direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dieren 2017, Woongebieden-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01

Toelichting

Leeswijzer

De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.

hoofdstuk   inhoud
 
1 Inleiding   Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf ging aan de start van de actualisering van de bestemmingsplannen voor de dorpen  
2  Beschrijving van het plan   Hier wordt aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken in het plangebied beschreven  
3  Beleidskaders   Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld  
4 Bouwregels   Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt  
5 Haalbaarheid en afweging   Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving  
6 Juridische aspecten   Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod  
7 Economische uitvoerbaarheid   Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is  
8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid   Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan  

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.

Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.

Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuzes en de interpretatie van het bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is bindend voor zowel overheid als burgers en bedrijven. Gemeenten dienen volgens de Wet ruimtelijke ordening zorg te dragen voor actuele bestemmingsplannen, waarbij momenteel wordt uitgegaan van een tienjaarse actualisatieverplichting. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt hier invulling aan gegeven.

1.3 Doelstelling

Dit bestemmingsplan wil een actueel juridisch-planologische kader bieden voor de mogelijkheden die in de geldende bestemmingsplannen werden geboden. Voor het overgrote deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan Dieren-Zuid, welk plan niet één op één kan worden overgezet in een hedendaags digitaal bestemmingsplan. Ook daardoor kunnen op perceelsniveau verschillen optreden.

Verschillen kunnen ook optreden vanwege de doelstelling om wijzigingen die zich sinds de vaststelling van het geldende bestemmingsplan hebben voorgedaan in wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden, op die gebieden die van belang zijn voor dit bestemmingsplan, te verwerken. Uitgangspunt blijft een flexibel bestemmingsplan waarin de bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de stedenbouw- kundige en cultuurhistorische waarden zoals die in het geldende bestemmingsplan zijn vastgelegd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen.

1.4 Aanpak

Werkwijze

Hoe de tienjaarse actualisering van de bestemmingsplannen wordt opgepakt, is door burgemeester en wethouders vastgelegd. Deze werkwijze is ter kennis gebracht van de gemeenteraad en daarna op 11 maart 2015 gepubliceerd. Hierin is onder andere vastgelegd hoe om te gaan met bestaand en nog vast te stellen beleid. Zo nodig wordt later een herziening van het bestemmingsplan in procedure gebracht ter implementatie van nieuw of aanvullend beleid. Daarnaast zal in een standaard- planmethodiek worden beschreven hoe gehandeld wordt bij het vervaardigen van bestemmingsplannen en is een gebiedsindeling vastgelegd.


De gemeenteraad heeft op 26 mei 2015 de Nota Standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015 vastgesteld.

Daarin is onder andere beschreven:

  • hoe de omzetting van de geldende bestemmingen naar de nieuwe bestemmingen plaatsvindt, waarbij ook is ingegaan op de 'vertaling' van de Beschrijving-in-Hoofdlijnen in de regels van de nieuwe bestemmingsplannen;
  • welke wijzigingen plaatsvinden vanwege regelgeving, beleid, nieuwe inzichten;
  • hoe de bestemmingsplannen vorm krijgen;
  • dat de geldende mogelijkheden uitgangspunt zijn doch op perceelsniveau opnieuw een ruimtelijke afweging wordt gemaakt en dat het aantal woningen gefixeerd wordt;
  • dat bij diverse onderwerpen te verwachten is dat vastgesteld beleid kan leiden tot een aanpassing in de methodiek;
  • hoe wordt omgegaan met particuliere verzoeken.

In hoofdstuk 4 worden de mogelijkheden die in het bestemmingsplan worden geboden kort beschreven waarbij een vergelijk wordt gemaakt met de geldende mogelijkheden.


Tegelijk met het besluit aangaande de Nota Standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015 stelde de gemeenteraad de Nota Milieuzonering Rheden 2015 alsmede de Nota Parkeernormen Rheden 2015 vast zodat ook op die gebieden een actuele basis beschikbaar was voor het vervaardigen van onderhavig bestemmingsplan.

Deze drie nota's zijn op 10 juni 2015 bekendgemaakt en (ook digitaal) ter inzage gelegd.

het plangebied

Om reden van overzichtelijkheid en eenduidigheid is het uitgangspunt om te komen tot twee bestemmingsplannen voor de woongebieden van Dieren: Dieren 2017, Woongebieden-Noord en Dieren 2017, Woongebieden-Zuid. Daarom worden in deze bestemmingsplannen ook herzieningen en bestemmingsplannen meegenomen die jonger zijn dan 10 jaar. Uitzondering daarop zijn het inpassingsplan Traverse Dieren en het bestemmingsplan voor het omliggende gebied: het bestemmingsplan Dieren-Midden, locatie Stationsgebied.

Voor de industrieterreinen aan de oostzijde van Dieren geldt dat zij zijn opgenomen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Kanaalzone.

1.5 Ligging plangebied

Het bestemmingsplan omvat 3 deelgebieden:

  • 1. het grootste deelgebied heeft betrekking op het zuidoostelijk deel van het dorp Dieren, ook bekend onder de naam Dieren-Zuid/Oud-Dieren. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door perceel Zutphensestraatweg 112 van Scouting Dieren nabij de sluis van het Apeldoornsch Kanaal en Burgemeester De Bruinstraat. De Burgemeester De Bruinstraat vormt globaal ook de westgrens van het plangebied. De oostgrens wordt deels gevormd door de IJssel en de noordelijk gelegen woonpercelen aan de Zutphensestraatweg. De Doesburgsedijk vormt de zuidelijke begrenzing van dit deelgebied. Hierbij wordt opgemerkt dat de gronden gelegen tussen Stationsplein 24 en 32, grenzend aan de traverse, niet meer zijn opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Over de ontwikkeling van dit gebied heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden. Ook de locatie Spoorstraat 1 - 9 maakt geen onderdeel meer uit van het ontwerpbestemmingsplan. Voor deze, niet ontwikkelde, locatie wordt na vaststelling van de structuurvisie voor Dieren een bestemmingsplan opgesteld.
  • 2. het tweede deelplangebied ligt ten oosten van de spoorlijn (zie nr. D160 op de afbeelding in paragraaf 1.6) tussen de Zuider Parallelweg, Molenweg en Burgemeester De Bruinstraat. Hierbij wordt opgemerkt dat dit deelgebied na de inspraakfase is vergroot aan de westzijde. De hoek Zuider Parallelweg - Burgemeester de Bruinstraat, die aanvankelijk buiten het plangebied is gelaten omdat het grenst aan de traverse, is in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen omdat inmiddels over de ontwikkeling van dit gebied een collegebesluit is genomen.
  • 3. het derde deelplangebied ligt in de driehoek Apeldoorns Kanaal, Burgemeester De Bruinstraat en Burgemeester Willemsestraat en vormt het meest noordwestelijk gelegen deelplangebied (zie nr. D160 op de afbeelding in paragraaf 1.6).

De ligging van het dorp Dieren is op de volgende afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0001.jpg"

1.6 Geldende bestemmingsplannen

De begrenzing van het nieuwe plangebied is hieronder afgebeeld. Daarbinnen is met letters en cijfers aangegeven welke bestemmingsplannen nu gelden. De geldende plannen zijn opgenomen in de volgende tabel. In de tabel zijn ook algemeen geldende bestemmingsplannen - zonder een nadere aanduiding - opgenomen die voor grote delen van de gemeente Rheden gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0002.jpg"

nr.   naam   vastgesteld  
D160   Dieren Zuid (Dorpsvernieuwingsplan)   27-04-1993  
D185   Dorpsvernieuwingsplan Dieren-Zuid, herziening 'De Punt'   24-02-1998  
D194   Dorpsvernieuwingsplan Dieren-Zuid, herziening horeca   26-02-2002  
DZ1   Dieren-Zuid   25-05-2008  
BPDieren   Dieren, Witte vlekken
- locatie Zutphensestraatweg/Johanneshof  
19-06-2013  
--   1e algehele herziening van de bestemmingsplannen Laag- Soeren, Dieren-Noord, Dieren-Zuid, Spankeren, De Steeg en Ellecom, Rheden-West, Velp-Zuid, Velp-Midden, Velp-Noord   29-06-2010  
--   Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen   15-04-2014  

Voor twee locaties in Dieren-Zuid is een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning in voorbereiding. Deze locaties zijn niet opgenomen in dit voorontwerpbestemmingsplan. Het gaat om de volgende locaties:

  • Zutphensestraatweg 20;
  • Zutphensestraatweg 40.

Het plangebied sluit aan op diverse geldende bestemmingsplannen, grofweg:

  • in het westen en het noordwesten op het inpassingsplan Traverse Dieren;
  • in het noordoosten op het inpassingsplan Kanaalzone Traverse Dieren en het bestemmingsplan Bedrijventerrein Kanaalzone Dieren Spankeren;
  • in het oosten en zuiden op het bestemmingsplan Landelijk Gebied.

Hierbij wordt opgemerkt dat provinciale staten bij de vaststelling van de inpassingsplannen hebben bepaald dat de gemeenteraad is uitgesloten van de bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan voor de in het inpassingsplan betrokken gronden of voor plannen die strijdig zijn met de uitvoering van het inpassingsplan gedurende een periode van 5 jaar na het onherroepelijk worden van het inpassingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling

De ligging van het dorp op de overgang van de hogere zandgronden naar de lager gelegen IJsselvallei is kenmerkend voor de vele nederzettingen aan de Veluwezoom. Aan de hoge kant van het dorp lagen de akkers, de heide en het bos, aan de lage kant de weiden en de hooilanden. Op een noord-zuid en oost-west postroute ter hoogte van het veer over de IJssel ontstond de eerste bebouwing van het dorp Dieren.

Dieren is in de Middeleeuwen ontstaan op de oostflank van de in de ijstijd gevormde stuwwal de Veluwe, in de nabijheid van de rivier de IJssel. Het uitgangspunt voor de nederzettingsstructuur was een esdorpachtige nederzetting met een brink en een akkercomplex, de Dierensche Enk (grotendeels ten noordwesten van de spoorlijn) met boerderijen in de nabijheid. De brink, ter plekke van de samenkomst van de huidige Hogestraat en de Kerkstraat, vormde het centrum van het dorp. De oudste wegen volgden het natuurlijk patroon van de hoogtelijnen van de stuwwal, zoals de Hogestraat/Kerkstraat en de Lagestraat.

Dieren bleef tot in de 19e eeuw een kleine, overwegend agrarische nederzetting met akkerland aan de voet van de stuwwal, hogerop bossen en heidevelden, alsmede weidegronden langs de IJssel. De verkaveling was hoofdzakelijk noordwest-zuidoost gericht langs de lengteassen. De langgerekte structuur van het oorspronkelijke esdorp domineert nog steeds in het huidige wegenpatroon.

In de loop van de 19e eeuw werd Dieren, mede vanwege de aantrekkelijk ligging langs aan de Veluwezoom en de nabijheid van Arnhem, een geliefde vestigingsplaats voor welgestelden. Daarnaast lag het dorp op de kruising van twee belangrijke doorgaande routes: de weg tussen Arnhem en Zutphen en de weg van Doesburg naar Harderwijk. De aanleg van de spoorlijn Arnhem-Zutphen in 1865, gevolgd door de goederenspoorlijn naar Apeldoorn in 1887 en de doortrekking van het Apeldoorns Kanaal in 1869, waren van grote invloed op de ruimtelijke structuur van Dieren. Door de aanleg van de spoorlijn werd de huidige dorpskern afgesneden van het grootste deel van de Dierensche Enk. Onder invloed van de nieuwe verkeersmiddelen verdichtte de bebouwing aan het bestaande wegenpatroon, voornamelijk met villa´s uit de periode 1870-1940. Het deel van de enk ten zuidoosten van de spoorlijn raakte geleidelijk geheel bebouwd. De verbeterde bereikbaarheid trok industriële activiteiten aan. De meeste bedrijvigheid vestigde zich echter ten noorden van de spoorlijn. In deze periode werden de belangrijkste openbare gebouwen gebouwd, waaronder een eigen (Nederlands Hervormde) kerk aan de Kerkstraat. Dit had een aantrekkende werking op winkeliers en ambachtslieden en zo verdichtte zich het zwaartepunt rond de oorspronkelijke brink. De huizen stonden hier vlak aan de smalle wegen. In het omringende gebied werden de villa’s gebouwd en deze straten kregen een groener karakter. In de periode 1870-1940 werden er villa’s en herenhuizen in verschillende stijlen gebouwd.

Na 1945 groeide Dieren sterk. De uitbreiding van het dorp vond vanaf toen vooral ten noorden van de spoorlijn plaats. Door de aanleg van de Burgemeester De Bruinstraat werd Dieren-Zuid een afzonderlijk deel van Dieren. Het centrum van het dorp verschuift in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw van het oude Dieren, ten zuiden van het spoor en de Burgemeester De Bruinstraat, naar het noordwesten (het huidige winkelcentrum Calluna). De bebouwing aan de Noorderstraat, het verzorgingshuis aan de Zutphensestraatweg zijn voorbeelden van de bouwactiviteiten vanaf de jaren zeventig. Nadien zijn vele kleinschalige invullingen gerealiseerd in Dieren-Zuid, zoals de bouw van de school Het Rhedens, het woningbouwcomplex Het Bastion en een woongebouw aan de IJssel.

De uitvoering van de plannen Traverse Dieren en Kanaalzone Traverse Dieren is ook van belang voor Dieren-Zuid omdat het een positieve bijdrage levert aan:

  • een toekomstvaste oplossing van de verkeersproblematiek, meer in het bijzonder het bereikbaarheidsvraagstuk, in de kern van Dieren;
  • het beperken van de milieubelasting en het bevorderen van duurzaamheid;
  • het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

2.2 Cultuurhistorische waarden

In Dieren-Zuid is er sprake van een combinatie van het oorspronkelijk esdorp met een sterke negentiende-, begin twintigste-eeuwse villa-ontwikkeling. Deze combinatie bepaalt de cultuurhistorische waarde. Dit geeft uiting aan het cultureel maatschappelijk proces van 'buiten wonen' in samenhang met technologische vernieuwingen op vervoersgebied (de komst van trein, tram). Dieren-Zuid kent een groot aantal karakteristieke panden. Dit komt tot uiting in onder andere de aanwijzing van een dertigtal gebouwen tot rijksmonument. Een concentratie van rijksmonumenten is er in de Hoflaan, de Hogestraat en de Zutphensestraatweg. Verspreid in het plangebied zijn velen panden aangewezen als gemeentelijk monument. Deze waardering voor aanwezige cultuurhistorische waarden komt tot uitdrukking in de aanwijzing van een rijksbeschermd dorpsgezicht en beschermde gebouwde monumenten.

Binnen het plangebied liggen zowel beschermde rijks- als gemeentelijke monumenten.

Het gaat om de volgende objecten.

straat   rijksmonument,
huisnummer  
gemeentelijk monument,
huisnummer  
Aan ´t Veer     2  
Hoflaan   1, 26, 28, 30, 32, 34, 36   3, 7, 7a (alleen hekwerk), 9, 11, 13, 15, 15a, 17 (alleen hekwerk), 38, 40 (alleen hekwerk), 42, 44  
Hogestraat   4, 6, 7, 8, 9, 10, 27, 29, 54   2, 2a (alleen hekwerk), 9a (parkaanleg met oranjerie) 11, 12, 14, 18, 19, 20, 21, 23, 23a, 25, 31  
Kerkstraat   41   1, 3, 5  
Kruisstraat     12, 14  
Lagestraat     1, 3, 5, 7, 9, 11, 13, 15, 63, 65, 67, 69, 71, 73, 75, 98, 100  
Middelhovenstraat     2, 4, 5, 5a, 9, 9a, 10, 11, 12, 13  
Molenweg     14  
Noorderstraat     9, 10, 12, 14, 18, 20, 22, 24  
Prinsenstraat     2, 14 t/m 46 (even), 23 (alleen hekwerk), 27  
Spoorstraat     34  
veerstoep     veerstoep  
Veerstraat     18  
Viëtorstraat     1, 2, 3, 5, 7, 9, 11, 11a, 13  
Vingerhoed   76    
Wilhelminaweg   8    
Zuider Parallelweg     21, 22  
Zutphensestraatweg   15, 19, 21, 26, 28, 30, 32, 34, 36   9, 16, 18, 24, 35, 37, 39, 41, 43, 48, 48a, 48b, 48c, 52, 53, 54, 58, 60, 62, 83, 83a, 85, 87  

Aanwezige gietijzeren hekwerken kunnen van de onderdeel uitmaken van de beschermde monumenten.

- beschermd dorpsgezicht Dieren-Zuid

Bij besluit van 28 december 2011 is een groot deel van Dieren-Zuid aangewezen als rijksbeschermd dorpsgezicht. Het doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied. Zoals al is opgemerkt is in de plattegrond veel van de oorspronkelijke karakteristiek van een langs een rivier gelegen esdorp bewaard gebleven, terwijl ook de villaontwikkeling zowel aan de plattegrond als aan het bebouwingsbeeld afleesbaar is. De combinatie van oorspronkelijk esdorp met een sterke negentiende-, begin twintigste-eeuwse villa-ontwikkeling bepaalt de cultuurhistorische waarde van Dieren-Zuid in nationaal opzicht en is de primaire reden voor de aanwijzing tot rijksbeschermd dorpsgezicht.

Van waarde zijn beschreven in de Toelichting op het aanwijzigingsbesluit opgenomen als bijlage bij deze toelichting.

Hier worden genoemd:

Kenmerkend voor de Dierense dorpskern is dat in de plattegrond veel van de oorspronkelijke karakteristiek van een langs een rivier gesitueerd esdorp bewaard is gebleven, terwijl ook de villaontwikkeling zowel aan de plattegrond als aan het bebouwingsbeeld goed afleesbaar is.

Met betrekking tot de stedenbouwkundige hoofdstructuur zijn daarom de volgende aspecten van belang:

  • de lengteassen Lagestraat, Hogestraat, Kerkstraat, Noorderstraat en Zutphensestraatweg die in hoge mate de historisch-ruimtelijke identiteit van de dorpskern bepalen;
  • de dwarsassen: Hoflaan, Viëtorstraat/Middelhovenstraat, Kruisstraat, Prinsenstraat, Veerstraat en Spoorstraat, gedeeltelijk teruggaand op het oorspronkelijke esdorp en tegelijk typerend voor de 19e-eeuwse villaontwikkeling;
  • het principe van lintbebouwing langs de assen, met een dichte bebouwing aan de Hogestraat, Kerkstraat, Kruisstraat en Zutphensestraat ter hoogte van de Kruisstraat, een bebouwing met losstaande panden aan de overige assen;
  • de lineaire, halftransparante bebouwing aan de Zutphensestraatweg, waardoor zichtrelaties met de IJssel mogelijk zijn;
  • de markante ligging van de voormalige brink (marktplein) op de splitsing van de Hogestraat en Kerkstraat;
  • de noordwest-zuidoostgerichte verkaveling aan de lengteassen;
  • straatprofielen met een centrale rijweg, verhard met waalklinkers en flankerende trottoirs;
  • de waardevolle zichtrelaties:
    • 1. vanaf de veersteiger richting Lagestraat/Veerstraat;
    • 2. vanaf de kruising Hogestraat/Kerkstraat naar het oosten, waarbij het voormalig telefoonbureau beeldbepalend is;
    • 3. vanaf de oostzijde van de Zutphensestraatweg naar het westen;
    • 4. vanaf de noordpunt van de Vietorstraat naar het zuiden;
    • 5. het doorzicht Noorderstraat-Kerkstraat;
  • de natuurlijke geleding met karakteristieke hoogteverschillen die langs de IJssel duidelijk zichtbaar zijn, alsmede de Ruitersbeek;
  • de veerverbinding tussen Dieren en Olburgen met verhoogde veerstoep, waarvan het kromme beloop wordt geaccentueerd door een 20e-eeuws open hekwerk;
  • de visuele relatie tussen Dieren en de IJssel;
  • het silhouet gezien van het dorp vanaf de oostkant van de IJssel.

Van belang voor het bebouwingsbeeld zijn:

  • de overwegend 19e-eeuwse villabebouwing van een of twee bouwlagen met kap, uitgevoerd in uiteenlopende bouwstijlen aan de Zutphensestraatweg, de Hogestraat, de Hoflaan, de Vietorstraat en het Stationsplein;
  • de differentiatie in de bebouwing in de kern: een enkele boerderij, kerk en kerktoren, winkelpanden, cafe en het voormalig telefoonbureau en postkantoor;
  • de school en het schoolplein aan de Vietorstraat;
  • het ensemble aan het einde Lagestraat/hoek Veerstraat, beeldbepalend vanaf de veersteiger;
  • de (herbestemde) boerderij, het voormalige houthandelcomplex (daarna: wasserij) en het vroegere sigarenfabriekje met bijbehorende woningen als laatste overblijfselen van historische bebouwing aan de Noorderstraat;
  • de situering van de bebouwing onder een hoek aan het beloop van de straat in de Hogestraat ten gevolge van de oorspronkelijke noordwest-zuidoostgerichte verkaveling;
  • het ensemble aan de Hoflaan, dat uit vier enkele villa's en een dubbele villa bestaat, en als een geheel in symmetrie werd ontworpen, evenals het ensemble aan de Zutphensestraatweg, ontworpen door de lokale architect Lofvers;
  • de direct aan de straat gesitueerde hoekbebouwing bij dorpsentree's en kruisingen van wegen;
  • de herkenbaarheid van het voormalige Stationsplein met grote villa's die, ondanks de doorsnijding door de Burgemeester De Bruinstraat, de locatie als dorpsentree markeren.

Voor wat betreft de tuinen en groenvoorzieningen wordt het volgende waardevol geacht:

  • het groene karakter van de straten, veelal bepaald door bomen en bosschages in de voortuinen;
  • de solitaire bomen aan de Zutphensestraatweg en Aan 't Veer;
  • het karakteristieke ijzeren hekwerk, dat de eenheid in het straatbeeld bevordert. Het is vooral nog gaaf bewaard gebleven in de Vietorstraat en aan delen van de Zutphensestraatweg;
  • het besloten karakter en de Engelse landschapsstijl van het Carolinapark;
  • de steilranden en het groene en open karakter van het gebied langs de IJssel.

De begrenzing van het dorpsgezicht is hieronder afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0003.png"

- archeologische waarden

Niet zichtbaar zijn de archeologische waarden in het plangebied. Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is een archeologische verwachtingskaart gemaakt. Deze kaart is een verfijning van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). Vanwege de geomorfologische ligging van het plangebied (tussen de IJsselvallei tegen het Veluwemassief) geldt in Dieren-Zuid een hoge archeologische verwachting. Op een aantal locaties is in de loop der jaren het bodemarchief echter verstoord door bebouwing. Op die plaatsen is dan ook geen sprake meer van een hoge verwachting.

2.3 Stedenbouwkundige karakteristiek

De sporadische aanwezigheid van boerderijachtige bebouwing in Dieren-Zuid getuigt nog van het agrarische verleden van Dieren. Hoewel sinds de aanleg van het spoorwegstation in 1862 de nadruk meer op de bestaande en nieuwe dwarsassen kwam te liggen, is de oorspronkelijk langgerekte hoofdstructuur van het voormalige esdorp bewaard gebleven. Opvallend is dat de situering van de bebouwing grotendeels de oorspronkelijke noordwest-zuidoost gerichte verkaveling volgt. Aan de lengteassen - Lagestraat met bovenlangs de Hogestraat en Kerkstraat/Noorderstraat - staat voornamelijk eenvoudige lintbebouwing. Delen van de Noorderstraat zijn daarentegen nauwelijks nog als historische lengteas herkenbaar. De ruimtelijke relatie met de IJssel was beperkt; alleen de bebouwing bij de veerstoep was en is op de rivier georiënteerd.

Vooral aan de voornaamste historische verbindingswegen, de Zutphensestraatweg, de Hoflaan en de Viëtorstraat, is de lineaire ontwikkeling met vrijstaande villa's duidelijk afleesbaar. Door de halftransparante bebouwing zijn doorzichten mogelijk naar de IJssel respectievelijk de groene achtertuinen en het Carolinapark. Aan het, later door de Burgemeester De Bruinstraat doorsneden, Stationsplein hebben de villa´s nog steeds een beeldbepalende entreefunctie voor de dorpskern. Dit geldt ook voor de bebouwing aan het begin van de Hogestraat/hoek Hoflaan en de bebouwing aan het einde van de Lagestraat/hoek Veerstraat. In en rondom het genoemde zwaartepunt rond de vroegere brink (ook gebruikt als marktplein) ontstond in de periode na 1850 een dicht op elkaar staande, direct aan de straat grenzende, functionele bebouwing van winkels, woonhuizen en ambachtelijke bedrijvigheid.

De aaneengesloten, gedifferentieerde bebouwing in de kern staat in contrast met de villa's en herenhuizen aan de randen. De situering van de bebouwing direct aan de straat heeft een aantal markante hoekoplossingen opgeleverd. Voorbeelden zijn de panden op de hoek Lagestraat/Veerstraat en de villa op de hoek van de Zutphensestraatweg met de Noorderstraat.

2.4 Ruimtelijke dragers

De grootste ruimtelijke drager in Dieren is gelegen buiten het plangebied. De spoorlijn en de doorgaande verkeersroute die Dieren doorsnijdt. Dit gebied ondergaat de komende jaren een gedaantewisseling. Binnen het plangebied wordt de structuur bepaalt door noordzuid-assen en dwarsassen. De Hogestraat/Zutphensestraatweg is nog steeds de belangrijkste noord-zuid verkeersader binnen het plangebied. De structuur wordt in mindere mate bepaald door andere noordzuidverbindingen van de Kerkstraat/Noorderstraat en de dwarsverbindingen zoals de Spoorstraat, Molenweg, Prinsenstraat en Hoflaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0004.jpg"

2.5 Bodemaspecten

In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal aspecten die een relatie hebben met de bodem. Het aspect water komt ook aan de orde in paragraaf 2.6.3 waarin de openbare ruimte wordt beschreven.

2.5.1 Huidige bodemkwaliteit

Globale bodemopbouw

Kenmerkend voor de gemeente zijn de stuwwallen van de Veluwe. Deze zijn ontstaan door opschuivende ijsmassa's in de een na laatste ijstijd. De zuidelijke Veluwe is een gebied waarin op relatief korte afstand grote hoogteverschillen aanwezig zijn. Het stuwwallengebied gaat in zuidoostelijke richting over in de uiterwaarden van de IJsselvallei. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden. In de uiterwaarden wordt hoofdzakelijk rivierklei aangetroffen. Het gebied kan grofweg worden verdeeld in een inzijgingsgebied (het gebied gelegen op de stuwwal) en een gebied waar plaatselijk kwel voorkomt. Kwel wordt met name in de uiterwaarden en de komkleigebieden aangetroffen.

De bodemopbouw kan van belang zijn bij verschillende afwegingen, bijvoorbeeld op het gebied van waterberging en in wat bredere zin klimaatadaptatie. Het kaartje hieronder, zoals die in het gemeentelijke bodeminformatiesysteem is opgenomen, geeft globaal de grondlagen weer van de gronden buiten het bebouwde gebied van Dieren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0005.jpg"

bron: Klimaatagenda gemeente Rheden

Achtergrondverontreiniging

In al lang bewoonde gebieden is bijna altijd een vorm van bodemverontreiniging aanwezig. Een duidelijke oorzaak van deze achtergrondverontreiniging is niet aan te wijzen. Uit onderzoek naar de mate van achtergrondverontreiniging is gebleken dat binnen de gemeente Rheden een aantal gebieden zijn met een onderling verschillende achtergrondverontreiniging.

De mate van verontreiniging is als volgt ingedeeld:

  • voldoet aan de achtergrondwaarde (groen op het kaartje);
  • voldoet aan de maximale waarde wonen (oranje geblokt op de kaart);
  • voldoet aan de maximale waarde industrie (rood geblokt op de kaart);
  • is sterker verontreinigd dan de maximale waarde industrie.

Een aantal gebieden is niet gezoneerd. Hierop is de nota Bodembeheer, vastgesteld op 31 mei 2011, niet van toepassing. Dit geldt onder andere voor de uiterwaarden. Het plangebied Dieren-Zuid voldoet wat betreft de bovengrond aan de maximale waarde wonen. De ondergrond voldoet aan de achtergrondwaarde.

Met de term bovengrond wordt de bovenste meter verstaan. Onder ondergrond wordt de laag tussen 1 en 2 meter beneden maaiveld verstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0006.jpg"

Bron: Nota Bodembeheer gemeente Rheden

Activiteiten die de bodem bedreigen

Op het kaartje linksonder staan de locaties in groen weergegeven waar op basis van globaal historische onderzoek van de in het verleden verleende Hinderwet- en bouwvergunningen van verwacht wordt dat de bodem verontreinigd is of waar al bodemonderzoek is uitgevoerd. In rood staan de locaties weergegeven waar op basis van globaal historisch onderzoek verwacht wordt dat de bodem sterk verontreinigd kan zijn.

Of er op de rode locaties daadwerkelijk sprake is van bodemverontreiniging, is, tenminste bij de gemeente, niet bekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0007.jpg" 

Bron: Gemeentelijk bodeminformatiesysteem

Verontreinigde locaties

Van de 84 locaties in Dieren-Zuid waar bodemonderzoek is uitgevoerd zijn de meeste onderzoeken afgerond. In het plangebied Dieren-Zuid zijn er 6 gelegen waar -op enig moment- nog vervolgonderzoek nodig is. Deze locaties staan weergegeven op de rechts bovenstaande kaart. Overigens is steeds de gehele locatie aangegeven. Het kan echter goed zijn dat slechts op een klein deel van de locatie vervolgacties moeten plaatsvinden.

straat   actie  
Spoorstraat 5 en 7   onderzoek  
Zutphensestraatweg 85 en 87   onderzoek  
Prinsenstraat 31   onderzoek  
Middelhovenstraat 9   onderzoek  
Hogestraat 9a, 13 en 15   onderzoek  
Zuider Parallelweg 23   onderzoek  
2.5.2 Grondwater

Tijdens de stuwing in de ijstijd zijn grondlagen dakpansgewijs over elkaar geschoven. Sommige lagen zijn kleihoudend. Deze kleischotten houden het grondwater tegen.

Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater. Verreweg de meeste beken op de Zuid-Veluwe worden gevoed vanuit die schijngrondwaterspiegels.

Bodembeschermingsgebied

Binnen het plangebied ligt een bodembeschermingsgebied: het grondwaterbeschermingsgebied Ellecom. Dit gebied is blauw gearceerd op onderstaande kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0008.jpg" 

Bron: Gemeentelijk bodeminformatiesysteem

Daarnaast geldt dat het intrekgebied ten behoeve van de winning van drinkwater voor een deel binnen het plangebied ligt. Dit gebied is met een schuine arcering aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0009.png"

Bron: Omgevingsverordening Gelderland

Warmte Koude Opslag – WKO/Geothermie

Uit de WKO-kansenkaart voor de MRA-gemeenten (MRA staat voor Milieusamenwerking regio Arnhem) van 26 mei 2010 blijkt dat binnen het plangebied het derde watervoerend pakket geschikt is voor de installatie van WKO systemen.

Voor zover bekend is er geen WKO-installatie binnen het plangebied gerealiseerd. Net buiten het plangebied op het bedrijfsterrein aan De Marke 15 is wel een WKO-installatie. Bij het realiseren van een nieuwe WKO-installatie moet rekening worden gehouden met het al bestaande referentiegebied.

Bij een afweging over wel of niet WKO kan worden toegepast moet ook de invloed op het landschap, eventuele bodemverontreiniging, de (natte) natuur en de bodemkundige waarden(archeologie) worden betrokken. Een WKO-installatie is niet toegestaan binnen het grondwaterbeschermingsgebied.

De gemeente is geen voorstander van Geothermie (Warmte Koude opslag op grote diepten).

Grondwaterfluctuatiezone

Voorts is in het gebied aan de randen van het Veluwemassief sprake van een zone die extra gevoelig is voor grondwateroverlast, de zogenaamde grondwaterfluctuatiezone. Als de klimaatverandering doorzet dan zullen de grondwaterstanden structureel blijven stijgen. Daarnaast kunnen ook langjarige (niet trendmatige) schommelingen van de neerslag voor hoge grondwaterstanden zorgen. De combinatie van deze twee processen zorgt er voor dat in de grondwaterfluctuatiezone de kans op grondwateroverlast verder toeneemt. Daardoor kan in gebieden waar nu geen overlast is, wateroverlast optreden.

De grondwaterfluctuatiezone, die hieronder is afgebeeld, is beperkt gelegen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0010.png"

Bron: Omgevingsvisie Gelderland

 

2.5.3 Archeologie

Uit de beschrijving in hoofdstuk 2 blijkt dat in het plangebied de geschiedenis nog herkenbaar is. Niet zichtbaar zijn de archeologische waarden in het plangebied. Voor het gehele grondgebied van de gemeente zijn de archeologische verwachtingen in kaart gebracht. Uit deze archeologische verwachtingskaart blijkt dat dit plangebied voornamelijk een hoge archeologische verwachting kent.

In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig. Wel zijn er locaties bekend van archeologische vindplaatsen, waar in de bodem archeologische relicten aanwezig zijn. Rondom deze locaties wordt aangenomen dat de kans op verdere vondsten groter is. De bescherming voor archeologische waarden is al geregeld in een geldend bestemmingsplan. De bestemmingen uit dat bestemmingsplan zijn ongewijzigd overgenomen in dit plan.

2.5.4 Niet-gesprongen explosieven

Uit het in 2017 opgestelde Vooronderzoek conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog; Risicokaart blijkt dat er in de gemeente een aantal verdachte deelgebieden voorkomen waar het mogelijk is dat nog niet-gesprongen explosieven aanwezig zijn.

Op de volgende afbeelding is risicokaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0011.png"

Bron: Risicokaart gemeente Rheden

Daar waar na de oorlog gebouwd en gegraven is, is de kans op nog niet ontdekte niet gesprongen explosieven vanzelfsprekend nog veel kleiner.

2.5.5 Leidingen

Binnen het plangebied liggen geen belangrijke boven- of ondergrondse transportleidingen.

2.6 Openbare ruimte

In de beleving van Dieren-Zuid overheerst het dorpse karakter tot uiting komende in de rustige, smalle woonstraten. Aan de oostkant grenst het gebied aan de IJssel van waaruit een wijds uitzicht over de aan de overkant gelegen weilanden aanwezig is. De tuinen rondom de villa’s zorgen voor een groene uitstraling. Ook het Carolinapark tussen de Prinsenstraat en de Lagestraat draagt bij aan deze groene uitstraling. In het gebied rondom de vroegere brink (Kerkstraat, Hogestraat) staan de huizen dicht op elkaar en vlak aan straat. Hier is sprake van dichte bebouwing en is weinig groen aanwezig.

2.6.1 Verkeer

De wegen binnen het plangebied behoren tot een 30 km-zone met uitzondering van de Doesburgsedijk, die aantakt op de Burgemeester De Bruinstraat.

Langs de noordwestkant van het plangebied loopt de spoorlijn tussen Arnhem en Zutphen waaraan het station van Dieren is gelegen met een busaansluiting.

Door de aanleg van de Traverse Dieren zal de aansluitende wegenstructuur op Dieren-Zuid wijzigen.

2.6.2 Groen

In het gebied Dieren-Zuid overheerst het stenige karakter. Er is niet zoveel ruimte in het openbare gebied voor groen en bomen. Particuliere tuinen spelen een belangrijke rol in de groene aankleding van dit gebied. Oude begroeiïngen staan in enkele particuliere tuinen en in het Carolinapark. In dit park staan verschillende bijzondere boomsoorten zoals een moseik en een treurbeuk.

2.6.3 Water en riolering

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Ook voor het bebouwde gebied in Dieren-Zuid geldt dat de waterhuishouding in eerste instantie is gericht op het vóórkomen van grondwateroverlast. Overtollig hemelwater wordt via straatkolken en leidingen afgevoerd. Op een aantal locaties wordt het overtollige hemelwater afgevoerd via een afzonderlijk hemelwaterriool. Dit hemelwater infiltreert op diverse plaatsen in de bodem.

Het verzamelde afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolzuiveringsinstallatie van het waterschap die het effluent uiteindelijk loost op de IJssel. In het Gemeentelijk Rioleringsplan is het rioolsysteem beschreven.

2.6.4 Spelen

In Dieren-Zuid zijn vier speelvoorzieningen aanwezig. De voorzieningen bestaan uit speelplekken met verschillende speeltoestellen voor verschillende doelgroepen. Het merendeel is bedoeld voor zowel jonge kinderen als kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 12 jaar.

2.6.5 Natuur

Dieren ligt op een overgangszone van het dichte bosgebied van de Veluwe naar de lage en natte IJsseluiterwaarden. Het plangebied grenst aan IJssel.

Een klein deel in het zuidoosten van het plangebied maakt onderdeel uit van de Groene ontwikkelingszone.

Doordat het plangebied wordt omgeven door waardevol natuurgebied en/of agrarisch gebied met landschappelijke- en natuurwaarde, is het aannemelijk dat beschermde soorten voor kunnen komen in het gebied. Bij nieuwe ontwikkelingen dient onderzocht te worden welke significante gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient hier rekening mee te worden gehouden.

Binnen het plangebied zijn door het rijk geen locaties aangewezen als beschermd of staatsnatuurmonument in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, thans Wet natuurbescherming.

2.7 Wonen

Bij de rijksnota Mensen, wensen, wonen is het begrip woonmilieu geïntroduceerd om aan te geven dat het niet alleen gaat om de kwaliteit van de woning maar ook de kwaliteit van de woonomgeving en bijvoorbeeld de ligging van de buurt. In dat verband kan het plangebied getypeerd worden als een centrum-dorps woonmilieu.

De woningvoorraad in het dorp Dieren, het aantal inwoners en het aantal huishoudens is vermeld in de volgende tabellen. De tabellen bevatten dus ook de gegevens voor het nieuwe plangebied Dieren 2017, Woongebieden-Noord dat boven de spoorlijn ligt.

Woningen    
totaal aantal   6.585  
meergezinswoningen   10%  
huurwoningen   41%  
gemiddelde WOZ-waarde   € 187.000 *  

Inwoners    
totaal aantal   14.102  
0 - 24 jaar   25%  
25 - 65 jaar   51%  
65 jaar en ouder   24%  

Huishoudens    
gemiddelde grootte huishoudens   2,2 *  
eenpersoonshuishoudens   34% *  
huishoudens zonder kinderen   33% *  
huishoudens met kinderen   32% *  

Bron: Statistisch Jaarboek gemeente Rheden, 1-1-2016

* CBS in uw buurt, 2015

In Dieren bestaat de woningvoorraad voor 59% uit koopwoningen. Gemeentebreed ligt dit percentage iets lager (53% koopwoningen, CBS 2015) De leeftijdsopbouw in Dieren is vergelijkbaar met de leeftijdsopbouw in de hele gemeente. Er zijn naar verhouding wel minder eenpersoonshuishoudens in Dieren. Gemeentebreed ligt dit percentage op 40% (CBS 2016).

Sinds 2009 fluctueert het bevolkingsaantal van de gemeente enigszins nadat het vanaf 2003 een daling liet zien. In de meest recente bevolkingsprognose van de provincie Gelderland wordt een lichte stijging van het aantal inwoners voorspeld. Tussen de jaren 2020 en 2025 stabiliseert het aantal inwoners rond de 44.000.

Het aantal huishoudens vertoont evenwel nog steeds een stijgende lijn. De huishoudens ontwikkeling is een goede voorspeller voor de kwantitatieve woningbehoefte. De verwachting is dat het aantal huishoudens de komende jaren zal stijgen met plusminus 600. In de periode 2020-2025 zal de huishoudensontwikkeling naar verwachting stabiliseren rond de 21.000.

In het plangebied zijn enige instellingen gevestigd. Naast intramuraal wonen met volledige verzorging en therapie zijn ook andere woonvormen aanwezig. Kamerverhuur komt in zeer beperkte mate voor.

Het woongebied kent de volgende bijzondere woongebouwen:

  • een verzorgingshuis aan de Zupthensestraatweg (50 plaatsen);
  • de Noorderstraat (3 plaatsen):
  • een gezinsvervangend tehuis aan de Vingerhoed (24 plaatsen).

De woningbouwlocaties uit het geldende bestemmingsplan zijn overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Er wordt niet voorzien in verdere verruiming van de woningbouwcapaciteit.

2.8 Economische activiteiten

Over het gehele plangebied overheerst de woonfunctie. Economische activiteiten binnen het plangebied vinden met name plaats in en nabij de Spoorstraat, de Hoflaan en daar waar de Hogestraat en de Kerkstraat samenkomen.

2.8.1 bedrijven

Verspreid in het plangebied zijn kleine bedrijfjes aanwezig.

2.8.2 dienstverlening

Voorzieningen van waaruit dienstverlening wordt verleend, bevinden zich onder andere in de Hoflaan in de vorm van een architectenkantoor. Ook rond de plek waar de Hogestraat en de Kerkstraat samen komen, is een aantal voorzieningen aanwezig.

2.8.3 winkels

De Spoorstraat was van oudsher de winkelstraat van Dieren maar heeft die functie verloren. Binnen het plangebied is relatief weinig detailhandel aanwezig. De detailhandel die nog wel aanwezig is, is met name gesitueerd in en rondom de Spoorstraat.

2.8.4 horeca

In Dieren-Zuid is een aantal horecagelegenheden aanwezig. Daar waar de Spoorstraat en de Zutphensestraatweg samenkomen, is er sprake van een concentratie van horecagelegenheden. Hier zijn diverse horecagelegenheden gevestigd. Aan de Doesburgsedijk aan de rand van het plangebied is een restaurant gevestigd.

2.8.5 kantoor

De politie beschikt over een kantoorpand aan de Hogestraat.

2.9 Voorzieningen

In Dieren-Zuid is een beperkt aanbod van openbare voorzieningen. De instellingen die in het plangebied aanwezig zijn, liggen niet geconcentreerd maar verspreid over het plangebied.

2.9.1 onderwijs

In Dieren-Zuid zijn twee basisscholen aanwezig. Het gaat om de Koningin Emmaschool (openbaar) en De Boomgaard (locatie Zuid) (protestants-christelijk). Aan de Doesburgsedijk bevindt zich het gebouw voor de Regionale scholengemeenschap Het Rhedens. Dit is een school voor het voortgezet onderwijs. Een klein deel van de muziekschool is ook gevestigd in Het Rhedens.

2.9.2 sport

Binnen het plangebied was een sportschool aan Zutphensestraatweg 17 aanwezig. Ook is er een kegelbaan op het perceel Veerstraat 6. Andere sportvoorzieningen zijn niet aanwezig binnen het plangebied.

2.9.3 welzijn en religie

In het midden van het plangebied bevindt zich op het perceel Zutphensestraatweg 5 het woonzorgcentrum De Oude Plataan.

Op het perceel Noorderstraat 9 is het kinderdagverblijf Marron gevestigd. Kinderdagverblijf De Boomgaard is gehuisvest aan het Schoolpad 3.

Hoewel er verschillende kerkgebouwen in Dieren-Zuid staan, worden deze gebouwen niet meer gebruikt voor religieuze doeleinden. Aan de Spoorstraat 34 staat een synagoge. Na de restauratie en de uitbreiding hiervan is de synagoge weer in gebruik genomen door de Joodse geloofsgemeenschap.

2.9.4 diversen

Verspreid in het plangebied worden (para) medische beroepen -meestal- aan

huis uitgeoefend.

2.10 Nieuwe ontwikkelingen

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk.

Een uitzondering hierop vormt de nieuwe bouwmogelijkheid in het 'restgebied' grenzend aan de nieuwe infrastructuur van de traverse: de hoek Zuider Parallelweg/ Burgemeester De Bruinstraat. Hier wordt een kleinschalige ontwikkeling naar kantoren en/of praktijkruimten toegelaten.

In het gebied tussen de Burgemeester Willemsestraat en het Apeldoorns kanaal, voor zover dit gebied niet is opgenomen in het Inpassingsplan Kanaalzone Dieren Gelderland, wordt de bestaande situatie vastgelegd, met een groene bestemming ter plaatse van de gesloopte woningen aan de Burgemeester Willemsestraat. De bouw van 1 woning aan de Kattenberg valt binnen de bouwstrook zoals die in het geldende dorpsvernieuwingsplan is vastgelegd. In onderhavig bestemmingsplan zijn nog niet de andere 'restgebieden' grenzend de nieuwe infrastructuur opgenomen. Het gaat dan om de locaties aan de kop van de Spoorstraat en aan het Stationsplein ten oosten van nummer 24. Over het ontwikkelen van deze gebieden heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden.

Op twee locaties in Dieren-Zuid is een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning in voorbereiding. Deze locaties zijn niet opgenomen in het bestemmingsplangebied. Overigens is op basis van inspraakreacties ook de locatie Spoorstraat 1-9 (zoals opgenomen in het bestemmingsplan Dieren, witte vlekken) niet meer in onderhavig plangebied opgenomen hoewel hiervoor op dit moment geen nieuw plan in voorbereiding is.

Verder zijn mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen overgenomen waarbij een actualisering heeft plaatsgevonden. Daarbij voorziet een regeling in het (wederom) mogelijk maken van bepaalde detailhandels- en ambachtelijke bedrijven.

Onderhavig plan respecteert de niet geëffectueerde bouwrechten uit voorliggende plannen, waarbij thans aan de Hoflaan 7a een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen.

Zoals al eerder gesteld, heeft een omzetting naar de huidige landelijke standaard plaatsgevonden. Dit geldt ook voor de waarden in het plangebied.

In hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan wordt aan een en ander nadere aandacht besteed.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in 5 Haalbaarheid en afweging wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijk

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).


De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van het land;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onderwerpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten gebruiken.


In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barre) is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan.

Grote rivieren

De artikelen 2.4.1. t/m 2.4.5 van het Barre stellen algemene eisen aan de inhoud van nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen in het rivierbed met als doel te voorkomen dat omgevingsvergunningen worden verleend voor afwijking van een bestemmingsplan ten behoeve van werkzaamheden die in het kader van het Water besluit niet of slechts onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan. Dit kan zijn omdat ze een bedreiging vormen voor de waterafvoer of omdat zij de vergroting van de afvoercapaciteit feitelijk kunnen belemmeren.

De Beleidsregels grote rivieren en het Barre maken onderscheid tussen rivier gebonden activiteiten (ja, mits.....) en niet-rivier gebonden activiteiten (nee, tenzij....). Voor voorgenomen (bouw)activiteiten in de zogeheten bergende en stroomvoerende delen van het rivierbed stelt het Barro aan bestemmingsplannen enkele aanvullende eisen. Zo moeten resterende, blijvende effecten op de waterstand en afname van de bergingscapaciteit worden gecompenseerd. Vanwege de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet de financiering en tijdige realisering van die maatregelen zijn verzekerd. Dit geldt ook bij activiteiten die per saldo meer ruimte voor de rivier opleveren.

Dit aspect komt in paragraaf 5.4.8 Water aan de orde.

Ecologische hoofdstructuur

De uitwerking van de Ecologische hoofdstructuur, welke in onderhavig verband van belang zou kunnen zijn, vindt plaats via de provincies. Dit aspect komt in hoofdstuk 3.2 aan de orde.

Beschermd dorpsgezicht

Vanuit een cultuurhistorisch oogpunt is van belang dat van rijkswege het beschermd dorpsgezicht Dieren is aangewezen. De wijze waarop hiermee is omgegaan wordt beschreven in hoofdstuk 5.4.7.

Ladder duurzame verstedelijking

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.

Per 1 juli 2017 dient in de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de behoefte daaraan beschreven te worden. Indien die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient gemotiveerd te worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Dit aspect komt aan de orde in hoofdstuk 5 Haalbaarheid en afweging.

3.2 Provincie

Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald. Allereerst de Omgevingsvisie Gelderland.

De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door provinciale staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De hierop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door provinciale staten vastgesteld. De verordening is 16 oktober 2014 gepubliceerd en daags daarna in werking getreden. Op dezelfde dag trad ook de Omgevingsvisie in werking.


In de Omgevingsvisie benoemt de provincie als hoofddoelen:

  • Een duurzame economische structuur, waarbij niet meer moet worden gedacht in de termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving; hierbinnen staat het waarborgen en verder ontwikkelen van een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem centraal.

Het onderdeel Visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen.

De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's.


In het onderdeel Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond.

De gemeente Rheden maakt hierin onderdeel uit van de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Belangrijkste opgaven voor de Stadsregio zijn:

  • versterking van de basiseconomie en de topsectoren;
  • versterking van het stedelijk kerngebied;
  • realisatie van een aantrekkelijk regionaal vestigingsklimaat voor wonen en werken;
  • behouden en verbeteren van de leefbaarheid in steden en omringende kernen;
  • verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid;
  • behouden en benutten van de gebiedskwaliteiten.

Ten opzichte van de vorige visie valt voor het landelijke gebied op dat de woningbouwcontouren rond de dorpen zijn vervallen. Ook hiervoor wordt nu bij de afweging de ladder voor duurzaam ruimtegebruik gebruikt.

Onderdeel van de Omgevingsvisie zijn thematische kaarten, waarop per thema een gebiedsindeling is weergegeven. De Omgevingsvisie wordt regelmatig geactualiseerd. Voor onderhavig plan is gebruik gemaakt van de op 13 december 2017 vastgestelde actualisatie.


In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Uit de kaarten, behorend bij de Omgevingsverordening blijkt, dat het plangebied is gelegen nabij gebieden die in de provinciale omgevingsvisie zijn aangegeven als Gelders Natuurnetwerk dan wel als Groene ontwikkelingszone. In paragraaf 5.2 wordt hier verdere aandacht aan besteed.

De omgevingsverordening wordt regelmatig geactualiseerd. Voor onderhavig plan is

gebruik gemaakt van de op 13 december 2017 vastgestelde versie.

Deze verordening is bindend voor de gemeente.


Voor onderhavig bestemmingsplan is het volgende onderwerp uit de Omgevingsverordening Gelderland van toepassing:

  • nieuwe woonlocaties.

Over 'wonen' wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vdoor Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. In 2018 wordt de nieuwe regionale woonagenda Arnhem/Nijmegen vastgesteld door gedeputeerde staten.

De kwantitatieve vraag wordt gebaseerd op de bevolkings- en huishoudensprognose van de provincie (Primos 2016). In de subregio Arnhem (gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rozendaal en Rheden) betekent dit een benodigde groei van de woningvoorraad voor de komende 10 jaar (2017-2027) van ruim 13.000 woningen.

In de subregionale woonagenda, die in maart 2018 wordt vastgesteld, is afgesproken dat de kwantitatieve opgave als spiegel wordt gebruikt. We willen met name sturen op toevoegen van de juiste kwaliteit. Hiervoor worden kwalitatieve randvoorwaarden opgesteld waaraan plannen worden getoetst.

Uit de regionale woningmarktanalyse (Companen 2017) blijkt dat er op de korte termijn nog durk op de woningmarkt is, maar dat deze langzaam gaat afnemen totdat er na 2035 huishoudenskrimp wordt verwacht. Het aantal ouderen en alleenstaanden gaat toenemen. De vraag naar duurdere huur- en koopwoningen neemt toe, de vraag naar sociale huur- en goedkope koopwoningen neemt af.

  • bodembescherming

Uit de Omgevingsverordening Gelderland blijkt voorts dat het zuidelijk deel van Dieren gedeeltelijk is gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied (zie ook paragraaf 2.5.2). Voor het plangebied betekent dit dat bepaalde activiteiten niet zijn toegelaten of alleen nadat gedeputeerde staten hieraan medewerken. Op grond van die

verordening zijn namelijk aangewezen een WKO-vrije zone (het gebied binnen de rode

omlijning) en een boringsvrije zone (de blauwe horizontale belijning). Deze beperkingen gelden dus voor het hele grondwaterbeschermingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0012.png"

Bron: Omgevingsverordening Gelderland

Daarnaast is een ruimer intrekgebied aangewezen op basis van de omgevingsverordening.

Voor een volledig overzicht van de activiteiten waaraan voorwaarden zijn verbonden wordt hier verwezen naar de provinciale verordening die beschikbaar is op de provinciale website www.gelderland.nl/drinkwater of op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Voorts wordt hier vermeld het provinciale beleid om de vrijetijdssector te versterken en ervoor te zorgen dat de economische én sociale waarde wordt vergroot. Voor de periode 2012 tot en met 2015 hebben provinciale staten in november 2011 het Actieplan Vrijetijdseconomie: Ruimte voor ondernemers in de vrijetijdssector vastgesteld. Hierin zijn weinig ruimtelijke ingrepen voorzien. Het accent ligt met name op het beter benutten van hetgeen er aanwezig is met behoud van alle kwaliteiten van de provincie Gelderland.

3.3 Waterschap

Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater.

In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.

Het plangebied is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 geeft het waterschap haar doelen aan, zoals ze deze heeft verwoord in de Watervisie 2030 (uit 2013). Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

3.4 Gemeente

Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.

3.4.1 Vastgesteld beleid

Cultuurhistorie

De gemeenteraad heeft op 30 mei 2017 de Erfgoednota Verbindend Verleden vastgesteld. Daarin is het erfgoedbeleid over de jaren 2012-2016 geëvalueerd en worden de plannen voor de periode 2017-2021 geformuleerd. De evaluatie is aanleiding om voort te gaan op de ingeslagen weg; met dezelfde visie maar met nieuwe plannen waarin zoveel mogelijk erfgoedwensen zijn verwerkt.

Erfgoed gaat over menselijke sporen die uit het verleden die zichtbaar en tastbaar zijn in het heden. Dat kunnen voorwerpen zijn, archeologische vondsten, archieven, en gebouwde en groene monumenten zoals landgoederen, begraafplaatsen en landschappen. Maar ook bepaalde gebruiken, verhalen en gewoonten horen erbij.

In de visie is het cultuurhistorische erfgoed is van cruciaal belang voor de ruimtelijke en sociale karakteristiek van de gemeente Rheden. Allereerst gaat het om het in goede staat doorgeven van cultuurhistorisch erfgoed aan volgende generaties. Daarnaast willen wij ons erfgoed inzetten als (hulp)motor om de economische, sociale en klimatologische doelen te bereiken en als verbindende schakel tussen gemeentebrede beleidsdoelstellingen.

De visie is voor de verschillende delen van het erfgoed (landschap, archeologie, bouwkunst en de verhalen) uitgewerkt in de volgende thema's:

  • behoud en ontwikkeling;
  • kennis vermeerderen en delen;
  • promotie en beleving.

Naast uiteraard de kerntaak van erfgoed - instandhouding - is de focus de komende jaren gericht op het behalen van de gemeentebrede doelen op het gebied van klimaat, toerisme en recreatie en het sociale domein. Met een proactieve houding zal geprobeerd worden het voor eigenaren aantrekkelijk(er) te maken om hun erfgoed te behouden.

De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoordt. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door burgemeester en wethouders bepaald op basis van het advies van de regioarcheoloog die zijn advies opstelt aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.


In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen. De archeologische bepalingen uit dat bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

Milieuzonering

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 die op 26 mei 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. De hoofdlijn is als volgt. Ten aanzien van dit aspect wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gehanteerd. In nieuwe situaties wordt getoetst aan de richtafstanden. Afwijken van die afstanden is mogelijk mits gemotiveerd (met een onderzoek). In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook bestaande situaties beoordeeld. Bestaande bedrijven worden in principe zo bestemd dat zij minimaal kunnen blijven functioneren. Tenzij sprake is van een milieuknelpunt en bedrijfsbeëindiging is gewaarborgd.

Bodemkwaliteit

De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 31 mei 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Een actualisatie hiervan is in voorbereiding. Op de bodemkwaliteitskaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan.

De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.

Niet-gesprongen explosieven

In opdracht van de gemeente is in 2017 een vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog.

De resultaten zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

De wijze waarop met de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven wordt omgegaan is vastgelegd in de Nota Standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015.

Geluidhinder

De Wet geluidhinder stelt regels aan de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door gezoneerde wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige functies in nieuwe situaties. Hoe burgemeester en wethouders in verschillende omstandigheden invulling geven aan hun bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen dan de voorkeurswaarde, heeft het college op 27 april 2015 vastgelegd in de Nota Hogere waarden wet geluidhinder Rheden 2015. Een benodigde hogere grenswaarde moet zijn verleend voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Verkeer

In het gemeentelijke Verkeerscirculatieplan Dieren (VCP) uit 2013 wordt een wegcategorisering beschreven bestaande uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden.

Verblijfsgebieden zijn of worden ingericht als 30 km of 60 km zone. Gebiedsontsluitingswegen zijn de wegen binnen de bebouwde kom die hoofdzakelijk een doorstroom karakter hebben en waar een snelheidslimiet van 50 km geldt.


Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.

Groen

In het gemeentelijke Groenstructuurplan uit 2002 en de Beleidsnota Bomen uit 2005 is de leidraad dat de groene kenmerken en karakteristieken in de dorpen en deelgebieden worden versterkt. De dorpenroute tussen Velp en Dieren is een belangrijke verbindingsas die zich kenmerkt door een ligging tussen bossen en open landbouwgebieden. Markant zijn de boomlinten die haaks op de dorpenroute zijn gesitueerd. Bomenlanen die vanaf de Veluwe richting IJssel voeren, vormen het bindende element -het raamwerk- in het geheel. Om deze karakteristiek optimaal in stand te houden geldt als uitgangspunt dat langs deze dorpenroute geen rijen laanbomen worden geplant.

Het groene raamwerk in Dieren-Zuid wordt gevormd door de bomenlaan in de Molenweg en de losse boombegeleiding in de Zutphensestraatweg. Voor Dieren-Zuid geldt dat bomen vooral in particuliere tuinen staan en in het Carolinapark. Aangetekend wordt dat groeiruimte voor de bomen door de aanwezigheid van verharding soms beperkt is.

Spelen

In 2008 is de Beleidsnota R(h)eden te meer om te spelen 2008 - 2013 vastgesteld. Daarna is op 27 januari 2015 het rapport Evaluatie Speelbeleid vastgesteld. De beleidsnota is een onderdeel van het jeugd- en jongerenbeleid in de gemeente. Het doel is 3% (per hectare uitgegeven gebied) speelruimte te creëren en te behouden voor verschillende doelgroepen (4 - 17 jaar).

Daarbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • 4 - 14 jaar, hiervoor zijn de speelterreinen en speelvelden bedoeld;
  • 10 - 17 jaar, hiervoor zijn speelvelden als trapvelden, basketbalvelden, skatevoorzieningen en de jongerenontmoetingsplaatsen (jop) bedoeld.

Voor alle groepen moeten in de dorpen voorzieningen aanwezig zijn. Afhankelijk van de voorziening (jop of speelplek) wordt overleg gevoerd met diverse belanghebbenden. De voorzieningen moeten voldoen aan het Warenwetbesluit Attractie- en Speelvoorzieningen en de geldende milieuregels.

Water

Het huidige Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2014 tot en met 2017. Het daarop volgende GRP zal in samenwerking met de gemeenten Bronckhorst, Doesburg en het waterschap Rijn en IJssel worden opgesteld in de vorm van een 'Afvalwaterketenplan'. Met het GRP voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. In dit plan heeft de gemeente samen met Waterschap Rijn en IJssel het rioleringsbeleid vastgelegd.

De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid.

Ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater, binnen het stedelijke gebied, is geborgd in het GRP.

Omgaan met hemelwater en grondwater is geregeld in de in oktober 2015 vastgestelde gemeentelijke verordening Afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015. Hemelwater dient op grond van die verordening op het bijbehorende te worden geborgen, slechts bij uitzondering is het afvoeren naar het openbare gebied toegelaten.

Klimaatadaptatie

In juni 2016 is het gemeentelijke klimaatbeleid De Rhedense klimaataanpak 2016-2020 vastgesteld. Klimaatadaptatie vormt een belangrijk onderdeel van dit beleid. Hieronder wordt verstaan het zodanig inrichten en beheren van de openbare ruimte dat effecten van klimaatverandering hierin opgevangen kunnen worden zonder dat dit tot ernstige overlast of schade leidt. Het gaat hierbij om de effecten zoals meer en extremere buien, langere perioden van droogte en hitte en de stijging van de zeespiegel en de daaraan gerelateerde stijging van de rivierstanden. Directe gevolgen uiten zich onder andere in meer overlast van water op straat, erosie, bodemdaling, een toenemende kans op natuurbranden en afname van biodiversiteit. Dit beleid sluit aan op eerder genoemd beleid ten aanzien van natuur, groen en water.

Wonen

Op 30 juni 2015 heeft de raad de Woonvisie 2014-2020 vastgesteld. Daarin ligt de focus op kleinschalige en binnen de karakteristiek passende nieuwbouwplannen. Geconstateerd wordt dat bouwen voor de behoefte de inzet is. Daarnaast zal worden ingezet op de aanpak van de bestaande voorraad door middel van woningverbetering en herstructurering teneinde beter aan de toekomstige woningvraag te voldoen.

De kwantitatieve woningbehoefte in de gemeente bedraagt zo'n 50 woningen per jaar tot het jaar 2025. Gezien de huishoudensprognose gaat het de komende jaar om rond de 80 woningen per jaar. Na 2020 om 20 woningen per jaar. Daarbij blijft het 'nee, tenzij' beleid bij plannen voor meer dan 5 woningen van toepassing.

Ten aanzien van de kwalitatieve behoefte wordt geconcludeerd dat er behoefte is aan huurwoningen, zowel sociale huurwoningen als vrije sector huur. Bij grotere nieuwbouw- of ontwikkelingslocaties wordt ingezet op ten minste 35% huurwoningen (in de sociale en vrije sector). Het accent zal binnen de gemeente moeten liggen op grondgebonden woningen.

Met betrekking tot de woningkwaliteit is geconstateerd in de structuurvisie voor het dorp Velp dat bij appartementen in de marktsector ingezet dient te worden op een oppervlakte van minimaal 100 m². Deze lijn kan ook worden doorgezet naar het dorp Dieren.

Op 21 februari 2017 is vastgesteld de Verordening sociale woningbouw gemeente Rheden, op basis waarvan in bestemmingsplannen eisen gesteld kunnen worden aan het aandeel sociale huur en/of sociale koopwoningen.

Toerisme

Het toeristisch-recreatief beleid is erop gericht meer aanbod te genereren voor toeristen en bezoekers aan de gemeente Rheden. De daadwerkelijke uitbreiding is afhankelijk van ondernemers en hun plannen voor nieuwe bedrijvigheid.

Het Toeristisch-Recreatief OntwikkelingsPlan (TROP) Rheden op z'n best; tussen IJssel en Veluwezoom uit 2009 geeft aan dat initiatieven op het gebied van bed & breakfast- voorzieningen ondersteund worden en mogelijk zijn onder bepaalde voorwaarden.

Inmiddels heeft de gemeenteraad, als één van de partners, in september 2016 ingestemd met het Masterplan Toerisme. Ruimtelijk bevat dit masterplan geen zaken voor dit plangebied.

Terzijde wordt hier nog opgemerkt dat het bestemmingsplan ook voorziet in de mogelijkheid in de woning onder voorwaarden bed&breakfast te verstrekken, in die gevallen is uit een oogpunt van brandveiligheid een vergunning (voor een logiesfunctie) vereist als nachtverblijf wordt verstrekt aan meer dan 4 personen.

Economische activiteiten

In de visie Een actuele economische beleidsnota van en voor de gemeente Rheden (vastgesteld door de gemeenteraad in maart 2016) wordt aangegeven dat het voor de gemeente van groot belang is dat de economie vitaal blijft voor haar inwoners en het bedrijfsleven.

De visie geeft onder andere aan dat ingezet moet worden op het behouden en versterken van de bedrijvigheid en daarmee de werkgelegenheid. De Rhedense bedrijventerreinen zijn voor de werkgelegenheid belangrijke gebieden. Om de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen te verhogen en knelpunten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is revitalisering noodzakelijk.

Voor de dorpen Velp, Rheden en Dieren is in de raadsvergadering van januari 2017 een nieuwe detailhandelsstructuurvisie Kiezen voor eigen kwaliteit opgesteld. Hierin wordt voor Dieren de bestaande bedrijvigheid beschreven en geconcludeerd dat de versterking van het winkelaanbod plaats zou moeten vinden in het kernwinkelgebied. Voor het aangrenzende secundaire winkelgebied geldt dat het toevoegen van winkels (hieronder verstaat de detailhandelsstructuurvsie ook publieksgerichte dienstverlening zoals een kapper, reisbureau, uitzendbureau) eventueel mogelijk gemaakt kan worden door een afwijkingsmogelijkheid mits dit geen verstorende werking heeft op het functioneren van het kernwinkelgebied.

In de detailhandelsstructuurvisie wordt voor Dieren-Zuid bij uitzondering verspreide bewinkeling toegestaan. Een deel van de verspreide bewinkeling bevindt zich, in combinatie met enkele horecavestigingen, in Dieren-Zuid. Gezien de ligging van het gebied, de dorpsachtige omgeving, de aanwezige winkels, horeca, fietsroutes en de opgaven op het gebied van recreatie & toerisme ligt er een kans om Dieren-Zuid juist voor het toerisme aantrekkelijker te maken door winkels (al of niet in combinatie met ambachten en horeca) toe te laten die inspelen op toerisme & recreatie.

Studentenhuisvesting

In de nota Studentenhuisvesting, die op 14 maart 2016 door burgemeester en wethouders is vastgesteld, staat de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte van studenten van de Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen in Arnhem centraal. Geconcludeerd wordt dat de vraag naar studentenhuisvesting zich vooral zal richten op Arnhem en in kwalitatieve zin vooral op kamers met voorzieningen. Voor de komende jaren wordt geen aanleiding gezien om binnen de gemeente Rheden mee te werken aan initiatieven die zich richten op reguliere studenten. Voor buitenlandse studenten van HVHL wil de gemeente Rheden ruimte bieden aan een initiatief dat zich richt op de realisatie van een kleinschalig complex met gemeubileerde kamers.

Kamerverhuur

Het kunnen gebruiken van een pand voor kamerverhuur is in de APV gekoppeld aan een exploitatievergunning als het meer dan 2 kamers betreft. In de op 29 februari 2016 door burgemeester en wethouders vastgestelde Beleidsnota Kamerverhuur panden: vergunningverlening, toezicht en handhaving is vastgelegd onder welke voorwaarden zij vergunning verlenen. Bij besluit van 22 augustus 2017 (in werking getreden op 26 oktober 2017) is de nota verduidelijkt ten aanzien van de ruimtelijke toetsing.

Grondgebonden woningen komen niet in aanmerking voor een vergunning als deze in het geheel voor kamerverhuur worden aangewend. Wordt kamerverhuur gecombineerd met een zelfstandig huishouden of in het geval dat geen sprake van een grondgebonden woning, dan wordt een onderscheid gemaakt tussen overwegend monofunctionele woonwijk en een functioneel gemengde wijk.

Dit onderscheid vloeit voort uit de constatering dat in zijn algemeenheid kan gesteld worden dat aan het bewonen van kamers een andere ruimtelijke uitstraling is verbonden dan de bewoning door een huishouden. Gezien de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de bewoners en een mogelijke toename van de parkeerdruk wordt gekozen voor een zeer restrictieve benadering voor nieuwe kamerverhuur in een rustige woonwijk. Kamerverhuur kan daar slechts worden toegestaan indien dit op zo'n ondergeschikte schaal is, dat de ruimtelijke uitstraling van de woonbuurt hierdoor niet wijzigt. Incidenteel bestaat ruimte voor enige kamerverhuur.

Ter invulling van het ondergeschikte, incidentele karakter is gekozen voor een norm van 1% van het aantal woningen in een rustige woonwijk. Om ongewenste klontering van deze 1% te voorkomen is het gewenst om een afstandsmaat te hanteren tussen de panden waar kamerverhuur plaatsvindt. Een onderlinge afstand van 50 m wordt daarbij acceptabel geacht.

In de nota wordt voorts geconstateerd dat in functioneel gemengde wijken de komst van kamerbewoners met hun eigen ruimtelijke uitstraling minder impact heeft. Dit blijkt ook uit het gegeven dat thans geen overlast wordt gemeld ten gevolge van kamerbewoning die met name in deze wijken is geconstateerd. Kamerbewoning kan in deze wijken zelfs bijdragen aan de levendigheid en dynamiek die dergelijke gebieden eigen zijn. Dit leidt derhalve tot de conclusie dat thans geen behoefte bestaat aan beheermaatregelen in functioneel gemengde wijken. Zodat in die gemengde gebieden (nog steeds met uitzondering van het in zijn geheel gebruiken van grondgebonden woningen voor kamerverhuur) een ruimer beleid is geformuleerd. Gesteld is dat in het bestemmingsplan wordt aangewezen in welk gebied sprake is van een gemengde wijk.

In dit bestemmingsplan wordt het ruimtelijk relevante onderscheid tussen een rustige woonwijk en een functioneel gemengde woonwijk vastgelegd. In hoofdstuk 4 wordt dit bij de beschrijving van de bestemming Wonen nader verklaard.

Evenementen

In de Beleidsnota Evementenbeleid Rheden 2017, vastgesteld in de raadsvergadering van januari 2017, is een gemeentebreed algemeen beleid geformuleerd over evenementen. De nota wordt gevolgd door een uitvoeringsnota op basis waarvan een ruimtelijk kader op bestemmingsplanniveau kan worden vastgesteld.

Visie Wonen Welzijn Zorg

Op 29 november 2016 heeft de gemeenteraad de Visie Wonen Welzijn Zorg  vastgesteld. De visie heeft als hoofdlijn 'een passende woning in een passende woonomgeving'. Dit betekent dat planologische flexibiliteit gewenst is om snel in te kunnen spelen op maatschappelijke ontwikkelingen rond wonen, welzijn en zorg. Geconstateerd wordt dat het aantal intramurale verzorgingsplaatsen in de gemeente ongeveer constant moet blijven. Wel is sprake van een tijdelijke mindere behoefte aan intramurale plaatsen. Extramuralisering (minder intramurale plaatsen) en vergrijzing (meer intramurale plaatsen nodig) houden elkaar min of meer in evenwicht.

Voor nieuwe initiatieven zijn criteria opgenomen op basis waarvan de gemeente mee wil werken aan bestemmingswijzigingen. Innovatieve woonvormen in combinatie met zorg willen wij zo veel mogelijk faciliteren.

Verder wordt aandacht gevraagd voor de kwaliteit van het openbare gebied, met name waar het gaat om routes voor mensen met een beperking. Ook de relatie met voorzieningen en dorpshuizen is hierbij belangrijk.

Welstandsnota

De welstandsnota vormt samen met het bestemmingsplan het (juridische) kader waaraan een omgevingsvergunning wordt getoetst ten aanzien van de ruimtelijke aanpassing van de gebouwde omgeving. Op 30 mei 2017 heeft de raad de welstandsnota geactualiseerd. Met deze welstandsnota zijn de gemeente, ondernemers en inwoners gezamenlijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van de leefomgeving. De nota is alleen daar van toepassing waar het algemeen belang van de leefomgeving groot is. Daar waar het niet nodig is, geeft de nota ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer en inwoner voor de verschijningsvorm van een bouwwerk. Hiermee wordt de regelgeving ten aanzien van welstand beperkt tot de hoogstnodige welstandscriteria zonder dat de kwaliteit van de bebouwde omgeving achteruit gaat. De nota is digitaal beschikbaar via de website www.welstandsnotas.nl/rheden. Hier kan iedereen de nota op adres raadplegen.

3.4.2 Structuurvisie

De structuurvisie voor Dieren is in voorbereiding. De vertaling van de bevindingen en de resultaten van het interactieve proces zullen worden vastgelegd in een ontwerpstructuurvisie. De formele procedure zal starten na die van het bestemmingsplan.

3.4.3 Komend beleid

Bij de voorbereiding van de 10-jaarlijkse actualisatie van de bestemmingsplannen is geconstateerd dat er op dit moment nog nieuw beleid in voorbereiding is.

Hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan

Zoals in hoofdstuk 1 al is aangehaald, kent onderhavig bestemmingsplan dat volgens de huidige digitale vereisten is opgezet, andere bestemmingen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Ook zijn de laatste wijzigingen in regelgeving en beleid hierin verwerkt. Niet gewijzigd is het uitgangspunt van flexibele bestemmingsplannen. De geldende bestemmingsplannen zijn hiervoor als startpunt gebruikt. Ook zijn enige beperkingen aangebracht (bijvoorbeeld ten aanzien van aantallen, goothoogte en bouwlagen) zoals hieronder wordt beschreven.

4.1 Systematiek

Bouwmogelijkheden

In het plangebied liggen 3 bouwvlakken met nog onbenutte bouwmogelijkheden voor in het totaal 3 woningen. Deze bebouwingsmogelijkheden zijn toegekend in het geldende plan. Er bestaat geen aanleiding om deze mogelijkheden niet over te nemen. Hier is juridisch-planologisch gezien geen sprake van nieuwe mogelijkheden.

Het gaat om de volgende locaties:

- tussen Hoflaan 5 en 7;

- tussen Doesburgsedijk 2 en Hogestraat 2;

- Kattenberg ten zuiden van nr. 13.

Voor het perceel Hoflaan 7a is de bestaande woning thans wel bestemd en is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestaande woonfunctie, die op het achtererf is gelegen, te kunnen verplaatsen naar de wegzijde van de Hoflaan. Het aantal woningen op dit perceel wijzigt hierbij niet.

Voorts zijn de bestaande bouwvlakken overgenomen tenzij dit niet meer actueel is, dan is het bouwvlak aangepast aan een verleende vergunning.


Maatvoering

De regeling voor de maatvoering wijzigt generiek ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplannen. In plaats van alleen een bouwhoogte, zoals in de voorheen geldende bestemming Werken of Voorzieningen, wordt in de dorpen thans ook het maximale aantal bouwlagen geregeld in andere bestemmingen dan de bestemming Wonen. Dit voorkomt dat in de woonomgeving hoge plat afgedekte gebouwen worden gerealiseerd, hetgeen niet passend wordt gevonden binnen de stedenbouwkundige structuur ter plekke.


Gebruik

Geconstateerd kan worden dat niet alle gegeven gebruiksmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan nog actueel zijn. Het betreft vooral de functies die door middel van aanduidingen in een woonbestemming waren toegelaten. Panden zijn ook in zijn geheel als woning in gebruik. De panden waarin wonen en andere functies aan elkaar gelijk waren gesteld, worden in dit plan bestemd als Gemengd. Aan de hand van de actuele situatie is gekeken naar de toedeling van toegelaten ander gebruik binnen de bestemming Gemengd.

Waar in de loop der jaren zich een ander gebruik heeft ontwikkeld, is dit beoordeeld. Niet alleen op de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid maar ook vanuit andere beleidsvelden en regelgeving.


Stedenbouwkundige waarden

De stedenbouwkundige waarden die voorheen in een Beschrijving-in-Hoofdlijnen waren verwoord, krijgen thans waar zij als juridisch bindend zijn te beschouwen, rechtstreeks een plaats op de verbeelding en in de regels. Het instrument Beschrijving- in-Hoofdlijnen is namelijk niet meer opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en kan daarom niet meer worden toegepast. Gezien de beschrijvende aard van deze waarden in de geldende bestemmingsplannen, komen deze waarden niet terug in onderhavig plan.

- goot- en bouwhoogtes

Het stedenbouwkundige beeld wordt in zijn algemeenheid zoals hierboven al onder maatvoering is gesteld, beter geborgd door in elke bestemming te werken met bouwlagen. Zo nodig kan ook bij hoofdgebouwen gewerkt worden met goot- en bouwhoogtes als hiertoe stedenbouwkundig aanleiding toe is. Denk aan gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling of cultuurhistorisch waardevolle gebieden. In die gevallen is de doelstelling het bewerkstelligen dat bij ver- of nieuwbouw optimaal wordt aangesloten op de bestaande, waardevol bevonden ruimtelijke uitstraling van een gebied. Buiten de gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling blijft uitgangspunt de systematiek van bouwlagen en bouwhoogtes. Deze systematiek biedt meer architectonische variatiemogelijkheden.

In onderhavig plangebied zijn binnen het beschermde dorpsgezicht alleen de bestaande goot- en bouwhoogtes uitgangspunt als het monumenten betreft.


- onbebouwde gronden grenzend aan het openbare gebied

De openheid van die onbebouwde gronden wordt in zijn algemeenheid bij woningen geborgd door de toekenning van de bestemming Tuin en bij overige bestemmingen door het niet aanduiden van deze gronden als een gebied waar bijgebouwen kunnen worden geplaatst.


- overige zone - stedenbouwkundig waardevol

Aan gebieden met een stedenbouwkundig waardevolle uitstraling is de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol toegekend. Deze aanduiding betreft gronden langs wegen die bepalend zijn voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur en waarbij een belangrijke mate van ruimtelijke representativiteit wordt nagestreefd. Het toekennen van deze aanduiding heeft tot doel het representatieve beeld in stand te houden en te versterken. In deze zone worden geen gebouwen en overkappingen toegestaan, ook niet vergunningsvrij, teneinde een verdichting/samenklontering van het straat- en/of bebouwingsbeeld te voorkomen. Daarom worden ook restricties vastgelegd ten aanzien van het bouwen van erf- en perceelafscheidingen. Die mogen net zoals in de bestemming Tuin maar 1 meter hoog zijn. In het geval dat uit veiligheidsoverwegingen bij bedrijfsmatige en maatschappelijke functies een hoger hekwerk noodzakelijk is, kan hieraan worden meegewerkt. Ten aanzien van alle bouwwerken in deze zone kunnen nadere eisen worden gesteld.


Cultuurhistorische waarden

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het herkenbaar houden van de ontwikkelingsgeschiedenis van belang. Op stedenbouwkundig schaalniveau kan dat door de hoofdstructuur, gevormd door de oude linten en later geheel nieuw aangelegde of doorgetrokken ontsluitingswegen te behouden. Het bestemmingsplan voorziet hierin. Het bestemmingsplan legt voorts het bestaande bebouwingspatroon vast in bouwvlakken en maatvoeringen afgestemd op aanwezige bebouwing, stelt voorwaarden aan het bouwen op en het gebruik van gronden (parkeren) grenzend aan de openbare weg in historische straten, de groenstructuur alsmede het stratenpatroon.


- monumenten

Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden zijn ook de maatvoeringen van de beschermde monumenten nader bezien. Hier wordt een conserverende regeling voor goothoogte en bouwhoogte geïntroduceerd om in het bestemmingsplan meer aansluiting te zoeken bij de regelgeving ten aanzien van monumenten. Monumenten zijn op de verbeelding ter herkennen door de aanduiding specifieke bouwaanduiding - hoogtemaatvoering (sba-hm).

Hier wordt nog opgemerkt dat de in de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht genoemde gietijzeren hekwerken eveneens als beschermde monumenten zijn aangewezen.


- beschermd dorpsgezicht

De regelgeving voor het rijksbeschermd dorpsgezicht van een groot deel van Dieren-Zuid heeft nader vorm gekregen op een wijze zoals volgt uit de uitgangspunten van deze actualisatieronde. Daarbij is ter bescherming van de cultuurhistorische waarden in het gebied de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie toegekend. Binnen deze bestemming geldt niet alleen de regeling die toeziet op lage hekwerken in de voor- en zijtuinen en het voorkomen van gebouwen en overkappingen zoals in de stedenbouwkundig waardevolle zones elders in de gemeente, maar ook een regeling om het parkeren vóór de voorgevel van een hoofdgebouw te voorkomen. Het parkeren voor de voorgevel wordt in zijn algemeenheid niet gewenst gevonden omdat dit afbreuk doet aan de representativiteit van het straatbeeld en strijdig kan zijn met het behoud van het groene karakter van de straten. Gelet op de parkeermogelijkheden in dit dorpsdeel enerzijds en het aanwijzingsbesluit tot beschermd dorpsgezicht anderzijds waarin het groene karakter van de straten, veelal bepaald door bomen en bosschages in de voortuinen waardevol wordt geacht, is gekomen tot een parkeerverbod vóór de voorgevel van hoofdgebouwen in de historische straten voor nieuwe gevallen. Daar waar dit tot een problematische situatie leidt kan middels een omgevingsvergunning besloten worden om van dit parkeerverbod af te wijken.

Daarnaast is nog uit de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht overgenomen dat daar waar straatprofielen met een centrale rijweg, verhard met waalklinkers en flankerende

trottoirs aanwezig zijn, die waarde in stand moet blijven.

- archeologie

Verder valt het plangebied binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbelbestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregime. Opgemerkt wordt dat de begrenzing van de verschillende types van archeologische waarden op een aantal plekken cirkelvormig is.

Het voorliggende plan heeft geen zelfstandige, nieuwe ambities ten aanzien van de bescherming van de aanwezige waarden.

Milieuzonering

Bij de totstandkoming van de planregeling is het uitgangspunt geweest dat geen hoger niveau van potentiële overlast mag ontstaan. Om dit te bewerkstelligen, zijn de toegestane activiteiten gekoppeld aan diverse lijsten. Deze zijn zodanig van opzet dat deze activiteiten binnen het gebiedstype acceptabel worden geacht. In het bestemmingsplan wordt nu direct aangeduid tot welke milieucategorie een functie is toegelaten, er hoeft anders dan voorheen het geval was geen berekening per locatie meer te worden verricht. Dit biedt meer duidelijkheid vooraf.

Reeds aanwezige/toegelaten functies die niet passen binnen de algemene bestemmingsregeling, worden gerespecteerd door middel van een specifieke aanduiding. Er bestaat geen aanleiding tot het 'wegbestemmen' van deze functies.

Voorts geldt dat voor alle activiteiten de parkeernormen van toepassing zijn. Dit kan gevolgen hebben voor de toelaatbaarheid van de activiteiten.

4.2 Toedeling van bestemmingen

Bestemming Cultuur en ontspanning

Binnen het plangebied het clubgebouw van de kegelvereniging binnen de bestemming Cultuur en ontspanning gebracht.

Bestemming Gemengd

Op diverse plekken is sprake van een combinatie met andere gelijkwaardige functies. In de geldende (thans te herziene) bestemmingsplannen is gewerkt met aanduidingen waaruit blijkt dat tevens die andere gelijkwaardige functie is toegelaten. In het overgrote deel van de gevallen gaat het om woningen die ook in zijn geheel voor andere functies mogen worden aangewend. De mate waarin andere functies werden toegelaten was per pand verschillend. Ook vallen in de thans te herziene bestemmingsplannen de geldende bestemmingen uiteen in meer bestemmingen.

Voor beide gevallen voorziet onderhavig bestemmingsplan in mengbestemmingen. Gekozen is voor een onderverdeling in verschillende bestemmingen Gemengd.

- het plangebied

Bij de toedeling van de bestemming Gemengd - 1 of Gemengd - 2 is gelet op het gebruik dat in aanvulling op het wonen plaatsvindt. Bij de uiteindelijke indeling is de ligging betrokken. De bestemming Gemengd - 1 wordt gebruikt als sprake is van de aanwezigheid van verschillende functies in een nagenoeg aaneengesloten gebied maar niet op zo'n schaal dat gesproken kan worden van een centrumgebied. In een dergelijke aanloopstraat is een grotere verscheidenheid aan functies ruimtelijk aanvaardbaar.

Dieren-Zuid is in de detailhandelsstructuurvisie aangeduid voor verspreide bewinkeling dat wil zeggen dan bestaande winkels mogen blijven maar niet uitbreiden. Daarbij is voor Dieren-Zuid wel geconstateerd dat sprake is van een specifiek gebied. Daarom bevat het plan een regeling voor het vestigen van bepaalde vormen van detailhandel en ambachtelijke bedrijven. Daarmee wordt de aantrekkelijkheid van het plangebied voor toeristisch verblijf nagestreefd.

In Dieren-Zuid is wonen de overheersende functie. In aanvulling hierop vindt beperkt een ander gebruik plaats. De bestemming Gemengd - 2 wordt gebruikt voor dergelijke panden in een woonwijk en voorziet in een nevenschikking van een woonfunctie met een andere functie. Bij het leggen van deze bestemming wordt gelet op het feitelijke gebruik en is getoetst of dit (nog steeds) ruimtelijk aanvaardbaar is. Geconstateerd is dat niet altijd de in het geldende bestemmingsplan toegelaten functies feitelijk worden uitgeoefend.

- bestemming Gemengd - 1

De bestemming Gemengd - 1 wordt gezien het vorenstaande in het plangebied niet gebruikt.

- bestemming Gemengd - 2
De bestemming Gemengd - 2 wordt gebruikt voor percelen die zowel mogen worden gebruik voor een woning als voor de één (of meer) andere, aangeduide nevengeschikte functies. Als bijvoorbeeld de aanduiding (k) is geplaatst, mag het pand en de gronden in zijn geheel of gedeeltelijk worden gebruikt ten behoeve van een woning of ten behoeve van kantoren. Opgemerkt wordt dat dit dus verschilt van de situatie waarin een pand geheel of gedeeltelijk als woning wordt gebruikt en is bestemd voor Wonen. Dan mag de bewoner van die woning -zonder nadere aanduiding- aan huis een beroep of bedrijf uitoefenen. In dat geval zijn de voorwaarden opgenomen in Bijlage 5 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en in artikel 14.4 van toepassing zoals bijvoorbeeld een maximale oppervlaktemaat voor een kantoor aan huis.

Ook bij deze bestemming heeft een actualisatie plaatsgevonden waarbij is gelet op de ligging. Zo is bij een pand waar in het geldende bestemmingsplan door de aanduiding voorzieningen toegelaten ook altijd daghoreca was toegelaten, in dit plan gelet op de aanwezigheid van deze functie. Daghoreca wordt niet vanzelf meer toegelaten gelet op de concentratiegedachte uit de detailhandelsstructuurvisie en het veraangenamen en vasthouden van het verblijf in het winkelgebied Calluna ten noorden van de spoorlijn. Bestaande functies zijn positief bestemd.


- algemene wijzigingsbevoegdheid

Nieuw is dat het plan een algemene wijzigingsbevoegdheid kent. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een wijzigingsplan vast te stellen waarin een gegeven functieaanduiding wordt geschrapt als het gebruik langer dan 1 jaar is beëindigd. Maar zij kunnen met het oog op flexibiliteit en voorkomen van leegstand ook een gegeven functieaanduiding wijzigen.

Die mogelijkheid is geopend voor de bestemmingen Gemengd - 2 en Maatschappelijk - 1. De toe te laten activiteiten moeten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met reeds toegestane activiteiten. De toe te laten activiteit moet vallen onder een maatschappelijke activiteit (maar geen woonvorm betreffen die geregeld in de bestemming Maatschappelijk - 2), dienstverlenende activiteit of een activiteit op het gebied van cultuur en ontspanning. Het kan dus in ieder geval geen woonfunctie of een bedrijf betreffen. Een bedrijf heeft in een woonomgeving een andere uitstraling dan de wel toegelaten functies. Extra woningen worden met deze bevoegdheid niet toegelaten vanwege de plannen die al zijn opgenomen in de planningslijsten woningbouw.

- afwijkingsbevoegdheid

Gezien de detailhandelsstructuurvisie wordt de mogelijkheid geopend om mee te werken aan de verkoop van souvenirs- en cadeauartikelen, kunst & antiek, ambachtsbedrijfjes met particuliere verkoop etc. Gelet op de aard van de bestemming Gemengd - 2 en de mogelijkheden die dit biedt, is gekozen voor een afwijkingsbevoegdheid. Aangezien de synergie met de winkels binnen het kernwinkelgebied gelegen boven de spoorlijn hier ontbreekt en dit niet leidt tot een verstoring van de detailhandelsstructuur van Dieren, wordt een dergelijke invulling van de bestaande en voormalige winkels in dit gebied niet bezwaarlijk geacht. In principe is het toevoegen van kleinschalige nieuwe winkels niet aan de orde, tenzij het specifiek gerelateerd is aan de toeristische en recreatieve branche. Echter om te voorkomen dat er een tweede winkelgebied wordt gecreëerd dient er zorgvuldig omgegaan te worden het toevoegen van kleinschalige winkels. Onder kleinschalige winkels verstaan we winkels met een maximale brutovloeroppervlakte van 100 m2.

De gebieden waarvoor deze afwijkingsbevoegdheid geldt (de Spoorstraat en deel Kruisstraat alsmede bij de splitsing van de Hogestraat en de Kerkstraat) zijn gekozen omdat daar zich vanouds de winkels bevonden en soms nog aanwezig zijn.

De telkens te maken afweging borgt dat getoetst wordt op het uitgangspunt dat geen concurrentie mag ontstaan met het kern- en secundaire winkelgebied.

Bestemming Wonen

De bestemming Wonen, die in de geldende bestemmingsplannen aan alle woonvormen werd toegekend, is nu beperkt tot die vormen waar het bieden van intramurale zorg niet voorop staat. Waar dat wel het geval is, is de bestemming Maatschappelijk - 2 toegekend. Daarmee wordt aangesloten bij de landelijke systematiek. Hierbij is ook gelet op de actuele situatie.

De bestemming Wonen is gegeven aan panden waar wordt gewoond en geen andere activiteit (meer) wordt ontplooid. Dat wil zeggen geen andere activiteit dan die niet onder een beroep aan huis of een toegelaten bedrijfsmatige activiteit aan huis begrepen kan worden. Binnen de bestemming Wonen blijven bestaande ondergeschikte andere functies uit het geldende bestemmingsplan toegelaten. Met betrekking tot het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is de regeling geactualiseerd.


- aantal woningen

In de bestemming Wonen is het aantal toegelaten woningen in een bouwvlak gefixeerd op het bestaande aantal of, indien dit meer is, het bestaande planologische aantal. Aldus ligt de ruimte die geboden wordt om nieuwe woningen te bouwen in het bestemmingsplan vast en kan op een goede wijze invulling worden gegeven aan de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking die op grond van het Bro moet worden gedaan als - in een op te stellen bestemmingsplan - nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan de orde zijn.

Overigens werd in de praktijk zeer zelden zonder een herziening van het bestemmingsplan, een vergunning verleend om ter plaatse van een woning meer woningen te mogen bouwen.


- kamerbewoning

Nieuw is een regeling met betrekking tot kamerbewoning. Dit wordt in beperkte mate toegelaten. Met deze regeling krijgt het bepaalde in de APV ook ruimtelijk zijn beslag en wordt dit voorzien van een duidelijk kader. Standaard kan een huishouden in de woning 2 kamers verhuren. In onderhavig plan kan niet worden gesproken van functioneel gemengde wijken. Het plan biedt daarom conform het kamerverhuurbeleid in beperkte mate de gelegenheid tot het realiseren van meer dan 2 kamers in een woning. Het verhuren moet altijd geschieden in combinatie met de bewoning door de eigenaar of huurder. Vervolgens geldt dat maximaal 1% van de woningen in het plangebied hiervoor mag worden aangewend waarbij de onderlinge afstand tussen de kamerverhuurpanden ten minste 50 m moet bedragen. Daarbij geldt - zoals in hoofdstuk 3.4.1 als is beschreven - dat voor grondgebonden woningen geen exploitatievergunning wordt verleend.


Om enig inzicht te krijgen in de mogelijkheid om te voldoen aan de regel, er geldt immers een afstandsmaat voor nieuwe kamerverhuurpanden, is hieronder een overzicht opgenomen van de panden waarvoor een exploitatievergunning op basis van de APV is verleend.

De stand per per eind januari 2018 is dat geen vergunningen zijn verleend.


Vóór het beleid ten aanzien van kamerbewoning, kan meegewerkt zijn aan het volledig gebruiken van een pand voor kamerbewoning. Dus zonder dat een relatie bestaat met een aanwezige woning. Deze panden zijn specifiek aangeduid op de verbeelding door middel van de aanduiding kamerverhuur, daarbij is ook het vergunde aantal kamers als maximum aantal aangeduid. De aanduiding voor nieuwe gevallen wordt pas opgenomen nadat de APV-vergunning is verleend.

Omdat in het verleden ook op basis van een bouwvergunning of omgevingsvergunning kan zijn meegewerkt aan het volledig gebruiken van een pand voor kamerbewoning, is zekerheidshalve in de regels bij de bestemming Wonen opgenomen dat dit gebruik in bestaande legale situaties is toegelaten.

- wijzigingsgebied 1

Op een perceel aan de Hoflaan rust een wijzigingsbevoegdheid. Dit maakt het mogelijk om het bouwvlak 'te verplaatsen' naar de straatzijde. Hierdoor kan de bestaande woning positief worden bestemd zonder dat een situatie ontstaat dat de bestaande woning achter een andere woning komt te staan.

- wijzigingsgebied 2

Gezien de detailhandelsstructuurvisie wordt de mogelijkheid geopend om mee te werken aan de verkoop van souvenirs- en cadeauartikelen, kunst & antiek, ambachtsbedrijfjes met particuliere verkoop etc. Gelet op de aard van de bestemming Wonen en de mogelijkheden die dit biedt, is gekozen voor wijzigingsbevoegdheid. Aangezien de synergie met de winkels binnen het kernwinkelgebied, gelegen boven de spoorlijn, hier ontbreekt en dit niet leidt tot een verstoring van de detailhandelsstructuur van Dieren, wordt een dergelijke invulling van de voormalige winkels in dit gebied niet bezwaarlijk geacht. In principe is het toevoegen van kleinschalige nieuwe winkels niet aan de orde, tenzij het specifiek gerelateerd is aan de toeristische en recreatieve branche. Echter om te voorkomen dat er een tweede winkelgebied wordt gecreëerd dient er zorgvuldig omgegaan te worden het toevoegen van kleinschalige winkels. Onder kleinschalige winkels verstaan we winkels met een maximale brutovloeroppervlakte van 100 m2.

De gebieden waarvoor deze wijzigingsbevoegdheid geldt (de Spoorstraat en deel Kruisstraat alsmede bij de splitsing van de Hogestraat en de Kerkstraat) zijn gekozen omdat daar zich vanouds de winkels bevonden en soms nog aanwezig zijn.

De telkens te maken afweging borgt dat getoetst wordt op het uitgangspunt dat geen concurrentie mag ontstaan met het kern- en secundaire winkelgebied.


Bestemming Horeca

Bestaande horeca-activiteiten zijn positief bestemd. Dit is geschied door deze ondernemingen aan te duiden binnen een gegeven bestemming. Daarbij zijn activiteiten ingedeeld op basis van de Lijst horeca-activiteiten die bij de regels hoort.

In deze lijst is gelet op de aard van het plangebied, een woongebied, een onderscheid aangebracht in de middelzware horeca. Die wordt nu ingedeeld in categorie 2a en 2b.

Daarbij is het onderscheid gebaseerd op gebruikelijke openingstijden en milieuregelgeving ten aanzien van aanvaardbaar geluidsoverlast. Aldus blijft in deze woongebieden ten aanzien van de aangrenzende woningen sprake van een goede ruimtelijke ordening.

In het Carolinapark bevindt zich de Orangerie waar daghoreca is toegestaan.

De horeca-activiteiten in het plangebied zijn ook toegelaten door middel van een aanduiding binnen de bestemming Gemengd - 2.

Bestemming Horeca - 2

De bestemming Horeca - 2 betreft een gebouw dat onder andere gebruikt wordt voor besloten bijeenkomsten, vergadering, recepties voor maximaal 60 personen en waar ook overnachtingsmogelijkheden zijn.


Bestemming Kantoor

De bestemming Kantoor betreft de panden die als kantoor mogen worden gebruikt. Daaronder valt ook het politiebureau en bijvoorbeeld de architectenbureaus.

Voor zover percelen in het voorgaande bestemmingsplan de bestemming Werken hadden, is geconcludeerd dat voor deze locaties geen aanleiding bestaat om ze te bestemmen voor Bedrijf en uit een oogpunt van stedenbouw en milieuhygiëne dit ook niet wenselijk wordt gevonden.

Voor zover in de bestemming functieaanduidingen zijn geplaatst, kan de algemene wijzigingsbevoegdheid van toepassing zijn. Voor de beschrijving van de bevoegdheid die burgemeester en wethouders hebben, wordt verwezen naar het hierboven gestelde bij de bestemming Gemengd.


Bestemming Maatschappelijk - 1

De bestemming Maatschappelijk - 1 voorziet in een vrij brede maatschappelijk bestemming. Met een lijst is aangegeven welke functies hieronder worden begrepen. Bij de totstandkoming van de lijst is de mate van hinder voor de omgeving betrokken.

Het gaat om maatschappelijk voorzieningen zoals scholen, kerken, buurthuizen, gezondheidscentra.

Daar waar ook een ander gebruik plaatsvindt, is dit door middel van een aanduiding toegelaten. Voor de locatie gelegen aan de Zuider Parallelweg hoek Burgemeester De Bruinstraat is gezien de ligging nabij het spoor en wegen gekozen voor beperkte gebruiksmogelijkheden. Daarnaast wordt het gewenst gevonden dat op dit perceel niet direct aan de Zuider Parallelweg parkeerplaatsen worden aangelegd.

Voor zover in de bestemming functieaanduidingen zijn geplaatst, kan de algemene wijzigingsbevoegdheid van toepassing zijn. Voor de beschrijving van de bevoegdheid die burgemeester en wethouders hebben, wordt verwezen naar het hierboven gestelde bij de bestemming Gemengd.

Bestemming Maatschappelijk - 2

Waar sprake is van begeleid wonen (intramurale zorg), bijvoorbeeld verpleeghuizen en instellingen, is de bestemming Maatschappelijk - 2 toegekend. Ook beschermd wonen (instelling jeugdzorg) is hier toegestaan. De op deze locaties staande woningen zijn als zorgwoningen toegelaten ten einde een uitwisselbaarheid van intramurale en extramurale zorg mogelijk te maken waardoor deze locaties behouden worden als zorglocatie.

Daar waar ook een ander gebruik plaatsvindt, is dit door middel van een aanduiding toegelaten.


Bestemming Tuin

De bestemming Tuin is toegekend aan perceelsgedeelten (bij woningen) waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling aldaar uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Die perceelsgedeelten hebben in de geldende bestemmingsplannen de bestemming Wonen waarbij geen bijgebouwen zijn toegelaten. Door de bestemming Tuin wordt nadrukkelijker dan voorheen in beeld gebracht dat de betreffende gronden vrij van gebouwen dienen te blijven.

De bestemming Tuin wordt eveneens gebruikt daar waar het achtererf grenst aan het landelijke gebied en een overgang tussen dorp en de openheid van het landschap nodig wordt gevonden. Ook daar worden vergunningvrije bouwwerken vanwege de gewenste overgang nadrukkelijk als stedenbouwkundig en landschappelijk ongewenst aangemerkt.

Gezien de doelstelling van de bestemming Tuin wordt deze niet gebruikt om bij diepe achtertuinen op binnenterreinen de gronden aan te wijzen waarop in de geldende bestemmingsplannen geen bijgebouwen worden toegelaten. Daar is namelijk onvoldoende ruimtelijk belang aan de orde. Om die reden zijn die diepe achtertuinen thans volledig voorzien een bestemming die bijgebouwen (en daarmee ook vergunningvrije bouwwerken) toelaten.

Opgemerkt wordt dat op grond van de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht aan de bestemming Tuin in dat gebied voorwaarden zijn verbonden zoals die elders in de gemeente kunnen gelden binnen de aangewezen stedenbouwkundig waardevolle zones.


Bestemmingen Groen en Water

Doordat het openbare gebied niet meer dezelfde bestemming krijgt als de aangrenzende gronden zoals in het geldende bestemmingsplan (alleen de doorgaande verkeersroutes werden apart bestemd) ontstaat de mogelijkheid om groenvoorzieningen en water apart te bestemmen. Daar waar sprake is van structureel groen en water worden deze functies in het voorliggende plan afzonderlijk bestemd (de bestemming Groen en de bestemming Water). Hierdoor wordt het structurele karakter beter geborgd.

Overigens zijn doorsnijdende paden rechtstreeks mogelijk; deze zijn deels ook al aanwezig.

Bestemming Wonen - garagebox

De bestaande garageboxen zijn zelfstandig bestemd als Wonen - garagebox en worden dus niet aangemerkt als bijgebouw bij een woning.


Bestemming Verkeer

Wegen zijn ondergebracht in de bestemming Verkeer. Daarmee is de aanwezige verkeersstructuur uitgangspunt. Binnen deze bestemming mag worden geparkeerd.

Ook binnen deze bestemming is groen en water mogelijk, echter hier vindt geen borging plaats van deze functies.

Bestemming Waarde - Archeologie

Deze bestemmingen zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan en zijn afgestemd op de mate waarin vondsten verwacht kunnen worden.

Bestemming Waarde - Cultuurhistorie

De bestemming is toegekend aan bijna het hele plangebied. Daarbij is voor de omvang van het aanwijzingsbesluit tot beschermd dorpsgezicht van het rijk gevolgd.

Bestemming Waterstaat - waterstaatkundige functie

De waterstaatkundige functie van de gronden langs de IJssel zijn geregeld en beschermd middels de dubbelbestemming Waterstaat - waterstaatkundige functie. Het gaat met name om de veilige afvoer van hoogwater, sediment, ijs en de waterhuishouding, een veilige scheep- en recreatievaart en vergroting van de afvoercapaciteit. Binnen deze bestemming mogen in principe passende voorzieningen worden aangelegd ten behoeve van onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering, het aanpassen van bestaande kribben, plaatsen van bakens en het constructief aanpassen van aanmeergelegenheden.

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels onder voorwaarde dat de waterstaatkundige belangen niet worden geschaad.

Bedrijfswoningen

Als al bedrijfswoningen aanwezig zijn in het plangebied, dan zijn deze bestemd voor Wonen. Alleen binnen de bestemming Maatschappelijk - 2 wordt nog een bedrijfswoning toegelaten.

Kamerverhuurpanden

Deze aanduiding is nieuw en is toegekend aan bestaande panden die (legaal) volledig in gebruik zijn voor kamerverhuur. Zij wijken dus af van de regel in dit plan dat kamerverhuur alleen mogelijk is in combinatie met de aanwezigheid van een woning.


Vergaderaccommodatie

Deze aanduiding is nieuw en is toegekend zaalruimten die hiervoor beschikbaar zijn en niet zijn gelegen in de gebruikelijke bestemming voor vergaderaccommodaties; in onderhavig plan gaat het om zaalruimten in voormalige kerken die beschikbaar zijn als vergaderlokaliteit.

Cultureel medegebruik

De aanduiding cultureel medegebruik rust op voormalige kerken.

Bijzondere maatschappelijke voorzieningen

Deze aanduiding is overgenomen uit de geldende plannen en rust op de verzorgingshuizen. In die huizen, die zijn bestemd voor Maatschappelijk - 2 zijn voorzieningen aanwezig voor de bewoners maar ook voorzieningen waarvan de buurt gebruik kan maken. Door deze aanduiding blijft het mogelijk om die activiteiten te ontplooien.

Horeca

Bestaande horeca-activiteiten zijn positief bestemd. Dit is geschied door deze ondernemingen aan te duiden binnen een gegeven bestemming. Daarbij zijn activiteiten ingedeeld op basis van de Lijst horeca-activiteiten die bij de regels hoort.

