direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rheden 2016, woongebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Leeswijzer

De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.

hoofdstuk   inhoud
 
1 Inleiding    Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf ging aan de start van de actualisering van de bestemmingsplannen voor de dorpen  
2  Beschrijving van het plangebied   Hier wordt het plangebied aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken beschreven  
3  Beleidskaders   Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld  
4 Beschrijving bestemmingsplan   Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt  
5 Haalbaarheid en afweging    Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving  
6 Juridische aspecten   Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod  
7 Economische uitvoerbaarheid   Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is  
8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid    Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan  

1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.

Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.

Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuze en de interpretatie van het bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is bindend voor zowel overheid als burgers en bedrijven. Gemeenten dienen in gevolge de Wet ruimtelijke ordening zorg te dragen voor actuele bestemmingsplannen, waarbij momenteel wordt uitgegaan van een tienjaarse actualisatieverplichting. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt hier invulling aan gegeven.

1.3 Doelstelling

Dit bestemmingsplan wil een actueel juridisch-planologische kader bieden voor de mogelijkheden die in het geldende bestemmingsplan werden geboden. Omdat het geldende bestemmingsplan niet één op één kan worden overgezet in een hedendaags digitaal bestemmingsplan, kunnen op perceelsniveau verschillen optreden.

Verschillen kunnen ook optreden vanwege de doelstelling om wijzigingen die zich sinds de vaststelling van het geldende bestemmingsplan hebben voorgedaan in wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden, op die gebieden die van belang zijn voor dit bestemmingsplan, te verwerken. Uitgangspunt blijft een flexibel bestemmingsplan waarin de bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden zoals die in het geldende bestemmingsplan zijn vastgelegd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen.

1.4 Aanpak

Werkwijze

Hoe de tienjaarse actualisering van de bestemmingsplannen wordt opgepakt, is door burgemeester en wethouders vastgelegd. Deze werkwijze is ter kennis gebracht van de gemeenteraad en daarna op 11 maart 2015 gepubliceerd. Hierin is onder andere vastgelegd hoe om te gaan met bestaand en nog vast te stellen beleid. Zo nodig wordt later een herziening van het bestemmingsplan in procedure gebracht ter implementatie van nieuw of aanvullend beleid. Daarnaast zal in een standaardplanmethodiek worden beschreven hoe gehandeld wordt bij het vervaardigen van bestemmingsplannen en is een gebiedsindeling vastgelegd.


De gemeenteraad heeft op 26 mei 2015 de Nota Standaardplanmethodiek bestemmings- plannen dorpen Rheden 2015 vastgesteld.

Daarin is onder andere beschreven:

  • hoe de omzetting van de geldende bestemmingen naar de nieuwe bestemmingen plaatsvindt, waarbij ook is ingegaan op de 'vertaling' van de Beschrijving-in-Hoofd- lijnen in de regels van de nieuwe bestemmingsplannen;
  • welke wijzigingen plaatsvinden vanwege regelgeving, beleid, nieuwe inzichten;
  • hoe de bestemmingsplannen vorm krijgen;
  • dat de geldende mogelijkheden uitgangspunt zijn doch op perceelsniveau opnieuw een ruimtelijke afweging wordt gemaakt en dat het aantal woningen gefixeerd wordt;
  • dat bij diverse onderwerpen te verwachten is dat vastgesteld beleid kan leiden tot een aanpassing in de methodiek;
  • hoe wordt omgegaan met particuliere verzoeken.

In hoofdstuk 4 worden de mogelijkheden die in het bestemmingsplan worden geboden kort beschreven waarbij een vergelijk wordt gemaakt met de geldende mogelijkheden.


Tegelijk met het besluit aangaande de Nota Standaardplanmethodiek bestemmings- plannen dorpen Rheden 2015 stelde de gemeenteraad de Nota Milieuzonering Rheden 2015 alsmede de Nota Parkeernormen Rheden 2015 vast zodat ook op die gebieden een actuele basis beschikbaar was voor het vervaardigen van onderhavig bestemmingsplan.


Deze drie nota's zijn op 10 juni 2015 bekendgemaakt en (ook digitaal) ter inzage gelegd.

Reikwijdte

Om reden van overzichtelijkheid en eenduidigheid is het uitgangspunt om te komen tot één bestemmingsplan voor de woongebieden van Rheden. Daarom worden in dit bestemmingsplan ook herzieningen en bestemmingsplannen meegenomen die jonger zijn dan 10 jaar. De ontwikkelingen in het plangebied staan niet stil.

1.5 Ligging plangebied

Het dorp Rheden ligt centraal in de gemeente Rheden. Aan de oostkant ligt het dorp De Steeg, aan de westkant grenst de bebouwde kom van Rheden aan Worth Rheden, van oorsprong een buurtschap.

Het bestemmingsplan betreft niet het hele dorp Rheden, maar heeft betrekking op de woongebieden van het dorp . Het winkelgebied en het bedrijfsterrrein Haveland zijn buiten de voorliggende planopzet gebleven. Deze gebieden hebben een eigen, specifieke thematiek. Om hier goed op in te kunnen spelen zal voor beide gebieden een afzonderlijk bestemmingsplan in procedure worden gebracht.

De ligging van het dorp is op de volgende afbeelding weergegeven:

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0001.png"

1.6 Geldende bestemmingsplannen

De begrenzing van het plangebied is hieronder afgebeeld. Hierbinnen is aangegeven welke bestemmingsplannen nu gelden. Ook is een aantal bestemmingsplannen van toepassing die niet zijn gekoppeld aan een bepaald gebied in het plangebied. Gezocht is naar een logische begrenzing in aansluiting bij de opzet van de onlangs vastgestelde Structuurvisie voor Rheden.

Opgemerkt wordt dat de strook grond bij de kinderboerderij, sportvelden en het gemaal, momenteel nog geregeld in het bestemmingsplan Landelijk gebied ook bij de nu voorliggende planopzet zijn betrokken.

Verder is van belang dat zowel het centrumgebied van Rheden als ook het bedrijfsterrein Haveland buiten de planopzet zijn gelaten. Gelet op de specifieke aard van deze gebieden zal hiervoor te zijner tijd aan afzonderlijk plan worden opgesteld.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0002.png"

nr.   naam   vastgesteld  
42   Rheden ten Oosten van de Groenestraat   29 augustus 1967  
LG1   Bestemmingsplan Landelijk gebied   27 januari 2009  
R60   Bestemmingsplan Rheden Oost   26 augustus 1986  
R71   Bestemmingsplan Rheden-West, bl. 1, 2, 3   27 maart 1990  
RO1   Bestemmingsplan Rheden-Oost (actualisatie)   31 maart 2009  
RO02   Bestemmingsplan Rheden-Oost, locatie Groenestraat 7   26 april 2011  
RW1   Bestemmingsplan Rheden-West   24 april 2007  
RW3   Bestemmingsplan Rheden-West, locatie naast Arnhemsestraatweg 189   1 november 2011  
RW4   Bestemmingsplan Rheden-West, locatie brede school   27 maart 2012  
RW5   Bestemmingsplan Rheden-West, locatie Scherpenhofseweg   17 december 2013  
U.I.H.   Uitbreidingsplan in Hoofdzaak   30 november 1951  
BP Archeologie   Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen   15 april 2014  
n.v.t.   1e algehele herziening van de bestemmingsplannen Laag-Soeren, Dieren-Noord, Dieren-Zuid, Spankeren, De Steeg en Ellecom, Rheden-West, Velp-Zuid, Velp-Midden, Velp-Noord   29 juni 2010  

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling

2.1.1 Algemeen

Het dorp Rheden ligt centraal in de gemeente Rheden. De naam Rheden vindt zijn oorsprong in de ligging bij de IJssel en de Laak en is opgebouwd uit 'Rhet' (riet) en 'hon' (plaats, woonplaats) en betekent aldus 'woonplaats aan het riet'. De vroegste schriftelijke weergave van de naam Rheton dateert uit het jaar 960. Het dorp heeft zich ontwikkeld van oorspronkelijk agrarisch dorp naar industriedorp en kan vervolgens in de huidige tijd vooral als forensendorp worden getypeerd. Hierna wordt deze ontwikkeling kort geschetst.

2.1.2 Rheden

Het dorp Rheden is ontstaan op een verhoogd gebied aan de IJssel. Dit is bij meerdere kernen van het Nederlandse rivierengebied het geval. Rheden is ontstaan als agrarische kern en groeide tot aan de 19e eeuw amper. De oudste routes vanuit het dorp liepen noordwaarts de Veluwe op en waren in gebruik als schaapsdrift. In 1820 werd de verbindingsweg Arnhem-Zutphen verhard, met aan weerszijden enkele herbergen. Parallel aan de straatweg werd in 1865 de spoorlijn Arnhem-Zutphen aangelegd. De oude infrastructuur rondom de dorpskerk dateert uit deze periode (Veerweg, Arnhemseweg, Dorpsstraat, Methorsterweg, Groenestraat), evenals het kleinschalige, intieme dorpskarakter van het centrum. Ook het tracé van de Arnhemsestraatweg met rondom deze weg grote villa's, ruime doorzichten maar de achterterreinen en naar de Veluwezoom dateren uit deze periode. Restanten van het agrarisch verleden zijn vooral aan de Dorpsstraat, de Groenestraat, de Arnhemseweg en de Veerweg te vinden. Ook de begraafplaats aan de Pinkelseweg is in deze tijd ontstaan, evenals de locaties van voormalige pensions (Bronckhorst, Strijland, Roskam).

Tussen 1900 en 1945 ontstond werkgelegenheid in de industrie waardoor het dorp werd uitgebreid met vele arbeiderswoningen. Te denken valt aan de zones met industriële complexen van de Meteoor en Thomassen. De spoorverbinding uit Arnhem droeg bij aan de migratie. De gunstige ligging aan de IJssel trok industrie aan. De arbeiderswoningen aan de Worth-Rhedenseweg, de Havenlandseweg en de Apollostraat zijn voorbeelden van bebouwing uit deze periode. Zo ook het ensemble van Ons Huis met de voormalige school en onderwijzerswoning aan het Meester B. van Leeuwenplein, de voormalige gereformeerde kerk aan de Arnhemsestraatweg en de muziektent en plantsoen aan de Apollolaan. De Oranjeweg functioneerde als verbinding tussen de oude dorpskern en de uitlegwijken. Kenmerkend uit deze periode zijn de groene (vaak driehoekig vormgegeven) plantsoentjes, de verspringende (zaagtand)rooilijnen en de groene voortuinen.

Na de tweede wereldoorlog in Rheden zich gaan ontwikkelen als forensendorp. Uitbreiding vond plaats in zuidwestelijke richting als gevolg van de migratie. Er werden nieuwe woongebieden gerealiseerd welke werden ontsloten door de Oranjeweg. In de jaren '70 van de vorige eeuw werd ten zuiden van het dorp de snelweg A348 aangelegd, belangrijk voor de doorontwikkeling van industrie en woningbouw en voor het voortbestaan als forensendorp. Ook in deze wijken zien we nog steeds veel (driehoekige) plantsoentjes en groene voortuinen.

2.2 Stedenbouwkundige karakteristiek

De kern Rheden kent een vrijwel symmetrische opbouw waarbij de Groenestraat de aslijn vormt. De Groenestraat verbindt de oude kern in de omgeving van de kern aan de zuidzijde van het dorp met het station aan de noordzijde. Het deel Groenestraat tussen de Veerweg en de Dorpsstraat vormt de kern van het dorp en bevat het winkelcentrum. Dit deel valt buiten de nu voorliggende planopzet.

Het westelijke deel van het dorp omvat vooral woonbebouwing. Er is sprake van een rustig woonklimaat met veel grondgebonden woningen. De woonfunctie is bepalend voor de stedenbouwkundige uitstraling van dit deel van Rheden.

Het oostelijke deel van het dorp bevat een scala aan functies . De bedrijventerreinen in het oostelijk deel vallen evenals het winkelcentrum buiten de nu voorliggende planopzet. De statige woonbebouwing en het bijbehorende (privé)groen gelegen aan de Arnhemsestraatweg is erg kenmerkend voor het dorp. Ook de diverse historische routes met daaraan lintbebouwing bepalen de stedenbouwkundige uitstraling.

2.3 Ruimtelijke dragers

De ruimtelijke dragers van de woonkern Rheden bestaan uit wegen die geen hoofdontsluitende functie hebben, maar voor de ruimtelijke structuur van het dorp van waarde zijn door hun langgerektheid en structurerende karakter. De ruimtelijke

dragers zorgen voor de ontsluiting en verbinding van buurten, alsmede voor de aan- en afvoer van verkeer naar en van de hoofdontsluiting van het dorp.

De ruimtelijke dragers hebben veelal een historische achtergrond en vallen bijvoorbeeld samen met de oude schaapsdriften richting de Veluwe. Anno 2014 delen de ruimtelijke dragers het dorp als het ware op in gebieden/wijken. De verkeerskundige functie van deze wegen is ondergeschikt aan de hoofdontsluiting. Het dorp kent 30 km-zones, echter in delen van het dorp ontbreken 30 km-zones.

2.4 Gebiedstypen

2.4.1 Dorpscentrum

Ten noorden van de historische dorpsoorsprong ligt het centrumgebied van Rheden. Dit betreft het gebied aan de Groenestraat vanaf de dorpsstraat tot aan de kruising met de Arnhemseweg en de Veerweg. De Groenestraat is een typisch winkelgebied en wordt daarnaast ook als ontsluitingsroute gebruikt.

Het dorpscentrum is overigens buiten de nu voorliggende planopzet gelaten. Het dorpscentrum kent andere thema's dan de woongebieden en wordt om die reden in een afzonderlijk plan, met gebiedseigen afwegingen, vervat.

2.4.2 Historisch dorpsgebied

De historische dorpsoorsprong bevindt zich rondom een kruising van wegen nabij de huidige protenstantse kerk aan de Dorpsstraat. Het gebied heeft een parkachtig karakter en er bevinden zich enkele monumentale gebouwen. De oorspronkelijke hoofdstructuur is nog aanwezig. De bebouwing kent een grote diversiteit.

De woonfunctie domineert in dit gebied, maar ook de van oudsher aanwezige bedrijvigheid is hier aanwezig. In de buurt van het dorpscentrum is sprake van detailhandel. Het karakter van het gebied is kleinschalig, intiem en rustig.

2.4.3 Naoorlogs woongebied

Rheden west, ten westen van de oude kern, betreft een grote uitbreidingswijk langs de Arnhemseweg en de Oranjeweg. Er bevinden zich veel halfvrijstaande en rijtjeswoningen welke op een traditionele manier zijn verkaveld. De wijk is vooral monofunctioneel (wonen), aangevuld met wijkvoorzieningen die zijn geconcentreerd rond de Arnhemseweg en aan het driekhoekige pleintje aan de Oranjeweg/ Zwarteweg. De wijk heeft een rustig en groen karakter.

2.4.4 Latere inbreidingen

Rheden kent diverse inbreidingslocaties.

Aan de zuidrand van het dorp in de Gasthuisbouwing gerealiseerd. Het is een typische jaren '70 wijk met -als enig woongebied in Rheden- een zogenaamde bloemkool- typologie. Er is veel groene openbare ruimte in relatie tot de priveterreinen. Het karakter van het gebeid is kleinschalig en intiem.

Aan de IJselsingel ligt een complex met gestapelde en grondgebonden woningen uit de jaren '90 van de vorige eeuw. Het complex heeft een moderne uitvoering en onderscheidt zich daardoor van het omliggende woongebied. Groen is royaal aanwezig en het gebied oogt daardoor vriendelijk.

Aan de Dorpsstraat is -eveneens eind jaren '90 -een kleinschalig en compact woongebied gerealiseerd. De woningen -allen half vrijstaand- liggen aan de enige straat, de Smederijstraat - en aan het pleintje aan het eind van deze straat.

Verder is aan de Worth Rhedenseweg een zorgcomplex met woningen voor senioren gebouwd, de Rhederhof. Hier is sprake van een open structuur met veel groen. Opvallend zijn de afwisseling in hoogte van de bebouwing en de strakke architectonische vormgeving.

De meest recente (grootschalige) inbreidingslocatie betreft de wijk Grinthuizen ten oosten van de Groenestraat. Hier is sprake van een omvorming van een deel van het bedrijventerrein Haveland naar woongebied. Uitgangspunt is een dorpse bebouwingsdichtheid in een parkachtige setting. Het gebied is nog niet helemaal gerealiseerd.

2.4.5 Het bedrijventerrein

Het bedrijventerrein Haveland beslaat een groot gebied aan de noordoostzijde van de dorpskern. Het grenst aan de spoorlijn en de insteekhaven. Het bedrijventerrein maakt geen deel uit van de voorliggende planopzet.

 

2.4.6 De Noordflank

Bepalend voor het stedenbouwkundig patroon van de noordflank zijn de Arnhemsestraatweg en de spoorlijn. Haaks hierop liggen smalle wegen welke het dorp met de hellingen van de Veluwe verbinden. Hierdoor is het landschap sterk verweven met de bebouwing en is er sprake van een hoge landschappelijke, cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarde van het gebied welke wordt gekoesterd.

De bebouwing langs de Arnhemsestraatweg wordt gekenmerkt door statige huizen, gebouwd vanaf het midden van de 19e eeuw door welgestelde stedelingen.

Aan de noordflank van Rheden bevindt zich ook het voormalige bejaardenoord Rhederhof. De locatie is gelegen nabij de entree van het dorp. Het terrein behoorde voorheen tot een oud landgoed maar maakt hier formeel geen deel meer van uit. Het terrein is overigens niet bij de voorliggende planopzet betrokken.

2.4.7 De Zuidflank

De zuidflank kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan functies: recreatie, binnen- en buitensport, groen, parkeren, waterzuivering, opslag. Er bevinden zich onder andere sportvelden, een openlucht zwembad, kinderboerderij, visplaats en een haven.

2.5 Ondergrond aspecten

In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal van toepassing zijnde aspecten die een relatie hebben met de ondergrond. Het aspect water komt ook aan de orde in paragraaf 2.6.3 waarin de openbare ruimte wordt beschreven.

2.5.1 Huidige bodemkwaliteit

Globale bodemopbouw

Kenmerkend voor de gemeente zijn de stuwwallen van de Veluwe. Deze zijn ontstaan door opschuivende ijsmassa's in de een na laatste ijstijd. De zuidelijke Veluwe is een gebied waarin op relatief korte afstand grote hoogteverschillen aanwezig zijn. Het stuwwallengebied gaat in zuidoostelijke richting over in de uiterwaarden van de IJsselvallei. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden. In de uiterwaarden wordt hoofdzakelijk rivierklei aangetroffen. Het gebied kan grofweg worden verdeeld in een inzijgingsgebied (het gebied gelegen op de stuwwal) en een gebied waar plaatselijk kwel voorkomt. Kwel wordt met name in de uiterwaarden en de komkleigebieden aangetroffen.

Onderstaand kaartje geeft globaal de grondlagen weer van de gronden buiten de bebouwde kom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0003.png"

Asbestkansenkaart

De resultaten van de asbestkansen kaart staan op het kaartje hier linksonder weergegeven. Indien er ergens bodemonderzoek moet worden uitgevoerd moet dat onderzoek in de rode gebieden uitgebreid worden met een onderzoek naar asbest in de bodem.

Achtergrondverontreiniging

In al lang bewoonde gebieden is bijna altijd een vorm van bodemverontreiniging aanwezig. Een duidelijke oorzaak van deze achtergrondverontreiniging is niet aan te wijzen. Uit onderzoek naar de mate van achtergrondverontreiniging is gebleken dat binnen de gemeente Rheden een aantal gebieden zijn met een onderling verschillende achtergrondverontreiniging. De mate van verontreiniging is als volgt ingedeeld:

  • 1. voldoet aan de achtergrondwaarde
  • 2. voldoet aan de maximale waarde wonen
  • 3. voldoet aan de maximale waarde industrie
  • 4. is sterker verontreinigd dan de maximale waarde industrie

Een aantal gebieden zijn niet gezoneerd. Hierop is de nota bodembeheer niet van toepassing.

Het plangebied voldoet wat betreft de bovengrond (van maaiveld tot 1 meter diep) binnen het op de kaart hieronder oranje gekleurde gedeelte aan de maximale waarde wonen. Het groen gekleurde gedeelte voldoet wat betreft de bovengrond aan de achtergrondwaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0004.png"

Bron: Nota Bodembeheer gemeente Rheden; vastgesteld op 31 mei 2011.

Activiteiten die de bodem bedreigen

Op het kaartje linksonder staan de locaties in groen weergegeven waar op basis van globaal historische onderzoek van de in het verleden verleende Hinderwet- en bouwvergunningen van verwacht wordt dat de bodem verontreinigd is of waar al bodemonderzoek is uitgevoerd. In rood staan de locaties weergegeven waar op basis van globaal historisch onderzoek verwacht wordt dat de bodem sterk verontreinigd is.

Of er op de rode locaties daadwerkelijk sprake is van bodemverontreiniging, is, tenminste bij de gemeente, niet bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0005.png"

Bron: Gemeentelijk bodeminformatiesysteem.

Verontreinigde locaties

Van de locaties waar bodemonderzoek is uitgevoerd zijn de meeste onderzoeken afgerond. In het plangebied zijn 2 locaties gelegen waar op enig moment nog vervolg onderzoek nodig is. Deze locaties staan weergegeven op de kaart rechtsboven. Overigens is steeds de gehele locatie aangegeven. Het kan echter goed zijn dat slechts op een klein deel van de locatie vervolgacties moeten plaatsvinden.

2.5.2 Grondwater

Tijdens de stuwing in de ijstijd zijn grondlagen dakpansgewijs over elkaar geschoven. Sommige lagen zijn kleihoudend. Deze kleischotten houden het grondwater tegen.

Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater. Verreweg de meeste beken op de Zuid-Veluwe worden gevoed vanuit die schijngrondwaterspiegels.

Voor het plangebied geldt dat bij de gemeente geen schijngrondwaterspiegels bekend zijn, maar de aanwezigheid ervan kan ook niet worden uitgesloten. In de zuidelijke rand kan af en toe grondwater bovengronds uittreden (omgeving Laakweg). Dit wordt vermoedelijk veroorzaakt door de sterke terreinhelling ter plaatse en het fluctuerende grondwaterstand in de helling van de achterliggende Veluwezoom meestal in combinatie met hoge waterstanden in de IJssel.  De rand van Rheden dorp ligt in de zogenaamde grondwaterfluctuatiezone. Deze zone is door de provincie in kaart1 gebracht en staat onder invloed van de Veluwe. In deze zone kan de grondwaterstand fluctueren tussen bijna aan maaiveld tot enkele meters onder maaiveld. Klimaatverandering zal de kans op hoge grondwaterstanden in deze zone verhogen.

1 Zie de brochure “De grondwaterfluctuatiezone en de invloed op ruimtelijke ontwikkelingen” uit het voormalig (in 2014 opgegaan in de Gelderse Omgevingsvisie”) Waterplan 2010-2015 van de provincie Gelderland.

Bodembeschermingsgebied

Binnen het plangebied ligt geen bodembeschermingsgebied.

Warmte Koude Opslag (WKO) en geothermie

Uit de WKO-kansenkaart voor de MRA-gemeenten (MRA staat voor Milieusamenwerking regio Arnhem) van 26 mei 2010 blijkt dat het eerste watervoerend pakket binnen het plangebied voornamelijk bestaat uit gestuwd complex. Het gestuwde complex heeft een sterk variërende bodemopbouw en korrel grootte, waardoor de geschiktheid voor de installatie van WKO systemen niet eenduidig te beoordelen is. Van geval tot geval zal dit bekeken moeten worden.

In het zuidelijke deel van het plangebied schijnt het tweede watervoerend pakket redelijk geschikt te zijn voor de installatie van WKO systemen.

Bij een afweging over wel of niet WKO kan worden toegepast moet ook de invloed op het landschap, eventuele bodemverontreiniging, de (natte) natuur en de bodemkundige waarden(archeologie) worden betrokken.

Momenteel is er in het plangebied 1 WKO installatie in gebruik, en wel door op Havelandseweg 8.

Nieuwe WKO installaties moeten met de al bestaande installaties rekening houden.

De gemeente is geen voorstander van Geothermie (Warmte Koude opslag op grote diepten).

Grondwateronttrekking vind plaats aan de IJsselsingel (zwembad).

2.5.3 Archeologie

In het plangebied zijn enkele archeologische vondsten gedaan en diverse locaties bekend waar in de bodem archeologische relicten kunnen worden verwacht (zie de met een catologusnummer aangeduide plaatsen op onderstaande uitsnede van de archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart behorende bij RAAP-rapport 2534). Rondom deze locaties wordt aangenomen dat de kans op (verdere) vondsten groter is. Voor het hele gemeentelijke grondgebied is de verwachting op archeologische relicten reeds in kaart gebracht en is de bescherming geregeld in een geldend bestemmingsplan. Deze bescherming is ongewijzigd overgenomen in dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0007.png"

2.5.4 Niet-gesprongen explosieven

Uit de in 2014 opgestelde Rapportage van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven binnen de gemeente Rheden blijkt dat er in de gemeente een aantal verdachte deelgebieden voorkomen waar het mogelijk is dat nog niet gesprongen explosieven uit de tweede wereld oorlog aanwezig zijn.

Deze zijn op onderstaande afbeelding rood aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0008.png"

Daar waar na de oorlog gebouwd en gegraven is, is de kans op nog niet ontdekte niet gesprongen explosieven vanzelfsprekend veel kleiner. Hiermee is op de weergegeven afbeelding nog geen rekening gegeven.

2.5.5 Leidingen en water

Gasleiding

Ten zuiden van de Arnhemsestraatweg en langs een stukje van de Pinkelseweg ligt een hoge druk gasleiding.

Keur op de waterkering

In een deel van het plangebied is de Keur op de Waterkering van toepassing. Op onderstaande afbeelding is deze zeer globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0009.png"

2.6 Openbare ruimte

In de beleving van het plangebied overheerst het dorpse karakter tot uitdrukking komende in rustige woonstraten met een groen karakter. Het omringende landschap is sterk bepalend voor het karakter van zowel de gemeente als ook het dorp Rheden. In hoofdstuk 4 wordt nadere aandacht besteed aan de gemaakte keuzes op dit gebied en de onderbouwing daarvan.

2.6.1 Verkeer

In het Verkeersveiligheidsplan zijn de Oranjeweg, Havelandseweg, Apollostraat, Laakweg en Arnhemsestraatweg aangewezen als hoofdwegen. Het openbaar vervoer maakt gebruik van deze hoofdstructuur. Later is de functie van de Arnhemsestraatweg teruggebracht tot erftoegangsweg (60km/uur zone).

De Oranjeweg, Havelandseweg, Apollostraat, Laakweg en Arnhemsestraatweg, aangevuld met de Groenestraat en het fietspad langs de IJssel vormen de hoofdroutes voor fietsverkeer. De hoofdontsluitingen voor het autoverkeer gaan geheel om de historische kern van Rheden heen.

2.6.2 Groen

Rheden heeft een groen karakter, gevormd door het particuliere groen in de woonwijken, het zicht op de Veluwe en het vele groen in het buitengebied, dat het dorp omringt. Echter in het dorp zelf is sprake van een beperkt aantal grotere groenplekken. In de noordzijde van Rheden-West is geen sprake van grote plekken met structureel groen. De grotere structurele groenplekken bevinden zich langs de zuidflank van Rheden, evenals in de groene ruimtes rondom het complex Rhederhof aan de Worth Rhedenseweg. Daarnaast ligt aan de Pinkelseweg, vlakbij Grinthuizen, een begraafplaats.

In de eigenlijke woongebieden kunnen het Daem van Heerdplein, de groene ruimtes bij De Hoge Kamp/Koningsland en De Del genoemd worden als groene eilanden. Deze locaties dragen bij aan een rustige en groene uitstraling van de omliggende woonwijk.

2.6.3 Water

Kenmerkend voor de gemeente zijn de stuwwallen van de Veluwe. Deze zijn ontstaan door opschuivende ijsmassa's in de een na laatste ijstijd. De zuidelijke Veluwe is een gebied waarin op relatief korte afstand grote hoogteverschillen aanwezig zijn. Het stuwwallengebied gaat in zuidoostelijke richting over in de uiterwaarden van de IJsselvallei. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden. In de (deels voormalige) uiterwaarden wordt hoofdzakelijk rivierklei aangetroffen. Het gebied kan grofweg worden verdeeld in een inzijgingsgebied (het gebied gelegen op de stuwwal) en een gebied waar plaatselijk kwel voorkomt. Kwel wordt met name in de uiterwaarden en in de komkleigebieden aangetroffen.

Tijdens de stuwing in de ijstijd zijn grondlagen dakpansgewijs over elkaar geschoven. Sommige lagen zijn kleihoudend. Deze kleischotten houden het grondwater tegen.

Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater. Verreweg de meeste beken op de Zuid-Veluwe worden gevoed vanuit die schijngrondwaterspiegels.

De beken en sprengen in de gemeente Rheden ontspringen op de zuidelijke Veluwe, hebben een noord-zuid verloop en monden uit in de IJssel.

In het plangebied zijn geen (sprengen)beken aanwezig.


Voor het bebouwde gebied van Rheden geldt dat de waterhuishouding in eerste instantie gericht is op het voorkómen van (grond)wateroverlast. Overtollig hemelwater wordt via straatkolken en leidingen afgevoerd. Op een aantal locaties wordt het overtollige hemelwater afgevoerd via een afzonderlijk hemelwaterriool. Dit hemelwater infiltreert op diverse plaatsen in de bodem of voert af naar de uiterwaarden van de IJssel.
In Rheden heeft het rioolstelsel drie riooloverstorten op De Laak. De riooloverstorten lozen bij hevige regenval het teveel aan rioolwater op het oppervlaktewater.

Het ingezamelde afvalwater in het plangebied voert af naar de rioolwaterzuiverings- installatie van het waterschap die het effluent uiteindelijk loost op de IJssel. Zware regenval leidt soms tot ondergelopen wegen in het zuidelijke deel van het dorp (omgeving IJsselsingel-Laakweg). Door de klimaatverandering kan deze situatie zich vaker gaan voordoen.

2.6.4 Spelen

Speelvoorzieningen zijn van belang voor een gezonde fysieke, mentale en sociale ontwikkeling van kinderen. Daarom is in de beleidsnota Spelen 'Rheden meer om te spelen' het uitgangspunt opgenomen om 3% speelruimte te realiseren/gerealiseerd te houden per hectare uitgegeven bebouwd gebied. Deze 3% wordt ook in het dorp Rheden gehaald. Speelvoorzieningen zijn vaak speeltoestellen en zijn begrepen onder het begrip straatmeubilair. Op verschillende locaties zijn speeltoestellen aanwezig. Ze zijn te vinden an de Boterbloemstraat, de Broekveldseweg, de J.P. Coenstraat, de Speenkruidstraat, de Olivier van Noortstraat, aan de IJsselsingel en verspreid over de Gasthuisbouwing. Het betreft voorzieningen voor zowel de doelgroep 3-6 jaar als ook de doelgroep 6-12 jaar. Uiteraard kunnen basketbalpalen, trapvelden etcetera door jong en oud worden gebruikt.

2.7 Wonen

Bij de rijksnota Mensen, wensen, wonen is het begrip woonmilieu geïntroduceerd om aan te geven dat het niet alleen gaat om de kwaliteit van de woning maar ook de kwaliteit van de woonomgeving en bijvoorbeeld de ligging van de buurt. In dat verband kan het plangebied getypeerd worden als een dorps woonmilieu. Dit woonmilieu kenmerkt zich door overwegend grondgebonden woningen en relatief weinig voorzieningen.

De woningvoorraad in het dorp Rheden, het aantal inwoners en het aantal huishoudens is vermeld in de volgende tabellen. Hierbij moet worden aangetekend dat het centrum van Rheden in het overzicht is meegenomen.

Woningen
 
 
totaal aantal   3.672  
meergezinswoningen   18%  
huurwoningen   48%  
gemiddelde WOZ-waarde   € 195.000,-  

Inwoners
 
 
totaal aantal   7600  
0 - 24 jaar   26%  
25 - 65 jaar   50%  
65 jaar en ouder   24%  

Huishoudens
 
 
gemiddelde grootte huishoudens   2,1  
eenpersoonshuishoudens   34%  
huishoudens zonder kinderen   33%  
huishoudens met kinderen   33%  

Bron: CBS Statline, 2014

Gemeentebreed bestaat de woningvoorraad voor 55% uit koopwoningen. De leeftijdsopbouw wijkt nauwelijks af van het gemiddelde in de gemeente.

Sinds 2009 fluctueert het bevolkingsaantal van de gemeente enigszins nadat het vanaf 2003 een daling liet zien. In de meest recente bevolkingsprognose van de provincie Gelderland wordt een lichte stijging van het aantal inwoners voorspeld. Tussen de jaren 2020 en 2025 stabiliseert het aantal inwoners rond de 44.000.

Het aantal huishoudens vertoont evenwel nog steeds een stijgende lijn. De huishoudens ontwikkeling is een goede voorspeller voor de kwantitatieve woningbehoefte. De verwachting is dat het aantal huishoudens de komende jaren zal stijgen met plusminus 600. In de periode 2020-2025 zal de huishoudensontwikkeling naar verwachting stabiliseren rond de 21.000.

In Rheden zijn op dit moment 8 instellingen gevestigd*:

Naam   Adres   Type instelling   Doelgroep   Aantal plaatsen   Zorg-
verlener  
Eigenaar  
Rhederhof   Worth Rhedenseweg   24u zorg intramuraal   ouderen   81   Attent WWZ   Habion  
Rhederhof   Worth Rhedenseweg 61 t/m 189   zelfstandig wonen met zorg   ouderen   65   Attent WWZ   Habion  
  Klaproosstraat   24u zorg intramuraal   lichamelijk gehandicapten   24   Siza   Attent WWZ  
De Rhijm   Worth Rhedenseweg   24u zorg intramuraal   verstandelijk gehandicapten   10   Siza   Attent WWZ  
Haverweg   Haverweg 67   24u zorg intramuraal   psychiatrie   22   Woonzorgnet   Vivare  
De Boomgaard   Massenweg   24u zorg intramuraal   dementie   30   Attent WWZ   Attent WWZ  
Koningsland   Arnhemseweg   24u zorg intramuraal   lichamelijk gehandicapten   32   Siza   Vivare  
Koningsland   Arnhemseweg   zelfstandig wonen met zorg     8   Siza   Vivare  

* In het bovenstaande overzicht zijn 8 instellingen weergegeven, bij 2 ervan is sprake van zelfstandig wonen met zorg.

De woningbouwlocaties uit het geldende bestemmingsplan zijn overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Er wordt niet voorzien in een verruiming van de woning- bouwcapaciteit.

2.8 Economische activiteiten

Zoals eerder aangegeven maken zijn zowel het centrale winkelgedeelte aan de Groenstraat als ook het bedrijfsterrein niet betrokken bij het nu voorliggende plan. Het voorliggende plan betreft de woongebieden, waar dan ook de woonfunctie overheerst. Niettemin is verspreid over de gebieden sprake van verschillende vormen van bedrijvigheid zoals kantoren, horeca, (qua milieuhinder lichte) bedrijven, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. In de gebieden in de nabijheid van de Groenestraat is daarbij wat meer sprake van functiemening dan in de overige gebieden.

 

Specifiek ten aanzien van detailhandel kan worden vermeld, dat het gemeentelijk beleid inzet op het behoud van winkelgebieden en daarmee op de concentratie van winkels. De gemeentelijke structuurvisie 'Rheden Mijn dorp van morgen' gaat uit van de Groenestraat als concentratiegebied voor voorzieningen die elkaar versterken. Daarbij moet gedacht worden aan winkels en (dag)horeca. Voor het voorliggende plan, dat zich richt op de woongebieden, betekent dit dat de focus ligt op de woonfunctie en dat in beginsel, maatwerksituaties daargelaten, verbreding van het functieaanbod niet wordt gestimuleerd. Een duidelijke uitzondering hierop vormt de locatie Arnhemsestraatweg 135, waar momenteel sprake is van leegstand. De locatie verbindt de achterliggende touristische Veluweroutes met het dorp en zowel voor wat betreft het gebruik als ook voor wat betreft de stedenbouwkundig/landschappelijke inpassing is maatwerk ter plekke gewenst. In paragraaf 4.2 wordt hier verder op ingegaan.

2.9 Voorzieningen

2.9 Voorzieningen

Het plangebied kent diverse openbare voorzieningen. Er is sprake van diverse onderwijsinstellingen, gelegen aan de Arnhemseweg (De Holtbanck), de Willem Baretszstraat (de Rheder Enk) en de Haverweg (St Mauritius). Het gaat daarbij om basischolen. Ook is er sprake van diverse zorglocaties. Dit betreft Rhederhof (woonzorgcentrum, Worth Rhedenseweg), De Boomgaard (beschermd wonen met zorg en behandeling, Massenweg), Woonzorgnet Rheden (beschermd wonen, Haverweg), Medisch Centrum Rheden (Haverweg), Stichting Philadelphia Zorg (24-uurs geriatrische zorg, Haverweg) em Activiteiten Centrum SIZA (Mr. B. Van Leeuwenplein).

Verder kan gewezen worden op de aanwezigheid van een brandweerkazerne aan de Worth Rhedenseweg.

Verder is sprake van een duidelijke concentratie van sportvoorzieningen in het zuidelijke deel van het plangebied. Daar is aan de IJsselsingel een veelzijdig gesitueerd (Sportpark Rheden), waar zich voetbalvelden, tennisbaden, een sporthal en een overdekt zwembad bevinden. Overigens bevindt zich direct ten westen van het sportpark nog kinderboerderij.

2.10 Nieuwe ontwikkelingen

In het plan Grinthuizen is nog sprake van mogelijkheden voor woningen, welke nog niet zijn benut. Deze mogelijkheden vloeien voort uit het voorgaande plan en worden naar verwachting verder ingevuld.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijk

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).


De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van het land;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onderwerpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten gebruiken.


In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan.

De uitwerking van de Ecologische hoofdstructuur, vindt plaats via de provincies. Dit aspect komt in hoofdstuk 3.2 aan de orde.

Beleidsregels grote rivieren

De Beleidslijn grote rivieren (de opvolger van de beleidslijn ruimte voor de rivier) is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving. Het plangebied valt niet onder de werking van deze beleidslijn.


In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.

In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient aangegeven te worden dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

3.2 Provincie

Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald. Allereerst de Omgevingsvisie Gelderland.

De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door provinciale staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De hierop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door provinciale staten vastgesteld. De verordening is 16 oktober 2014 gepubliceerd en daags daarna in werking getreden. Op dezelfde dag trad ook de Omgevingsvisie in werking.


In de Omgevingsvisie benoemt de provincie als hoofddoelen:

  • Een duurzame economische structuur, waarbij niet meer moet worden gedacht in de termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving; hierbinnen staat het waarborgen en verder ontwikkelen van een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem centraal.

Het onderdeel Visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen.

De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's.


In het onderdeel Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond.

De gemeente Rheden maakt hierin onderdeel uit van de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Belangrijkste opgaven voor de Stadsregio zijn:

  • versterking van de basiseconomie en de topsectoren;
  • versterking van het stedelijk kerngebied;
  • realisatie van een aantrekkelijk regionaal vestigingsklimaat voor wonen en werken;
  • behouden en verbeteren van de leefbaarheid in steden en omringende kernen;
  • verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid;
  • behouden en benutten van de gebiedskwaliteiten.

Ten opzichte van de vorige visie valt voor het landelijke gebied op dat de woningbouwcontouren rond de dorpen zijn vervallen. Ook hiervoor wordt nu bij de afweging de ladder voor duurzaam ruimtegebruik gebruikt.

Onderdeel van de Omgevingsvisie zijn thematische kaarten, waarop per thema een gebiedsindeling is weergegeven. Uit deze kaarten blijkt, dat het plangebied is gelegen in het gebied dat in de provinciale omgevingsvisie is aangegeven als Gelders Natuurnetwerk dan wel als Groene ontwikkelingszone. In paragraaf 5.2 wordt hier verdere aandacht aan besteed.


In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Deze verordening is bindend voor de gemeente. Aangetekend wordt dat een herziening van de verordening in procedure is.


Voor onderhavig bestemmingsplan is het volgende onderwerp(en) uit de Omgevings- verordening Gelderland van toepassing:

  • nieuwe woonlocaties.

Over 'wonen' wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in de vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionale woonagenda's successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
De kwantitatieve vraag blijkt onder meer uit recente bevolkings- en huishoudens- prognoses van de provincie Gelderland (2014).

In subregionaal verband (de subregio Arnhem en omstreken, bestaande uit de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rozendaal en Rheden) bestaat (juni 2015) tot 2020 nog een behoefte aan 6.497 woningen. In juli 2016 heeft de subregio een extra behoefte aan woningen geconstateerd en gevraagd om een plancapaciteit van 9.098 woningen tot 2025.


Bij het wonen wordt niet alleen gekeken naar de kwantitatieve vraag maar ook naar de kwalitatieve vraag. In die benadering staan onder andere de kwaliteiten van de woonomgeving centraal die kunnen worden vertaald naar woonmilieus. Uit het woningmarkt onderzoek 2014-2020 uitgevoerd door Atrivé in opdracht van de stadsregio, blijkt een (sub)regionale kwalitatieve vraag naar woningen in het centrum-dorpse woonmilieu. In de handreiking bij de Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling wordt onder regionale vraag ook verwezen naar de lokale behoefte.

Voorts wordt hier vermeld het provinciale beleid om de vrijetijdssector te versterken en ervoor te zorgen dat de economische én sociale waarde wordt vergroot. Voor de periode 2012 tot en met 2015 hebben provinciale staten in november 2011 het Actieplan Vrijetijdseconomie: Ruimte voor ondernemers in de vrijetijdssector vastgesteld.

Hierin zijn weinig ruimtelijke ingrepen voorzien. Het accent ligt met name op het beter benutten van hetgeen er aanwezig is met behoud van alle kwaliteiten van de provincie Gelderland.

Voorts wordt hier vermeld het provinciale beleid om de vrijetijdssector te versterken en ervoor te zorgen dat de economische én sociale waarde wordt vergroot. Voor de periode 2012 tot en met 2015 hebben provinciale staten in november 2011 het Actieplan Vrijetijdseconomie: Ruimte voor ondernemers in de vrijetijdssector vastgesteld.

Hierin zijn weinig ruimtelijke ingrepen voorzien. Het accent ligt met name op het beter benutten van hetgeen er aanwezig is met behoud van alle kwaliteiten van de provincie Gelderland.

3.3 Waterschap

Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater.

In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.


Onderhavig deel van de gemeente is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2010-2015 geeft het waterschap haar doelen aan. Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

De visie voor de lange termijn zoals die in 2013 was opgenomen in de Watervisie 2030 is vertaald in het Waterbeheerplan 2016-2021.

3.4 Gemeente

Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.

3.4.1 Vastgesteld beleid

Cultuurhistorie

De gemeenteraad heeft in 2012 de Erfgoednota Levend Verleden vastgesteld. In deze nota is het integraal erfgoedbeleid over de jaren 2012-2016 vastgelegd waarin niet alleen de zorg voor monumenten maar ook de zorg voor archeologie, het historisch landschap en het immaterieel erfgoed centraal staat, alles in nadrukkelijke relatie tot het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Om de bijzondere identiteit van Rheden te behouden, is in de nota de volgende visie geformuleerd:

"Het cultuurhistorisch erfgoed is van cruciaal belang voor de ruimtelijke en sociale karakteristiek van de gemeente Rheden. In het verleden wordt de basis gezocht voor de toekomst. Het doel van het erfgoedbeleid is dan ook het in goede staat doorgeven van het cultuurhistorisch erfgoed aan volgende generaties. Dit doel wordt nagestreefd door het behoud van het erfgoed als onlosmakelijk onderdeel in het ruimtelijk beleid te integreren en door erfgoed als inspiratiebron, motor en toetssteen in een vroegtijdig stadium te betrekken bij het ruimtelijke beleid en andere relevante beleidsvelden. Waar nieuwe ontwikkelingen daarom vragen, zal worden ingezet op functie- verandering en herbestemming met behoud van de belangrijkste historische karakteristieken. Voor erfgoed dat volgens het Erfgoedplan essentieel is voor de ruimtelijke identiteit van de gemeente wordt de hoogste prioriteit gegeven aan instandhouding. Waar instandhouding van erfgoed niet mogelijk of om zwaarwegende redenen niet wenselijk blijkt, zal dit in ieder geval niet ongekend verloren gaan. De gemeente zal een platform bieden voor het verzamelen van het immateriële erfgoed. Het beleid wordt praktisch en gemakkelijk hanteerbaar vormgegeven met een minimum aan regels en binnen de al aanwezige wettelijke kaders. Bij de uitvoering van het beleid staat het belang van het erfgoed en de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar daarvan centraal en wordt waar mogelijk de samenwerking gezocht met andere partners en beleidsvelden."

De visie is voor de dragende delen van het erfgoed: het historisch landschap, de archeologie, de historische stedenbouw en het immateriële erfgoed aan de hand van vijf thema's nader uitgewerkt in beleidsvoornemens voor de periode 2012-2016. Nagestreefd wordt voor ieder van deze onderdelen:

  • behoud en ontwikkeling van het erfgoed;
  • de vermeerdering van kennis;
  • het delen van kennis;
  • samenwerking door alle betrokkenen;
  • de wens om erfgoed uit te dragen en te vermarkten.

Een overzicht van de voornemens is opgenomen in de bij de nota opgenomen uitvoeringsagenda. Het betreft de voornemens binnen de huidige personele en financiële capaciteit alsmede een aantal voornemens dat extra capaciteit zal vragen.


De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoordt. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals-) vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door burgemeester en wethouders bepaald op basis van het advies van de regioarcheoloog die zijn advies opstelt aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.


In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen. De archeologische bepalingen uit dat bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

Bodemkwaliteit

De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 31 mei 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan.

De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.

Niet-gesprongen explosieven

In opdracht van de gemeente is in 2014 een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog.

De wijze waarop met met de mogelijke aanwezigheid wordt omgegaan is vastgelegd in de Nota Standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015.

Milieuzonering

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 die op 26 mei 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. De hoofdlijn is als volgt. Ten aanzien van dit aspect wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gehanteerd. In nieuwe situaties wordt getoetst aan de richtafstanden. Afwijken van die afstanden is mogelijk mits gemotiveerd (met een onderzoek). In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook bestaande situaties beoordeeld. Bestaande bedrijven worden in principe zo bestemd dat zij minimaal kunnen blijven functioneren. Tenzij sprake is van een milieuknelpunt en bedrijfsbeëindiging is gewaarborgd.

Geluidhinder

De Wet geluidhinder stelt regels aan de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door gezoneerde wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige functies in nieuwe situaties. Hoe burgemeester en wethouders in verschillende omstandigheden invulling geven aan hun bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen dan de voorkeurswaarde, heeft het college op 27 april 2015 vastgelegd in de Nota Hogere waarden wet geluidhinder Rheden 2015. Een benodigde hogere grenswaarde moet zijn verleend voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Verkeer

In het gemeentelijke Verkeersveiligheidsplan uit 2000 wordt een wegcategorisering beschreven bestaande uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden.

In onderhavig plangebied is sprake van verblijfsgebieden, die ingericht zijn of worden ingericht als 30 km of 60 km zone en de gebiedsontsluitingswegen. Dit zijn de wegen binnen de bebouwde kom waar een snelheidslimiet van 50 km geldt en die hoofd- zakelijk een doorstroom karakter hebben.


Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.

Groen

In het gemeentelijke Groenstructuurplan uit 2002 en de Beleidsnota Bomen uit 2005 is de leidraad dat de groene kenmerken en karakteristieken in de dorpen en deelgebieden worden versterkt. De dorpenroute tussen Velp en Dieren is een belangrijke verbindingsas die zich kenmerkt door een ligging tussen bossen en open landbouwgebieden. Markant zijn de boomlinten die haaks op de dorpenroute zijn gesitueerd. Bomenlanen die vanaf de Veluwe richting IJssel voeren, vormen het bindende element -het raamwerk- in het geheel. Om deze karakteristiek optimaal in stand te houden geldt als uitgangspunt dat langs deze dorpenroute geen rijen laanbomen worden geplant. De tussen De Steeg en Ellecom gelegen Middachter Allee (niet in het plangebied gelegen) vormt hierop een uitzondering.


Spelen

In 2008 is de Beleidsnota R(h)eden te meer om te spelen 2008 - 2013 vastgesteld. Daarna is op 27 januari 2015 het rapport Evaluatie Speelbeleid vastgesteld. De beleidsnota is een onderdeel van het jeugd- en jongerenbeleid in de gemeente. Het doel is 3% (per hectare uitgegeven gebied) speelruimte te creëren en te behouden voor verschillende doelgroepen (4 - 17 jaar).

Daarbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • 4 - 14 jaar, hiervoor zijn de speelterreinen en speelvelden bedoeld;
  • 10 - 17 jaar, hiervoor zijn speelvelden als trapvelden, basketbalvelden, skatevoorzieningen en de jongerenontmoetingsplaatsen (jop) bedoeld.

Voor alle groepen moeten in de dorpen voorzieningen aanwezig zijn. Afhankelijk van de voorziening (jop of speelplek) wordt overleg gevoerd met diverse belanghebbenden. De voorzieningen moeten voldoen aan het Warenwetbesluit Attractie- en Speelvoorzieningen en de geldende milieuregels.

Water

Het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2014 tot en met 2017. Met dit GRP voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. In dit plan heeft de gemeente samen met Waterschap Rijn en IJssel het rioleringsbeleid vastgelegd.

De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid.

Ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater, binnen het stedelijke gebied, zijn geborgd in het GRP.

Omgaan met hemelwater en grondwater wordt geregeld in de gemeentelijke verordening Afvoer hemelwater en grondwater 2015.

Wonen

Op 30 juni 2015 heeft de raad de Woonvisie 2014-2020 vastgesteld. Daarin ligt de focus op kleinschalige en binnen de karakteristiek passende nieuwbouwplannen. Geconstateerd wordt dat bouwen voor de behoefte de inzet is. Daarnaast zal worden ingezet op de aanpak van de bestaande voorraad door middel van woningverbetering en herstructurering teneinde beter aan de toekomstige woningvraag te voldoen.

De kwantitatieve woningbehoefte in de gemeente bedraagt zo'n 50 woningen per jaar tot het jaar 2025. Gezien de huishoudensprognose gaat het de komende jaar om rond de 80 woningen per jaar. Na 2020 om 20 woningen per jaar. Daarbij blijft het gemeentelijke 'nee, tenzij' beleid bij plannen voor meer dan 5 woningen van toepassing.

Ten aanzien van de kwalitatieve behoefte wordt geconcludeerd dat er behoefte is aan huurwoningen, zowel sociale huurwoningen als vrije sector huur. Bij grotere nieuwbouw- of ontwikkelingslocaties wordt ingezet op ten minste 35% huurwoningen (in de sociale en vrije sector). Het accent zal binnen de gemeente moeten liggen op grondgebonden woningen.

Toerisme

Het toeristisch-recreatief beleid is erop gericht meer aanbod te genereren voor toeristen en bezoekers aan de gemeente Rheden. De grootte van het dorp Rheden zorgt ervoor dat uitbreiding afhankelijk is van ondernemers en hun plannen voor nieuwe bedrijvigheid.

Het Toeristisch-Recreatief OntwikkelingsPlan (TROP) Rheden op z'n best; tussen IJssel en Veluwezoom uit 2009 geeft aan dat initiatieven op het gebied van bed & breakfast- voorzieningen ondersteund worden en mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden. Verdere ruimtelijke ontwikkelingen voor het plangebied worden niet voorzien.

Inmiddels is op dit beleidsterrein door de gemeenteraad in september 2016 het Masterplan Toerisme vastgesteld.

Terzijde wordt hier nog opgemerkt dat het bestemmingsplan ook voorziet in de mogelijkheid in de woning onder voorwaarden bed&breakfast te verstrekken, in die gevallen is uit brandveiligheidsvergunning (voor een logiesfunctie) vereist als nachtverblijf wordt verstrekt aan meer dan 4 personen.

Economische activiteiten

Economische beleidsnota Toekomst van de gemeente Rheden wordt aangegeven dat het voor de gemeente van groot belang dat de economie vitaal blijft voor haar inwoners, het bedrijfsleven en haar beroepsbevolking.

De nota geeft aan dat ingezet moet worden het behouden en versterken van de werkgelegenheid. Daarbij wordt geconstateerd dat bedrijventerreinen voor de werkgelegenheid belangrijke gebieden zijn. Om de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen te verhogen en knelpunten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is herstructurering noodzakelijk.

Momenteel wordt gewerkt aan een actualisatie van de economische nota.

Evenementen

In de Beleidsnota Evementenbeleid Rheden 2017, vastgesteld in de raadsvergadering van januari 2017, wordt een gemeentebreed algemeen beleid geformuleerd over evenementen. De nota wordt gevolgd door een uitvoeringsnota op basis waarvan een ruimtelijk kader op bestemmingsplanniveau kan worden vastgesteld.

Visie Wonen Welzijn Zorg

Op 29 november 2016 heeft de gemeenteraad de Visie Wonen Welzijn Zorg  vastgesteld. De visie heeft als hoofdlijn 'een passende woning in een passende woonomgeving'. Dit betekent dat planologische flexibiliteit gewenst is om snel in te kunnen spelen op maatschappelijke ontwikkelingen rond wonen, welzijn en zorg. Geconstateerd wordt dat het aantal intramurale verzorgingsplaatsen in de gemeente ongeveer constant moet blijven. Wel is sprake van een tijdelijke mindere behoefte aan intramurale plaatsen. Extramuralisering (minder intramurale plaatsen) en vergrijzing (meer intramurale plaatsen nodig) houden elkaar min of meer in evenwicht.

Voor nieuwe initiatieven zijn criteria opgenomen op basis waarvan de gemeente mee wil werken aan bestemmingswijzigingen. Innovatieve woonvormen in combinatie met zorg willen wij zo veel mogelijk faciliteren.

Verder wordt aandacht gevraagd voor de kwaliteit van het openbare gebied, met name waar het gaat om routes voor mensen met een beperking. Ook de relatie met voorzieningen en dorpshuizen is hierbij belangrijk.

3.4.2 Structuurvisie

Voor het dorp Rhedenis de structuurvisie Rheden, Mijn dorp van Morgen vastgesteld op 23 september 2014.

Met deze structuurvisie vindt een herijking plaats van de voorgaande structuurvisie  Een droom om in te wonen uit 2006. Ten opzichte van het vorige bestemmingsplan is in de nieuwe structuurvisie voor een iets ruimere begrenzing gekozen. Dit ligt functioneel dan wel ruimtelijk meer voor de hand. Het voorliggende plan zoekt aansluiting bij deze begrenzing.

De Structuurvisie geeft de koers weer voor het dorp Rheden tot 2030. Ook wordt daarbij aandacht besteed aan de gewenste maatregelen op korte termijn. Doelstelling van de structuurvisie is het in stand houden van de leefbaarheid van het dorp en de omgeving en waar mogelijk het verbeteren daarvan.

Uit de analyse van de huidige situatie wordt geconcludeerd dat het dorp Rheden vooral gewaardeerd wordt om zijn rustige en aantrekkelijke ligging met aan de ene zijde de groene Veluwe en aan de andere zijde het water van de IJssel. De ligging en de historische plekken maken Rheden uniek. Er ontbreken geen wezenlijke ruimtelijke aspecten. Daar waar ruimtelijke opschaling gewenst wordt, moet deze vooral worden gezocht in het opwaarderen van bestaande kwaliteiten en niet in het toevoegen van nieuwe. Wel kunnen nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd in het gebied aan de zuidzijde van het dorp (rondom de sportvelden, het zwembad, de Laak en Steegse Haven). Daarbij kan gedacht worden aan een herinrichting van dit gebied,.

Er is sprake van een duidelijke scheiding tussen woongebieden en bedrijfsgebieden. De woongebieden zijn daardoor relatief rustig. Een punt van aandacht vormt het toekomstbestendig houden van de woningen teneinde leegstand en verarming van de leefkwaliteit tegen te gaan. In dat laatste speelt ook het onderhoud en de kwaliteit van de openbare ruimte een rol. Een goede groeninrichting is van belang. Daarbij worden kansen gezien bij de entrees van het dorp en in de omgeving van het stationsgebied. Bij toekomstige herinrichtingen is het vergroten van de samenhang met het openbare groen, water en de landschappelijke gebieden rondom het dorp gewenst.

Verder is het van belang dat het dorp aantrekkelijker wordt gemaakt voor verblijfsrecreatie. Bed & breakfast mogelijkheden dragen hieraan bij. Daarnaast wordt gestreefd naar een meer uitnodigende uitstraling van de dorpsentrees en een meer herkenbare route naar het dorpscentrum voor bezoekers vanaf de Veluwezoom (Heuvenseweg). Verdere ruimtelijk relevante maatregelen zijn het vergroten van de aantrekkelijkheid van het centrum voor toeristen door het bezoeken van evenementen of horeca in het centrum. Ook wordt gestreefd naar verbetering van de recreatieve fietsroute. Daarnaast wordt een verruiming van de vaar- en seizoenstijden van het pontje genoemd.

Voor wat betreft de herontwikkeling van vrijkomende locaties geldt, dat per locatie een afweging zal worden gemaakt, welke past bij de ambities van de structuurvisie. Voor locaties welke nooit tot ontwikkeling zijn gekomen geldt, dat de locaties bij de actualisering van het bestemmingsplan bestemd worden op een wijze die past bij het wensbeeld van de structuurvisie.

Verder geldt dat de de nadruk blijft liggen op grondgebonden woningen. De realisatie van appartementen op locaties waar dit minder passend is, wordt tegengegaan. Verder dienen woningen met zorg te worden aangeboden in wijken en straten die daarvoor geschikt zijn.

De diverse ambities zijn in de structuurvisie vertaald in diverse uitvoeringsmaatregelen welke in een tabel zijn opgenomen. Deze tabel is overigens indicatief en bedoeld als leidraad voor de toekomstige ontwikkelingen. In de tabel is aangegeven welke instrumenten kunnen worden aangewend om de genoemde ontwikkeling te bevorderen c.q. mogelijk te maken. Het instrument 'bestemmingsplan' is daarbij aan de orde bij de volgende maatregelen/ambities:

  • verbeteren van de openbare ruimte, herkenbaarheid en oriëntatie van diverse wegen
  • vergroten van aantrekkelijkheid voor toeristen
  • beleefbaar maken van de natuurlijke omgeving en de cultuurhistorie
  • nieuwe inbreidingslocaties en mogelijke (her)ontwikkelingen
  • vergroten dynamiek in het dopscentrum
  • ontwikkelen entrees Groenestraat
  • ontwikkelen entree Arnhemsestraatweg/Groenestraat
  • behoud ruimtelijk karakter waardevolle gebieden
  • behoud bedrijventerrein (niet betrokken bij de voorliggende planopzet).

Bovenstaande ontwikkelingen zijn indicatief en deels afhankelijk van kansen die zich voordoen. De rol die het voorliggende bestemmingsplan in deze kan vervullen is dan ook vooral faciliterend van aard.

3.4.3 Komend beleid

Bij de voorbereiding van de 10-jaarlijkse actualisatie van de bestemmingsplannen is geconstateerd dat er op dit moment nog nieuw beleid in voorbereiding is. Dit nieuwe beleid kan aanleiding zijn om het nu voorliggende geactualiseerde bestemmingsplan wederom -op onderdelen- te herzien. Dit geldt bijvoorbeeld voor de uitvoeringsnota van het evenementenbeleid.

Hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan

Zoals in hoofdstuk 1 al is aangehaald, kent onderhavig bestemmingsplan dat volgens de huidige digitale vereisten is opgezet, andere bestemmingen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Ook zijn de laatste wijzigingen in regelgeving en beleid hierin verwerkt. Niet gewijzigd is het uitgangspunt van flexibele bestemmingsplannen. Het geldende bestemmingsplan is hiervoor als uitgangspunt gebruikt waarbij op onderdelen enige verruiming heeft plaatsgevonden. Ook zijn er enige beperkingen aangebracht (bijvoorbeeld ten aanzien van aantallen, goothoogte en bouwlagen) zoals hieronder wordt beschreven.

4.1 Systematiek

bouwmogelijkheden

In het plangebied liggen niet gerealiseerde bouwblokken zoals de locaties uit het plan Grinthuizen. Ook is sprake van een niet gerealiseerd bouwblok op de locatie Groenestraat tussen 11 en 11a en Steenbakkersweg tussen 19 en 21. Juridisch-planologisch gezien is geen sprake van nieuwe mogelijkheden aangezien deze al zijn bestemd in het voorheen geldende plan. Er bestaat geen aanleiding om deze mogelijkheden niet over te nemen.

Uit het geldende bestemmingsplan zijn de bouwvlakken als uitgangspunt genomen. Deze zijn gecheckt op de actuele situatie. De maatvoeringen binnen een bouwvlak zijn aangepast als sprake is van een monument.

maatvoering

De regeling voor wat de maatvoering betreft wijzigt generiek ten opzichte van het voorheen geldende plan. In plaats van alleen een bouwhoogte zoals in de voorheen geldende bestemming Werken of Voorzieningen, wordt in de dorpen thans ook het maximale aantal bouwlagen geregeld. Dit voorkomt dat in de woonomgeving hoge plat afgedekte gebouwen worden gerealiseerd, hetgeen niet passend wordt gevonden binnen de stedenbouwkundige structuur ter plekke.

gebruik

Geconstateerd kan worden dat niet alle gegeven gebruiksmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan nog actueel zijn. Het betreft vooral de functies die door middel van aanduidingen in een woonbestemming waren toegelaten. Panden zijn ook in zijn geheel als woning in gebruik. De panden waarin wonen en andere functies aan elkaar gelijk waren gesteld, worden in dit plan bestemd als Gemengd. Aan de hand van de actuele situatie is gekeken maar de toedeling van toegelaten ander gebruik binnen de bestemming Gemengd.

Waar in de loop der jaren zich een ander gebruik heeft ontwikkeld, is dit beoordeeld. Niet alleen op de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid maar ook vanuit andere beleidsvelden en regelgeving.


stedenbouwkundige waarden

De stedenbouwkundige waarden die voorheen in een Beschrijving-in-Hoofdlijnen waren verwoord, krijgen thans waar aan de orde rechtstreeks bescherming op de verbeelding en in de regels. Het instrument Beschrijving-in-Hoofdlijnen is namelijk niet meer opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en kan daarom niet meer worden toegepast.

goot- en bouwhoogtes

Het stedenbouwkundige beeld wordt in zijn algemeenheid zoals hierboven al onder maatvoering is gesteld, beter geborgd door in elke bestemming te werken met bouwlagen. Zo nodig kan ook bij hoofdgebouwen gewerkt worden met goot- en bouwhoogtes als hiertoe stedenbouwkundig aanleiding toe is. Denk aan gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling. In die gevallen is de doelstelling het bewerkstelligen dat bij ver- of nieuwbouw optimaal wordt aangesloten op de bestaande, waardevol bevonden ruimtelijke uitstraling van een gebied. Buiten de gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling blijft uitgangspunt de systematiek van bouwlagen en bouwhoogtes. Deze systematiek biedt meer architectonische variatiemogelijkheden.

In onderhavig plangebied binnen de stedenbouwkundig waardevolle zones zijn alleen de bestaande goot- en bouwhoogtes uitgangspunt als het monumenten betreft.

onbebouwde gronden grenzend aan het openbare gebied

De openheid van die onbebouwde gronden wordt in zijn algemeenheid bij woningen geborgd door de toekenning van de bestemming Tuin en bij overige bestemmingen door het niet aanduiden van deze gronden als een gebied waar bijgebouwen kunnen worden geplaatst.

overige zone - stedenbouwkundig waardevol

De stedenbouwkundige waarden van diverse onbebouwde gronden (tuinen) worden beschermd door aanvullende restricties ten aanzien van parkeren en van bebouwing op deze gronden. Hiertoe is langs bepaalde wegen in het dorp aan (een gedeelte) van de bestemming Tuin de aanduiding 'overige zone - stedenbouwkundig waardevol' toegekend. Deze zone betreft (voor- en deels zij-)tuinen langs wegen die bepalend zijn voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het dorp en waarbij een belangrijke mate van ruimtelijke representativiteit wordt nagestreefd. Het toekennen van deze aanduiding heeft tot doel het representatieve beeld in stand te houden en te versterken door behalve lage erfafscheidingen geen bebouwing in de zone toe te staan, ook niet vergunningsvrij, teneinde een verdichting/samenklontering van het straat- en/of bebouwingsbeeld te voorkomen. Met het vorenstaande is een vertaling gemaakt van de bescherming van de stedenbouwkundige waarden uit Beschrijving-in-Hoofdlijnen zoals die was opgenomen in het vorige bestemmingsplan. Ook sluit dit aan op de in de structuurvisie geformuleerde doelstellingen.

cultuurhistorische waarden

bovengronds

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het herkenbaar houden van de ontwikkelings- geschiedenis van belang. Op stedenbouwkundig schaalniveau kan dat door de hoofdstructuur, gevormd door de oude linten en later geheel nieuw aangelegde of doorgetrokken ontsluitingswegen te behouden. Het bestemmingsplan voorziet hierin.

Vanuit oogpunt van bescherming van de cultuurhistorische waarden zijn ook de maatvoeringen van de beschermde monumenten nader bezien. Ook hier wordt een goothoogte en een bouwhoogte geïntroduceerd om in het bestemmingsplan meer aansluiting te zoeken bij de regelgeving ten aanzien van monumenten.

Het voorliggende plan heeft geen zelfstandige, nieuwe ambities ten aanzien van de bescherming van de cultuurhistorische waarden. Zoals eerder in deze toelichting is aangegeven, is in het collegeprogramma nieuwe beleidsvorming ter zake van (cultuurhistorisch) karakteristieke panden in voorbereiding. Na gereedkoming kunnen de resultaten hiervan worden leiden tot herziening van onderhavig bestemmingsplan. Daarmee kan een verdergaande invulling worden gegeven aan de bescherming van cultuurhistorisch waardevolle panden.

ondergronds

Het plangebied valt binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbel- bestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregime. Opgemerkt wordt dat de begrenzing van de verschillende types van archeologische waarden op een aantal plekken cirkelvormig is.

Het voorliggende plan heeft geen zelfstandige, nieuwe ambities ten aanzien van de bescherming van de aanwezige waarden. Zoals in paragraaf 3.4.3 is vermeld, is nieuwe beleidsvorming ter zake van o.a. (cultuurhistorisch) karakteristieke panden in voorbereiding. Na vaststelling van dit beleid kunnen de resultaten hiervan worden gebruikt voor een herziening van onderhavig bestemmingsplan, waardoor een verdergaande invulling mogelijk is van de waarden die het beschermd dorpsgezicht, de waardevolle panden en de stedenbouwkundig waardevolle zones vertegenwoordigen.

milieuzonering

Bij de totstandkoming van de planregeling is het uitgangspunt geweest dat geen hoger niveau van potentiële overlast mag ontstaan. Om dit te bewerkstelligen, zijn de toegestane activiteiten gekoppeld aan diverse lijsten. Deze zijn zodanig van opzet dat deze activiteiten binnen het gebiedstype acceptabel worden geacht. In het bestemmingsplan wordt nu direct aangeduid tot welke milieucategorie een functie is toegelaten, er hoeft anders dan voorheen het geval was geen berekening per locatie meer te worden verricht. Dit biedt meer duidelijkheid vooraf.

Reeds aanwezige/toegelaten functies die niet passen binnen de algemene bestemmingsregeling, worden gerespecteerd door middel van een specifieke aanduiding. Er bestaat geen aanleiding tot het 'wegbestemmen' van deze functies.

Voor alle activiteiten geldt overigens dat de parkeernormen van toepassing zijn. Dit kan gevolgen hebben voor de toelaatbaarheid van de activiteiten.

parkeernormen

Gezien de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, zijn de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.

algemene wijzigingsbevoegdheid bij functieaanduidingen

Nieuw is dat het plan een algemene wijzigingsbevoegdheid kent. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een wijzigingsplan vast te stellen waarin een gegeven functieaanduiding wordt geschrapt als het gebruik langer dan 1 jaar is beëindigd. Maar zij kunnen met het oog op flexibiliteit en voorkomen van leegstand ook een gegeven functieaanduiding wijzigen.

4.2 Toedeling van bestemmingen

Tuin

De bestemming Tuin is toegekend aan perceelsgedeelten waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling aldaar uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Die perceelsgedeelten hebben in de geldende bestemmingsplannen de bestemming Wonen waarbij geen bijgebouwen zijn toegelaten. Door de bestemming Tuin wordt nadrukkelijker dan voorheen in beeld gebracht dat de betreffende gronden vrij van gebouwen dienen te blijven. De bestemming Tuin wordt eveneens gebruikt daar waar het achtererf grenst aan het landelijke gebied en waar de natuurlijke, groene en vriendelijke overgang van het dorp naar het landelijke gebied waardevol wordt gevonden. Ook daar worden vergunningvrije bouwwerken vanwege de gewenste overgang nadrukkelijk als stedenbouwkundig en landschappelijk ongewenst aangemerkt.

Gezien de doelstelling van de bestemming Tuin wordt deze niet gebruikt om bij diepe achtertuinen op binnenterreinen de gronden aan te wijzen waarop in de geldende bestemmingsplannen geen bijgebouwen worden toegelaten. Daar is namelijk onvoldoende ruimtelijk belang aan de orde. Om die reden zijn die diepe achtertuinen thans volledig voorzien een bestemming die bijgebouwen (en daarmee ook vergunningvrije bouwwerken) toelaten.

Zoals hierboven aangegeven, is op diverse als Tuin bestemde gronden de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol toegekend. Deze aanduiding betreft een verhoogde bescherming van de ruimtelijke uitstraling vanwege de stedenbouwkundige waarden ter plekke.

Groen en Water

Doordat het openbare gebied niet meer dezelfde bestemming krijgt als de aan- grenzende gronden zoals in het geldende bestemmingsplan (alleen de doorgaande verkeersroutes werden apart bestemd) ontstaat de mogelijkheid om groen- voorzieningen en water apart te bestemmen. Daar waar sprake is van structureel groen en water worden deze functies in het voorliggende plan afzonderlijk bestemd (de bestemming Groen en de bestemming Water). Hierdoor wordt het structurele karakter beter geborgd. Om in de praktijk tot op een acceptabel niveau in te kunnen spelen op een gesignaleerde behoefte, is het toegestaan dat een beperkt deel van het als Groen aangegeven bestemmingsvlak mag worden ingericht voor verkeersdoeleinden. Het gaat daarbij om een strook van maximaal 1 m breed gemeten vanaf de rand van de bestemming Groen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het verleggen van troittoirs. Daarnaast is het mogelijk om na het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid een groter deel van de bestemming Groen aan te wenden voor verkeersdoeleinden. Echter hiervoor is nadrukkelijk een cultuurhistorische en stedenbouwkundige afweging vereist. Overigens zijn doorsnijdende paden rechtstreeks mogelijk; deze zijn deels ook al aanwezig.

Verkeer

Wegen zijn ondergebracht in de bestemming Verkeer. Daarmee is de aanwezige verkeersstructuur uitgangspunt. Binnen deze bestemming mag worden geparkeerd. Ook binnen deze bestemming is groen en water mogelijk, echter hier vindt geen borging plaats van deze functies.

