direct naar inhoud van Artikel 8 Maatschappelijk
Plan: Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0279.BP2012Bedrijventer-vg01

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve en onderwijsvoorzieningen;
  • b. peuterspeelzalen, kinder- en naschoolse opvang;
  • c. sociaal-medische en (para)medische voorzieningen;
  • d. sociaal-culturele en voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur en openbare dienstverlening;
  • e. religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeentehuis', overheidsvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.

met de daarbij behorende:

    • 1. ondergeschikte detailhandel, magazijn, kantoor, kantine en horeca-voorzieningen;
    • 2. tuinen, erven en terreinen;
    • 3. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming;
  • b. de daarbij bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen;
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, niet zijnde bijgebouwen, mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevel van een gebouw wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • e. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • f. de afstand tussen twee gebouwen dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 2,00 m te bedragen;
  • g. de afstand van gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1,00 meter te bedragen;
  • h. het bouwperceel mag voor maximaal 50 % worden bebouwd.
8.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan-, uit- en bijgebouwen, mogen ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aan-, uit- en bijgebouwen mag maximaal 3,00 m en de bouwhoogte mag maximaal 5,00 m bedragen;
  • c. de afstand tussen twee gebouwen dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 2,00 m te bedragen;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1,00 m te bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel mag maximaal 75 m² bedragen;
  • f. het bouwperceel mag voor maximaal 50 % worden bebouwd.
8.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat ze dienen te worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn.
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een overkapping mogen niet meer dan respectievelijk 3,00 en 6,00 m bedragen.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m bedragen en daarachter maximaal 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggen- en andere masten mag maximaal 12,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 2,00 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
8.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 8.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder a voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van gebouwen, niet zijnde bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 2,00 mag bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer mag bedragen dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen tot op de perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.3 onder d. voor het bouwen van bijgebouwen tot op de perceelsgrens, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel.