direct naar inhoud van Regels
Plan: Velp 2016, Woongebieden-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPVZ2016-VA02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In 2019 is de aanduiding 'aantal bouwlagen onbeperkt' om plantechnische redenen vervangen door 'specifieke bouwaanduiding - aantal bouwlagen onbeperkt'.

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Velp 2016, Woongebieden-Zuid van de gemeente Rheden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0275.BPVZ2016-VA02 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 achtergevel

de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.8 bed and breakfast

het tegen betaling bieden van kortstondig toeristisch verblijf en ontbijt aan huis;

1.9 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren,

inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen, en waarbij de bijbehorende kantoorfunctie niet meer dan 30% van het bedrijfs- vloeroppervlak in beslag neemt;

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfsvloeroppervlak

de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte. Dit wordt gemeten in het pand, op de vloer van de ruimten die (kunnen) worden gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.13 begeleid wonen

24-uurs zorg, begeleiding en ondersteuning (inclusief toezicht) welke in hetzelfde gebouw wordt gecombineerd met bijbehorende woon- en verblijfsvormen, bestemd voor personen waarvoor 24-uurs zorg, begeleiding en ondersteuning als bedoeld in de Jeugdwet, is vastgelegd in een besluit (Awb) afgegeven door de gemeente; bij het vervallen van de genoemde wet en regelgeving, treedt hiervoor in de plaats de wet- of regelgeving welke dient ter opvolging van deze wet en regelgeving op dit onderdeel;

1.14 beroep aan huis

een juridisch, administratief, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig, therapeutisch of (para)medisch beroep, alternatieve geneeswijzen daaronder begrepen, of daarmee gelijk te stellen activiteiten die in een woning dan wel (vrijstaand) bijgebouw worden uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;

1.15 bestaand

zoals legaal aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.19 bijzondere maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen al dan niet op non-profit basis op het gebied van welzijn, gezondheidszorg en buurtfuncties zoals (para)medische voorzieningen, kinderopvang, bibliotheek, een (deels) zorggerelateerd restaurant, zorggerelateerde kleinschalige detailhandel en zorggerelateerde activiteiten gericht op uiterlijke verzorging dan wel een postagentschap;

1.20 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners zelfstandig wonen met, op basis van de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en/of Wet maatschappelijke ondersteuning besluit verzorging, verpleging en/of (al dan niet 24-uurs) begeleiding, en daar niet verblijven met het doel om ter plekke therapeutisch behandeld te worden; bij het vervallen van de genoemde wet en regelgeving, treedt hiervoor in de plaats de wet- of regelgeving welke dient ter opvolging van deze wet en regelgeving op dit onderdeel;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen metaal of ander materiaal die (in)direct met de grond is verbonden hetzij (in)direct steun vindt in of op de grond en bedoeld is om ter plaatse te functioneren;

1.28 bovenbouw

een gedeelte van een hoofdgebouw dat moet passen binnen de contour die ontstaat door:

  • a. een verticale verlenging van twee zijden van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak met 1,20 meter, gerekend vanaf de bovenkant van de onderliggende bouwlaag, gevolgd door een schuin vlak met een binnenhoek van 60 graden, en
  • b. een verticale verlenging van de overige zijden;

en welke contour slechts mag worden doorbroken door dakkapellen.
(Binnen deze contour kunnen zich mogelijk één of meer bouwlagen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.29 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning;

1.30 daghoreca

een type horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, niet-alcoholische dranken en zwak alcoholische dranken en ondersteunend is aan en wat openingstijden betreft in het algemeen vergelijkbaar is met winkels, zoals een ijssalon, koffiehuis of tearoom;

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte daghoreca welke direct gerelateerd is aan de ter plaatse aanwezige detailhandel; hieronder wordt eveneens niet begrepen een niet voor particulieren toegankelijk detailhandelsbedrijf dat zich uitsluitend toelegt op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet.

1.32 detailhandel in weggebonden artikelen

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers

1.33 deskundig archeoloog

de door burgemeester en wethouders aangewezen regioarcheoloog, bedrijven die onder het overgangsrecht tot 1 juli 2017 een vergunning hebben alsmede bedrijven die zijn gecertificeerd overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedwet;

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bankfilialen, reisbureaus, stomerij; detailhandel wordt hieronder niet begrepen;

1.35 diepwortelende beplanting

beplanting met een wortelstelsel dat meer dan 0,5 m onder het maaiveld reikt of dat naar verwachting in de toekomst zal doen;

1.36 dove gevel

een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.37 evenement

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten en festival;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 hogere waarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige ruimten of geluidsgevoelige terreinen, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.40 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.41 huishouden

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren waarbij sprake is van continuïteit is in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.42 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van logies, maaltijden, spijzen of van dranken, met daaraan ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café;

1.43 hotel

een accommodatie met slaapplaatsen voor logiesverstrekking in overwegend één- en tweepersoonskamers tegen boeking per nacht, waar afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken kunnen worden verstrekt aan gasten en passanten. Ook appartementen met hoteldienstverlening worden hieronder begrepen;

1.44 hovenier

het beroepshalve ontwerpen, aanleggen en onderhouden van tuinen en groenobjecten;

1.45 instellingswonen

24-uurs zorg, begeleiding en ondersteuning (inclusief toezicht) welke in hetzelfde gebouw wordt gecombineerd met bijbehorende woon- en verblijfsvormen bestemd voor personen waarvoor 24-uurs zorg, begeleiding en ondersteuning in een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg is vastgesteld in een indicatiebesluit van het Centrum indicatiestelling zorg dan wel in een daartoe strekkend gemeentelijk besluit voortvloeiende uit de Wet maatschappelijke ondersteuning, en waar naast (eventuele) privéruimten ook gemeenschappelijke ruimten en zorgruimten aanwezig zijn; bij het vervallen van de genoemde wet en regelgeving, treedt hiervoor in de plaats de wet- of regelgeving welke dient ter opvolging van deze wet en regelgeving op dit onderdeel;

1.46 internetdetailhandel

detailhandel waarbij het te koop aanbieden van goederen plaatsvindt via het internet;

1.47 jongerenontmoetingsplek

een openbare voorziening voor jongeren met een zitgelegenheid en een beschutting tegen regen en wind;

1.48 kamerverhuur

het geheel of gedeeltelijk verhuren van een woning of woongebouw -niet zijnde een ruimte in een vrijstaand bijgebouw- via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken in deze kamers van de al dan niet gedeeltelijke combinatie van een kookgelegenheid, een wasgelegenheid (sanitair en/of witgoedvoorzieningen) en een toilet, en waarbij geen sprake is van voorzieningen voor verzorging en begeleiding;

1.49 kantoor

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening zoals een accountantskantoor, adviesbureau of een ontwerpbureau;

1.50 kap

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden;

1.51 kleinschalig ambachtelijk bedrijf

bedrijf waarbij niet meer dan drie mensen individuele goederen voor een belangrijk deel in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen geheel naar de specifieke wensen van de opdrachtgever tevens eindgebruiker. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van toestellen of machinaal gereedschap, echter de productie vindt niet gestandaardiseerd plaats, er is geen massa- of serieproductie en de goederen worden niet geproduceerd voor verdere toepassing in een ander bedrijf;

1.52 kwekerij

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en (sier)heesters;

1.53 maaiveld

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;

1.54 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen van sociale, culturele, (para-)medische, educatieve dan wel levensbeschouwelijke aard;

1.55 maximum aantal wooneenheden

op de verbeelding weergegeven aanduiding welke bepalend is voor het maximum toegestane aantal woningen;

1.56 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.57 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door onderlinge samenhang en

beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;

1.58 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.59 onderbouw

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen (en waarbinnen zich één of meer bouwlagen kunnen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen zoals bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.60 ondergeschikte dakkapel

dakkapel welke door zijn maatvoering als ondergeschikt deel van een gebouw kan worden aangemerkt, zijnde een dakkapel welke niet breder is dan 50% van de breedte van het betreffende gebouw tot een maximale breedte van 3 m, en met een fronthoogte van niet meer dan 1,75 m gemeten vanaf de voet dakkapel tot aan het hoogste punt van de dakkapel;

1.61 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die voortvloeit uit een andere ter plaatse toegelaten bedrijfs- of beroepsactiviteit en daarmee een directe relatie heeft bijvoorbeeld omdat de producten ter plaatse worden vervaardigd of gebruikt, waarbij de detailhandel in ruimtelijk, functioneel en inkomensverwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de bedrijfs- of beroepsactiviteit die qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft;

1.62 oorspronkelijke achtergevel van een hoofdgebouw

de achtergevel van het hoofdgebouw zoals deze ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd met uitzondering van in bouwkundige zin van het hoofdgebouw te onderscheiden aangebouwde bouwwerken waarin slechts ondergeschikte functies plaatsvinden;

1.63 opslag

het opbergen van goederen - inclusief (vloei)stoffen en materialen - met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over de goederen kan beschikken;

1.64 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.65 overige bouwwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.66 pension

een accommodatie met slaapplaatsen voor logiesverstrekking in overwegend één- en tweepersoonskamers tegen boeking per nacht, waar afzonderlijke maaltijden, kleine etenswaren en dranken kunnen worden verstrekt aan gasten maar niet aan passanten, en niet zijnde een hotel. Onder een pension wordt in elk geval niet begrepen (tijdelijk) wonen al dan niet in de vorm van niet-toeristische kamerverhuur;

1.67 permanente bewoning

gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdverblijf;

1.68 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.69 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.70 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;

1.71 speelveld

een openbaar terrein zoals een trapveld, basketbalterrein of skatevoorziening dan wel een terrein van vergelijkbare omvang waarop diverse speelvoorzieningen aanwezig zijn;

1.72 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.73 straatmeubiliair

hieronder wordt mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergronde voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;

1.74 terras

een voor het publiek toegankelijk onbebouwd, onoverdekt buitenterrein dat onderdeel uitmaakt van een (horeca)bedrijf;

1.75 tuin

deel van een perceel dat vanwege zijn stedenbouwkundige, cultuurhistorische dan wel landschappelijke waarde(n) vrij van gebouwen en overkappingen dient te blijven en dat als zodanig geen deel uitmaakt van het erf bij een woning;

1.76 tuincentrum

detailhandelsbedrijf dat is gericht op het bedrijsmatig te koop aanbieden, al dan niet overdekt, van producten waarvan het hoofdaccent ligt op de volgende artikelen:

  • (detail)handel in bloemen, planten, overige tuinartikelen en - benodigdheden;
  • detailhandel in branchegerelateerde artikelen- en benodigdheden;
  • verhuur van machines, gereedschappen en aanhangers ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van tuinen, het aanbieden van activiteiten op het gebied van tuinarchitectuur;
1.77 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.78 volkstuinen

een samenhangend geheel van tuinen, waarop als liefhebberij voedings- en siergewassen worden geteeld;

1.79 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.80 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.81 woning

een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, bijzondere woonvormen daaronder begrepen alsmede in combinatie daarmee de verhuur van kamers aan maximaal twee personen welke niet tot het huishouden behoren en welke geen duurzame huishouding voeren, en niet zijnde een woonwagen;

1.82 woonwagen

een voor de huisvesting van personen bestemde woonruimte die is geplaatst op een woonwagenstandplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.83 zakelijke dienstverlening

kantoor met baliefunctie ten behoeve van publiekrechtelijke commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening;

1.84 zorgaccommodatie

een accommodatie met de zorgfunctie als hoofdtaak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, welke ter plaatse niet woonachtig zijn, wordt gecombineerd met activiteiten in het kader van dagopvang, en waarbij al dan niet ter plekke sprake is van de huisvesting van een huishouden waarvan één of meerdere personen invulling geven aan de betreffende zorgfunctie van de accommodatie;

1.85 zorgwoning

woning die blijkens aard en inrichting is geschikt en bedoeld voor het verlenen van professionele zorg annex professionele ondersteuning aan de bewoners.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, tenzij in deze regels anders is bepaald, waarbij de goot ter plaatse van een dakafronding in de zin van een wolfseindendak niet wordt meegerekend en met uitzondering van ondergeschikte dakkapellen;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tenzij in deze regels anders is bepaald, met uitzondering van:

  • a. ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • b. ondergeschikte dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het maaiveld ter plaatse van het bouwwerk, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.6 het bebouwingspercentage

de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel.

2.7 het verlengde van de achtergevel van een gebouw

de evenwijdig aan de achtergevel doorgetrokken lijn van de feitelijke achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens van het perceel waarop het gebouw is geplaatst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - hoveniersbedrijf annex tuincentrum

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - hoveniersbedrijf annex tuincentrum' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedragen.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • d. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet meer dan 2 bouwlagen;
    • 3. een bovenbouw.
3.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen de bestemming te worden gebouwd;
  • b. Het totale oppervlak aan gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' is aangegeven.
  • c. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • e. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • f. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
3.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • c. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
  • d. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 en 2 van Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied;
    • 2. kamerverhuur aan meer dan twee personen, met dien verstande dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.81;
      • niet meer dan 1% van de woningen in het plan gelegen buiten het gebied aangeduid als 'overige zone - multifunctioneel gebied' mag worden aangewend voor kamerverhuur;
      • de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden niet minder dan 50 m mag bedragen;
    • 3. kamerverhuur aan meer dan twee personen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - multifunctioneel gebied' in afwijking van het bepaalde onder 2 als enige voorwaarde geldt dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.81;
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. een transportbedrijf in de vorm van opslag en het stallen van niet meer dan twee vrachtwagens, ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf';
    • 2. de verkoop van motorbrandstoffen, evenwel met uitzondering van de verkoop van lpg, met bijbehorende detailhandel in weggebonden artikelen tot een verkoopvloeroppervlakte van 30 m², ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
    • 3. woningen op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wonen op verdieping';
    • 4. een constructiewerkplaats in een gesloten gebouw toegelaten met productieoppervlakte die groter is dan 200 m², ter plaatse van de aanduiding 'constructiewerkplaats in gesloten gebouw met een productieoppervlakte van > 200 m²';
    • 5. smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen met een productieoppervlakte die groter is dan 200 m2, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. met een productieoppervlakte > 200 m2 ';
    • 6. een dagopvang ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dagopvang'.
  • c. In aanvulling op het bepaalde onder a en b geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' uitsluitend opslag van goederen mag plaatsvinden;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' uitsluitend detailhandel in de vorm van productiegebonden dan wel ondergeschikte detailhandel is toegestaan, tenzij het betreft de verkoop van motorbrandstoffen.
  • d. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' geldt dat de totale oppervlakte aan gebouwen niet meer bedragen dan de aangegeven oppervlakte daarbij inbegrepen de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen gesitueerd binnen het bouwvlak.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de goothoogte en de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m), maximale bouwhoogte (m)' niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte en bouwhoogte.
  • f. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet meer dan 2 bouwlagen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een ander maximum is aangegeven;
    • 3. een bovenbouw.
  • g. Indien woningen op de verdieping zijn toegelaten, dan mag het aantal woningen niet meer dan 1 bedragen, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • h. Afwijkingen in maten, aantallen en oppervlaktes zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
4.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen.
  • c. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • e. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • f. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
4.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • c. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 4.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval gerekend:

  • a. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan in de vorm van productiegebonden detailhandel dan wel in de vorm van ondergeschikte detailhandel.
  • b. Het (doen of laten) gebruiken van de gebouwen voor kantoren, anders dan ter plekke bedrijfsgebonden kantoorfuncties tot een maximum van 30% van het bedrijfsvloeroppervlak.
  • c. Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zover gelegen buiten het bouwvlak en niet behorende bij woningen, anders dan als stallings- of opslagruimte.
  • d. Het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a en toestaan dat tevens bedrijfsactiviteiten worden toegelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied of die volgens die bijlage van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie.
  • b. De onder a opgenomen bevoegdheid kan niet worden toegepast ten behoeve van:
    • 1. bedrijfsactiviteiten van zelfstandige kantoren, horecabedrijven en detailhandelsbedrijven.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de daarbij behorende bestemmingen 'Tuin' en 'Verkeer', met dien verstande dat:
    • 1. het bouwvolume dat wordt toegelaten niet groter is 15.975 m³;
    • 2. de bouwhoogte van de woningen niet hoger wordt dan 6 meter;
    • 3. in het plangebied wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen;
    • 4. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevels.
  • b. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • c. Een wijzigingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is, waaronder wordt begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de cultuurhistorische, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor´Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in bij deze regels behorende Bijlage 3 Lijst bedrijventerrein, waarbij geldt dat:
    • 1. bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties van categorie 1 en 2 zijn toegestaan;
    • 2. bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties van categorie 1, 2 en 3.1 zijn toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1'.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a is zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. een constructiewerkplaats in een gesloten gebouw toegelaten met productieoppervlakte die groter is dan 200 m², ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats in gesloten gebouw met productieoppervlakte > 200 m2 ';
    • 2. smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen met een productieoppervlakte die groter is dan 200 m2, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. met een productieoppervlakte > 200 m2 '.
  • c. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt dat:
    • 1. ondergeschikte productiegebonden detailhandel is toegestaan;
    • 2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 3. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
    • 4. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 5. inrichtingen die genoemd zijn in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. niet zijn toegestaan;
  • d. De gronden zijn tevens bestemd voor verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' geldt dat de oppervlakte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangeven oppervlakte, daarbij inbegrepen de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen gesitueerd binnen het bouwvlak.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de goothoogte en de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m), maximale bouwhoogte (m)' te niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte en bouwhoogte.
  • f. Afwijkingen in maten en oppervlaktes zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
5.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen.
  • c. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • e. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • f. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
5.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
  • c. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
  • d. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan in de vorm van productiegebonden detailhandel dan wel in de vorm van ondergeschikte detailhandel.
  • b. Het (doen of laten) gebruiken van de gebouwen voor kantoren, anders dan ter plekke bedrijfsgebonden kantoorfuncties tot een maximum van 30% van het bedrijfsvloeroppervlak.
  • c. Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zover gelegen buiten het bouwvlak anders dan als stallings- of opslagruimte.
  • d. Het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a om de vestiging van bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn genoemd in Bijlage 3 Lijst bedrijventerrein of die volgens die bijlage van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot een reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    • 1. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
    • 3. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 4. inrichtingen die genoemd zijn in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. niet zijn toegestaan.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de daarbij behorende bestemmingen 'Tuin' en 'Verkeer', met dien verstande dat:
    • 1. het bouwvolume dat wordt toegelaten niet groter is dan 15.200 m³;
    • 2. aantal bouwlagen van de woningen niet meer dan 2 bedraagt en de bouwhoogte van de woningen niet hoger wordt dan 8 meter;
    • 3. in het plangebied wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen;
    • 4. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevels.
  • b. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • c. Een wijzigingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is, waaronder wordt begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de cultuurhistorische, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid.

Artikel 6 Centrum - winkelcentrum

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Centrum - winkelcentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. Uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk':

    • 1. Uitsluitend op de beganegrond, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2':
    • 2. Op de beganegrond en op de verdiepingen:
      • woningen;
      • parkeervoorzieningen;
      • ondergeschikte verblijfsruimten voor het personeel van de op de begane- grond gevestigde bedrijven.
    • 3. Ondergronds:
      • parkeervoorzieningen.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hellingbaan', uitsluitend voor hellingbaan van en naar het parkeerdek en voor installatieruimte.
  • c. De gronden zijn tevens bestemd voor verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen zoals al dan niet overdekte stallingsruimten voor winkelwagens.
6.2 Bouwregels

Op de voor 'Centrum - winkelcentrum' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

6.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
  • c. Een gebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet meer dan 2 bouwlagen, tenzij de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aantal bouwlagen onbeperkt' is aangegeven in welk geval het aantal bouwlagen niet beperkt is;
    • 3. een bovenbouw.
  • d. Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedragen, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zijn op de beganegrond geen gebouwen toegestaan.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijzondere voorwaarde 3' geldt bovendien dat met in achtneming van de bij deze regels behorende Bijlage 11 Besluit Wet geluidhinder winkelcentrum Velperbroek de westelijke gevels van de woningen, thans genummerd Churchillplein 74-75-76-77, 78-79-80-81, 82-83-84-85 en 86-87-88-89 blijvend moeten voldoen aan de voorwaarde dat zij zijn uitgevoerd als een dove gevel.
  • g. Afwijkingen in maten en aantallen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
6.2.2 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • c. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
6.3 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 om een maatschappelijke voorziening toe te staan die niet is genoemd in Bijlage 6 Lijst maatschappelijke voorzieningen en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met een maatschappelijke voorziening die wel in de lijst is opgenomen.
  • b. Afwijkingen als bedoeld onder a kunnen alleen worden verleend voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • b. In aanvulling op de het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. het houden van vergaderingen, ter plaatse van de aanduiding 'vergaderaccommodatie';
    • 2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor zover deze bedrijfswoning is gesitueerd in de bovenbouw;
    • 3. zalenverhuur ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal', met dien verstande dat buitenruimten hiervoor niet mogen worden gebruikt, en uitsluitend onder de volgende voorwaarden:
      • ten minste 11 parkeerplaatsen op het bijbehorende terrein aanwezig zijn en aanwezig blijven;
      • uitvoering wordt gegeven aan het Vervoersplan opgenomen als bijlage 13 bij de regels van dit plan;
      • de geluidsbelasting vanwege de activiteiten op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving niet hoger is dan:
langetijdgemiddelde beoordelingsniveau   avondperiode   nachtperiode  
50 dB(A)   45dB(A)   40 dB(A)  
     
piekniveau   avondperiode   nachtperiode  
70 dB(A)   65 dB(A)   60 dB(A)  
7.2 Bouwregels

Op de voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.
  • d. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet meer dan 2 bouwlagen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een ander maximum is aangegeven;
    • 3. een bovenbouw.
  • e. Afwijkingen in maten en aantallen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
7.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen.
  • c. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • e. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • f. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
7.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande reclame uitingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • c. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 7.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor ´Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. detailhandel;
    • 2. kamerverhuur aan meer dan twee personen, met dien verstande dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.81;
      • niet meer dan 1% van de woningen in het plan gelegen buiten het gebied aangeduid als 'overige zone - multifunctioneel gebied' mag worden aangewend voor kamerverhuur;
      • de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden niet minder dan 50 m mag bedragen;
    • 3. kamerverhuur aan meer dan twee personen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - multifunctioneel gebied' in afwijking van het bepaalde onder 2 als enige voorwaarde geldt dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.81;
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. woningen op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wonen op verdieping'.
  • c. Indien woningen op de verdieping zijn toegelaten, dan mag het aantal woningen niet meer dan 1 bedragen, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • d. De gronden zijn tevens bestemd voor verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen zoals al dan niet overdekte stallingsruimten voor winkelwagens.
8.2 Bouwregels

Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.
  • d. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet meer dan 2 bouwlagen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een ander maximum is aangegeven;
    • 3. een bovenbouw.
  • e. Afwijkingen in maten en aantallen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
8.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen.
  • c. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • e. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • f. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
8.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • c. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
  • d. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
8.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 8.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zover gelegen buiten het bouwvlak en niet behorende bij woningen, anders dan als stallings- of opslagruimte.
  • b. Het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.

Artikel 9 Gemengd - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. woningen;
    • 2. maatschappelijke activiteiten, dienstverlenende activiteiten en activiteiten op het gebied van cultuur en ontspanning, voor zover genoemd in Bijlage 1 Lijst gemengde activiteiten met dien verstande, dat het uitoefenen van de baliefunctie uitsluitend op de beganegrondlaag van het hoofdgebouw is toegestaan;
    • 3. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 van Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied;
    • 4. horeca-activiteiten van categorie 1a van Bijlage 5 Lijst horeca-activiteiten met dien verstande dat:
      • per hoofdgebouw -en inclusief de bijbehorende bijgebouwen- niet meer dan 1 horecabedrijf mag worden gerealiseerd;
      • het gestelde in artikel 30.2 onverminderd van toepassing is.
    • 5. detailhandel, uitsluitend voor zover het betreft de beganegrondlaag van de gebouwen;
    • 6. een beroep aan huis als genoemd in artikel 1.14 of een bedrijfsactiviteit genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
    • 7. kamerverhuur aan meer dan twee personen, met dien verstande dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.81;
      • niet meer dan 1% van de woningen in het plan gelegen buiten het gebied aangeduid als 'overige zone - multifunctioneel gebied' mag worden aangewend voor kamerverhuur;
      • de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden niet minder dan 50 m mag bedragen;
    • 8. kamerverhuur aan meer dan twee personen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - multifunctioneel gebied' in afwijking van het bepaalde onder 2 als enige voorwaarde geldt dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.81;
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. horeca-activiteiten van de categorieën 1a, 1b en 2a van Bijlage 5 Lijst horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2';
    • 2. kamergewijze verhuur zonder een relatie met het gebruik als woning, ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' tot maximaal het aantal kamers aangeduid op de verbeelding, dan wel voor zover legaal bestaand op het tijdstip van de vaststelling van dit plan.
  • c. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
9.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedragen, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de goothoogte en de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte en bouwhoogte.
  • f. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet me er dan 2 bouwlagen, tenzij:
      • ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een ander maximum is aangegeven, dan wel
      • de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aantal bouwlagen onbeperkt' is aangegeven in welk geval het aantal bouwlagen niet beperkt is;
    • 3. een bovenbouw.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogtemaatvoering' geldt, in afwijking van het gestelde onder c en f, dat de bestaande goothoogte en de bestaande bouwhoogte moet worden gehandhaafd.
  • h. Afwijkingen in maten en aantallen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
9.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen.
  • c. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • e. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • f. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
9.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' dan wel indien gesitueerd binnen een bouwvlak dan wel zijn gesitueerd achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 2 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande-reclame uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • d. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
  • e. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
9.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 9.2.1 onder g ten behoeve van een vermeerdering dan wel een vermindering van de aangegeven hoogtemaatvoering met niet meer dan 5%;
    • 2. lid 9.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.
9.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gebruik van ruimten binnen de woning dan wel een (vrijstaand) bijgebouw ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
    • 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning, en naast de bewoner is tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam;
    • 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van (scheidings)muren;
    • 3. buiten de ruimte als bedoeld onder 2 geen opslag plaatsvindt en geen beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend, met uitzondering van activiteiten die verband houden met het uitoefenen van een bed and breakfast of van gastouderschap;
    • 4. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning behouden blijft waarbij reclame uitingen zich beperken tot een onverlichte oppervlakte van niet meer dan 0,50 m2 en deze niet hoger worden aangebracht dan tot 1,5 m boven het maaiveld;
    • 5. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voldaan aan het gestelde in artikel 30.2 Parkeren;
    • 7. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • b. Behoudens het gestelde onder a, is het verboden bijgebouwen, gelegen buiten het bouwvlak, anders te gebruiken dan ten dienste van het hoofdgebouw.
  • c. Behoudens het gestelde onder a is het verboden vrijstaande bijgebouwen ten dienste van functies als bedoeld in lid 9.1 onder a sub 2 tot en met 6 en onder b voor zover gelegen buiten het bouwvlak en niet behorende bij woningen, anders te gebruiken dan als stallings- of opslagruimte.
  • d. Voor het gebruik van de buitenruimte voor terrassen geldt dat:
    • 1. de terrassen moeten zijn gesitueerd voor het hoofdgebouw dan wel voor het verlengde van de achterzijde van het hoofdgebouw;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de terrassen mag per bedrijf niet meer dan 30 m2 bedragen;
    • 3. het bepaalde in artikel 30.2 Parkeren onverkort van toepassing is.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 9.1 onder a sub 2 en activiteiten toestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Lijst gemengde activiteiten met dien verstande dat:
      • de activiteiten betrekking hebben op een maatschappelijke voorziening, een dienstverlenende voorziening dan wel op een voorziening op het gebied van cultuur en ontspanning;
      • de activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met activiteiten die wel zijn opgenomen in Bijlage 1 Lijst gemengde activiteiten;
    • 2. lid 9.1 onder a sub 3 en activiteiten toestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied of die volgens die bijlage van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie;
    • 3. lid 9.1 onder a sub 4 en activiteiten toestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 5 Lijst horeca-activiteiten of die volgens die volgens die bijlage van een hogere categorie zijn, voor zover de betrokken horeca-activiteiten naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie;
    • 4. lid 9.1 onder a sub 6 en een beroep aan huis toestaan dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen aan huis zoals genoemd in artikel 1.14 waarbij het gestelde in lid 9.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    • 5. lid 9.1 onder a sub 6 en een activiteit toestaan die niet is genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de bedrijfsactiviteiten die wel in die lijst zijn opgenomen, waarbij het gestelde in lid 9.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.

Artikel 10 Gemengd - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. woningen;
    • 2. een beroep aan huis als genoemd in artikel 1.14 of een bedrijfsactiviteit genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
    • 3. kamerverhuur aan meer dan twee personen, met dien verstande dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.81;
      • niet meer dan 1% van de woningen in het plan gelegen buiten het gebied aangeduid als 'overige zone - multifunctioneel gebied' mag worden aangewend voor kamerverhuur;
      • de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden niet minder dan 50 m mag bedragen;
    • 4. kamerverhuur aan meer dan twee personen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - multifunctioneel gebied' in afwijking van het bepaalde onder 2 als enige voorwaarde geldt dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.81;
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. bedrijven van categorie 1 van Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
    • 2. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' uitsluitend voor zover het betreft de beganegrondlaag van de gebouwen;
    • 3. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' uitsluitend voor zover het betreft de beganegrondlaag van de gebouwen;
    • 4. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    • 5. activiteiten van categorie 1 van Bijlage 6 Lijst maatschappelijke voorzieningen alsmede voor een activiteit voor zover aangeduid met de letter M in Bijlage 1 Lijst gemengde activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    • 6. opslag ten behoeve van een bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    • 7. praktijkruimten ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
    • 8. horeca-activiteiten van de categorieën 1a, 1b en 2a van Bijlage 5 Lijst horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2';
    • 9. een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf ';
    • 10. een timmerfabriek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek';
    • 11. kamergewijze verhuur zonder een relatie met het gebruik als woning, ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' tot maximaal het aantal kamers aangeduid op de verbeelding, dan wel voor zover legaal bestaand op het tijdstip van de vaststelling van dit plan.
  • c. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
10.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedragen, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.
  • e. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet meer dan 2 bouwlagen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een ander maximum is aangegeven;
    • 3. een bovenbouw.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogtemaatvoering' geldt, afwijking van het gestelde onder c en onder e, dat de bestaande goothoogte en de bestaande bouwhoogte moet worden gehandhaafd.
  • g. Afwijkingen in maten en aantallen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
10.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' dat de oppervlakte ter plekke niet meer mag bedragen dan de aangegeven oppervlakte.
  • d. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • e. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • f. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • g. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
10.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' dan wel indien gesitueerd binnen een bouwvlak dan wel zijn gesitueerd achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 2 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande-reclame uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • d. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
  • e. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
10.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 10.2.1 onder f ten behoeve van een vermeerdering dan wel een vermindering van de aangegeven hoogtemaatvoering met niet meer dan 5%;
    • 2. lid 10.2.2 onder e ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.
10.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gebruik van ruimten binnen de woning dan wel een (vrijstaand) bijgebouw ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
    • 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning, en naast de bewoner is tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam;
    • 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van (scheidings)muren;
    • 3. buiten de ruimte als bedoeld onder 2 geen opslag plaatsvindt en geen beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend, met uitzondering van activiteiten die verband houden met het uitoefenen van een bed and breakfast of van gastouderschap;
    • 4. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning behouden wordt, waarbij reclame uitingen zich beperken tot een onverlichte oppervlakte van niet meer dan 50 m2 en deze niet hoger worden aangebracht dan tot 1,5 m boven maaiveld;
    • 5. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voldaan aan het gestelde in artikel 30.2 Parkeren;
    • 7. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • b. Behoudens het gestelde onder a is het verboden vrijstaande bijgebouwen ten dienste van functies als bedoeld in lid 10.1 onder b, voor zover gelegen buiten het bouwvlak en niet behorende bij woningen, anders te gebruiken dan als stallings- of opslagruimte.
  • c. Het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 10.1 onder a sub 2 en een beroep aan huis toestaan dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen aan huis zoals genoemd in artikel 1.14, waarbij het gestelde in lid 10.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    • 2. lid 10.1 onder a sub 2 en activiteiten toestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met bedrijfsactiviteiten die wel in die lijst zijn opgenomen, waarbij het gestelde in lid 10.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    • 3. lid 10.1 onder b sub 1 en een bedrijfsactiviteit toestaan die niet is genoemd in Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied of die volgens die bijlage van een hogere categorie is, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie;
    • 4. lid 10.1 onder b sub 5 en activiteiten van cultuur en ontspanning toestaan die niet genoemd in Bijlage 6 Lijst maatschappelijke voorzieningen of die niet genoemd zijn onder de letter M in Bijlage 1 Lijst gemengde activiteiten of die volgens die bijlagen van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie.
  • b. De onder a opgenomen bevoegdheid kan niet worden toegepast ten behoeve van activiteiten van zelfstandige kantoren, horecabedrijven en detailhandelsbedrijven.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken alsmede in ondergeschikte mate voor verkeersdoeleinden;
    • 2. doorsnijdende fiets- en voetpaden, hondenuitlaatplaatsen;
    • 3. watergangen en waterpartijen;
    • 4. doorsnijdende wegen ter ontsluiting van de direct aanliggende percelen;
    • 5. bruggen en andere civieltechnische werken;
    • 6. straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. collectieve parkeervoorzieningen, met de daarbij behorende ontsluitingen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend voor zover die voorzieningen zijn ingepast in groenvoorzieningen.
11.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd.

11.2.1 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • b. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
  • c. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Een bestemmingsvlak mag beperkt worden ingericht voor verkeersdoeleinden en wel tot niet meer dan 1 m gemeten vanaf de bestemmingsgrens van de bestemming 'Groen'.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3 ten behoeve van een verdergaande inrichting voor verkeersdoeleinden.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straatbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische karakteristiek van het straatbeeld;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Groen - natuur en landschap

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. De instandhouding van de aanwezige natuurwetenschappelijk en landschappelijke waardevolle elementen zoals parken, plantsoenen en waterlopen en voor instructieterrein ten behoeve onderwijs zoals heem-, collectie- en demonstratietuinen.
  • b. Tuinen en erven bij woningen, watergangen en waterpartijen, groen- voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratie- voorzieningen en rioleringswerken, bruggen en andere civieltechnische werken alsmede in ondergeschikte mate voor fiets- en voetpaden met het bijbehorend straatmeubilair en voorzieningen;
  • c. In aanvulling op het bepaalde onder a en b zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. kassen ter plaatse van de aanduiding 'kas';
    • 2. voor verblijfsruimten en langzaam verkeer ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
    • 3. een fietspad ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - fietspad'.
12.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen - natuur en landschap' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a zijn in het bouwvlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw' geen gebouwen toegestaan.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a zijn op de gronden met de aanduiding 'verkeer' bergplaatsen en rijwielstallingen toegestaan tot een totale oppervlakte van maximaal 2.500 m² en een hoogte van 3 m.
  • e. Afwijkingen in maten, aantallen en oppervlaktes zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
12.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij een woning

Voor bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van een overkappingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per woning niet meer dan 50 m² bedragen.
12.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • c. Een vakwerktoren is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouw' tot een maximale hoogte van 25 m, waarbij het bebouwingspercentage van dit bouwvlak maximaal 20 bedraagt;
  • d. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
  • e. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
12.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 12.2.1 onder a voor het bouwen van bijgebouwen zoals schuilhutten, onderkomens, bergplaatsen en rijwielstallingen met een maximum oppervlakte van 50 m² per gebouw en een hoogte van maximaal 3 m, waarbij het bebouwingspercentage maximaal 0,10 bedraagt.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuur- en landschapswaarden;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
    • 1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
    • 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist tenzij die voortvloeien uit een verleende bouwvergunning;
    • 3. het ophogen van de gronden met meer dan 30 centimeter, tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 centimeter, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
    • 5. het graven, dempen, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    • 6. het verlagen van het grondwaterpeil;
    • 7. het aanbrengen of verbreden van oppervlakteverhardingen;
    • 8. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies respectievelijk het aanbrengen van constructies in verband met bovengrondse leidingen;
    • 9. het opslaan, deponeren, lozen of storten van al dan niet afgedankte of aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, alsmede het aanleggen of inrichten van opslag-, stort of bergplaatsen.
  • b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn;
    • 2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
    • 3. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    • 4. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen;
    • 5. welke noodzakelijk zijn ter realisering van een bouwvergunning;
    • 6. die voortvloeien uit een kapvergunning.
  • c. De vergunning wordt niet verleend:
    • 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    • 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de natuur- en landschappelijke waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horeca-activiteiten van categorie 1a en 1b van Bijlage 5 Lijst horeca-activiteiten.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • c. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet meer dan 2 bouwlagen;
    • 3. een bovenbouw.
13.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • e. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
13.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • d. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 13.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zover gelegen buiten het bouwvlak en niet behorende bij woningen, anders dan als stallings- of opslagruimte.
  • b. Het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.

Artikel 14 Kantoor

14.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren;
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. dienstverlening, ter plaatsen van de aanduiding 'dienstverlening';
    • 2. (para)medische praktijkruimten, medische klinieken en ruimten voor dagbehandeling, ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg'.
  • c. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
14.2 Bouwregels

Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' geldt dat de oppervlakte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangeven oppervlakte, daarbij inbegrepen de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen gesitueerd binnen het bouwvlak.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.
  • e. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet meer dan 2 bouwlagen, tenzij:
      • ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een ander maximum is aangegeven, dan wel
      • de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aantal bouwlagen onbeperkt' is aangegeven in welk geval het aantal bouwlagen niet beperkt is;
    • 3. een bovenbouw.
  • f. Afwijkingen in maten, aantallen en oppervlaktes zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
14.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen.
  • c. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • e. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • f. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
14.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' dan wel indien gesitueerd binnen een bouwvlak niet meer dan 2 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • d. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
  • e. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
14.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 14.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zover gelegen buiten het bouwvlak en niet behorende bij woningen, anders dan als stallings- of opslagruimte.
  • b. Het gebruik van niet bebouwde grond vóór de bebouwing aan de wegzijde als opslagterrein.

Artikel 15 Maatschappelijk - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke activiteiten voor zover genoemd in Bijlage 6 Lijst maatschappelijke voorzieningen.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 2. cultureel medegebruik in de vorm van concerten, studiedagen, lezingen en dergelijke ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - cultureel medegebruik';
    • 3. een dansschool ter plaatse van de aanduiding 'dansschool';
    • 4. een dierenasiel, dierenpension en een dierenartsenpraktijk ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel';
    • 5. een theater ter plaatse van de aanduiding 'theater';
    • 6. een vergaderaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'vergaderaccommodatie';
    • 7. een ziekenhuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - ziekenhuis':
    • 8. een fietspad ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fietspad'.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a zijn de gronden ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding 'onderwijs' uitsluitend bestemd voor onderwijsinstellingen;
    • 2. de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend bestemd voor een begraafplaats;
    • 3. de aanduiding 'verenigingsleven' uitsluitend bestemd voor verenigings- gebouwen;
    • 4. de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend bestemd voor collectieve parkeervoorzieningen met de daarbij behorend ontsluiting.
  • d. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
15.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

15.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' dan wel de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' geldt dat de oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangegeven oppervlakte, daarbij inbegrepen de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen gesitueerd binnen het bouwvlak.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de goothoogte en de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte en bouwhoogte.
  • f. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet meer dan 2 bouwlagen, tenzij:
      • ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een ander maximum is aangegeven, dan wel
      • de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aantal bouwlagen onbeperkt' is aangegeven in welk geval het aantal bouwlagen niet beperkt is;
    • 3. een bovenbouw.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogtemaatvoering' geldt, in afwijking van het gestelde onder c en onder f, dat de bestaande goothoogte en de bestaande bouwhoogte moet worden gehandhaafd.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' zijn tot een hoogte van 3 meter geen bouwwerken toegestaan, tenzij dit ondersteunende constructies betreft.
  • i. Afwijkingen in maten, aantallen en percentages zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
15.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen.
  • c. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • e. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder a, b en c zijn binnen de aanduiding 'begraafplaats' gebouwen toegelaten met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter en een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 30 m².
  • g. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
15.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • c. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
  • d. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
15.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 15.2.1 onder g ten behoeve van een vermeerdering dan wel een vermindering van de aangegeven hoogtemaatvoering met niet meer dan 5%;
    • 2. lid 15.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m;
    • 3. lid 15.2.2 voor zover de gronden zijn aangeduid als 'onderwijs' en zijn gelegen buiten een bouwvlak, voor het bouwen van bijgebouwen zoals schuilhutten, onderkomens, bergplaatsen en rijwielstallingen met een maximum oppervlakte van 50 m² per gebouw en een bouwhoogte van maximaal 3 m, waarbij het maximale bebouwingspercentage van de gronden met deze aanduiding maximaal 0,10 bedraagt.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.
15.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.

Artikel 16 Maatschappelijk - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. begeleid wonen;
    • 2. instellingswonen;
    • 3. wonen indien dit plaatsvindt ter voortzetting van een duurzaam samenleven met de voor instellingswonen geïndiceerde partner;
    • 4. het wonen in zorgwoningen, uitsluitend indien:
      • dit plaatsvindt in de directe fysieke nabijheid van en in combinatie met begeleid wonen dan wel met instellingswonen, én;
      • de mogelijkheid tot het verkrijgen van extramurale verzorging, verpleging en begeleiding én hotel- en welzijnsdiensten in deze woningen onlosmakelijk onderdeel zijn van het geboden arrangement.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens zijn bestemd voor:
    • 1. een bedrijfswoning, waarbij geldt dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijfswoning mag worden gerealiseerd;
    • 2. bijzondere maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere maatschappelijke voorzieningen'.
  • c. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
16.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' geldt dat de oppervlakte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangeven oppervlakte, daarbij inbegrepen de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen gesitueerd binnen het bouwvlak.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.
  • e. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet meer dan 2 bouwlagen, tenzij:
      • ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een ander maximum is aangegeven, dan wel
      • de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aantal bouwlagen onbeperkt' is aangegeven in welk geval het aantal bouwlagen niet beperkt is;
    • 3. een bovenbouw.
  • f. Afwijkingen in maten, aantallen en percentages zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
16.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen.
  • c. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • e. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • f. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
16.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen,
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' dan wel indien gesitueerd binnen een bouwvlak niet meer dan 2 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • d. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
  • e. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
16.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Indien een reeds aangevangen duurzaam samenleven in de instelling zoals bedoeld in lid 16.1 onder a sub 3 wordt beëindigd door vertrek dan wel overlijden van de voor instellingswonen geïndiceerde partner, mag het wonen in de instelling ter plekke worden voortgezet door de achterblijvende partner zonder dat daarvoor een indicatiebesluit van het Centrum voor indicatiestelling zorg is vereist. 

Artikel 17 Recreatie - Volkstuin

17.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor volkstuinen.
  • b. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
17.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd.

17.2.1 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • b. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
17.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen van categorie 1 en 2 van Bijlage 7 Lijst sport.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. een sporthal ter plaatse van de aanduiding 'sporthal'.
    • 2. een kantoor met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100 m² ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
  • c. De gronden zijn mede bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
18.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

18.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
    • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' geldt dat de oppervlakte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangeven oppervlakte, daarbij inbegrepen de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen gesitueerd binnen het bouwvlak.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.
  • d. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet meer dan 2 bouwlagen;
    • 3. een bovenbouw.
  • e. Afwijkingen in maten en aantallen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
18.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • e. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
18.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • c. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
  • d. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
18.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.2 onder d ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.

Artikel 19 Tuin

19.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
  • b. De gronden zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
19.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd evenwel met uitzondering van overkappingen.

19.2.1 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen voor zover gesitueerd op hoekpercelen welke grenzen aan openbaar groen dan wel aan de openbare weg mag niet meer dan 2 m bedragen indien deze zijn geplaatst achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.
  • c. Het bepaalde onder b is niet van toepassing op erf- en perceelafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stedenbouwkundig waardevol' (zie artikel 31.1).
  • d. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • e. In overige gevallen mag de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer dan 6 m bedragen.
  • f. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.

Artikel 20 Verkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Wegen met de daarbij behorende technische voorzieningen.
  • b. (On)gelijkvloerse kruisingen.
  • c. Groen- en parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken.
  • d. Straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
20.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd.

20.2.1 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte voor erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • c. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
  • d. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor geluidwerende voorzieningen.

20.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk - 1' mits:
    • 1. blijkt dat de bestemming 'Maatschappelijk - 1' voor zover gelegen tussen de Larensteinselaan, Laarweg, rijksweg A12 en de spoorlijn onvoldoende ruimte beschikbaar is voor de gewenste bebouwing;
    • 2. voldoende parkeervoorzieningen beschikbaar zijn;
    • 3. de goothoogte niet hoger wordt dan 7 meter en de bouwhoogte niet hoger wordt dan 10 meter;
    • 4. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder ten aanzien van de geluidsbelasting op de gevels.
  • b. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de functionele en ruimtelijke structuur zoals aansluiting op structurele groenelementen en waterelementen.
  • c. Een wijzigingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is, waaronder wordt begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de cultuurhistorische, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid.

Artikel 21 Verkeer - railverkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Spoorwegen met de daarbij behorende technische voorzieningen, bouwwerken, overkappingen en gebouwen alsmede een stationskiosk.
  • b. (On)gelijkvloerse kruisingen en passages ten behoeve van faunaverkeer (ecoducten en dergelijke).
  • c. Parkeervoorzieningen, fietsenstallingen en fietskluizen.
  • d. De gronden zijn tevens bestemd voor groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, alsmede voor straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen.
21.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - railverkeer' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
21.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.
  • b. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
21.2.3 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • c. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
21.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor geluidwerende voorzieningen.

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Water, watergangen, beken en waterpartijen.
  • b. Water- en oeverrecreatie.
  • c. Bruggen, andere civieltechnische werken, vissteigers en straatmeubiliair.
  • d. Het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke waarden.
22.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

22.2.1 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bruggen mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
  • c. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. woningen;
    • 2. een beroep aan huis als genoemd in artikel 1.14 of een bedrijfsactiviteit genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
    • 3. uitsluitend voor woonwagenstandplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
    • 4. kamerverhuur aan meer dan twee personen, met dien verstande dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.81;
      • niet meer dan 1% van de woningen in het plan gelegen buiten het gebied aangeduid als 'overige zone - multifunctioneel gebied' mag worden aangewend voor kamerverhuur;
      • de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden niet minder dan 50 m mag bedragen;
    • 5. kamerverhuur aan meer dan twee personen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - multifunctioneel gebied' in afwijking van het bepaalde onder 4 als enige voorwaarde geldt dat:
      • kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in aanvulling op het gebruik als woning als bedoeld in artikel 1.81;
  • b. In aanvulling op het bepaalde in lid a zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 van Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijf';
    • 2. een kinderdagopvang ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagopvang';
    • 3. kantoren uitsluitend voor zover deze functie wordt uitgeoefend in één laag van het gebouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – kantoor in 1 laag';
    • 4. wonen op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wonen op verdieping';
    • 5. kamergewijze verhuur zonder een relatie met het gebruik als woning, ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' tot maximaal het aantal kamers ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kamers', dan wel voor zover legaal bestaand op het tijdstip van de vaststelling van dit plan.
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid a zijn de gronden ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - entreeportaal' uitsluitend bestemd voor een entreeportaal.
  • d. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
23.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

23.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedragen, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c mag de goothoogte en de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte en bouwhoogte.
  • f. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. een onderbouw;
    • 2. niet meer dan 2 bouwlagen, tenzij:
      • ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' een ander maximum is aangegeven, dan wel
      • de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aantal bouwlagen onbeperkt' is aangegeven in welk geval het aantal bouwlagen niet beperkt is;
    • 3. een bovenbouw.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogtemaatvoering' geldt, in afwijking van het gestelde onder c en f, dat de bestaande goothoogte en de bestaande bouwhoogte moet worden gehandhaafd.
  • h. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering x' geldt in aanvulling op en in afwijking van het gestelde onder a, c en f dat;
    • 1. de bebouwingsoppervlakte van de eerste bouwlaag niet meer dan 75 m² mag bedragen;
    • 2. de bebouwingsoppervlakte van de tweede bouwlaag bestaat uit een vierkant grondvlak en niet meer dan 50 m² mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag niet meer dan 3,50 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van de gezamenlijke bouwlagen niet meer dan 7 m mag bedragen;
    • 5. sprake dient te zijn van een platte dakafdekking.
  • i. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering y' geldt in aanvulling op en in afwijking van het gestelde onder a, c en f dat;
    • 1. de bebouwingsoppervlakte van de eerste en van de tweede bouwlaag niet meer dan 75 m² mag bedragen;
    • 2. de bebouwingsoppervlakte van de derde bouwlaag bestaat uit een vierkant grondvlak en niet meer dan 50 m² mag bedragen;
    • 3. de totale bouwhoogte van de eerste en de tweede bouwlaag niet meer dan 6 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van de gezamenlijke bouwlagen niet meer dan 10 m mag bedragen;
    • 5. sprake dient te zijn van een platte dakafdekking.
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grondgebonden woningen' geldt bovendien dat alleen grondgebonden woningen zijn toegelaten.
  • k. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijzondere voorwaarde 1' geldt bovendien dat met inachtneming van het Besluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder en het daarin gestelde, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 10, blijvend moet worden voldaan aan:
    • 1. de voorwaarde van een dove gevel aan de noordzijde van het bouwvlak, zijnde de kant van de spoorlijn;
    • 2. de voorwaarde van een entreeportaal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – entreeportaal' indien de toegang tot de woning zich aan de noordzijde bevindt;

dan wel

    • 1. in afwijking van de maatregelen onder 1 en 2 het realiseren van een vliesgevel of een geluidsscherm ter afscherming van het railverkeerslawaai op de gevel(s), die blijvend bouwkundig onderdeel uit dient te maken van het hoofdgebouw en binnen het bouwvlak dient te worden gerealiseerd;
  • l. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijzondere voorwaarde 2' geldt bovendien dat met inachtneming van het Besluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder en het daarin gestelde, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 12, blijvend moet worden voldaan aan:
    • 1. de voorwaarde van een dove gevel aan de noordzijde van het bouwvlak, zijnde de kant van de spoorlijn;

dan wel

    • 1. in afwijking van de maatregel onder 1 het realiseren van een vliesgevel of een geluidsscherm ter afscherming van het railverkeerslawaai op de gevel(s), die blijvend bouwkundig onderdeel uit dient te maken van het hoofdgebouw en binnen het bouwvlak dient te worden gerealiseerd;
  • m. Afwijkingen in maten en aantallen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
23.2.2 Hoofdgebouwen op standplaatsen voor woonwagens

In afwijking van het bepaalde in lid 23.2.1 geldt ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' voor hoofdgebouwen op woonwagenstandplaatsen de volgende regels:

  • a. Een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. De oppervlakte mag niet meer dan 75 m2 bedragen.
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • d. Een hoofdgebouw mag bestaan uit:
    • 1. 1 bouwlaag;
    • 2. een bovenbouw.
  • e. De afstand van een woonwagen tot een andere woonwagen dan wel tot een bijgebouw van een andere woonwagen mag niet minder dan 3 m bedragen.
  • f. Afwijkingen in maten en aantallen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.
23.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer dan 75 m2 bedragen.
  • c. Het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b en c geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' dat de oppervlakte ter plekke niet meer mag bedragen dan de aangegeven oppervlakte.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b en c geldt ter plaatse van de gronden behorende bij de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – afwijkende maatvoering x' en bij de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – afwijkende maatvoering y' het volgende:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak met per bouwperceel niet meer dan 40 m² bedragen;
    • 2. het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer dan 50 bedragen;
  • f. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • g. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen.
  • h. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,50 m bedragen, met uitzondering van gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding – overkapping' waar de bouwhoogte van de overkapping niet meer dan 7 m mag bedragen.
  • i. Afwijkingen in percentages, maten en afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen:
    • 1. voor zover het betreft grotere percentages en oppervlaktes gehandhaafd worden waarbij tevens geldt dat het bestaande percentage/de bestaande oppervlakte geldt als maximale maat;
    • 2. voor zover het betreft overige gevallen, gehandhaafd worden.
23.2.4 Bijgebouwen en overkappingen op standplaatsen voor woonwagens

In afwijking van het bepaalde in lid 23.2.3 gelden ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' voor bijgebouwen en overkappingen bij woonwagens de volgende regels:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer dan 75 m2 bedragen.
  • b. Het bebouwingspercentage van de bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen.
  • c. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
23.2.5 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding – poort' waar de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen niet meer dan 4 m mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame-uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • c. In overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
  • d. Afwijkingen in afmetingen en situering zoals die legaal bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
23.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 23.2.1 onder g ten behoeve van een vermeerdering dan wel een vermindering van de aangegeven hoogtemaatvoering met niet meer dan 5%;
    • 2. lid 23.2.3 onder g en behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 6 m.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaats vindt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de vermeerdering dan wel vermindering bijdraagt aan een substantiële verbetering van de architectonische dan wel technische situatie dan wel aan de ruimtelijke aansluiting op de belendende percelen.
23.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gebruik van ruimten binnen de woning dan wel een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
    • 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning, en naast de bewoner is tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam;
    • 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van (scheidings)muren;
    • 3. buiten de ruimte als bedoeld onder 2 geen opslag plaatsvindt en geen beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend, met uitzondering van activiteiten die verband houden met het uitoefenen van een bed and breakfast of van gastouderschap;
    • 4. de uiterlijke verschijningsvorm van de woning behouden wordt, waarbij reclame uitingen zich beperken tot een onverlichte oppervlakte van niet meer dan 0,50 m2 en deze niet hoger worden aangebracht dan tot 1,5 m boven maaiveld;
    • 5. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
    • 6. ten behoeve van de activiteit wordt voldaan aan het gestelde in artikel 30.2 Parkeren;
    • 7. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • b. Behoudens het gestelde onder a, is het verboden bijbehorende bouwwerken, gelegen buiten het bouwvlak, anders te gebruiken dan ten dienste van het hoofdgebouw, tenzij het gebouw is voorzien van een aanduiding als bedoeld in lid 23.1 onder b in welk geval het aangeduide gebruik is toegestaan.
23.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 23.1 onder a sub 2 en een beroep aan huis toestaan dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen aan huis zoals genoemd in artikel 1.14 waarbij het gestelde in lid 23.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    • 2. lid 23.1 onder a sub 2 en bedrijfsactiviteiten toestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 8 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met bedrijfsactiviteiten die wel in die lijst zijn opgenomen, waarbij het gestelde in lid 23.4 onder a sub 1 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing is;
    • 3. lid 23.1 onder b sub 1 en toestaan dat tevens bedrijfsactiviteiten worden toegelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 2 Lijst bedrijfsactiviteiten gemengd gebied of die volgens die bijlage van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie.
  • b. De onder a sub 3 opgenomen bevoegdheid kan niet worden toegepast ten behoeve van activiteiten van zelfstandige kantoren, horecabedrijven en detailhandelsbedrijven.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.

Artikel 24 Wonen - garagebox

24.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Wonen - garagebox' bestemde gronden zijn bestemd voor garageboxen ten behoeve van de stalling van motorvoertuigen.
  • b. De gronden zijn tevens bestemd voor parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor de ontsluiting van direct aangrenzende percelen.
24.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - garagebox' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd.

24.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer dan 3,50 m bedragen.
  • b. Een gebouw dient te zijn voorzien van een platte dakafdekking.
  • c. Afwijkingen in maten zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gelden als maximale maat.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en voor gronden met een bekende archeologische vindplaats.

25.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundig archeoloog;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  • c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 100 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
    • 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
    • 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
    • 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    • 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    • 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
    • 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
    • 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
    • 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
    • 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
  • b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    • 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    • 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
  • c. De vergunning wordt niet verleend:
    • 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    • 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    • 3. dan nadat een advies is ontvangen van een deskundig archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

26.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundig archeoloog;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  • c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
    • 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
    • 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
    • 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    • 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    • 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
    • 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
    • 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
    • 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
    • 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
  • b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    • 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    • 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
  • c. De vergunning wordt niet verleend:
    • 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    • 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    • 3. dan nadat een advies is ontvangen van een deskundig archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een lage archeologische verwachtingswaarde en waterbodems.

27.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2500 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundig archeoloog;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  • c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden groter dan 2500 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, uit te (laten) voeren:
    • 1. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
    • 2. het ophogen van de gronden met meer dan 100 cm (waarbij het in de aanhef genoemde dieper graven dan 30 cm niet geldt), tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van sleufdrainage, ontginnen, frezen en aanbrengen van heipalen;
    • 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    • 5. het graven, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    • 6. het verlagen van het grondwaterpeil of het veranderen van de samenstelling van het grondwater;
    • 7. het aanbrengen of vervangen van riolering en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen dan de daarmee verband houdende constructies;
    • 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
    • 9. het slopen van ondergrondse gebouwen of een gedeelte daarvan;
    • 10. het afdekken en/of overbouwen van archeologische vindplaatsen.
  • b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    • 2. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    • 3. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
  • c. De vergunning wordt niet verleend:
    • 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    • 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    • 3. dan nadat een advies is ontvangen van een deskundig archeoloog of een deskundig bureau over het door de aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, waarin de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Algemene regels
  • a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  • b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
    • 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits het bouwvlak met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden;
    • 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
    • 3. entreepartijen op de begane grond, voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.
  • c. Het bepaalde onder b geldt tevens in situaties waarbij hierdoor een bestemmingsgrens wordt overschreden.
  • d. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij daaraan een maximum is gesteld.
  • e. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten: liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties en dergelijke.
29.2 Nutsvoorzieningen

Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter en maximale oppervlakte van 10 m².

29.3 Ondergronds bouwen
  • a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is het ondergronds bouwen toegestaan, voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem, voor:
    • 1. ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies, tot een diepte van maximaal 4 meter;
    • 2. voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater, tot een diepte van maximaal 6 meter.
  • b. Constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte zijn slechts toegestaan binnen het betreffende bouwperceel.
  • c. Ondergrondse bouwwerken als bedoeld onder a en onder b worden bij het toepassen van deze regels niet betrokken bij de in de regels aangegeven maten en afmetingen, voor zover het betreft de bouwgedeeltes welke zijn gelegen onder het maaiveld, tenzij hierover in deze regels expliciet iets anders is bepaald.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik
  • a. Als strijdig met de bestemming of het plan wordt in ieder geval aangemerkt het (doen of laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
    • 1. het opslaan, lozen of storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, voer- of vaartuigen of machines;
    • 2. het (doen of laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van een escortbedrijf;
    • 3. het gebruiken of laten gebruiken ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties dan wel als markt of standplaats.
  • b. Gebruik dat afwijkt van het bepaalde onder a sub 3 echter waarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling is verleend, dan wel waarvoor een melding is gedaan, mag worden gehandhaafd.
  • c. Als strijdig met de bestemming of het bestemmingsplan wordt niet aangemerkt:
    • 1. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
      • buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd;
      • hoogspanningsleidingen, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd.
30.2 Parkeren
30.2.1 Terreininrichting

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen in deze regels mogen de gronden uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de bestemming indien de betreffende bouwpercelen zodanig zijn ingericht dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren of stallen van auto's, vrachtauto's en fietsen als ook het eventuele laden en lossen van goederen op het bijbehorende terrein te kunnen afwikkelen. Indien ten behoeve van het stallen of parkeren van auto's in, op of onder een gebouw ruimte wordt aangebracht zoals hierboven is beschreven, moet worden voldaan aan het gestelde in Bijlage 9 Parkeernormen.

30.2.2 Parkeergelegenheid

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen in deze regels, geldt dat in, op of onder een bouwwerk dan wel op of onder het bijbehorende terrein voorzien dient te zijn in voldoende parkeergelegenheid volgens de normen zoals opgenomen in Bijlage 9 Parkeernormen.

30.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. Het (doen of laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van een escortbedrijf mits:
    • 1. het totaal aantal seksinrichtingen dan wel escortbedrijven op het grondgebied van de gemeente niet meer dan 1 bedraagt;
    • 2. de totale maximale oppervlakte van de inrichting niet meer dan 250 m² bedraagt;
    • 3. geen onevenredige negatieve gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen;
    • 4. de activiteiten binnen de inrichting daarbuiten niet zintuigelijk waarneembaar zijn;
    • 5. in de omgeving van de betreffende inrichting geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
      • het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
      • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteit in de openbare ruimte rond de inrichting mogen plaatsvinden;
    • 6. de activiteiten van de inrichting dor hun aard en visuele aspecten zoals reclame-uitingen en technische of andere installaties, het woon- en leefmilieu niet onevenredig aantasten;
    • 7. de vestiging niet plaatsvindt :
      • in een gebied waar het wonen de hoofdfunctie is;
      • binnen een straal van 200 rondom scholen, kerken en moskeeën.
  • b. het bepaalde in 30.1 lid a onder 3 indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
  • c. De gestelde parkeernormen voor zover in die afwijkingsmogelijkheid wordt voorzien in Bijlage 9 Parkeernormen.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 overige zone - stedenbouwkundig waardevol
31.1.1 Omschrijving aanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stedenbouwkundig waardevol' geldt dat die gronden -naast de andere aangewezen bestemming(en)- tevens bestemd zijn voor de instandhouding en bevordering van het open stedenbouwkundige karakter van de gronden en van het representatieve straatbeeld. De gronden worden aldus geacht geen deel uit te maken van het erf bij het hoofdgebouw.

31.1.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden -in afwijking van het hierover gestelde in de overige bestemmingsregels- de volgende regels:

  • a. De gronden dienen vrij van gebouwen en overkappingen te blijven.
  • b. De bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van vrijstaande reclame uitingen mag niet meer dan 1,50 m bedragen en de breedte van vrijstaande reclame uitingen mag niet meer dan 1 m bedragen.
  • d. In overige gevallen mag de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 6 m bedragen.
  • e. Afwijkingen in afmetingen zoals die legaal bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
31.1.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, afmeting en uitvoering (mate van transparantie) van de overige bouwwerken ten behoeve van de instandhouding en bevordering van het open stedenbouwkundig karakter van de gronden en van het representatieve straatbeeld.
  • b. Voor het stellen van een nadere eis geldt de in artikel 34 vermelde voorbereidingsprocedure.
31.1.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.1.2 onder b ten behoeve van een vermeerdering van de bouwhoogte tot 2 m, voor zover het niet betreft de bestemming 'Tuin'.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. dit noodzakelijk is uit oogpunt van beveiliging;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige karakteristiek en de representativiteit van het straat- en bebouwingsbeeld.
31.1.5 Specifieke gebruiksregels

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

31.2 veiligheidszone - lpg
31.2.1 Omschrijving aanduiding

Ter plaatse van de aanduiding ' veiligheidszone - lpg ' geldt de gronden -naast de andere aangewezen bestemming(en)- tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige lpg-installatie.

31.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding is geen nieuwbouw of uitbreiding van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

31.2.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2.2 ten behoeve van het vestigen van beperkt kwetsbare objecten mits:

  • a. Het aantal personen dat wordt blootgesteld aan het risico verantwoord wordt.
  • b. De mate van zelfredzaamheid van de blootgestelde personen verantwoord wordt.

31.2.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het gebruik van de gronden mag niet in die zin worden gewijzigd dat de aangegeven veiligheidszone wordt vergroot.
  • b. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
31.2.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in het gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunning verlening aanleiding bestaat.
  • b. Een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld onder a kan slechts worden toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de externe veiligheid.
31.3 veiligheidszone - niet-gesprongen explosieven
31.3.1 Omschrijving aanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - niet-gesprongen explosieven' geldt dat die gronden, naast de andere aangewezen bestemmingen, tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven in de bodem.

31.3.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden -in aanvulling op de hiervoor gestelde in de overige bestemmingsplanregels- de volgende regels:

  • a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport in de vorm van een risicoanalyse te overleggen, waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Het rapport als bedoeld onder a kan bestaan uit een onderzoek naar de naoorlogse (graaf)werkzaamheden op de locatie, waaruit blijkt welke grond na de oorlog zodanig geroerd is dat de kans op het alsnog aantreffen van explosieven verwaarloosbaar klein wordt.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de bescherming van het woon- en leefklimaat niet in voldoende mate is vastgesteld, dient de aanvrager aan te geven op welke wijze de risico's teniet gedaan worden. Dit kan door het indienen van:
    • 1. een Projectgebonden Risicoanalyse, indien nodig gevolgd door
    • 2. detectieonderzoek, en indien nodig gevolgd door een
    • 3. benadering.
  • d. Alle onder c genoemde onderzoeken moeten worden uitgevoerd conform de WSCS-OCE.
  • e. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die mogen worden opgericht krachtens een reeds verleende vergunning.
31.3.3 Specifieke gebruiksregels

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

31.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - niet-gesprongen explosieven' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken en werkzaamheden uit te voeren waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm.
  • b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing indien een rapport in de vorm van een (beperkte) risicoanalyse is overgelegd, waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Het verbod als bedoeld onder b kan bestaan ujit informatie over de naoorlogse (graaf)werkzaamheden op de locatie, waaruit blijkt welke grond na de oorlog zodanig geroerd is dat de kans op het alsnog aantreffen van explosieven verwaarloosbaar klein wordt. Deze informatie hoeft niet te zijn verkregen van een gespecialiseerd bedrijf.
  • d. Het verbod als bedoeld onder a is tevens niet van toepassing op de volgende werken en/of werkzaamheden:
    • 1. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 2. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • e. Ingevolge het bovenstaande is een omgevingsvergunning als bedoeld onder a vereist, indien:
    • 1. geen rapport als bedoeld onder b is overgelegd of
    • 2. uit het onder b genoemde rapport blijkt dat de bescherming van het woon- en leefklimaat niet in voldoende mate is vastgesteld.
  • f. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient de aanvrager aan te geven op welke wijze de risico's teniet gedaan worden. Dit kan door het indienen van:
    • 1. een Projectgebonden Risicoanalyse, indien nodig gevolgd door
    • 2. detectieonderzoek, en indien nodig gevolgd door een
    • 3. benadering.
  • g. Alle onder f genoemde onderzoeken moeten worden uitgevoerd conform de WSCS-OCE.
31.4 veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied
31.4.1 Beschrijving aanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' geldt dat die gronden, naast de andere aangewezen bestemmingen, tevens bestemd zijn voor de bescherming van de veiligheid in verband met het risico verbonden aan plasbrand.

31.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de aangewezen bestemmingen geldt dat op deze gronden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegelaten en evenmin uitbreiding van bestaande (beperkt) kwetsbare objecten is toegestaan.

31.4.3 Specifieke gebruiksregels

In van geval strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

31.4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van artikel 31.4.2 een omgevingsvergunning verlenen:

  • a. Nadat advies is ontvangen van de Veiligheid en Gezondheidsregio Gelderland Midden.
  • b. Indien een deur of nooduitgang aan de buitenzijde van een te bouwen bouwwerk niet is gelegen in het plasbrandaandachtsgebied.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. Een bestemmingsgrens en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft.
  • b. De bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen en dat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder niet wordt overschreden.
  • c. De bestemmingsbepalingen en toestaan dat geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd tot een hoogte van 3 meter.
  • d. De bestemmingsbepalingen en toestaan dat schotelantennes worden geplaatst, waarbij aan de zijde van het openbare gebied de afwijking slechts gegeven kan worden voorzover de antenne wordt geplaatst binnen het horizontale en verticale vlak van een balkon.
  • e. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.

Artikel 33 Algemene wijzigingsbevoegdheid

  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding te verwijderen, indien het betreffende gebruik gedurende ten minste 1 jaar is beëindigd.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van/op de verbeelding geheel te wijzigen, met dien verstande dat:
    • 1. deze bevoegdheid uitsluitend van toepassing is op gronden met de bestemming 'Gemengd - 2', 'Kantoor'en 'Maatschappelijk - 1';
    • 2. deze strekt ter gehele vervanging van een aanduiding;
    • 3. de nadere aanduiding betrekking heeft op maatschappelijke activiteiten exclusief maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 15.1 onder a, dienstverlenende activiteiten en activiteiten op het gebied van cultuur en ontspanning;
    • 4. de toe te laten activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met reeds toegestane activiteiten waarvan de aanduiding wordt vervangen;
    • 5. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen overeenkomstig het bepaalde in artikel 30.2 Parkeren;
  • c. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. Een wijzigingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is, waaronder wordt begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de cultuurhistorische, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid.

Artikel 34 Algemene procedureregels

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. Het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;.
  • b. De terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze.
  • c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn.
  • d. Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Bouwwerken
35.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in

uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
35.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 5%.

35.1.3 Uitzondering

Het bepaalde onder 35.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

35.2 Gebruik
35.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

35.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 35.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

35.2.3 Uitzondering

Het bepaalde onder 35.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

35.2.4 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld onder 35.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

35.3 Persoonsgebonden overgangrecht
35.3.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde in lid 35.2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' dat:

  • 1. het gebruik of laten gebruiken als woning mag worden voortgezet door degenen die vóór de vaststelling van dit bestemmingsplan in het bezit zijn gesteld van een persoonsgebonden gedoogbeschikking.
35.3.2 Beëindiging

Zodra het gebruik of het laten gebruiken als woning door de personen als bedoeld in lid 35.3.1 is beëindigd, vervalt het recht op het gebruik of laten gebruiken als woning.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Velp 2016, Woongebieden-Zuid.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 mei 2017.