Gemengd - 2

Op diverse plekken is sprake van een combinatie met andere gelijkwaardige functies. In de geldende (thans te herziene) bestemmingsplannen is gewerkt met aanduidingen waaruit blijkt dat tevens die andere gelijkwaardige functie is toegelaten. Ook vallen in de thans te herziene bestemmingsplannen de geldende bestemmingen uiteen in meer bestemmingen. In de gemeentelijke systematiek is gekozen voor een onderverdeling in verschillende bestemmingen Gemengd. In de systematiek betreft de bestemming Gemend - 1 een zeer brede mengbestemming welke met name wordt toegepast in de centrale hoofdstructuur waar instandhouding en vergroting van de dynamiek wordt nagestreefd. Daarbij wordt de bestemming Gemengd-2 toegepast voor de gemengd gebruikte panden aan de randen van de hoofdstructuur dan wel in een woonwijk. In het voorliggende plan dat zich richt op de woongebieden is alleen sprake van de bestemming Gemengd-2.

De bestemming Gemengd - 2 is toegekend aan de panden/percelen waar een woning is toegestaan gecombineerd met één of meerdere andere, nevengeschikte functies. Daarbij wordt aangesloten bij de functies die ter plekke reeds aanwezig zijn. Daar waar bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan is ook hier gebruik gemaakt van een bedrijvenlijst met daarin een opsomming van de toegelaten activiteiten met een vermelding van de milieucategorie. Deze lijst is opgenomen als bijlage bij de regels.

Bij de totstandkoming van de planregeling is daarnaast uitgangspunt geweest dat geen hoger niveau van potentiële overlast mag ontstaan. Om dit te bewerkstelligen, zijn de toegestane activiteiten gekoppeld aan diverse lijsten. Deze zijn zodanig van opzet dat alle activiteiten binnen het gemengde woonmilieu acceptabel worden geacht. Thans wordt direct aangeduid tot welke milieucategorie een functie is toegelaten, er hoeft anders dan voorheen het geval was geen berekening per locatie meer te worden verricht. Dit biedt meer duidelijkheid vooraf. Daarnaast geldt dat voor alle activiteiten de parkeernormen van toepassing zijn. Reeds aanwezige/toegelaten functies die niet passen binnen de algemene bestemmingsregeling, worden gerespecteerd middels een specifieke aanduiding. Er bestaat thans geen aanleiding tot het 'wegbestemmen' van deze functies.

- locatie Arnhemsestraatweg 135

Specifiek ten aanzien van de bestemmingsregeling ter plaatse van de Arnhemsestraatweg 135 geldt dat de regeling is verruimd. Enerzijds is ter plekke sprake van een specifieke problematiek, omdat het pand al lange tijd leegstaat, is uitgebrand en eerdere zoektochten naar een gepaste bestemmingsregeling niet tot resultaat hebben geleid. Anderzijds is ter plekke sprake van een situering aan de dopsentree van Rheden en is het wenselijk om bij de herontwikkeling van het perceel invulling te geven aan de stedenbouwkundige waarden die aan de dorpsentree Arnhemsestraatweg - Groenestraat krachtens zijn toegedacht zoals omschreven in de Structuurvisie.

Daarbij is van belang dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij haar uitspraak van 29 juli 2015 de destijds voorgestelde planregeling heeft vernietigd, omdat niet voldoende is voorzien in de bescherming (inclusief realisering en instandhouding) van de stedenbouwkundige waarden van de dorpsentree Arnhemsestraatweg - Groenestraat. Daaraan is voorafgegaan dat de Afdeling in haar tussenuitspraak van 24 september 2014 aan de gemeente de opdracht had gegeven om de toegedachte functies 'wonen', 'dienstverlening' en 'maatschappelijk' nader te motiveren, hetgeen heeft plaatsgevonden bij besluit van de gemeenteraad van 16 december 2014.

Nu de planregeling door de Afdeling is vernietigd, is de situatie van het perceel Arnhemsestraatweg 135 opnieuw tegen het licht gehouden. Tegen de achtergrond van de structuurvisie Rheden, Mijn dorp van Morgen is gekeken naar de functionele mogelijkheden voor het perceel in brede zin, alsmede naar een goede landschappelijk-stedenbouwkundige inpassing van het perceel. Gelet op de ligging langs de Arnhemsestraatweg en aan de dorpsentree, zijn functies bekeken op ruimtelijke inpasbaarheid, die voor wat betreft het mileuaspect zijn ingedeeld in ten hoogste categorie 2 van de lijst van bedrijven. De conclusies hiervan, inclusief de motivering daarvan, zijn neergelegd in een memo, die integraal als bijlage aan deze toelichting is toegevoegd. Samengevat worden de volgende functies als passend aangemerkt: lichte horeca activiteiten (bijvoorbeeld koffiebar, bed en breakfast), functies in de categorie cultuur en ontspanning ( (zoals bibliotheek, museum, atelier) maatschappelijke functies (zoals dagverblijf, artsenpraktijk) , dienstverlening (zoals reisorganisaties, schoonheidsinstituten) en kleinschalige binnensportactiviteiten. Ook 2 woningen zijn denkbaar. Dit alles mits wordt voorzien in voldoende en goed ingepaste parkeerplaatsen.

Ook is een inrichtingsplan opgesteld, dat in de memo is opgenomen. Dit inrichtingsplan voorziet in de gewenste landschappelijk-stedenbouwkundige inpassing en geeft zowel de gewenste omringende groenaanplant, als ook de gewenste situering en aantallen parkeerplaatsen weer.

De thans voorgestelde planregeling is geënt op de mogelijkheden die blijkens de memo als passend worden aangemerkt. Daarnaast is de planregeling zodanig, dat het voorgestelde inrichtingsplan wordt geborgd. Zowel voor wat betreft de realisatie als voor wat betreft de instandhouding. Van belang is verder, dat de Parkeernormen welke tevens deel uitmaken van het voorliggende plan, voorkómen dat activiteiten worden toegestaan waarvoor onvoldoende parkeercapaciteit aanwezig is. Specifiek ten aanzien van kleinschalige sportmogelijkheden geldt, dat deze pas (middels afwijking) kunnen worden toegestaan na een nadere afweging. Daarbij wordt de 'concurrentie' richting de sportaccomodatie aan de zuidflank betrokken. Kleinschaligheid wordt aangenomen als er kan worden voorzien in voldoende parkeermogelijkheden.

Voor een meer uitgebreide toelichting en motivering wordt verwezen naar Bijlage 1 Memo Arnhemsestraatweg 135-135A.

- algemene wijzigingsbevoegdheid

Nieuw is dat het plan een algemene wijzigingsbevoegdheid kent. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een wijzigingsplan vast te stellen waarin een gegeven functieaanduiding wordt geschrapt als het gebruik langer dan 1 jaar is beëindigd. Maar zij kunnen met het oog op flexibiliteit en voorkomen van leegstand ook een gegeven functieaanduiding wijzigen.

Die mogelijkheid is geopend voor de bestemmingen Gemengd - 2 en Maatschappelijk - 1. De toe te laten activiteiten moeten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met reeds toegestane activiteiten. De toe te laten activiteit moet vallen onder een maatschappelijke activiteit (maar geen woonvorm betreffen die geregeld in de bestemming Maatschappelijk - 2), dienstverlenende activiteit of een activiteit op het gebied van cultuur en ontspanning. Het kan dus in ieder geval geen woonfunctie of een bedrijf betreffen. Een bedrijf heeft in een woonomgeving een andere uitstraling dan de wel toegelaten functies. Extra woningen worden met deze bevoegdheid niet toegelaten vanwege de plannen die al zijn opgenomen in de planningslijsten woningbouw.

Bestemming Horeca

Daar waar uitsluitend een horecagebruik aan de orde is, is de bestemming Horeca toegekend. Dat betekent niet, dat elders geen horecagebruik plaatsvindt. Echter elders is sprake van een menging met andere functies en is het horecagebruik daarom aangeduid en aldus positief geregeld.


Bestemming Maatschappelijk - 1

De bestemming Maatschappelijk - 1 voorziet in een vrij brede maatschappelijk bestemming. Met een lijst is aangegeven welke functies hieronder worden begrepen. Bij de totstandkoming van de lijst is de mate van hinder voor de omgeving betrokken.

Het gaat om maatschappelijk voorzieningen zoals scholen, kerken, buurthuizen, gezondheidscentra.

Daar waar ook een ander gebruik plaatsvindt, is dit door middel van een aanduiding toegelaten.

Voor zover in de bestemming functieaanduidingen zijn geplaatst, kan de algemene wijzigingsbevoegdheid van toepassing zijn. Voor de beschrijving van de bevoegdheid die burgemeester en wethouders hebben, wordt verwezen naar het hierboven gestelde bij de bestemming Gemengd - 2.

Bestemming Maatschappelijk - 2

Waar sprake is van begeleid wonen (intramurale zorg), bijvoorbeeld verpleeghuizen en instellingen, is de bestemming Maatschappelijk - 2 toegekend. Ook beschermd wonen (instelling jeugdzorg) is hier toegestaan. Op deze locaties zijn zorgwoningen toegelaten ten einde een uitwisselbaarheid van intramurale en extramurale zorg mogelijk te maken waardoor deze locaties behouden worden als zorglocatie. In de zorgwoningen is ook mantelzorg toegestaan. Dit volgt uit de definitie voor zorgwoning (zie artikel 1.85).

Daar waar ook een ander gebruik plaatsvindt, is dit door middel van een aanduiding toegelaten. De aanduiding 'bijzondere maatschappelijke voorzieningen' betreft voorzieningen voor de bewoners maar ook voorzieningen waarvan de buurt gebruik kan maken. Door deze aanduiding blijft het mogelijk om die activiteiten te ontplooien.

Wonen

De bestemming Wonen, die in de geldende bestemmingsplannen aan alle woonvormen werd toegekend, is nu beperkt tot die vormen waar het bieden van intramurale zorg niet voorop staat. Waar dat wel het geval is, is de bestemming Maatschappelijk - 2 toegekend. Daarmee wordt aangesloten bij de landelijke systematiek. Hierbij is ook gelet op de actuele situatie.

De bestemming Wonen is gegeven aan panden waar wordt gewoond en geen andere activiteit (meer) wordt ontplooid. Dat wil zeggen geen andere activiteit dan die niet onder een beroep aan huis of een toegelaten bedrijfsmatige activiteit aan huis begrepen kan worden. Binnen de bestemming Wonen blijven bestaande ondergeschikte andere functies toegelaten uit het geldende bestemmingsplan. Met betrekking tot het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is de regeling geactualiseerd.

Ook de aanwezige woonwagens zijn aangeduid binnen de bestemming Wonen.

- aantal woningen

In de bestemming Wonen is het aantal toegelaten woningen in een bouwvlak gefixeerd op het bestaande aantal of, indien dit meer is, het bestaande planologische aantal. Aldus ligt de ruimte die geboden wordt om nieuwe woningen te bouwen in het bestemmingsplan vast en kan op een goede wijze invulling worden gegeven aan de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking die op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet worden gedaan als -in een op te stellen bestemmingsplan- nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan de orde zijn.

Overigens werd in de praktijk zeer zelden zonder een herziening van het bestemmingsplan, een vergunning verleend om ter plaatse van een woning meer woningen te mogen bouwen.

Nieuw is een regeling met betrekking tot kamerbewoning. Dit wordt in beperkte mate toegelaten. Met deze regeling krijgt het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) ook ruimtelijk zijn beslag en wordt dit voorzien van een duidelijk kader. Standaard kan een huishouden in de woning aan 2 personen kamers verhuren. In onderhavig plan kan niet worden gesproken van functioneel gemengde wijken. Het plan biedt daarom conform het kamerverhuurbeleid in beperkte mate de gelegenheid tot het realiseren van meer dan 2 kamers in een woning. Het verhuren moet altijd geschieden in combinatie met de bewoning door de eigenaar of huurder. Vervolgens geldt dat maximaal 1% van de woningen in het plangebied hiervoor mag worden aangewend waarbij de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden ten minste 50 m moet bedragen. Daarbij geldt -zoals in hoofdstuk 3.4.1 als is beschreven- dat voor grondgebonden woningen geen exploitatievergunning wordt verleend. Omdat in het verleden echter ook op basis van een bouwvergunning of omgevingsvergunning kan zijn meegewerkt aan het volledig gebruiken van een pand voor kamerbewoning, is zekerheidshalve in de regels bij de bestemming Wonen opgenomen dat dit gebruik in bestaande legale situaties is toegelaten. In aanvulling heirop is op 1 locatie sprake van de aanduiding 'kamerverhuur'. Dit is in overeenstemming met een recent verleende vergunning en is opgenomen om onduidelijkheid over de ingebruikname van het pand te voorkomen.

Garageboxen

Een aantal bestaande garageboxen is zelfstandig bestemd als Wonen - garagebox en worden dus niet aangemerkt als bijgebouw bij een woning.

Bedrijf

De bestaande bedrijven zijn opgenomen in de bestemming Bedrijf. Zo nodig met een specifieke aanduiding.

Voor zover bedrijven niet zijn opgenomen in deze bestemming zijn zij door middel van een aanduiding toegelaten in de bestemming Gemengd als het perceel ook in zijn geheel voor het wonen mag worden gebruikt. In een enkel geval zal een bedrijf zijn aangeduid binnen de bestemming Wonen, het bedrijf wordt dan uitgeoefend in een bijgebouw.


Archeologische waarden

Het plangebied valt binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbelbestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregiem. Overigens is de begrenzing van de verschillende types van archeologische waarden op een aantal plekken cirkelvormig.

Gasleiding

De aanwezige hogedrukgasleiding is eveneens betrokken bij de planopzet en in beeld gebracht middels een dubbelbestemming.


Niet-gesprongen explosieven

Tenslotte is vanwege de zorgplicht van de gemeente ter zake van de mogelijke aanwezigheid van ongesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de regels een onderzoeksplicht opgenomen in verdachte gebieden.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid en afweging

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.

Ten aanzien van nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt verantwoording afgelegd volgens het bepaalde in artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening inzake de onderbouwing van de behoefte.

5.1 Het rijksbelang

Geconcludeerd kan worden dat in onderhavig bestemmingsplan geen onderwerpen aan de orde zijn zoals bedoeld in het Barro.

De mogelijkheden die het plan bevat, betreffen gaan nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. De woningbouwkavels en de bevoegdheid om een bedrijfsbestemming om te zetten in een woonbestemming waren reeds opgenomen in de geldende bestemmingsplannen. Het plan voorziet niet in uitbreidingsmogelijkheden.

5.2 Het provinciale belang

Geconcludeerd kan worden dat de aard van het bestemmingsplan zodanig is dat het provinciale beleid, anders dan vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, niet aan de orde is. Gelezen de Omgevingsverordening Gelderland gaat het om de volgende onderwerpen.

Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone

Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone worden beschermd door in bestemmingsplannen hiermee rekening te houden. Daarvoor vormt de Omgevingsverordening Gelderland de basis. In de Omgevingsverordening zijn de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone vastgelegd. Binnen het Gelders Natuurnetwerk worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. In de Groene Ontwikkelingszone worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied. Hiervan kan slechts worden afgeweken indien er geen reële alternatieven zijn, sprake is van redenen van groot openbaar belang, de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en samenhang zoveel mogelijk worden beperkt en gelijkwaardig worden gecompenseerd.

Woningbouw

Daar waar nog woningen vergund kunnen worden, is sprake van mogelijkheden die zijn overgenomen uit het vigerende plan. In onderhavig bestemmingsplan worden daaraan geen mogelijkheden toegevoegd.

In subregionaal verband worden de gemeentelijke woningbouwprogramma's op elkaar afgestemd. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de planningslijsten woningbouw. Geconstateerd is dat tot 2020 nog een behoefte bestaat aan 6.497 woningen (subregionaal).

Voor de gemeente Rheden geldt dat in de planningslijst woningbouw rekening is gehouden met de realisatie van 433 woningen (planningslijst 2015). In deze lijst is een post opgenomen voor 'diverse kleine plannen in alle kernen'. De onbenutte woningbouwkavels in het plangebied en de locatie waarop na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid beperkt woningbouw mogelijk is (het bouwvolume mag niet groter worden), komen ten laste van die post. Geconcludeerd kan worden dat op subregionaal niveau ruimte bestaat om deze woningen te ontwikkelen.

In juli 2016 heeft de subregio een behoefte tot 2025 geconstateerd van 9.098 woningen en om extra plancapaciteit gevraagd. Bij honorering van dat aantal kan voor de gemeente worden gesteld dat de toevallende plancapaciteit geen ruimte biedt voor nieuwe initiatieven.


Naast deze kwantitatieve vraag, is ook de kwalitatieve vraag een aspect dat getoetst dient te worden. Op subregionaal niveau blijkt een behoefte te bestaan naar woningen in een centrum-dorps en het landelijk bereikbaar woonmilieu. Dit deel van het dorp Rheden kan zoals hiervoor al is gemeld, gekenschetst worden als een centrum-dorps woonmilieu.

De woningen zijn voorzien in de dorpskern. Eengezinswoningen sluiten aan bij de lokale behoefte. Hiermee wordt voldaan aan het gestelde in de Omgevingsverordening Gelderland.

5.3 Het waterschapsbelang

In de Waterbeheerplannen van het waterschap Rijn en IJssel zijn geen projecten beschreven die nopen tot een regeling in onderhavig plangebied.

Of een bestemmingsplan het belang van het waterschap raakt, wordt door het waterschap getoetst.

De belangen van het waterschap zijn binnen het watertoetsproces mee gewogen.

In het plangebied ligt geen (gedeelte van een) grondwaterbeschermingsgebied.

5.4 Onderzoeken

Hier wordt de afweging beschreven die gemaakt is bij het leggen van de toepasselijke bestemmingen. Indien noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen, wordt ingegaan op het opgestelde rapport.

5.4.1 Milieuzonering

kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstanden voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. Deze nota is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van inrichtingen in onderhavig plangebied en bij de indeling van de lijsten met toe te laten functies binnen de gegeven bestemmingen.

beoordeling

Het plangebied kan worden gekarakteriseerd als gebied waar voor een deel functiemenging plaatsvindt. Het gebied rondom de Arnhemsestraatweg en de spoorlijn en het oostelijk deel van het plangebied kan worden aangemerkt als gemengd gebied. Er is sprake van een verhoogd achtergrondniveau door de aanwezigheid het spoor, en de wegen en een aantal bedrijven en het gezoneerde industrieterrein Haveland.

Vanwege de gebiedstypering gebied met functiemenging is het mogelijk om voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan voor een rustige woonwijk wordt geadviseerd. Andere delen van het dorp kunnen qua milieuzonering worden aangemerkt als rustige woonwijk.

In het bestemmingsplan zijn een aantal bestemmingen opgenomen die relevant zijn voor de milieuzonering. Het betreft de volgende bestemmingen.

bestemming Bedrijf

Binnen deze bestemming is zijn een aantal functies mogelijk die vallen onder categorie 1 en 2. Specifiek aangegeven zijn de aanwezige bedrijven, een groothandel, een kantoor en een verkooppunt van motorbrandstoffen (zonder LPG). Dit betreft reeds aanwezige bedrijven.

bestemming Gemengd - 2

Binnen deze bestemming is een aantal functies mogelijk die vallen onder categorie 1 en 2.

bestemming Horeca

De bestaande horeca-inrichting waar geen sprake is van een andere functie ter plekke, is door middel van een bestemming toegelaten. Daarin is een onderscheid gemaakt tussen de verschillende bedrijfstypen. Het aanwezige bedrijfstype is ingedeeld in categorie 2a.

bestemming Sport

De aanwezige sportvelden aan de zuidflank zijn bestemd als Sport. Er is een groot scala aan binnen- en buitensporten toegestaan, echter geen lawaaiveroorzakende sporten. Een zwembad is vanwege de grote toeloop in drukke periodes alleen toegestaan waar specifiek aangeduid.

bestemming Maatschappelijk - 1

Binnen deze bestemming zijn een aantal maatschappelijke voorzieningen mogelijk die vallen onder categorie 1 en 2 zoals een school en kerk. Aangezien het huidige hinderniveau uitgangspunt is, is ook bij nieuw vestiging een voorziening in categorie 2 toelaatbaar.

aanduiding b (bedrijf)

Op diverse locaties is in het plangebied een bedrijf toegelaten. Gezien de ligging zijn hier bedrijven van categorie 1 en 2 toelaatbaar. Aan de Worth Rhedenseweg 66 is specifiek een brandweerkazerne toegelaten.

aanduiding bmv (bijzondere maatschappelijke voorziening)

Deze aanduiding is gelegd op de 'verzorgingshuizen'. In die huizen, die zijn bestemd voor Maatschappelijk - 1 zijn voorzieningen aanwezig voor de bewoners maar ook voorzieningen waarvan de buurt gebruik kan maken. Die voorzieningen zijn qua milieuzonering mogelijk

aanduiding co (cultuur en ontspanning)

In het plangebied is op een locatie cultuur en ontspanning toegelaten. Dit is qua milieuzonering mogelijk.

aanduiding dh (detailhandel)

Op diverse locaties is in het plangebied detailhandel toegelaten. Dit is qua milieuzonering mogelijk.

aanduiding dv (dienstverlening)

Op diverse locaties is in het plangebied dienstverlening toegelaten. Dit is qua milieuzonering mogelijk.

aanduiding horeca

Op een aantal locaties is horeca toegelaten, naast andere functies. Het betreft vormen van horeca uit de lichtere categorieën (1a en 1b).

aanduiding k (kantoor)

Op divers locaties is in het plangebied een kantoor toegelaten. Dit is qua milieuzonering mogelijk.

aanduiding sw-hv (hobbymatig houden van vee)

Op een locatie in het plangebied is het mogelijk om beperkt hobbymatig vee te houden.

aanduiding sport

De aanduiding Sport betreft sportieve binnenactiviteiten welke plaatsvinden binnen de bestemming Gemengd-2.

aanduiding prr (praktijkruimte)

Op diverse locaties is in het plangebied een praktijkruimte toegelaten. Dit is qua milieuzonering mogelijk.

aanduiding vl (verenigingsleven)

Deze aanduiding betreft het verenigingsleven (verenigingsgebouw) niet zijnde sport. Dit is qua milieuzonering mogelijk.

aanduiding kinderboerderij

De aanwezige kinderboerderij is positief geregeld. Uitsluitend waar aangeduid is deze toegestaan. Dit is qua milieuzonering mogelijk.

aanduiding vm (verkooppunt motorbrandstoffen)

In het plangebied is een benzinestation gevestigd. Binnen de bestemming Bedrijf is een verkooppunt voor motorbrandstoffen specifiek aangeduid. De verkoop van lpg is niet toegelaten. Dit bestaand bedrijf kan positief bestemd worden.

aanduiding skatebaan

In het plangebied is een skate- annex skeelerbaan aanwezig. Deze kan positief geregeld worden.

aanduiding zb (zwembad)

Uitsluitend daar waar aangeduid is een (buiten)zwembad toegestaan. Dit vanwege de toeloop in drukke periodes.

aanduiding begraafplaats

De aanwezige begraafplaats is positief geregeld en uitsluitend toegestaan waar aangeduid.

De bestaande inrichtingen in het plangebied vallen onder de toegelaten bestemmingen en categorieën.

conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.2 Bodemverontreiniging

kader

Daar waar het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden biedt en die tevens volgens de paragraaf hierboven verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

beoordeling

Het voorliggende bestemmingsplan nog twee bouwvlakken die zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan waar tot op heden niet is gebouwd. Het betreft de volgende locaties:

  • Groenestraat tussen 11 en 11a
  • Steenbakkersweg tussen 19 en 21

De bestaande rechten worden in het voorliggende plan overgenomen. Bodemonderzoek wordt in dit kader daarom niet verricht.

Verrichte onderzoeken

Er zijn geen locaties waar het voorliggende bestemmingsplan bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.

Conclusie

Het aspect bodemverontreiniging vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan

5.4.3 Niet-gesprongen explosieven

kader

Bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt zoals is vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015 vanwege de gemeentelijke zorgplicht bij het leggen van bouwvlakken in verdachte gebieden een onderzoek gevraagd naar de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven.

beoordeling

Voor het nu voorliggende plan is geen nader onderzoek noodzakelijk. In het kader van een te verlenen omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en gebruiken kan volgens de regels van dit plan een onderzoek nodig zijn. Dit kan aan de orde zijn indien de locatie ligt in de aangeduide zone.

conclusie

Het aspect niet-gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.4 Geluid

kader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.

De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidsgevoelige bestemmingen'.


De Wgh kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde'). Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen moeten dan onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard.

Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'.

De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48 dB tot en met 53 dB in buitenstedelijk gebied en in stedelijk gebied van 48 dB tot 63 dB en voor spoorweglawaai 55 dB tot en met 68 dB.

Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.

In de op 27 april 2015 vastgestelde Nota Hogere Waarden Wet geluidhinder Rheden 2015 hebben Burgemeester en Wethouders vastgelegd hoe zij omgaan met het verlenen van hogere grenswaarden.

Railverkeer

In de onderstaande figuur staan de geluidscontouren aangegeven van de spoorlijn in Rheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0010.png"

Wegverkeer

In de onderstaande figuur staan de geluidscontouren (Lden, situatie 2024) aangegeven van het wegverkeer in Rheden (Bron Icinity gemeente Rheden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0011.png"

Legenda:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0012.png"

In het onderstaande schema staat een overzicht van gebouwen in het dorp Rheden, per classificatie.

Gebouwen   Classificatie  
1546   0-45 Lden  
784   45,0 – 50,0 Lden  
442   50,0 – 55,0 Lden  
224   55,0- 60,0 Lden  
10   60,0 -65 Lden  

In de bovenstaande gegevens is rekening gehouden met de geluidscorrectie volgens artikel 110 Wgh. Hierbij worden de wegen met een wettelijk toegestane snelheid van 70 km/h en hoger gecorrigeerd met 2 dB en alle wegen met een wettelijk toegestane snelheid onder de 70 km/h gecorrigeerd met 5 dB.

Industrie

Ten oosten van het plangebied ligt het industrieterrein Haveland. Het industrieterrein Haveland ligt niet in het plangebied. Wel ligt een deel van de geluidzone (het gebied tussen de industrieterrein en de 50 dB(A) zonegrens in het bestemmingsplan.

Haveland is een gezoneerd industrieterrein in het kader van de Wet Geluidhinder.

Binnen een gezoneerd industrieterrein is de vestiging mogelijk van 'grote lawaaimakers'. Dit zijn inrichtingen die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit (IvB Wet Milieubeheer). Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het totale industrieterrein niet meer zijn dan 50 dB(A).

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0013.png"

Op de onderstaande afbeelding staat de grens van het gezoneerde industrieterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0014.png"

Op de onderstaande afbeelding staat de zonegrens aangeven. De 50 dB(A) contour wordt in het bestemmingsplan overgenomen van het vigerende bestemmingsplan Rheden-Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0015.png"

Op grond van Hoofdstuk 5 van de Wet geluidhinder wordt bepaald dat voor elk industrieterrein waarop de vestiging van bepaalde luidruchtige inrichtingen mogelijk is, een rond dat terrein gelegen zone dient te zijn vastgesteld. De zone definieert een aandachtsgebied rond een industrieterrein waaraan bepaalde restricties zijn verbonden.

Deze restricties volgen ten eerste uit artikel 53 van de wet: buiten de zone mag de geluidbelasting vanwege het terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan; de zone vormt hierdoor een norm die bij milieuvergunningverlening in acht dient te worden genomen.

Een tweede restrictie verbonden aan een zone vloeit voort uit het bepaalde in de artikel 59: binnen de zone gelden voor de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste toelaatbare geluidbelastingen vanwege het industrieterrein; binnen de zone ontstaat hierdoor een beperking voor bijvoorbeeld de bouw van een woning. Vastgesteld kan worden dat de wetgever met behulp van een zone een scheiding aanbrengt tussen ruimtegebruikers met concurrerende belangen.

beoordeling

Binnen de zones van de spoorlijn, wegen en het gezoneerde industrieterrein zijn geen nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen voorzien.

Daar waar op basis van een geldende bestemmingsplan een dove gevel is voorgeschreven, is dit in de planregels meegenomen.


conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.5 Externe veiligheid

kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Voor transportassen d.w.z. verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt in deze paragraaf ook aandacht besteed aan de gasdruk regel- en meetstations.

Al die besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Daarbij worden twee soorten risico beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. De veiligheidszone/ plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De veiligheidszone wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd.

In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.

Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.

Verder zijn in het plangebied een aantal gasdruk regel- en meetstation gelegen. Gasdruk regel- en meetstations vallen onder de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

beoordeling

Aan de orde is opnieuw vaststellen van een bestemmingsplan voor de woongebieden in Rheden. In het plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Risicoveroorzakende activiteiten

In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risico- veroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:

a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

Voor het wegverkeer is de A348 gelegen ten zuiden van het plangebied relevant. De spoorlijn ligt ten noorden van het plangebied. De IJssel is niet relevant.

b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In het noorden van het plangebied ligt ten zuiden van de Arnhemsestraatweg een hoge drukaardgasleiding.

c. Bedrijven die vallen onder het Bevi

Binnen het plangebied bevindt zich geen Bevi bedrijf. Buiten het plangebied bevinden zich ook geen Bevi bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.

ad a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

Uit de brief van de Omgevingsdienst Regio Arnhem van 22 februari 2016 blijkt dat de spoorlijn geen veiligheidszone heeft en ook geen plasbrandaandachtsgebied. De hoogste orientatiewaarde bedraagt 0,126 maal de orientatiewaarde ter hoogte van de Parallelweg en de Haverweg. Het plan is overwegend conserverend van aard.

Uit het Onderzoeksrapport externe veiligheidsrisico's op provinciale wegen in Gelderland; januari 2011 blijkt dat de A348 geen PR-6 contour heeft en dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico lager is dan 0,1.

Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht omdat het groepsrisico

  • 1. lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde
  • 2. hoger is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde en de toename van de het GR minder is dan 10%.

Ad b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In opdracht van de Milieusamenwerking Regio Arnhem heeft Save een onderzoek uitgevoerd (onderzoek Externe veiligheid buisleidingen MRA van 6 februari 2012). Uit dit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een significante bevolkingsdichtheid binnen de 100 % letaliteitcontour. Het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Er is dus geen sprake van een groepsrisicoaandachtspunt.

Omdat binnen het invloedsgebied van de leidingen een ruimtelijk besluit genomen wordt, dient de gemeente invulling te geven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Voor de leiding kan worden volstaan met invulling van de 'beperkte' verantwoordingsplicht, dit omdat de hoogte van het groepsrisico niet boven de 0,1 maal van de oriëntatiewaarde uit komt. De volgende aspecten zijn dan van belang: aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied, mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding van de omvang van een ramp of zwaar ongeval, mogelijkheden van personen in het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen.

Verantwoordingsplicht

Hieronder staat per risciobron de verantwoordingsplicht.

Risicobron   Beperkte en uitgebreide verantwoording?   Onderdelen verantwoordingsplicht   Verantwoording  
Rail   Beperkte verantwoordingsplicht:
De hoogste oriëntatiewaarde bedraagt 0,126 maal de oriëntatiewaarde en de toename van de het GR minder is dan 10%.  
Mogelijkheden rampenbestrijding

Mogelijkheden zelfredzaamheid
 
Het bestemmingsplan is conserverend. Er zijn geen grote nieuwe ontwikkelingen in het plangebied

 
Weg   Beperkte verantwoordingsplicht:
Provinciale wegen:
De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico lager is dan 0,1.  
Mogelijkheden rampenbestrijding

Mogelijkheden zelfredzaamheid
 
Het bestemmingsplan is conserverend. Er zijn geen grote nieuwe ontwikkelingen in het plangebied

 
Buisleiding   Beperkte verantwoordingsplicht omdat de hoogte van het groepsrisico niet boven de 0,1 maal van de oriëntatiewaarde uit komt.   Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied.

Mogelijkheden rampenbestrijding

Mogelijkheden zelfredzaamheid
 
Het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde.
Het bestemmingsplan is conserverend. Er zijn geen grote nieuwe ontwikkelingen in het plangebied

 


Ten aanzien van gasdrukregel- en meetstations kan worden vermeld dat Liander eigenaar van een aantal gasdrukregel- en meetstations in het plangebied. Op deze stations zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) van toepassing. Voor alle gasdrukmeet- en regelstations in het plangebied is bekeken of ze voldoen aan de afstanden uit het Activiteitenbesluit. Binnen een zone van 6 meter zijn bij de bestaande gasdrukmeet- en regelstations geen kwetsbare objecten toegelaten in het bestemmingsplan. Daarmee worden de aan het houden afstanden uit het Activiteitenbesluit gerespecteerd. Op de verbeelding worden geen veiligheidszones opgenomen. De gasdrukmeet- en regelstations kunnen vergunningsvrij worden gebouwd. Dergelijke nutsvoorzieningen worden daarom niet getoetst aan het bestemmingsplan. Het opnemen van een veiligheidszone geeft dan de indruk dat alleen een gasdrukmeet- en regelstations kan worden gebouwd binnen een veiligheidszone.

conclusie

Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico als aanvaardbaar beschouwd. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

Gas druk regel en meetstations

In het plangebied zijn een aantal gasdruk regel- en meetstation gelegen. Gasdruk regel- en meetstations vallen onder de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Liander is eigenaar van een aantal gasdrukmeet- en regelstations in het plangebied. Op deze stations zijn de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) van toepassing. Voor alle gasdrukmeet- en regelstations in het plangebied is bekeken of ze voldoen aan de afstanden uit het Activiteitenbesluit. Binnen een zone van 6 meter zijn bij de bestaande gasdrukmeet- en regelstations geen kwetsbare objecten toegelaten in het bestemmingsplan. Daarmee worden de aan het houden afstanden uit het Activiteitenbesluit gerespecteerd. Op de verbeelding worden geen veiligheidszones opgenomen. De gasdrukmeet- en regelstations kunnen vergunningsvrij worden gebouwd. Dergelijke nutsvoorzieningen worden daarom niet getoetst aan het bestemmingsplan. Het opnemen van een veiligheidszone geeft dan de indruk dat alleen een gasdrukmeet- en regelstations kan worden gebouwd binnen een veiligheidszone.

5.4.6 Natuurwaarden

kader

De bescherming van gebieden is vastgelegd de Wet Natuurbescherming en de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). Voor de bescherming van soorten geldt de Wet Natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van gebieden vindt op rijksniveau plaats via de Wet natuurbescherming. Op Provinciaal niveau vindt dit plaats via de Omgevingsverordening Gelderland, waarin het Gelders Natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone zijn aangewezen. In de paragrafen 5.1 en 5.2 worden de achtergronden en beschermingsdoelstellingen van deze wet- en regelgeving weergegeven.

Soortenbescherming

Soortenbescherming vindt eveneens plaats via de Wet natuurbescherming. In paragraaf 5.1 worden de achtergronden en beschermingsdoelstellingen van deze wet weergegeven.


beoordeling

Natura 2000

Het plangebied ligt buiten het Natura 2000-gebied Veluwe en Rijntakken. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogleijk die een mogelijk effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000-gebieden.

Ligging tussen Natura 2000-gebieden Veluwe en Rijntakken

Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone

Het plangebied grenst aan het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone.

Aan de zuidwest-zijde van Rheden overlapt de Groene Ontwikkelingszone met een deel van het bestemmingsplan. De bestemming van dit deelgebied is grotendeels Groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPRH2016-VA01_0016.png"

Ligging ten opzichte van Gelders Natuurnetwerk (donkergroen) en Groene Ontwikkelingszone (lichtgroen)

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe functies mogelijk waardoor de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone kunnen worden aangetast.

Wet natuurbescherming - soortenbescherming

Bij het uitvoeren van werkzaamheden dient altijd te worden beoordeeld of wordt voldaan aan de vereisten voor soortenbescherming op grond van de Wet natuurbescherming (voorheen geregeld in de Flora- en faunawet). Het bestemmingsplan is vooral conserverend van aard. Dit betekent dat de Wet natuurbescherming de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg zal staan. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt, dat ten allen tijde rekening moet worden gehouden met de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet natuurbescherming.


conclusie

De uitvoering van het bestemmingsplan is niet in strijd met de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet.

