor maximaal 50 % mag worden bebouwd.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. bedrijf aan huis;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. coffeeshops.
14.5.2 Beroep aan huis

Een aan huis verbonden beroep als bedoeld in 14.1 onder b is toegestaan in een deel van de woning en/of de daarbij bijbehorende bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik van een deel van de woning en/of de bijbehorende bijgebouwen ten behoeve van een activiteit mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt;
  • b. er mag geen sprake zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 50 m² van de totale brutovloeroppervlak te van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', waar het oppervlak maximaal 100 m² mag bedragen;
  • e. de activiteit mag niet leiden tot overlast voor de woonomgeving, waaronder wordt verstaan geluidsoverlast, stankoverlast, gevaar, dan wel overlast veroorzaakt door de publieks- of verkeersaantrekkende werking van de activiteit;
  • f. de normale afwikkeling van het verkeer mag niet door de verkeersaantrekkende werking van de activiteit worden belemmerd;
  • g. in de met de activiteit samenhangende parkeerbehoefte dient op eigen terrein te worden voorzien;
  • h. de woonfunctie van de woning waar de activiteit plaatsvindt dient te worden gehandhaafd;
  • i. de uitoefenaar van de activiteit dient zelf woonachtig te zijn in de woning op het perceel waar de activiteit plaatsvindt.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.5.1 onder c ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. de te gebruiken oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming dient te zijn;
  • c. detailhandel niet is toegestaan;
  • d. de activiteit niet mag leiden tot overlast voor de woonomgeving, waaronder wordt verstaan geluidsoverlast, stankoverlast, gevaar, dan wel overlast veroorzaakt door de publieks- of verkeersaantrekkende werking van de activiteit;
  • e. er geen bedrijfsmatige opslag in de openlucht mag plaatsvinden;
  • f. de normale afwikkeling van het verkeer niet door de verkeersaantrekkende werking van de activiteit mag worden belemmerd;
  • g. in de met de activiteit samenhangende parkeerbehoefte op eigen terrein dient te worden voorzien;
  • h. de woonfunctie van de woning waar de activiteit plaatsvindt dient te worden gehandhaafd;
  • i. de uitoefenaar van de activiteit zelf woonachtig dient te zijn in de woning op het perceel waar de activiteit plaatsvindt.
14.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.5.1 onder c ten behoeve van het gebruik van een deel van de woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning gelijktijdig maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning plaats dient te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  • f. maximaal 60 m² van hoofdgebouw mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • g. indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, stelt de houder van de vergunning het bevoegd gezag daarvan binnen drie maanden schriftelijk in kennis, waarop het bevoegd gezag de vergunning intrekt indien vorenbedoelde noodzaak niet meer bestaat.
14.7 Wijzigingsbevoegdheid
14.7.1 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding als bedoeld in artikel 14.1 onder c, d en e te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.