direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0279.BP2012Bedrijventer-vg01

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven van categorie 2 tot en met 3.1 die zijn opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten 2 tot en met 4.2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven van categorie 2 tot en met 3.2 die zijn opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten 2 tot en met 4.2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', bedrijven van categorie 3.1 tot en met 4.1 die zijn opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten 2 tot en met 4.2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', bedrijven van categorie 3.1 tot en met 4.2 die zijn opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten 2 tot en met 4.2;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1', tevens een bouwbedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2', tevens handel in vracht- en bestelauto's, inclusief reparatie en service;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens (zelfstandige) kantoren;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens een bouwmarkt;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf', tevens een gemeentewerf;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne', tevens een brandweerkazerne;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', een zend-/ontvangstinstallatie;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', tevens voor de bescherming van de aanwezige monumentale waarden;
  • n. openbare nutsvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

    • 1. erven en terreinen;
    • 2. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. waterhuishoudkundige voorzieningen.

met uitzondering van:

    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning;
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • d. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. het bouwvlak mag per bouwperceel voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het aangeduide percentage als maximum geldt;
  • d. de voorgevel van een gebouw wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw, geen bedrijfswoning zijnde, mag niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • f. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • g. de afstand tussen twee gebouwen dient, voor zover niet aaneen gebouwd, minimaal 2,00 m te bedragen;
  • h. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1,00 meter te bedragen.
6.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan-, uit- en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ze dienen te worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel mag maximaal 50 m² bedragen;
  • c. het bouwperceel mag voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het aangeduide percentage als maximum geldt;
  • d. de goot- en bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen mogen niet meer dan respectievelijk 3,00 en 5,00 m bedragen.
6.2.4 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  • a. per hoofdgebouw is ten hoogste één erker, een hoekerker dan wel een erker voor de voorgevel van het hoofdgebouw, toegestaan;
  • b. de diepte uit de betreffende gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,50 m bedragen, met dien verstande dat ten minste een strook met een diepte van 2,00 m voor de erker onbebouwd dient te blijven en de afstand tot één van de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1,00 m dient te bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
  • d. de breedte mag niet meer dan 2/3 van de voorgevelbreedte van de het hoofdgebouw bedragen, tot een maximale breedte van 5,00 m;
  • e. het bepaalde in artikel 6.2.3 onder c. is tevens van toepassing;
  • f. het bepaalde in artikel 6.2.3 onder d. is tevens van toepassing.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,00 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m mag bedragen en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m mag bedragen;
    • 2. luifels, vlaggen- en andere masten, waarvan de bouwhoogte maximaal 5,00 m mag bedragen;
    • 3. silo's waarvan de bouwhoogte maximaal 15,00 m mag bedragen;
    • 4. antennemasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', waarvan de bouwhoogte maximaal 60,00 m mag bedragen.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
6.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 6.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een hoger bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder c en toestaan dat het bouwvlak voor maximaal 80% wordt bebouwd, met dien verstande dat:

  • a. op eigen terrein kan (blijven) worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
  • b. er dient te worden voorzien in een goede ruimtelijke inpassing op het perceel;
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder e en een grotere bouwhoogte toestaan van maximaal 12,00 m, met dien verstande dat:

  • a. op eigen terrein kan (blijven) worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
  • b. er dient te worden voorzien in een goede ruimtelijke inpassing op het perceel;
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. ondergeschikte detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt of gemonteerd tot maximaal 10% van de brutovloeroppervlakte. met een maximum van 500 m²;
    • 2. bestaande detailhandel in caravans, auto's, trailers en campers;
  • c. verkoop van motorbrandstoffen (incl lpg);
  • d. horeca, anders dan in de vorm van een kantine;
  • e. het gebruik van gronden voor de voorgevelrooilijn voor buitenopslag;
  • f. zelfstandig kantoor, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van volumineuze detailhandel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.5.1 onder b. ten behoeve van volumineuze detailhandel, met dien verstande dat:

  • a. de detailhandelsvestiging niet mag leiden tot overlast voor de omgeving, waaronder wordt verstaan overlast veroorzaakt door de publieks- of verkeersaantrekkende werking van de activiteit;
  • b. de normale afwikkeling van het verkeer niet door de verkeersaantrekkende werking van de activiteit mag worden belemmerd;
  • c. in de met de activiteit samenhangende parkeerbehoefte op eigen terrein dient te worden voorzien.
6.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een zelfstandig kantoor

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.5.1 onder f. ten behoeve van een zelfstandig kantoor, met dien verstande dat:

  • a. het kantoor niet mag leiden tot overlast voor de omgeving, waaronder wordt verstaan overlast veroorzaakt door de publieks- of verkeersaantrekkende werking van de activiteit;
  • b. de normale afwikkeling van het verkeer niet door de verkeersaantrekkende werking van de activiteit mag worden belemmerd;
  • c. in de met de activiteit samenhangende parkeerbehoefte op eigen terrein dient te worden voorzien.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen als bedoeld in artikel 6.1 onder g en h te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.