5.4.7 Cultuurhistorie

kader

Vanaf 2007 geldt de verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden die onder andere de Monumentenwet 1988 vervangt.

Ten aanzien van archeologie blijven belangrijke punten:

  • nadruk op 'behoud in situ'; archeologische resten moeten zoveel mogelijk in de bodem zelf bewaard blijven;
  • toepassing van het principe dat de verstoorder betaalt. De initiatiefnemer/ projectontwikkelaar betaalt de kosten voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek;
  • maar is het vergunningenstelsel voor opgravingen vervangen door een certificeringstelsel. Alleen conform de bepalingen van de Erfgoedwet gecertificeerde bedrijven en overheidsdiensten mogen een opgraving verrichten. In de wet is voorzien in een overgangsbepaling.

Daarnaast dient in deze toelichting beschreven te worden de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

beoordeling

De mate waarin een verwachting op het aantreffen van relicten bestaat, is vastgelegd in een paraplubestemmingsplan. Dat recente bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïncorporeerd. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd zijn. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijk) waardevolle relicten. Dat melden dient terstond te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS)

Ten aanzien van de bovengrondse cultuurhistorische waarden wordt in onderhavig bestemmingsplan (wederom) op perceelsniveau de ligging van het hoofdgebouw vastgelegd. Voor bestemmingen waarbij in het geldende bestemmingsplan eerst alleen een bouwhoogte was voorgeschreven, is nu ook het aantal bouwlagen vastgelegd. De waarden worden ook beschermd door het toelaten van bijgebouwen tot een afstand van (meestal) 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

Voor de monumenten is een maatvoering opgenomen waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte leidend is. Dit betreft de volgende, als monument aangewezen panden:

  • Arnhemsestraatweg, nrs. 15a t/m e, 67, 69, 71, 73, 79, 81, 167;
  • Arnhemseweg 49;
  • Dorpsstraat, nrs. 51, 53, 54, 55, 70;
  • Groenestraat 10;
  • Laakweg 19,
  • Mauritiusstraat 47;
  • Veerweg 97;
  • Worth Rhedenseweg nrs. 30, 32, 34, 36, 38, 40, 42, 44, 46, 48, 50, 52, 54, 56, 58, 60, 62, 64.

De cultuurhistorische waardevolle gebieden zijn in het bestemmingsplan op de verbeelding aangeduid en beschermd door specifieke regels. De instandhouding van het open stedenbouwkundig karakter en van het representatieve straatbeeld en het behoud van cultuurhistorische waarden staan hierbij voorop.

Een gemeentebrede visie wordt opgesteld. Daarin zal ook de bescherming van aanwezige waarden aan de orde komen.

conclusie

Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaat geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.

5.4.8 Water

kader

Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoud- kundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding. Hierbij wordt opgemerkt dat het in dit geval het actualiseren van bestemmingsplannen betreft.

beoordeling

Dit betekent dat bestemmingen worden gelegd op bestaande bebouwing en nagenoeg altijd volgens bestaand gebruik. Bij dit plan is het omgaan met hemelwater aan de orde. In dat verband zou worden gehanteerd de volgorde: water zoveel mogelijk vasthouden, vervolgens het overtollig water tijdelijk bergen en in de laatste plaats het afvoeren van water. Omgaan met hemelwater en met grondwater is geregeld in de in oktober 2015 vastgestelde verordening “Afvoer hemelwater en grondwater Rheden”.

Het realiseren van nieuwe watergangen is niet aan de orde, binnen het plangebied is beperkt oppervlaktewater aanwezig (met name aan de zuidrand).

In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.

Waterhuishoudkundige aspect   Relevant   Omschrijving  
1   veiligheid   nee   In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel. De Beleidslijn grote rivieren (2006) is niet van toepassing.  
2   wateroverlast   nee   Er is geen toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m² dat loost op oppervlaktewater.
In het plangebied bevinden zich geen natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en/of overstromingsvlaktes. Wateroverlast door hemelwater vindt momenteel op zeer beperkte schaal plaats maar kan in de toekomst –als gevolg van een veranderend klimaat- vaker optreden.  
3   riolering   ja   Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen- afvoeren).  
4   watervoorziening   nee   Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied.  
5   volksgezondheid   nee   Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Rekening moet worden gehouden met het minimaliseren van milieuhygiënische risico's.  
6   bodemdaling   nee   In het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond. Eventuele zettingen zijn niet relevant.  
7   grondwateroverlast   ja   In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn.  
8   oppervlaktewater- kwaliteit   ja   Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig.  
9   grondwaterkwaliteit   nee   Binnen het plangebied ligt geen grondwater- beschermingsgebied voor een drinkwatervoorziening  
10   verdroging   nee   Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.  
11   natte natuur   nee   Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.  
12   inrichting en beheer   ja   Binnen het plangebied bevindt zich oppervlaktewater dat in beheer is bij het waterschap Rijn en IJssel. Hierop is de Keur van het waterschap van toepassing.  

De uitkomsten van de tabel geeft aanleiding voor de volgende toelichting.

Ad 3 riolering

In het plangebied wordt afvalwater ingezameld en afgevoerd via de riolering. Voor de afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is de gemeentelijke aansluitverordening van toepassing. De riolering in het gebied moet het afvalwater doelmatig inzamelen en afvoeren. Riooloverstortingen (bij hevige regenbuien) op het oppervlaktewater moeten worden beperkt. Dit wordt onder andere bereikt door het afkoppelen van hemelwater en de aanleg van bergingsvoorzieningen. In het plangebied is overwegend een gemengd rioolstelsel aanwezig. Er is plaatselijk een gescheiden riolering aangelegd: dat wil zeggen een afzonderlijk vuilwater- en hemelwaterriool.

Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via het gemengde riool. Het streven is om ook het hemelwater niet af te voeren via het gemengde riool. Bij nieuwe ontwikkelingen moet het hemelwater worden afgevoerd conform de regels uit de Verordening afvoer hemelwater en grondwater Rheden (2015). Hemel- en afvalwater dienen van elkaar gescheiden te worden aangeboden te worden, op de erfgrens van het perceel.

In het plan zijn alle rioleringsvoorzieningen toegestaan, onder andere boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen, bergingskelders, rioleringen en IBA's (Individuele Behandeling Afvalwater). Ter voorkoming van bodem- en/of grondwaterverontreiniging moeten uitlogende en verontreinigende materiaaltoepassingen vermeden worden. Aan gezien het onderhavige plan betreft actualiseren van van bestemmingsplannen voor een reeds bebouwd gebied, zal alleen in het voorkomende geval uit onderzoek moeten blijken weke maatregelen mogelijk zijn.

Ad 7 Grondwateroverlast

Het plangebied ligt in het zuiden in een zogenaamde grondwaterfluctuatiezone zoals die rondom de Veluwe wordt aangetroffen. Deze fluctuatiezone is een gebied waar hoge grondwaterstanden kunnen voorkomen. Door klimaatverandering zal de kans op hogere grondwaterstanden in deze zone toenemen. Hierdoor kunnen problemen ontstaan voor bepaalde gebruiksfuncties. In het plangebied is sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn.

Ad 8 Oppervlaktewaterkwaliteit

Goede waterkwaliteit van het oppervlaktewater is het uitgangspunt. Binnen het plangebied ligt de voormalige rivierloop 'de Laak'. De drie overstorten op deze waterpartij vormen geen bedreiging (meer) voor de waterkwaliteit. De gemeente voldoet aan de eisen van het waterkwaliteitsspoor.

Ad 12 Beheer en inrichting

Binnen het plangebied bevindt zich oppervlaktewater dat in beheer is bij het waterschap Rijn en IJssel. Hierop is de Keur van het waterschap van toepassing. Voor veranderingen aan het water(systeem) en werkzaamheden nabij het water is mogelijk een melding en/of Keurvergunning nodig. Hiervoor kan contact worden opgenomen met het waterschap Rijn en IJssel.


conclusie

Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.9 Luchtkwaliteit

kader

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan of blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
  • Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan dan wel het verlenen van een omgevingsvergunning voor een projectafwijking in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.

beoordeling

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan al was toegelaten in de geldende bestemmingsplannen. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.


conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.10 Milieueffectrapportage

kader

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.


Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.


Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.


beoordeling

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De conclusie is dat het kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.


conclusie

Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.


In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming van) bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de vaststelling van de bestemmingsplannen Rheden-Oost en Rheden-West.

6.2 Procedure bestemmingsplan

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het beroepschrift.

6.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

6.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder 6.3.2. Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan.

6.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op de planregels.

Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, voor zover dit aan de orde is.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologische onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.

Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip 'bijgebouw' (1.18) kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term 'bijbehorend bouwwerk' waar in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.

Wijze van meten  

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Bedrijf

Binnen deze bestemming zijn rechtstreeks bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de Bijlage 2 Lijst bedrijfactiviteiten gemengd gebied. Dit betreft diverse geselecteerde bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 1 en 2 van de VNG-bedrijvenlijst. Omdat de in de bedrijvenlijst opgenomen indeling voortvloeit uit activiteiten van het gemiddelde bedrijf in de betreffende sector, moge duidelijk zijn dat (aanzienlijke) afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde bedrijf mogelijk zijn. Ter ondervanging van eventuele onvolkomenheden van de gekozen systematiek en om op eenvoudige wijze te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is hieromtrent een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Hierdoor kunnen bedrijven worden toegelaten die naar de aard van de bedrijvigheid alsmede qua bedrijfsomvang vergelijkbaar zijn met de bedrijven, die in de betreffende categorieën zijn genoemd. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven qua hinder en/of gevaar geen onevenredige afbreuk doen aan het woon-/leefmilieu. Raadpleging van een milieudeskundige wordt hierbij aanbevolen. In aanvulling zijn een aantal -bestaande- bedrijfsmatige activiteiten aangeduid. Deze activiteiten zijn niet vermeld in de lijst, maar zijn niettemin acceptabel ter plekke en worden dan ook geaccepeteerd.

Gemengd - 2

Deze bestemming laat in de basis het wonen toe met in combinatie daarmee een nevengeschikt gebruik voor een andere functie. De andere functie is nader aangeduid en omschreven. Voor rangschikking onder categorie Gemengd - 1 is niet gekozen vanwege de ligging buiten de centrale hoofdstructuur van het dorp. Gemengd-1 komt dan ook niet in het plangebied voor.

Voor woningen geldt dat standaard per bouwvlak 1 woning is toegestaan tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen dan wel op de bestaande planologische rechten. De voorheen geldende beperkingen ten aanzien wonen op de begane grond zijn vervallen. Een in de plint leegstaand pand met een woning op de verdieping kan aldus eenvoudig worden omgezet in één 'grote' woning.

Ten aanzien van kamerverhuur kan worden opgemerkt, dat bij iedere woning -maar niet in een vrijstaand bijgebouw- maximaal aan 2 personen kamers mogen worden verhuurd aan personen die niet tot het huishouden behoren (waaronder niet begrepen wordt bed en breakfast, dit valt onder de regeling van aan huis gebonden beroepen/bedrijven). Dit volgt uit de begripsbepaling van woning (artikel1.80). Kamerverhuur die niet verbonden is met een gebruik als woning is alleen mogelijk als hiervan al legaal sprake was bij de vaststelling van het voorliggende plan.

Verder is het toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan - is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.

Voor diverse aangeduide functies geldt, dat een koppeling is gemaakt met de een lijst. Ter plekke worden de aangegeven activiteiten uit de genoemde categorieën van de betreffende lijst acceptabel geacht. Met een afwijking kan ruimte worden geboden aan een functie van gelijke aarde en van gelijke invloed.

Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering van aantal bouwlagen, hetzij de meer specifieke benadering van handhaving van bestaande goothoogtes en bouwhoogtes. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak. Bij handhaving van goothoogte/hoogte is dit niet het geval. Deze laatste benadering is toegepast op panden waar dit vanuit het behoud van de (stedenbouwkundige) karakteristiek gewenst is. Ook voor monumenten geldt dit voor alle duidelijkheid. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.

Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspercentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Groen

Deze bestemming betreft (openbaar) en structureel groen, beeldbepalend groen en buurtoverstijgend groen. Eventuele paden door het groen zijn mogelijk. Ook kan er een ontsluiting naar het aangrenzende perceel worden aangebracht. Hieronder vallen ook inritten.

Om in de praktijk tot op een acceptabel niveau in te kunnen spelen op een gesignaleerde behoefte, is het toegestaan dat een beperkt deel van het als Groen aangegeven bestemmingsvlak mag worden ingericht voor verkeersdoeleinden. Het gaat daarbij om een strook van maximaal 1 meter breed gemeten vanaf de rand van de bestemming Groen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het verleggen van trottoirs. Daarnaast is het mogelijk om na het toepassen van de afwijkings- bevoegdheid een groter deel van de bestemming Groen aan te wijzen voor verkeers- doeleinden. Echter hiervoor is nadrukkelijk een en cultuurhistorische en steden- bouwkundige afweging vereist.

De kinderboerderij is middels een aanduiding positief geregeld. Dit geldt ook voor de aanwezige skatebaan en het gemaal.

Maatschappelijk - 1

De maatschappelijke voorzieningen welke geen instellingen betreffen zijn ondergebracht in de bestemming Maatschappelijk - 1. Rechtstreeks toegestaan zijn de voorzieningen welke zijn genoemd in de Lijst maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan welke niet voorkomen op de lijst, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de voorzieningen die wel zijn genoemd. Dit zal ik het kader van een afwijkingsprocedure beoordeeld moeten worden. In alle gevallen dient het te gaan om een maatschappelijke voorziening. Het begrip maatschappelijke voorziening is beschreven in de begripsbepalingen (artikel 1.53 maatschappelijke voorzieningen).

Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 2.

Verder is van belang dat ter plaatse van de begraafplaats uitsluitend een begraafplaats is toegestaan en geen andere instelling. Directe inwisselbaarheid naar een andere functie ligt niet voor de hand.

Maatschappelijk - 2

Deze bestemming betreft instellingen welke niet onder de woonfunctie kunnen worden gebracht vanwege het medisch-verzorgende karakter. De termen begeleid wonen en instelllingswonen zijn hiertoe gedefinieerd in de artikelen 1.13 en instellingswonen. De definities laten een onderscheid zien met kamerverhuur (valt onder woonfunctie indien daar toegestaan), bijzondere woonvormen (valt onder woonfunctie), en zorgwoningen (valt onder woonfunctie).

Van belang is, dat een regeling is opgenomen voor de partners van de geïndiceerden. Deze mogen hun intrek nemen in de instelling om bij hun geïndiceerde partner te kunnen blijven wonen. Daarbij moeten de partners voordien al duurzaam samen hebben geleefd. Na vertrek of overlijden van de geïndiceerde partner mag de andere partner blijven wonen. Overigens is het uiteindelijk de instelling zelf die bepaalt of van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.

Ten behoeve van de noodzakelijke begeleiding/toezicht is een bedrijfswoning toegestaan.

Opgemerkt wordt dat binnen de bestemming tevens zorgwoningen zoals gedefinieerd in artikel 1.85 worden toegelaten. Dit om een uitwisseling tussen intramurale en extramurale verzorging mogelijk te maken en ingespeeld kan worden op de behoefte. Door de koppeling blijven voorts locaties aanwezig om de op termijn weer groeiende behoefte -tot het huidige niveau- aan intramurale voorzieningen op te vangen. Het verzekert voorts dat voor de doelgroep geschikte woningen aanwezig zijn in de nabijheid van een zorgaanbieder waardoor verschillende vormen van zorg ook in de toekomst goed kunnen worden gefaciliteerd. En maakt het mogelijk om gericht aanpassingen uit te voeren in het openbare gebied voor de bewoners van deze zorglocaties.

Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 2.

Sport

De bestemming sport betreft de sportvelden en -faciliteiten aan de zuidflank. Er ois een grote mate van uitwisselbaar. Lawaaisporten waaronder in elk geval m.e.r.plichtige activiteiten (zie 1.51) zijn niet toegestaan ter beperking van overlast. Middels aanduidingen zijn een aantal aanvullende functies toegestaan dan wel is de exacte situering voorgeschreven.

Tuin

Deze bestemming ziet op gronden die als tuin in gebruik zijn en die in beginsel vrij van gebouwen dienen te blijven. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt, dat de toegestane hoogte afhankelijk is van de situering. Als het gaat om de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen die worden geplaatst op hoekpercelen die grenzen aan openbaar groen of wel aan de openbare weg, geldt dat de een hoogte van 2 m is toegestaan mits de afscheidingen zijn geplaatst achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Door uit te gaan van de oorspronkelijke achtergevel wordt aangesloten bij het Besluit omgevingsrecht. In andere gevallen mogen de afscheidingen maximaal 1 m hoog zijn. Een uitzondering geldt voor afscheidingen binnen de aanduiding overige zone- stedenbouwkundig waardevol, alwaar in alle gevallen een maximale hoogte van 1 m geldt. Voor de volledigheid verwijst dit artikel door naar de betreffende bepaling.

Hierbij wordt opgemerkt dat burgemeester en wethouders een beleid hebben vastgesteld over de wijze waarop zij omgaan met hun wettelijke bevoegdheid om omgevingsvergunningen te verlenen buiten de bepalingen van het bestemmingsplan om. Deze bevoegdheid op grond van het Besluit omgevingsrecht is bedoeld voor zogenaamde 'kruimelgevallen'. In hun beleid hebben burgemeester en wethouders voorzien in een mogelijkheid om in bepaalde gevallen mee te werken aan hekwerken en toegangspoorten die qua maatvoering afwijken van het bestemmingsplan.

Verkeer

De aanwezige wegen zijn als zodanig bestemd en in beeld gebracht. Er zijn geen nieuwe wegen geprojecteerd. Opgemerkt wordt dat binnen deze bestemming de aanduiding evenementenplein voorkomt. Dit heeft betrekking op de locatie bij het Mr. B. van Leeuwenplein die voor dit doel gebruikt wordt.

Verkeer - parkeerterrein

Deze gronden zijn uitsluitend voorbehouden als parkeerterrein. Zij zijn daarom expliciet als zodanig bestemd.

Verkeer - railverkeer

Deze bestemming betreft de aanwezige railverbinding. Er zijn geen gebouwen aanwezig en ook niet toegestaan.

Water

Deze bestemming betreft structureel water. Binnen andere bestemmingen, bijvoorbeeld groen, is ook water mogelijk maar dit wordt niet gezien als structureel.

Wonen

Deze bestemming betreft de bestaande en nog te bouwen woningen (met uitzondering van de bedrijfswoningen). Daarnaast zijn de bestaande woonwagenlocaties geregeld.

Ten aanzien van kamerverhuur kan worden opgemerkt, dat bij iedere woning maximaal aan 2 personen kamers mogen worden verhuurd aan personen die niet tot het huishouden behoren (waaronder niet begrepen wordt bed en breakfast, dit valt onder de regeling van aan huis gebonden beroepen/-bedrijven). Dit volgt uit de begripsbepaling van woning (1.80). Kamerverhuur aan meerdere personen en niet gekoppeld aan ene gebruik als woning is slechts mogelijk in zoverre hiervan al legaal sprake was ten tijden van de vaststelling van het voorliggende plan.

Ingevolge de begripsbepaling van het begrip woning moet sprake zijn van een huishouden. Onder het begrip huishouden wordt niet alleen een gezin verstaan. Ook minder traditionele woonvormen verdragen zich met de bestemming Wonen, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. De nadruk ligt op het wonen en niet op het bieden van zorg en begeleiding. Een instelling die zich richt op bijvoorbeeld het begeleiden van mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking die in groepsverband samen wonen en gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen, geen permanente begeleiding behoeven en waarbij het de bedoeling is dat zij zo zelfstandig mogelijk functioneren, ook al is 24 uur per dag begeleiding aanwezig, past binnen dit begrip. Voor de inzichtelijkheid is daartoe het begrip bijzondere woonvorm opgenomen in het bestemmingsplan. Een instelling waar de behandeling van de bewoners voorop staat, past derhalve niet binnen de bestemming. Wel binnen de bestemming past bijvoorbeeld een woongroep van mensen met een beperking die elders worden behandeld.

Ten aanzien van zorgwoningen kan nog worden opgemerkt, dat ook deze binnen de bestemming Wonen standaard mogelijk zijn. De zorgwoning is een verbijzondering van het bredere begrip woning. 

Verder is nog sprake van een bedrijf en van een kantoor, welke beide niet vallen onder aan huis gebonden beroepen-/bedrijvenregeling (zie hierna). Vandaar dat deze specifiek zijn genoemd.

Per bouwvlak is in beginsel 1 woning is toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen dan wel op de bestaande planologische rechten. De benaming van de aanduiding maximum aantal wooneenheden vloeit voort uit de keuze die in de landelijke standaard is gemaakt. De term 'wooneenheden' heeft in deze geen op zichzelf staande betekenis, gedoeld wordt op het aantal woningen.

Verder is het ook hier toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis -opgenomen als Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan- is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, in de Parkeernormen voorwaarden zijn gesteld. In deze bijlage zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van deze bijlage bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag dan wel bij een functiewijziging.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.18 bijgebouw.

Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering uitgedrukt in aantal bouwlagen, hetzij de meer specifieke benadering van handhaving van bestaande goothoogtes en bouwhoogtes. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak. Bij handhaving van goothoogte/bouwhoogte is dit niet het geval. Deze laatste benadering is toegepast op panden waar dit vanuit het behoud van de (stedenbouwkundige) karakteristiek gewenst is. Ook voor monumenten geldt dit voor alle duidelijkheid. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.

Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspecentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd, dat evenwel groter is dan generiek is toegestaan. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Wonen - garagebox

Op enkele plekken is sprake van afzonderlijke garageboxen. Omdat het niet de bedoeling is dat deze aangemerkt worden als bijgebouw bij een woning, zijn deze afzonderlijk bestemd. Zij worden dus ook niet betrokken bij de berekening van oppervlaktes/bebouwingspercentages.

Leiding - Gas

Binnen het plangebied is sprake van een aardgastransportleiding. Deze dient uit oogpunt van veiligheidsbelang gereguleerd en beschermd te worden. De bestemmingsregeling betreft een dubbelbestemming. De onderliggende bestemmingen blijven intact, zij het dat het belang van de leiding prevaleert. Hiertoe is een nadere verplichting voor een omgevingsvergunning opgenomen voor bepaalde nader genoemde activiteiten. De activiteiten zijn toelaatbaar indien de belangen van de leiding niet worden geschaad. Deze afweging wordt gemaakt door het college van burgemeester en wethouders, nadat de leidingbeheerder hierover om advies is gevraagd.

Waarde - archeologie 1, 2 en 3

Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden.

In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.

Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). Waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevings- vergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).

Verwachtingswaarde   categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart   onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen   Dubbelbestemming  
terrein van cultuurhistorische waarde, opgehoogd erf, buitenplaats, kasteelterrein, kern historische nederzetting   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
hoge verwachting, mogelijk goede conservering   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
middelhoge verwachting   onderzoeksgebied   groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 2  
lage verwachting   archeologisch gebied met lage verwachting   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
water   waterbodems   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
bekende archeologische vindplaatsen en een straal van 25 m daaromheen     groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - archeologie 1  

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Om discussie te voorkomen is dit expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Rheden om dit niet toe te laten in onderhavige kern.

Voor evenementen, manifestaties, markten en standplaatsen (op het Dorpsplein en het mr. B. van Leeuwenplein) geldt, dat de legaal bestaande situaties worden gerespecteerd. Aan nieuwe situaties kan worden meegewerkt door het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid, waarbij moet worden getoetst aan de aangegeven criteria. Dit laat onverlet dat daarnaast ook moet worden voldaan aan de APV.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

De gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' heeft tot gevolg dat in het plangebied binnen deze aanduiding slechts onder voorwaarden geluidsgevoelige functies gerealiseerd mogen worden. De aanduiding vloeit voort uit de contour die ingevolge de Wet geluidhinder is vastgesteld rondom een geluidhinderlijke nrichting.

Het plan kent de aanduiding Overige zone - stedenbouwkundig waardevol. Van belang is dat de tuinen en andere gronden die zich binnen deze zone bevinden niet worden gezien als erf bij woning of bijvoorbeeld het kantoor. Daarom kunnen hier geen vergunningvrije bouwwerken worden geplaatst. Overige bouwwerken zijn op deze gronden wél toegestaan, omdat het verbieden hiervan als te beperkend wordt gezien. Om het waardevolle karakter te kunnen borgen, kunnen aan de overige bouwwerken nadere eisen worden gesteld, waarbij onder meer gedacht moet worden aan de mate van transparantie van een bouwwerk, zodat geen gesloten zicht ontstaat en het mogelijk blijft de aanwezige openheid te ervaren.

Verder kent het plan de aanduiding Veiligheidszone - niet-gesprongen explosieven. In de aangegeven gebieden kunnen mogelijk restanten aanwezig zijn van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Voor het verrichten van werkzaamheden dieper dan 30 cm is daarom een vergunning nodig. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden geldt deze vergunningplicht niet als uit een rapport blijkt dat de kans op het alsnog aantreffen van explosieven verwaarloosbaar klein is.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

6.4 Vergelijking met geldende bestemmingsplan

Er is naar gestreefd om binnen de nieuwe digitale systematiek dezelfde mogelijkheden te bieden als in het geldende bestemmingsplan. Wel met, zoals hiervoor al is aangegeven, een toets aan hedendaagse inzichten.

Los van de wijzigingen die voortvloeien uit de nieuwe landelijke digitale systematiek en de hiervoor opgesomde nieuwe woningbouwlocaties, is in onderhavig bestemmingsplan rekening gehouden met de (ruimere) mogelijkheden om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. Om die reden zijn veel activiteiten zonder nadere aanduidingen binnen de bestemming Wonen mogelijk. Daar waar geen andere activiteiten (meer) worden uitgeoefend en het pand als woonhuis in gebruik is, heeft het pand de bestemming Wonen gekregen.

Bestaand gebruik wordt binnen de gegeven bestemmingen toegelaten.

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de mogelijkheden van het nu voorliggende plan en van de achtergronden daarvan kan Hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan' geraadpleegd worden.

6.5 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

6.6 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • a. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, en
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, of
  • d. één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    • 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00, of
    • 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn, of
    • 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.

beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie van de geldende bestemmingsplannen. Waarbij in beginsel wordt aangesloten op het bestaande. Er is niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen. In hoofdstuk 4 wordt verder aangegeven hoe is omgegaan met actuele inzichten ten aanzien van plansystematiek en de gemaakte keuzes.


conclusie

Het verhaal van kosten is niet aan de orde en een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat gezien de beperktheid van de aanpassingen in de regels en verbeelding en de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan geen zodanige waardeveranderingen worden voorzien dat zij niet gedragen kunnen worden.

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

kader

De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen.


beoordeling

Gezien de gewenste participatie van inwoners, zijn deze in de gelegenheid gesteld om hun reactie op het voorontwerp van het bestemmingsplan kenbaar te maken. Hiertoe heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 7 juli 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Ook heeft er op 12 juli 2016 een informatieavond plaatsgevonden. Tijdens deze termijn konden reacties worden ingediend. Er zijn 10 reacties ingekomen welke hebben samengevat geleid tot de volgende aanpassingen:

  • Arnhemsestraatweg 135/135a: verduidelijken memo Arnhemsestraatweg 135 en bijbehorende regeling en inrichtingsplan;
  • Arnhemsestraatweg 135/135a: opnemen aanduiding 'parkeerterrein' aan de zuidzijde van de percelen ten behoeve van een eenduidige aansluiting op het inrichtingsplan;
  • versoepeling regeling niet-gesprongen explosieven in die zin, dat men in eerste instantie zelf kan onderzoeken of er gevaar bestaat (als de grond al geroerd is, dan is die kans gering);
  • Jolinkweg naast nr 4: mogelijkheid van 2 woningen in plaats van 1 woning , en ten behoeve van een betere situering op het perceel het naar voren verschuiven van het bouwvlak en bijgebouwen met 3 m;
  • Steenbakkersweg 50: toekennen van een woonbestemming (zonder bouwvlak) overeenkomstig nieuwe eigendomssituatie;
  • Dorpsstraat 46: toekennen van een woonbestemming (zonder bouwvlak) aan het gedeelte met de aanduiding 'bg' ;
  • Dorpsstraat 28a: toekennen van een woonbestemming (zonder bouwvlak) aan de westzijde van het perceel en het bedrijfsmatig in beeld brengen van de uitrit aan de Dorpsstraat, een en ander overeenkomstig bestaand gebruik;
  • Massenweg 15: toekennen woonbestemming (zonder bouwvlak) aan de zuidzijde tot aan de eigendomsgrens;
  • Massenweg tussen nrs. 15 en 17: bestemming 'tuin' wijzigen in 'groen' voor wat betreft het gedeelte dat in eigendom is van de gemeente Rheden.

Het Inspraakverslag, met de beantwoording van de reacties, is door burgemeester en wethouders vastgesteld en aan de insprekers toegezonden.


conclusie

Het inspraakproces heeft op enkele onderdelen geleid tot aanpassingen ten opzichte van het voorontwerp.

Verder is nog van belang te vermelden, dat los van de isnpraak ambtshalve nog enkele wijzigingen hebben plaatsgevonden. Gewezen kan worden op het opnemen van een regeling voor standplaatsen en markten en tevens het opnemen ruimtelijk kader voor evenementen, festiviteiten, manifestaties in een afwijkingsbevoegdheid.

8.2 Vooroverleg

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden. In het voorliggende geval is geen provinciaal- dan wel rijksbelang aan de orde en kan worden afgezien van raadpleging van provincie en/of rijk.


beoordeling

In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft overleg plaatsgevonden met de volgende instanties:

a. Rijkswaterstaat Oost Nederland

b. Waterschap Rijn en IJssel

c. N.V. Nederlandse Gasunie

d. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

De resultaten van het vooroverleg zijn hieronder samengevat weergegeven. Daarbij is tevens de gemeentelijke reactie hierop weergegeven. Verder zijn de reacties als bijlage opgenomen bij deze toelichting.

ad a. Rijkswaterstaat Oost Nederland

Opmerkingen

Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat het plangebied buiten de gebieden blijft waar de Beleidslijn grote rivieren van kracht is. De in paragraaf 3.1 hierover opgenomen alinea's kunnen daarom uit de toelichting worden geschrapt.

Reactie gemeente

Omwille van de leesbaarheid is paragraaf 3.1 ingekort zoals voorgesteld. Verder kan geconcludeerd worden dat Rijkswaterstaat vanuit haar belang geen belemmeringen ziet ten aanzien van het voorgelegde plan.

ad b. Waterschap Rijn en IJssel

Opmerkingen

Het waterschap heeft aangegeven dat er geen opmerkingen zijn.

ad c. N.V. Nederlandse Gasunie

Opmerkingen

De Gasunie merkt op dat de in het plangebied aanwezige belemmeringenstrook niet goed is weergegeven. Zij heeft een afbeelding gezonden met daarop de juiste ligging.

Reactie gemeente

De juiste ligging is verwerkt op de verbeelding.

ad d. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

Opmerkingen

Voor het plangebied zijn de mogelijke effecten van een hoge druk aardgasleiding, van de spoorlijn Arnhem-Zwolle en van de snelweg A348 aan de orde. In de toelichting op het bestemmingsplan is aandacht besteed aan de verwantwoording van het groepsrisico. Omdat het een conserverend plan betreft is er voor de VGGM geen reden om te adviseren.

Reactie gemeente

Geconcludeerd kan worden dat de VGGM akkoord gaat met het voorgelegde plan.

conclusie

Op basis van de resultaten van het vooroverleg bestaan geen belemmeringen om het voorontwerpbestemmingsplan als ontwerpbestemmingsplan ter visie te leggen.

8.3 Zienswijzen

kader

Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet erin dat, voordat de formele procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, wordt kennis gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan te vervaardigen. Dit is gepubliceerd op 30 maart 2016 in de Regiobode en op de gemeentelijke website.


De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 19 oktober 2016 bekend gemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad. Op de gemeentelijke website is voor de in procedure zijnde bestemmingsplannen een link geplaatst die doorleidt naar de officiële bekendmakingen op de website www.overheid.nl.

Gedurende de termijn van terinzagelegging van 20 oktober 2016 tot en met 30 november 2016 heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.

In deze periode was het bestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis.


In de Nota van Zienswijzen zoals die behoort bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan, worden de zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord door de gemeenteraad. Hieruit blijkt of aanleiding is gevonden voor een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

De wijzigen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan worden vastgelegd in de Nota van Wijzigingen zoals die bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling hoort.


beoordeling

Er zijn 13 zienswijzen naar voren gebracht. Deze hebben gedeeltelijk geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.

De zienswijzen betreffen samengevat de volgende onderwerpen:

  • Het opnemen van de mogelijkheid voor een dubbele woning op het perceel Appollostraat/hoek IJsselsingel. Het pand staat te koop en de behoefte aan een dubbele woning reëel en gemotiveerd.
  • Het opnemen van de mogelijkheid van een dakopbouw op het perceel Worth Rhedenseweg 1. In het algemeen wordt de mogelijkheid van een dakopbouw stedenbouwkundig gezien als te ingrijpend gezien. Maar in het voorliggende geval ligt de woning in een cluster van woningen met een gelijksoortige dakopbouw. Een dakopbouw past daarom in het straatbeeld.
  • Het buiten de planopzet laten van de locatie Veerweg 103 (hele bouwvlak). Er zijn plannen voor verbouw die nog nader bekeken moeten worden. In afwachting van de uitkomsten daarvan is de locatie uit hte plangebied gehaald.
  • Het persoonsgebonden toestaan van detailhandel (geen supermarkt) op de locatie Beatrixlaan 2. bestaande gebruik (detailhandel) sluit aan bij vroeger gebruik op het perceel. In het vigerende plan is op de locatie geen detailhandel toegestaan. Het nieuw toestaan van detailhandel past iet binnen het gemeentelijk beleid. Door middel van persoonsgebonden overgangsrecht wordt het mogelijk gemaakt dat de huidige eigenaren het strijdige gebruik voortzetten totdat zij beëindigen.
  • Het toestaan van kamerverhuur van 11 kamers en van 5 appartementen aan de Arnhemseweg 25/25 a-e. Dit overeenkomstig de verleende vergunning;
  • Het toestaan van twee woningen binnen het bestaande bouwvlak aan de Dorpsstraat 9g en 9h.
    • 1. Het toestaan van vijf appartementen, één woning, een bed en breakfast en een fotostudio op het perceel Arnhemseweg 10 en Arnhemseweg 10a. Dit overeenkomstig de inmiddels verleende vergunning.

Ook is ambtshalve is aanleiding gevonden om een aantal wijzigingen aan te bengen.

Dit betreft de volgende onderdelen:

  • Het vervangen van de lijst van horeca-activiteiten door een recentere versie.
  • Het vergroten van het gebied waar de kinderboerderij is toegestaan. Het gaat daarbij niet om nieuwe of grotere bouwvlakken, maar om het weiden van de dieren. Dit overeenkomstig het huidige gebruik.
  • Het aanpassen van het bouwblok Jolinkweg naast 4. Abusievelijk is hier het verkeerde bouwblok verschoven.
  • Het toestaan van mantelzorg in zorgwoningen. Dit in aansluiting op de gevoerde discussie over bestemmingsplan Velp 2016, woongebieden-Noord.
  • Het toestaan van cultureel medegebruik in de kerk locatie Dorpsstraat 51. Dit overeenkomstig het huidige gebruik.

De exacte aanpassingen van de regels en de verbeelding ten opzichte van het ontwerpbesluit zijn weergegeven in de Nota van wijzigingen die eveneens is bijgevoegd als bijlage bij het ontwerpraads-besluit.

Tenslotte wordt opgemerkt dat de toelichting waar relevant is aangevuld of verduidelijkt.


conclusie

De ingebrachte zienswijzen geven aanleiding om tot een gewijzigde vaststelling over te gaan.

De gewijzigde vaststelling vloeit ook voort uit ambtshalve overwegingen.

Het vastgestelde bestemmingsplan wordt met inachtneming van de wijzigingen voor beroep ter visie gelegd.