In deze lijst is gelet op de aard van het plangebied, een woongebied, een onderscheid aangebracht in de middelzware horeca. Die wordt nu ingedeeld in categorie 2a en 2b.

Daarbij is het onderscheid gebaseerd op gebruikelijke openingstijden en milieuregelgeving ten aanzien van aanvaardbaar geluidsoverlast. Aldus blijft in deze woongebieden ten aanzien van de aangrenzende woningen sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Boringsvrije zone

Het westelijke deel van het plangebied is gelegen nabij een drinkwatervoorziening. Uit de provinciale omgevingsverordening vloeit voort dat in Dieren een gebied is aangewezen waar de bodem niet dieper dan 2 meter onder maaiveld mag worden verstoord door boren en graven, tenzij gedeputeerde staten hieraan meewerken. Omdat het plan -onder voorwaarden- ondergronds bouwen toelaat tot 4 of 6 meter diep, is deze boringsvrije zone aangeduid in het plan.


Niet-gesprongen explosieven
Vanwege de zorgplicht van de gemeente ter zake van de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog is in de regels een onderzoeksplicht opgenomen voor die gebieden waarvoor die verdenking bestaat. De gebieden zijn aangeduid op de verbeelding.


Parkeren
Tenslotte zijn vanwege de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid en afweging

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst.

Ten aanzien van nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt verantwoording afgelegd volgens het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro inzake de onderbouwing van de behoefte.

5.1 Het rijksbelang

Geconcludeerd kan worden dat in onderhavig bestemmingsplan geen onderwerpen aan de orde zijn zoals bedoeld in het Barro. Het plangebied ligt niet in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen EHS) en in het rivierbed van de IJssel vinden geen riviergebonden en niet-riviergebonden activiteiten plaats.

Een beperkt deel van het plangebied is aangewezen als stroomvoerend deel van het rivierbed. Het voorliggende plan voorziet niet in andere bouwmogelijkheden dan in het geldende bestemmingsplan. Gezien de aanwijzing is voor de betreffende gronden de bestemming Waterstaat – waterstaatkundige functie opgenomen zodat eventuele effecten voor de waterstand en voor de bergingscapaciteit getoetst worden. Een afbeelding is opgenomen in paragraaf 5.4.8 Water.

Het onderhavige bestemmingsplan wordt daarom passend geacht binnen de kaders van het rijksbeleid.

Het plangebied ligt niet in, en grenst ook niet aan, een Natura 2000-gebied. Dieren-Zuid ligt wel nabij het Natura 2000-gebied Rijntakken maar nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt in het plangebied.

De mogelijkheden die het plan bevat, betreffen geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Een toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking kan daarom achterwege blijven.

Het onderhavige bestemmingsplan wordt passend geacht binnen de kaders van het rijksbeleid.

5.2 Het provinciale belang

Geconcludeerd kan worden dat de aard van het bestemmingsplan zodanig is dat het provinciale beleid, anders dan vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, niet aan de orde is. Gelezen de omgevingsverordening gaat het om de volgende onderwerpen.

Woningbouw

De directe mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen zijn overgenomen. Het gaat om 3 bouwkavels voor in het totaal 3 woningen.

Voor de subregio Arnhem, de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rozendaal en Rheden, is een Subregionale Woonagenda Arnhem e.o. 2017 - 2027 opgesteld. Elke gemeente toetst woningbouwplannen aan de vastgestelde kwaliteitscriteria (deze worden in 2018 opgesteld) en voorziet deze van een goede planonderbouwing. In de subregio wordt het totaalplaatje van vraag en aanbod in de gaten gehouden en moeten gemeentelijke plannen worden bijgesteld indien noodzakelijk.

Op dit moment wordt een benodigde groei van de woningvoorraad verwacht van ruim 13.000 woningen (2017 - 2027). In de subregio Arnhem is geen onderverdeling gemaakt naar gemeente. Over 5 jaar wordt een fundamentele analyse gemaakt over de effecten van het nieuwbouwbeleid. De woningbouwprogrammering wordt hierna eventueel bijgesteld.

Voor deze 3 woningen geldt dat het geen nieuwe bouwmogelijkheden zijn.

Bodembeschermingsgebied

Het zuidelijk gedeelte van het plangebied ligt binnen het intrekgebied, het grondwater in dit gebied zal binnen 1000 jaar de pompputten van het waterbedrijf bereiken. Dit gebied is met een schuine arcering op onderstaande afbeelding aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0013.png"

uit: Omgevingsverordening Gelderland

Boringsvrije zone

Het zuidelijk deel van het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied (zie in bovenstaande afbeelding het blauwe, gearceerde, gebied). Uit provinciale regelgeving vloeit voort dat in een dergelijk gebied de bodem niet dieper dan 2 meter onder maaiveld mag worden verstoord door boren en graven, tenzij gedeputeerde staten hieraan meewerken. Omdat het plan - onder voorwaarden- ondergronds bouwen toelaat tot 4 of 6 meter diep, is deze boringsvrije zone aangeduid.

De in het plan gegeven bestemmingen voldoen aan hetgeen in de Omgevingsverordening Gelderland is gesteld voor het intrekgebied en de boringsvrije zone.

Uit de provinciale omgevingsverordening vloeit overigens ook voort dat warmte-koude opslag in het grondwaterbeschermingsgebied niet is toegelaten. Dit is daarom niet nader geregeld in het bestemmingsplan.

Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Nationaal landschap

Uit de Omgevingsverordening Gelderland blijkt dat het plangebied in het zuiden voor een klein deel grenst aan de Groene Ontwikkelingszone. Het plangebied is voorts beperkt gelegen binnen Nationaal Landschap.

In paragraaf 5.4.6 Natuurwaarden wordt hier verder op ingegaan.

5.3 Het waterschapsbelang

In de Waterbeheerplannen van het waterschap Rijn en IJssel zijn geen projecten beschreven die nopen tot een regeling in onderhavig plangebied. Of een bestemmingsplan het belang van het waterschap raakt, wordt door het waterschap getoetst.

De belangen van het waterschap zijn binnen het watertoetsproces meegewogen.

5.4 Onderzoek

Hier wordt de afweging beschreven die gemaakt is bij het leggen van de toepasselijke bestemmingen. Indien noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen, wordt ingegaan op het opgestelde rapport.

5.4.1 Milieuzonering

kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstanden voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. Deze nota is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van inrichtingen in onderhavig plangebied en bij de indeling van de lijsten met toe te laten functies binnen de gegeven bestemmingen

beoordeling

Het plangebied kan worden gekarakteriseerd als gebied waar voor een deel sprake is van functiemenging. Langs de spoorlijn, langs de 'ring' van doorgaande wegen (Burg. de Bruinstraat, Doesburgsedijk, de vijfsprong van Spoorstraat, Prinsenstraat Hogestraat, Zutphensestraatweg en Kruisstraat zijn meerdere functies aanwezig. Er is sprake van een verhoogd achtergrondniveau door de aanwezigheid van het spoor en het verkeer op die wegen. Andere delen van Dieren-Zuid kunnen worden aangemerkt als rustige woonwijk.

Vanwege de gebiedstypering gebied met functiemenging is het mogelijk om voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan voor een rustige woonwijk wordt geadviseerd.

In het bestemmingsplan zijn een aantal bestemmingen opgenomen die relevant zijn voor de milieuzonering. Over die bestemmingen wordt opgemerkt dat zij activiteiten toelaten die vallen onder categorie 1 of onder categorie 1 en 2. In die gevallen zijn die activiteiten passend.

Valt een activiteit onder een hogere categorie dan standaard is toegelaten binnen een bestemming, dan is deze bestaande activiteit specifiek aangeduid. Het bestaande hinderniveau is uitgangspunt en ook bij nieuwvestiging qua milieuzonering aanvaardbaar.

De bestaande inrichtingen in het plangebied vallen onder de toegelaten bestemmingen en categorieën.

conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.2 Bodemverontreiniging

kader

Daar waar het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden biedt en die verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

beoordeling

Het plan bevat geen locaties waar sprake is van een evidente functiewijziging. Daarnaast kent het voorliggende bestemmingsplan bouwvlakken die zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan waar tot op heden nog geen vergunning is verleend. De overgenomen bouwmogelijkheden zijn in het kader van het geldende bestemmingsplan al beoordeeld, sindsdien hebben zich geen ontwikkelingen voorgedaan die aanleiding geven om een bodemonderzoek te vragen.

conclusie

Het aspect bodemverontreiniging vormt geen belemmering voor het vaststellen van

onderhavig bestemmingsplan.

5.4.3 Niet-gesprongen explosieven

kader

Bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt zoals is vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015 vanwege de gemeentelijke zorgplicht bij het leggen van bouwvlakken in verdachte gebieden een onderzoek gevraagd naar de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven.

beoordeling

Voor de uit het vorige bestemmingsplan overgenomen (woning)bouwlocaties geldt dat dit onderzoek, indien dit aan de orde is, kan worden uitgesteld tot bij de omgevingsvergunning voor de activiteit bouw.

conclusie

Het aspect niet-gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.4 Geluid

kader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.

De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidsgevoelige bestemmingen'.


De Wgh kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde'). Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen moeten dan onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard.

Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'.

De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48 dB tot en met 53 dB in buitenstedelijk gebied en in stedelijk gebied van 48 dB tot 63 dB en voor spoorweglawaai 55 dB tot en met 68 dB.

Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.

In de op 27 april 2015 vastgestelde Nota Hogere Waarden Wet geluidhinder Rheden 2015 hebben burgemeester en wethouders vastgelegd hoe zij omgaan met het verlenen van hogere grenswaarden.

beoordeling

Railverkeer

In de onderstaande figuur staan de geluidscontouren aangegeven van de spoorlijn in Dieren.


afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0014.png"

Wegverkeer

In de onderstaande figuur staan de geluidscontouren (Lden, situatie 2026) aangegeven van het wegverkeer in Dieren-Zuid. (Bron: Icinity gemeente Rheden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0015.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0016.png"

In de bovenstaande gegevens is rekening gehouden met de geluidscorrectie volgens artikel 110 Wgh. Hierbij worden de wegen met een wettelijk toegestane snelheid van 70 km/h en hoger gecorrigeerd met 2 dB en alle wegen met een wettelijk toegestane snelheid onder de 70 km/h gecorrigeerd met 5 dB.

beoordeling

Binnen de zones van de spoorlijn en van de betreffende wegen zijn geen nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen voorzien.


conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.5 Externe veiligheid

kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Voor transportassen - dat wil zeggen verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen - zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.

Al die besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Daarbij worden twee soorten risico's beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico (PR). Het PR is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De veiligheidszone wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd.

In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.

Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.

Ook wordt in deze paragraaf ook aandacht besteed aan de gasdrukregel- en meetstations.

beoordeling externe veiligheid

Aan de orde is het opnieuw vaststellen van een bestemmingsplan voor Dieren-zuid. In het plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Op verzoek van de gemeente heeft de Omgevingsdienst Regio Arnhem input geleverd voor deze paragraaf. Dit advies van 23 januari 2017 voor heel Dieren is als bijlage 8 in de toelichting opgenomen.

Risicoveroorzakende activiteiten

In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd. Voor het plangebied zijn de IJssel, de N348, N786 en de spoorlijn Arnhem-Zutphen van belang.

a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

Ten aanzien van het groepsrisico is het plan gelegen binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Arnhem–Zutphen, N348 en N786 en de IJssel.

Daarmee hebben wijzigingen in het plangebied mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico van deze risicobronnen. Aangezien het plan conserverend van aard is (geen toename aantal aanwezige personen), zal dit geen wijzigingen opleveren in de hoogte van het groepsrisico. Hierdoor kan conform Bevt worden volstaan met beperkte verantwoording groepsrisico en hoeft enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid worden beschouwd.

Ter volledigheid is de hoogte van het groepsrisico voor de oriëntatiewaarde (conform rapport Basisnet Spoor, d.d. 20-9-2011). De hoogte van het groepsrisico voor N348 en N786 bedraagt maximaal 0,034 maal de oriëntatiewaarde (zie rapport QRA N348/N786 Traverse Dieren). De hoogte van het groepsrisico voor de IJssel is lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (Conform Handleiding risicoanalyses transport bijlagen, paragraaf 1.4.5.2).

Hierbij wordt aangetekend dat inmiddels in uitvoering is genomen het aanleggen van een tunnel parallelel aan de spoorlijn voor het doorgaande wegverkeer. De voor deze herstructurering benodigde bestemmingsplannen zijn onherroepelijk in werking getreden.

Verder heeft de IJssel een plasbrandaandachtsgebied van 25 meter uit de oeverlijn. Aangezien het bestemmingsplan conserverend van aard is (staat geen nieuwe objecten toe) hoeft het plan hier niet aan getoetst te worden.

b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In het plangebied liggen geen hogedruk aardgastransportleidingen.

c. Bedrijven die vallen onder het Bevi

Het Bevi-bedrijf dat van invloed is op het plangebied, is gelegen buiten het plangebied. Het is het bedrijf Linde Gas Benelux B.V. aan de Kanaalweg 4a. Het is daarom noodzakelijk om de situatie met betrekking tot externe veiligheid in beeld te brengen voor het bestemmingsplan kan worden vastgesteld. De PR-6 contour van dit bedrijf ligt buiten onderhavig plangebied. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 220 meter. Binnen deze 220 meter zijn er geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegelaten in dit bestemmingsplan zodat de hoogte van het groepsrisco niet wijzigt. Wel moet de groepsrisico worden verantwoord.

Verantwoordingsplicht

Hieronder staat per risicobron de verantwoordingsplicht.

Onderdelen
verantwoordingsplicht  
Verantwoording  
RAIL, WEG en VAARWEG
Beperkte verant- woordingsplicht  
 
mogelijkheden rampenbestrijding   Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van een incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dichtbij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dichtbij de risicobron. Omdat het plan conserverend van aard is, wijzigt de mate van bestrijdbaarheid niet.  
mogelijkheden zelfredzaamheid   Voor het vermogen om jezelf en/of anderen in veiligheid te brengen bij de dreiging van, of het bestaan van een gevaarlijke situatie wordt de term zelfredzaamheid gebruikt. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vluchtmogelijkheden een rol. Uit het advies van de VGGM blijkt dat de aanwezigen mits tijdig gewaarschuwd voldoende zelfredzaam zijn. Daarnaast kunnen mensen gericht worden gewaarschuwd door NL-Alert.  
LINDE GAS BENELUX
Uitgebreide verantwoordingsplicht  
 
uitgebreide verantwoordingsplicht   Het bestemmingsplan is conserverend van aard waardoor er geen toename is van het aantal personen. Voor de kern Dieren geldt een gemiddelde aanwezigheid van 25 personen per hectare conform PGS 1 deel 6 aanwezigheidsgegevens.  
aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied   Uit de risicoberekening voor het bedrijf Linde Gas Benelux B.V. blijkt dat er geen groepsrisico berekend wordt. Dit komt omdat er pas gesproken wordt over een groepsrisico bij meer dan 10 berekende dodelijke slachtoffers.  
groepsrisico per inrichting   Omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is, ziet de gemeente Rheden geen mogelijkheid om het groepsrisico verder te beperken. In het verleden zijn voor de inrichting aanvullende veiligheidsmaatregelen opgenomen in de omgevingsvergunning.  
maatregelen ter beperking van het groepsrisico/ maat- regelen aan de bron   De gemeente Rheden is niet voornemens nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico te beperken.  
mogelijkheden rampenbestrijding   Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dichtbij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dichtbij de risicobron. Omdat het plan conserverend van aard is, wijzigt de mate van bestrijdbaarheid niet.  
mogelijkheden zelfredzaamheid   Voor het vermogen om jezelf en/of anderen in veiligheid te brengen bij de dreiging van, of het bestaan van een gevaarlijke situatie wordt de term zelfredzaamheid gebruikt. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vluchtmogelijkheden een rol. Uit het advies van de VGGM blijkt dat de aanwezigen mits tijdig gewaarschuwd voldoende zelfredzaam zijn. Daarnaast kunnen mensen gericht worden gewaarschuwd door NL-Alert.  
nut en noodzaak van de ontwikkeling en voor- en nadelen van alternatieven   Het betreft een conserverend bestemmingsplan waarbij de bestaande situatie wordt bestemd.  

Het bestemmingsplan geeft de VGGM geen reden om opmerkingen te maken.

conclusie externe veiligheid

Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico als aanvaardbaar beschouwd. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

beoordeling gasdrukregel- en meetstations

Gasdruk regel- en meetstations vallen onder de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). In het plangebied zijn geen gasdrukregel- en meetstations gelegen.

conclusie

Het plan behoeft geen rekening te houden met deze stations.

5.4.6 Natuurwaarden

kader

De bescherming van gebieden is vastgelegd in de Wet natuurbescherming en in de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). Voor de bescherming van soorten geldt alleen de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen deze gebieden mag de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor de activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.

Het landelijke Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone.

Daarnaast worden in de Omgevingsverordening Gelderland beschermd het Waardevol open gebied en het Nationaal landschap.

Soortenbescherming

Ook de bescherming van soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en/of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring van een beschermde soort of vernietiging van het leefgebied, een vaste rust- of verblijfplaats, kan het project strijdig zijn met de Wnb.

Deze wet kent drie verschillende beschermingsregimes:

  • alle van nature in het wild levende vogels: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Vogelrichtlijn;
  • soorten opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I en II van het Verdrag van Bern en bijlage II van het Verdrag van Bonn: de bescherming is gebaseerd op de bepalingen uit de Habitatrichtlijn;
  • ander soorten genoemd in bijlage A van de Wnb: de bescherming van deze soorten, die veelal op de rode lijst staan, is iets minder stringent dan die van de Vogel- en Habitatrichtlijn.

De provincie heeft in de Omgevingsverordening aangegeven voor welke algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen.

beoordeling

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt buiten het Natura 2000-gebieden Veluwe en Rijntakken. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een mogelijk effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000-gebieden. De Natura 2000-gebieden zijn met een groene arcering aangeduid op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0017.jpg"

Bron: Omgevingsverordening Gelderland

Het plangebied omvat geen gebieden die zijn aangeduid als Gelders Natuurnetwerk. Slechts een zeer klein deel van het plangebied ligt in de Groene Ontwikkelingszone. Het plan maakt geen nieuwe functies die mogelijk die een effect zouden kunnen hebben op de kernkwaliteiten van het GNN of GO.

In onderstaande afbeelding is het GNN met een donkergroene kleur aangeduid, het GO met een lichtgroene kleur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0018.png"

Bron: Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland is voorts vastgelegd de ligging van het Nationaal Landschap (groene arcering).

Voor zover gelegen binnen het plangebied heeft dit voor de gegeven bestemmingen geen gevolgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0019.png"

Bron: Omgevingsverordening Gelderland

Soortenbescherming

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient altijd onderzocht te worden of zich ter plaatse beschermde soorten zouden kunnen bevinden en of de voorgenomen activiteit zou kunnen leiden tot overtreding van de bepalingen uit de Wet natuurbescherming.

In het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die negatieve effecten op beschermde soorten kunnen hebben.

conclusie

Het aspect natuurwaarden is geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Bij de aanwezigheid van vleermuizen en indien de vaste verblijfplaatsen niet behouden kunnen worden, is een ontheffingsaanvraag inclusief mitigatie bij de provincie noodzakelijk.

Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat ten allen tijde rekening moet worden gehouden met de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet natuurbescherming.

5.4.7 Cultuurhistorie

kader

Vanaf 2007 geldt de verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden die onder andere de Monumentenwet 1988 vervangt.

Archeologie

Ten aanzien van archeologie blijven belangrijke punten:

  • nadruk op 'behoud in situ'; archeologische resten moeten zoveel mogelijk in de bodem zelf bewaard blijven;
  • toepassing van het principe dat de verstoorder betaalt. De initiatiefnemer/ projectontwikkelaar betaalt de kosten voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek;
  • maar is het vergunningenstelsel voor opgravingen vervangen door een certificeringstelsel. Alleen conform de bepalingen van de Erfgoed wet gecertificeerde bedrijven en overheidsdiensten mogen een opgraving verrichten. In de wet is voorzien in een overgangsbepaling.

Bescherming van het beschermd dorpsgezicht

De bescherming van het dorpsgezicht beoogt de cultuurhistorische waarde veilig te stellen voor de toekomst. Het gaat hierbij om de historische structuur van een gebied. Er mogen nieuwe gebouwen worden toegevoegd. Ook kan het gebruik van een gebouw veranderen als het binnen het historische karakter past.

Daarnaast dient in deze toelichting beschreven te worden de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

beoordeling

De mate waarin een verwachting op het aantreffen van relicten bestaat, is vastgelegd in een paraplubestemmingsplan. Dat recente bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïncorporeerd.

Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd zijn. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijk) waardevolle relicten. Dat melden dient terstond te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS).

Ten aanzien van de bovengrondse cultuurhistorische waarden, en de historische structuur van een groot deel van Dieren-Zuid, wordt (wederom) op perceelsniveau de ligging van het hoofdgebouw vastgelegd. Voor bestemmingen waarbij in het geldende bestemmingsplan eerst alleen een bouwhoogte was voorgeschreven, is nu ook het aantal bouwlagen vastgelegd. De waarden worden ook beschermd door het toelaten van bijgebouwen tot een afstand van (meestal) 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

Voor de monumenten is een maatvoering opgenomen waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte leidend is. Daarnaast is de bestaande structurele groen- en wegstructuur in het plan vastgelegd in afzonderlijke bestemmingen.

Het cultuurhistorische waardevolle gebied is in het bestemmingsplan op de verbeelding aangeduid en beschermd door de specifieke regels van de dubbelbestemming. De instandhouding van de structuur en karakter van de wijk, alsmede het representatieve straatbeeld staan hierbij voorop. Het parkeren van auto's op het bijbehorende terrein tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de openbare weg wordt niet toegelaten in historische straten. Dit ter voorkoming van verhardingen en daarmee het teloor gaan van de groene uitstraling van die straten.

Het voorliggende plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen waarbij cultuurhistorische waarden in het geding zijn.

conclusie

Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaat geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.

5.4.8 Water

kader

Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

beoordeling

Hierbij wordt opgemerkt dat het in dit geval het actualiseren van bestemmingsplannen betreft. Dit betekent dat bestemmingen worden gelegd op bestaande bebouwing en nagenoeg altijd volgens bestaand gebruik. Bij dit plan is het omgaan met hemelwater aan de orde. In dit verband wordt als volgorde gehanteerd: water zoveel mogelijk vasthouden, vervolgens het overtollig water tijdelijk bergen en in de laatste plaats het afvoeren van water.

Het realiseren van nieuwe watergangen is niet aan de orde en binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor onderhavig bestemmingsplan relevant zijn.

waterhuishoudkundig aspect   relevant   omschrijving  
1   veiligheid   ja   In het plangebied liggen gronden die behoren tot het rivierbed van de IJssel. Het Barro is aan de orde.  
2   wateroverlast   nee   Er is geen toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m² dat loost op oppervlaktewater.  
3   riolering   ja   Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen-afvoeren).
Zie verder de toelichting.  
4   watervoorziening   ja   Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Het plangebied ligt niet in een regionaal waterbergingsgebied. Het drinkwaterbeschermingsgebied ligt deels in het plangebied.  
5   volksgezondheid   nee   Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. (in de omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van de IJssel en het Apeldoorns Kanaal).  
6   bodemdaling   nee   In het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond. Eventuele zettingen zijn niet relevant.  
7   grondwateroverlast   ja   In het grootste deel van het plangebied is geen sprake van hoge grondwaterstanden. In een zone parallel aan de IJssel is sprake van een zogenaamde grondwaterfluctuatiezone.  
8   oppervlaktewater- kwaliteit   ja   Ten zuiden van Het Bastion ligt een vijver opgenomen in de leggers van het waterschap. De Ruitersbeek stroomt via deze vijver (in duikers) binnen het plangebied.  
9   grondwaterkwaliteit   ja   zie punt 4. Dieren ligt deels in het intrekgebied.  
10   verdroging   nee   Het plangebied is grotendeels bestaand bebouwd gebied. Verdroging speelt geen rol.  
11   natte natuur   nee   Het plangebied is grotendeels bestaand bebouwd gebied en bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.  
12   inrichting en beheer   ja   Binnen het plangebied bevinden zich oppervlakte- wateren die in beheer zijn van het waterschap.  

De uitkomsten van de tabel geeft aanleiding voor de volgende toelichting.

Ad 1

Een klein deel van het zuidoostelijke plangebied valt binnen het rivierbed van de IJssel en valt daarmee onder de Beleidslijn grote rivieren. Rijkswaterstaat is bevoegd gezag voor activiteiten binnen dit gebied. In het bestemmingsplan is met het oog op het rijksbelang een dubbelbestemming opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0020.png"

Ad 3 Riolering

In het plangebied wordt afvalwater ingezameld en afgevoerd via de riolering. Voor de afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is de gemeentelijke aansluitverordening van toepassing. De riolering in het gebied moet het afvalwater doelmatig inzamelen en afvoeren. Riooloverstortingen (bij regenbuien) op oppervlaktewater moeten worden beperkt. Dit wordt onder andere bereikt door het afkoppelen van hemelwater en de aanleg van bergingsvoorzieningen. In het plangebied is overwegend een gemengd rioolstelsel aanwezig. Er is plaatselijk een gescheiden riolering aangelegd dat wil zeggen een afzonderlijk vuilwater- en hemelwaterriool.

Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via het gemengde riool. Het streven is om ook het hemelwater niet af te voeren via het gemengde riool. Bij nieuwe ontwikkelingen moet met hemelwater worden omgegaan overeenkomstig de Verordening afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015. Het hemelwater en huishoudelijk afvalwater dienen van elkaar gescheiden aangeboden te worden op de erfgrens.

In het plan zijn alle rioleringsvoorzieningen toegestaan, onder andere boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen, bergingskelders, rioleringen en IBA´s (Individuele Behandeling Afvalwater). Ter voorkoming van bodem- en/of grondwaterverontreiniging moeten uitlogende en verontreinigende materiaaltoepassingen vermeden worden.

Aangezien het onderhavige plan betreft het actualiseren van bestemmingsplannen voor een reeds bebouwd gebied, zal alleen in het voorkomende geval uit onderzoek moeten blijken welke maatregelen mogelijk zijn.

Ad 4 watervoorziening

Het gebied in het zuidwesten van het plangebied is grondwaterbeschermingsgebied. In dit gebied gelden bijzondere regels. De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland geven de exacte begrenzing van dit gebied aan alsook de regels die gelden voor activiteiten in dit gebied.

Ad 7 Grondwateroverlast

In het plangebied is over het algemeen geen sprake van zeer hoge grondwaterstanden. Echter langs de IJssel ligt het plangebied in de zogenaamde grondwaterfluctuatiezone. Binnen die zone, gelegen aan de flanken van de Veluwe, kan de grondwaterstand fluctueren tussen bijna aan het maaiveld en enkele meters onder het maaiveld.

De zone is aangegeven met een lichtblauwe kleur op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDZ2017-VA01_0021.png"

Bron: Omgevingsverordening Gelderland 

Ad 9 Grondwaterkwaliteit

Binnen het in het plangebied aanwezige intrekgebied rond de drinkwaterwinningen worden geen functies toegestaan die de kwaliteit van het drinkwater negatief kunnen beïnvloeden. In het plan zijn geen vervuilende functies opgenomen.

conclusie

Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.4.9 Luchtkwaliteit

kader

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
  • Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan dan wel het verlenen van een omgevingsvergunning voor een projectafwijking in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.

beoordeling

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk anders dan al was toegelaten in de geldende bestemmingsplannen. Dit draagt niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.


conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

5.4.10 Milieueffectrapportage

kader

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.


Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.


Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.


beoordeling

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De conclusie is dat het kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.


conclusie

Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument waarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de grond en de opstallen zijn vastgelegd. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf en overheid.

In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming) van bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de bestemmingsplannen Dieren-Zuid, Dieren-Midden en Dieren-Noord en van diverse herzieningen van die plannen.

6.2 Procedure

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

6.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

6.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder paragraaf 6.3.2.

Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 Beschrijving bestemmingsplan.

6.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op enige planregels.

1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

2 Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens, als die er zijn de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Denk aan de dubbelbestemmingen zoals ten aanzien van archeologie en cultuurhistorische waarden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingsregels interpretaties worden verricht.

In dit verband wordt gewezen op de algemene aanduidingsregels die de mogelijkheden geboden in de bestemmingsregels kunnen beperken.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologisch onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.


4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip bijgebouw (artikel 1.18 kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term bijbehorend bouwwerk waar in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.

Wijze van meten 

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Cultuur en ontspanning

Deze bestemming is gekozen voor de bestaande kegelbaan met bijbehorende voorzieningen zoals een kantine.

Gemengd - 2

Deze bestemming laat in de basis het wonen toe met in combinatie daarmee een nevengeschikt gebruik voor een andere functie. De andere functie is nader aangeduid en omschreven, het gaat om de aanduidingen zoals (k), (b) en (sh-1b).

Voor een horeca-activiteit geldt dat de activiteiten die uit een oogpunt van milieuzonering zijn ingedeeld in - de hogere- categorie 2a (en hoger) niet kunnen worden uitgeoefend op een locatie waar horeca ondernemingen zijn toegelaten die behoren tot categorie 1a en 1b.

Voor woningen binnen deze bestemming geldt dat standaard per bouwvlak 1 woning is toegestaan tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen dan wel op de bestaande planologische rechten. De voorheen geldende beperkingen ten aanzien wonen op de beganegrond zijn vervallen. Een in de plint leegstaand pand met een woning op de verdieping kan aldus eenvoudig worden omgezet in één 'grote' woning.

Verder is het toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In Bijlage 5 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.

Op een aantal plekken is sprake van functies die niet vallen onder bovenstaande algemene regeling. Deze zijn specifiek aangeduid en geregeld en dus ook alleen op de aangegeven locatie toegestaan. Dit laat onverlet de algemeen toegestane functies.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden die met bijgebouwen zijn aangeduid. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.18.

Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering van aantal bouwlagen, hetzij de meer specifieke benadering van handhaving van bestaande goothoogtes en bouwhoogtes. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak. Bij handhaving van goothoogte/hoogte is dit niet het geval. Deze laatste benadering is toegepast op panden waar dit vanuit het behoud van de (stedenbouwkundige) karakteristiek gewenst is. Ook voor monumenten geldt dit voor alle duidelijkheid. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.

Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspecentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Binnen de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie zijn voorwaarden verbonden aan het bouwen (gebouwen, overkappingen, erfafscheidingen), als dat al is toegelaten, voor de gronden die grenzen aan het openbare gebied. Tevens kan voor nieuwe gevallen een parkeerverbod vóór de voorgevel gelden.

Groen

Deze bestemming betreft (openbaar) structureel groen, beeldbepalend groen en buurtoverstijgend groen. Eventuele doorsnijdende paden door het groen zijn mogelijk. Ook kan er een ontsluiting naar het aangrenzende perceel worden aangebracht. Hieronder vallen ook inritten.

Om in de praktijk tot op een acceptabel niveau in te kunnen spelen op een gesignaleerde behoefte, is het toegestaan dat een beperkt deel van het als Groen aangegeven bestemmingsvlak mag worden ingericht voor verkeersdoeleinden. Het gaat daarbij om een strook van maximaal 1 meter breed gemeten vanaf de rand van de bestemming Groen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het verleggen van trottoirs. Daarnaast is het mogelijk om na het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid een groter deel van de bestemming Groen aan te wijzen voor verkeersdoeleinden. Echter hiervoor is nadrukkelijk een cultuurhistorische en stedenbouwkundige afweging vereist.

Horeca

Binnen deze bestemming zijn een lichte horeca-activiteiten toegestaan. De bijlage Lijst horeca-activiteiten bij de regels bevat een overzicht van de verschillende milieucategorieën van horeca-activiteiten.

Horeca- 2

Deze maatbestemming is opgenomen bij perceel Noorderstraat 14 om 'lichte' horeca-activiteiten uit te kunnen oefenen voor de ontvangst van groepen van maximaal 60 personen ten behoeve (thema)bijeenkomsten, events, recepties en, vergaderingen. De activiteiten voor deze groepen hebben een besloten karakter en zijn niet voor het publiek of passanten vrij toegankelijk.

Gezien de ligging van de locatie worden andere - zwaardere - horeca-activiteiten binnen deze bestemming niet toegelaten.

Maatschappelijk - 1

De maatschappelijke voorzieningen die geen instellingen betreffen zijn ondergebracht in de bestemming Maatschappelijk - 1. Rechtstreeks toegestaan zijn de voorzieningen welke zijn genoemd in Bijlage 4 Lijst maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan welke niet voorkomen op de lijst, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de voorzieningen die wel zijn genoemd. Dit zal in het kader van een afwijkingsprocedure beoordeeld moeten worden. In alle gevallen dient het te gaan om een maatschappelijke voorziening.

Het begrip maatschappelijke voorziening is beschreven in de begripsbepalingen (artikel 1.52).

In de bestemming is voor één locatie, gelegen aan de Zuider Parallelweg nabij de hoek met Burgemeester De Bruinstraat vanwege de ligging nabij het spoor en wegen een specifieke regeling opgenomen voor een nieuwe ontwikkeling aldaar. Mogelijk worden gemaakt praktijkruimten en kantoren. Dit gebied wordt deels afgeschermd door groen en het parkeren zal niet aan de straatzijde mogen plaatsvinden.

Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering) en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 2.

Binnen de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie zijn voorwaarden verbonden aan het bouwen (gebouwen, overkappingen, erfafscheidingen), als dat al is toegelaten, voor de gronden die grenzen aan het openbare gebied. Tevens kan voor nieuwe gevallen een parkeerverbod vóór de voorgevel gelden.

Maatschappelijk - 2

Deze bestemming betreft instellingen die niet onder de woonfunctie kunnen worden gebracht vanwege het medisch-verzorgende karakter. De termen begeleid wonen en instellingswonen zijn hiertoe gedefinieerd in de artikelen 1.13 en 1.44. Op basis van de begripsbepalingen zijn de diverse woonvormen in Dieren beoordeeld. Daar waar een instelling aanwezig is, is de bestemming Maatschappelijk - 2 gegeven.

De definities laten een onderscheid zien met kamerverhuur (valt onder woonfunctie indien daar toegestaan) en bijzondere woonvormen (valt onder woonfunctie).

Van belang is dat een regeling is opgenomen voor de partners van de geïndiceerden. Deze mogen hun intrek nemen in de instelling om bij hun geïndiceerde partner te kunnen blijven wonen. Daarbij moeten de partners voordien al duurzaam samen hebben geleefd. Na vertrek of overlijden van de geïndiceerde partner mag de andere partner blijven wonen. Overigens is het uiteindelijk de instelling zelf die bepaalt of van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.

Ten behoeve van de noodzakelijke begeleiding/toezicht is een bedrijfswoning toegestaan.

Opgemerkt wordt dat binnen de bestemming tevens zorgwoningen zoals gedefinieerd in artikel 1.82 worden toegelaten. Dit om een uitwisseling tussen intramurale en extramurale verzorging mogelijk te maken en ingespeeld kan worden op de behoefte. Door de koppeling blijven voorts locaties aanwezig om de op termijn weer groeiende behoefte - tot het huidige niveau - aan intramurale voorzieningen op te vangen. Het verzekert voorts dat voor de doelgroep geschikte woningen aanwezig zijn in de nabijheid van een zorgaanbieder waardoor verschillende vormen van zorg ook in de toekomst goed kunnen worden gefaciliteerd. En maakt het mogelijk om gericht aanpassingen uit te voeren in het openbare gebied voor de bewoners van deze zorglocaties.

Wat onder een geschikte zorgwoning wordt verstaan, is niet in de begripsbepaling uitgewerkt. Het is aan de zorginstelling om hieraan, afgestemd op de behoefte, invulling te geven. Evenwel wordt gelet op de volkshuisvestelijke behoefte aan geschikte woningen voor hulpbehoevenden en ouderen hieronder minimaal een woning verstaan die voldoet aan het label Levensloopgeschikt 2 zoals omschreven in de Visie Wonen, Welzijn, Zorg. Juist op dergelijke locaties is gewenst dat hier vanuit de visie een verbondenheid bestaat tussen de zorgwoningen en de instellingen.

Voor uitleg van de regeling van de maatvoering van de gebouwen voor wat betreft bouwlagen benadering/goothoogte/hoogtebenadering en de bijgebouwenregeling wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij Gemengd - 2.

Binnen de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie zijn voorwaarden verbonden aan het bouwen (gebouwen, overkappingen, erfafscheidingen), als dat al is toegelaten, voor de gronden die grenzen aan het openbare gebied. Tevens kan voor nieuwe gevallen een parkeerverbod vóór de voorgevel gelden.

Tuin

Deze bestemming ziet op gronden die als tuin in gebruik zijn en die in beginsel vrij van gebouwen dienen te blijven. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt, dat de toegestane hoogte afhankelijk is van de situering. Als het gaat om de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen die worden geplaatst op hoekpercelen die grenzen aan openbaar groen of aan de openbare weg, dan is een hoogte van 2 m toegestaan mits de afscheidingen zijn geplaatst achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Door uit te gaan van de oorspronkelijke achtergevel wordt aangesloten bij het Besluit omgevingsrecht. In andere gevallen mogen de afscheidingen maximaal 1 m hoog zijn.

Een uitzondering geldt voor afscheidingen binnen de bestemming Waarde - Cultuurhistorie, alwaar in alle gevallen een maximale hoogte van 1 m geldt.

Hierbij wordt opgemerkt dat burgemeester en wethouders een beleid hebben vastgesteld over de wijze waarop zij omgaan met hun wettelijke bevoegdheid om omgevingsvergunningen te verlenen buiten de bepalingen van het bestemmingsplan om. Deze bevoegdheid op grond van het Besluit omgevingsrecht is bedoeld voor zogenaamde 'kruimelgevallen'. In hun beleid hebben burgemeester en wethouders voorzien in een mogelijkheid om in bepaalde gevallen mee te werken aan hekwerken en toegangspoorten die qua maatvoering afwijken van het bestemmingsplan.

Binnen de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie zijn voorwaarden verbonden aan het bouwen (gebouwen, overkappingen, erfafscheidingen) voor de gronden die grenzen aan het openbare gebied. Tevens kan voor nieuwe gevallen een parkeerverbod vóór de voorgevel gelden.

Verkeer

De aanwezige wegen zijn als zodanig bestemd en in beeld gebracht. Er zijn geen nieuwe wegen geprojecteerd. Aangezien ook bijbehorende groenvoorzieningen de bestemming Verkeer krijgen, zijn ook speelvoorzieningen toegelaten.

Wonen

Deze bestemming betreft de bestaande en nog te bouwen woningen (met uitzondering van de bedrijfswoningen).

Ten aanzien van kamerverhuur kan worden opgemerkt, dat bij iedere woning -maar niet in een vrijstaand bijgebouw- maximaal 2 kamers mogen worden verhuurd aan personen die niet tot het huishouden behoren (waaronder niet begrepen bed en breakfast dit valt onder de regeling van aan huis gebonden beroepen/bedrijven). Dit volgt uit de begripsbepaling van woning (artikel 1.79). Kamerverhuur aan meerdere personen is slechts mogelijk in zoverre de planregeling hierin voorziet.

Ingevolge de begripsbepaling van het begrip woning moet sprake zijn van een huishouden. Onder het begrip huishouden wordt niet alleen een gezin verstaan. Ook minder traditionele woonvormen verdragen zich met de bestemming Wonen, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. De nadruk ligt op het wonen en niet op het bieden van zorg en begeleiding. Een instelling die zich richt op bijvoorbeeld het begeleiden van mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking die in groepsverband samen wonen en gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen, geen permanente begeleiding behoeven en waarbij het de bedoeling is dat zij zo zelfstandig mogelijk functioneren, ook al is 24 uur per dag begeleiding aanwezig, past binnen dit begrip. Voor de inzichtelijkheid is daartoe het begrip bijzondere woonvorm opgenomen in het bestemmingsplan. Een instelling waar de behandeling van de bewoners voorop staat, past derhalve niet binnen de bestemming. Wel binnen de bestemming past bijvoorbeeld een woongroep van mensen met een beperking die elders worden behandeld.

Per bouwvlak is in beginsel 1 woning is toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de aanwezige woningen dan wel op de bestaande planologische rechten. De benaming van de aanduiding maximum aantal wooneenheden vloeit voort uit de keuze die in de landelijke standaard is gemaakt. De term 'wooneenheden' heeft in deze geen op zichzelf staande betekenis, gedoeld wordt op het aantal woningen.

Verder is het ook hier toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als Bijlage 5 bij de regels van dit plan - is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.

Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, in Bijlage 6 Parkeernormen bij dit plan voorwaarden zijn gesteld. In deze bijlage zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van deze bijlage bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag dan wel bij een functiewijziging.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van bijgebouw zoals neergelegd in artikel 1.18.

Ten aanzien van de maatvoering van de hoofdgebouwen geldt hetzij de redelijk globale benadering uitgedrukt in het aantal bouwlagen, hetzij de meer specifieke benadering van handhaving van bestaande goothoogtes en bouwhoogtes. De globaliteit van de bouwlagen benadering maakt dat men vrij is zelf te kiezen voor de hoogte en de vorm van het dak. Bij handhaving van goothoogte/bouwhoogte is dit niet het geval. Deze laatste benadering is toegepast op panden waar dit vanuit het behoud van de (stedenbouwkundige) karakteristiek gewenst is. Ook voor monumenten geldt dit voor alle duidelijkheid. Om deze panden niet volledig 'op slot' te zetten kan hiervan met 5% worden afgeweken.

Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspecentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte. Daar waar sprake is van een afwijkende maatvoering is dit specifiek geregeld.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd, dat evenwel groter is dan generiek is toegelaten. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Wijzigingsgebied 1

Deze aanduiding binnen de bestemming Wonen biedt de bevoegdheid om onder voorwaarden mee te werken aan het leggen van een nieuw bouwvlak. De maatvoeringen voor dat vlak zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.

Wonen - garagebox

Op de gronden met deze bestemming mag een garagebox staan met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter. Bestaande - legale - garageboxen kunnen een grotere bouwhoogte hebben. Een garagebox wordt uitgevoerd met een plat dak.

Waarde - archeologie 1, 2 en 3

Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden.

In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.

Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). Waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of de omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevingsvergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).

Verwachtingswaarde   categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart   onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen   Dubbelbestemming  
terrein van cultuurhistorische waarde, opgehoogd erf, buitenplaats, kasteelterrein, kern historische nederzetting   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
hoge verwachting, mogelijk goede conservering   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
middelhoge verwachting   onderzoeksgebied   groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 2  
lage verwachting   archeologisch gebied met lage verwachting   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
water   waterbodems   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
bekende archeologische vindplaatsen en een straal van 25 m daaromheen     groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  

Waarde - Cultuurhistorie

Deze bestemming is gegeven aan het gebied met een grote cultuurhistorische waarde zoals die is vastgesteld bij het besluit tot aanwijzing als beschermd dorpsgezicht. De stedenbouwkundige structuur en het bebouwingsbeeld is op de verbeelding en in de regels vastgelegd. In deze dubbelbestemming worden daarom op enkele punten nadere regels gesteld ter behoud van de aanwezige waarden.

Binnen deze bestemming geldt net zo zeer als binnen de elders gebruikelijke aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol dat tussen het openbare gebied en de gevels van de hoofdgebouwen en het verlengde hiervan vrij van gebouwen en overkappingen dienen te blijven. Voorts zijn op deze percelen de erf- en perceelafscheidingen grenzend aan het openbare gebied maximaal 1 m hoog mogen zijn en hieraan nadere eisen kunnen worden gesteld. In nieuwe gevallen mag vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet geparkeerd mag worden. Dit geldt alleen in de historische straten en heeft niet alleen als doel de representativiteit van het straatbeeld te borgen maar ook om te ontmoedigen dat de in het aanwijzingsbesluit genoemde groene karakter van straten verdwijnt door het aanleggen van parkeervoorzieningen. De gebieden waar dit geldt zijn op de verbeelding aangeduid (door middel van de aanduiding specifieke vorm van verkeer - parkeren uitgesloten). Van belang is, dat het gaat om de feitelijke voorgevel. Dus niet het bouwvlak, maar de voorgevel zelf. Mocht het door de feitelijke situering van het hoofdgebouw niet mogelijk zijn om te komen op voldoende parkeergelegenheid op het perceel, dan kan hiervoor worden afgeweken als dit past binnen de daarvoor opgenomen criteria.

Voorts is bepaald dat daar waar straatprofielen voorkomen zoals opgenomen in het aanwijzingsbesluit als beschermd dorpsgezicht deze in stand moeten blijven, met daaraan gekoppeld een vergunningenstelsel.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Deze dubbelbestemming ziet op de bescherming van een veilige en adequate afvoer van hoogwater, sediment en ijs, de waterhuishouding alsook de instandhouding/bevordering van de scheep- en recreatievaart met bijbehorende voorzieningen zoals kribben, bakens en aanmeergelegenheden. Ook behoort de vergroting van de afvoercapaciteit tot één van de waterstaatkundige functies.

Deze bestemming heeft invloed op hetgeen volgens de eveneens geldende bestemming kan worden gebouwd. Zo is toestemming van Rijkswaterstaat nodig voor indien binnen deze zone wordt gebouwd op basis van de onderliggende bestemming.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Dit om discussie te voorkomen. Met deze regeling wordt ook bij de actualisatie van de bestemmingsplannen aangesloten bij het beleid van de gemeente op dit gebied. Passend binnen dit beleid is de mogelijkheid om in Dieren één inrichting toe te laten binnen bepaalde voorwaarden.

Voor evenementen, manifestaties, markten en standplaatsen geldt, dat de legaal bestaande situaties worden gerespecteerd. Een standplaats is aanwezig bij de veerstoep.

Aan nieuwe situaties kan worden meegewerkt door het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid, waarbij moet worden getoetst aan de aangegeven criteria. Dit laat onverlet dat daarnaast ook moet worden voldaan aan de APV.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

Het plan bevat voorts de aanduiding (wetgevingzone - wijzigingsgebied 2) waar burgemeester en wethouders in bestaande en voormalige winkelpanden andere functies kunnen toestaan.

Deze functies zijn de verkoop aan particulieren van producten zoals souvenirs- en cadeauartikelen, kunst, antiek, brocanterie, curiosa en design, al dan niet gefabriceerd of ontworpen in bijbehorende kleine werkplaatsen of ateliers/galeries. Deze bevoegdheid is opgenomen ter uitvoering van de mogelijkheid die in de detailhandelsstructuurvisie voor Dieren-Zuid wordt geboden. Burgemeester en wethouders zijn niet verplicht om gebruik te maken van hun bevoegdheid.

Binnen de aanduiding veiligheidszone - niet-gesprongen explosieven  kunnen mogelijk restanten aanwezig zijn van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Voor het verrichten van werkzaamheden dieper dan 30 cm is daarom een vergunning nodig. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden geldt deze vergunningplicht niet als uit een rapport blijkt dat de kans op het alsnog aantreffen van explosieven verwaarloosbaar klein is.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsbevoegdheid

In de algemene wijzigingsbevoegdheid wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om aanduidingen binnen de bestemmingen Gemengd - 2 en Maatschappelijk - 1 te verwijderen en te wijzigen. Als burgemeester en wethouders gebruik willen maken van hun bevoegdheid dan verbindt het bestemmingsplan hieraan voorwaarden.

Burgemeester en wethouders zijn niet verplicht om gebruik te maken van hun bevoegdheid.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning -voor zover vereist- zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

6.4 Vergelijking met geldende bestemmingsplan

Er is naar gestreefd om binnen de nieuwe digitale systematiek dezelfde mogelijkheden te bieden als in de geldende bestemmingsplannen. Wel met, zoals hiervoor al is aangegeven, een toets aan hedendaagse inzichten.

Los van de wijzigingen die voortvloeien uit de nieuwe landelijke digitale systematiek en de hiervoor opgesomde nieuwe woningbouwlocaties, is in onderhavig bestemmingsplan rekening gehouden met de (ruimere) mogelijkheden om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. Om die reden zijn veel activiteiten zonder nadere aanduidingen binnen de bestemming Wonen mogelijk.

Daar waar binnen de bestemming Wonen van het toegelaten nevengeschikte gebruik geen gebruik (meer) wordt uitgeoefend heeft een actualisatie plaatsgevonden. Deze actualisatie vloeit ook voort uit de detailhandelsstructuurvisie. Op basis van die visie worden wel nieuwe mogelijkheden geboden voor specifieke detailhandelsactiviteiten en ambachtelijke bedrijven.

Bestaand gebruik wordt binnen de gegeven bestemmingen toegelaten.

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de mogelijkheden van het nu voorliggende plan kan hoofdstuk 4 geraadpleegd worden.

6.5 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijkheden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

6.6 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • a. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, en
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, of
  • d. één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    • 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00, of
    • 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn, of
    • 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.

beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie van de geldende bestemmingsplannen. In beginsel worden bestaande rechten uit deze plannen, het bestaande legale gebruik van gronden en gebouwen gerespecteerd.


conclusie

Het verhaal van kosten is voldoende verzekerd, een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat gezien de beperktheid van de aanpassingen in de regels en verbeelding en de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan geen zodanige waardeveranderingen worden voorzien dat zij niet gedragen kunnen worden.

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

kader

De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen.

Gezien de gewenste participatie van inwoners, ondernemers en organisaties is op 6 september 2017 bekend gemaakt in de Regiobode en het elektronische Gemeenteblad en op 13 september 2017 in de Regiobode, het elektronische Gemeenteblad en de  Staatscourant, dat het voorontwerpbestemmingsplan voor inspraak ter inzage ligt van 14 september tot en met 11 oktober 2017. Het voorontwerpbestemmingsplan kon worden ingezien in het gemeentehuis. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl was het plan digitaal te raadplegen. Op 18 september 2017 kon een inloopavond worden bezocht.

beoordeling

Er zijn 18 inspraakreacties ontvangen, waarvan 2 zijn na afloop van de gestelde termijn. De reacties gaan, zeer beknopt samengevat, over de volgende onderwerpen.

1   de voorgenomen parkeerregeling voor voortuinen aan de Bergelinkweg;
een gegeven bestemming in het kader van een handhavingszaak bij de Bergelinkweg  
2   het opnemen van een perceel grond binnen het plangebied;
het opnemen van een regeling voor een hogere erfafscheiding;
het anders bestemmen van een perceel grond achter Molenweg 19  
3   een groter bouwvolume voor vervangende nieuwbouw aan Vingerhoed 46  
4   het toelaten van een horecabedrijf;
de eigendomssituatie aan Prinsenstraat 33  
5   het aantal huishoudens op de adressen Kerkstraat 2-10  
6   aanwezige kamerbewoning aan Kerkstraat 3  
7   het bieden van meer mogelijkheden aan Zutphensestraatweg 2;
het aantal woningen aan Zutphensestraatweg 2/Kruisstraat 1, 3 en 3b;
omvang bouwvlak Kruisstraat 3b  
8   het vragen van een andere bestemming voor het marktpleintje  
9   het plangebied komt niet overeen met de omvang van de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht (veerstoep, sluiskom, entree Hof te Dieren), entree bij Spoorstraat);
hoe wordt het beschermd dorpsgezicht adequaat beschermd (Spoorstraat 1-9, tuin bij Emmaschool);
geen oplossing voor parkeerproblematiek, de structuurvisie voor Dieren en het op papier moeten indienen van zienswijzen  
10   het toelaten van een kantoor op alle lagen van het Hoflaan 13-15;
het vergroten van het bouwvlak zodanig dat ook koetshuis daarin valt  
1112   het samenvallen van de inloopavond met een workshop voor het buitengebied;
het niet wenselijk zijn van witte vlekken in het plangebied;
het toegelaten bouwvolume aan Spoorstraat 1-9;
het meenemen van het gebied bij de Zuider Parallelweg/Apeldoorns kanaal;
de veerstoep en de Doesburgsedijk vallen niet in plangebied  
13   toelaten 4 woningen in bouwvlak van Kerkstraat 33  
14   het gebruiken van een groter deel van de woning voor beroep/bedrijf aan huis aan Hogestraat 25;
de regeling t.a.v. beroep/bedrijf aan huis;
door concentratie van ambachtelijke bedrijven aan Spoorstraat en marktpleintje wordt dynamiek uit het dorpsdeel gehaald;
de parkeerregeling zal leiden tot volle straten  
15   de locatie van de inloopavond was slecht bereikbaar en er was nog een bijeenkomst voor het buitengebied gepland;
de benaming van het plan en de begrenzing wijkt af van het geldende plan;
de percelen Stationsplein 24a, 26, 28 zijn ineens meegenomen en hebben de bestemming Tuin die aangepast zou moeten worden naar Kantoor;
zijn consequenties aanwijzing als beschermd dorpsgezicht goed in beeld;
hoe wordt omgegaan met vml. witte vlekken in plangebied dit is nu niet duidelijk;
de regeling voor specifieke winkeltjes zou moeten worden verruimd voor ambachtelijke horeca;
voor Spoorstraat 13 en voor 17 worden dezelfde hoogtematen gevraagd als voor Spoorstraat 1-9;
het is vreemd gezien het slopen van woningen voor de traverse nu aan de Kattenberg de bouw van een woning mogelijk wordt gemaakt;
verzocht wordt de zienswijze in zijn geheel digitaal op te nemen als bijlage bij de Nota van zienswijzen  
16   gevraagd wordt naar de plannen voor Zutphensestraatweg 20 die niet in dit bestemmingsplan zijn opgenomen  
17   bij de woningen aan de Noorderstraat aan de zijde van de IJssel zouden de achtertuinen zo bestemd moeten worden dat bebouwing niet mogelijk is  
18   in het pand Stationsplein zou overeenkomstig het geldende plan kantoren in 2 lagen toegelaten moeten worden;
kamerverhuur moet mogelijk zijn;
er gelden beperkingen voor het uitoefenen van een bedrijf/beroep aan huis  

Het Inspraakverslag, met de beantwoording van de reacties, is door burgemeester en wethouders vastgesteld en aan de insprekers toegezonden.

Daarnaast is het voorontwerp ook ambtshalve nagelopen op omissies en actualiteit.

Hieronder worden de aanpassingen in de regels en de verbeelding vermeld.


conclusie

De inspraakreacties vormde aanleiding om in de regels en de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan aanpassingen te verwerken. Daarnaast is de toelichting hierop aangepast.

Verbeelding

1   de betreffende bestemming Wonen aan de Bergelinkweg is gewijzigd in Tuin  
2   de bestemming Groen is gewijzigd in Wonen  
4   de bestemming Wonen is gewijzigd in Gemengd - 2 met de aanduiding sh-1b (met een bijgebouwen regeling gebaseerd op geldend plan)  
5   het maximum aantal woningen is verlaagd naar 7  
6   toegevoegd is een aanduiding voor kamerverhuur tot max. 7 kamers  
7   de bestemming Wonen is aangevuld met de aanduidingen detailhandel, dienstverlening en daghoreca (sh-1a);
het maximum aantal woningen is verhoogd naar 5;
het bouwvlak wordt gewijzigd naar het geldende bouwvlak  
9
11 12  
de locatie Spoorstraat 1-9 (omvang 'witte vlek') is uit het plangebied gehaald  
10   het koetshuis heeft de aanduidingen kantoor en een aanduiding voor de bestaande goot- en bouwhoogte (sba-hm);
in het gebied waarbinnen bijgebouwen zijn toegelaten is max. 95 m² toegelaten overeenkomstig het geldende plan  
14   de bestemming Wonen is aangevuld met de aanduiding showroom  
15   die percelen zijn uit het plangebied gehaald  
18   de bestemming Wonen is gewijzigd in Gemengd - 2 met de aanduiding kantoren in 2 lagen (met een bijgebouwen regeling gebaseerd op geldende plan)  

Regels

1   een andere regeling t.a.v. het parkeren vóór een hoofdgebouw  
2   een specifieke regeling voor een erfafscheiding van max. 2,5 m  
6   deze vorm van kamerverhuur is toegelaten  
7   de functies zijn toegelaten op de begane grond  
10   de functie en de maatvoeringen zijn toegelaten  
14   de functie is toegelaten op de beganegrond t.b.v. meubels tot 50 m²  
18   de functie is toegelaten  

Ambtshalve zijn daarnaast de volgende inhoudelijke aanpassingen in de regels en de verbeelding verwerkt.

De toelichting is hierop aangepast.

Verbeelding

a   Kruisstraat 4-6-8 aantal woningen verhoogd naar 3  
b   kruisstraat 31 gebied voor plaatsen bijgebouwen opgenomen  
c   Spoorstraat 34 bestemming Verkeer deels gewijzigd in Maatschappelijk - 1  
d   Kerkstraat 35 gebied voor plaatsen bijgebouwen opgenomen  
e   Kerkstraat 45-47 aantal toegelaten woningen verhoogd naar 2  
f   Kerkstraat 49 aantal toegelaten woningen verlaagd naar 1  
g   Noorderstraat 9 plaatsen aanduiding max. oppervlak bijgebouwen 75 m²  
h   Noorderstraat 64 wijzigen deel bestemming Wonen in Tuin  
i   aanduiden gebieden waarin niet-gesprongen explosieven aanwezig kunnen zijn  
j   hoek Zuider Parallelweg bij Burg. De Bruinstraat opnemen bestemming Maatschappelijk -1 met aanduidingen praktijkruimten en kantoren alsmede langs de weg de aanduiding parkeren uitgesloten en de bestemming Groen  

Regels

k   artikel 1.73 is geschrapt  
l   artikel 2.2 is aangevuld conform de standaardregeling (wolfseindedak enz.)  
m   artikel 4.4 is onder b aangevuld voor het aangeduide gebruik voor een bijgebouw  
n   in art 8.2.1 onder c is de afwijkingsbepaling voor een aangeduide bouwhoogte geschrapt  
o   artikel 9.1 is onder b aangevuld voor kantoren  
p   artikel 9.1 is na b aangevuld voor praktijkruimten  
q   artikel 9.1 is na d aangevuld met een parkeerregeling  
r   artikel 11.1 is aangevuld voor parkeervoorzieningen  
s   artikel 19.1 is aangevuld met een verduidelijking m.b.t. vergunningvrij bouwen  
t   artikel 19.2 is onder a en b verduidelijkt  
u   in artikel 23.1 is onder a het escortbedrijf geschrapt  
v   in artikel 23.3 is onder a het escortbedrijf geschrapt  
w   in artikel 24.2 is de standaardregel voor niet-gesprongen explosieven opgenomen  
x   in artikel 25 is onder d een verschrijving hersteld  

Burgemeester en wethouders hebben in het door hen vastgestelde Overzicht de inhoudelijke wijzigingen verwoord. Dit overzicht is als bijlage 9 bij deze toelichting gevoegd.

8.2 Vooroverleg

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden. Zo heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zich op het standpunt gesteld dat zij alleen adviseert bij stedenbouwkundige ontwikkelingen die een bedreiging kunnen vormen voor het voortbestaan van de historisch ruimtelijke karakteristieken en alleen als de gemeente hierom vraagt.

Het vooroverleg heeft gelijktijdig met de inspraak plaatsgevonden.


beoordeling

In het kader van het vooroverleg zijn de volgende instanties in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan:

1. de provincie Gelderland;

2. het waterschap Rijn en IJssel;

3. de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden;

4. Rijkswaterstaat;

5. de gemeente Bronckhorst.

Daarnaast is het voorontwerp toegezonden aan:

6. de Commissie Cultuurhistorie Rheden-Rozendaal.

De reacties uit het vooroverleg gaan, beknopt samengevat, over de volgende onderwerpen. De reacties zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

1   geen opmerkingen, verwezen wordt naar de kwalitatieve woningbouwopgave  
2   bij Het Bastion is oppervlaktewater aanwezig in beheer bij het waterschap,
gevraagd wordt om een dubbelbestemming Water  
3   geen opmerkingen  
4   geen opmerkingen  
5   geen opmerkingen  
6   behoort de Molenweg zoals vermeld in de toelichting nog wel tot het groene raamwerk na de herinrichting;
hoe wordt het behoud van bomen in particuliere tuinen geborgd;
waarom wordt bij gemengde bestemmingen de voorterreinen niet als Tuin bestemd;
de tekst in de toelichting over het beschermd dorpsgezicht is slechts een opsomming;
op de achtererven van de panden rond het Carolinapark zouden geen bijgebouwen moeten worden toegelaten;
straatprofielen worden in het beschermd dorpsgezicht karakteristiek genoemd maar dit komt niet terug in de regels;
klimaatadaptie is nog niet geconcretiseerd in dit plan, denk aan een vergunningplicht voor het bestraten van tuinen  

Over de ontvangen reacties wordt het volgende opgemerkt.

1   inmiddels is gebleken dat woning Kattenberg geen toevoeging is  
2   de tabel in de toelichting is aangepast,
dit water wordt bestemd voor Water, de duikers zijn toegelaten in Groen  
6   ja deze weg behoort tot het raamwerk; aan één zijde zijn bomen geplant;
de APV kent een vergunningplicht t.a.v. bijzondere bomen en met de (nieuwe) parkeerregeling wordt ook het behoud van groene voortuinen in historische straten nagestreefd;
de bestemming Tuin wordt alleen gebruikt bij woningen omdat bij andere bestemmingen het gebruik van het voorterrein anders kan zijn (bijv. een parkeervoorziening of een terras);
de opsomming is overgenomen uit de toelichting op het aanwijzingsbesluit,
vanuit het park worden de achtertuinen zeer incidenteel ervaren zodat het verbieden van bijgebouwen voor de beleving van het park geen meerwaarde heeft;
uit de nadere typering van te beschermen waarden in de aanwijzing zullen straatprofielen met een centrale rijweg, verhard met waalklinker en flankerende trottoirs in de regels opgenomen worden als te handhaven waarde,
het Uitvoeringsplan m.b.t. klimaatadaptie kent een hoger abstractieniveau en bevat geen maatregelen die verwerkt moeten worden in het bestemmingsplan  

De vooroverlegnota, met de beantwoording van de reacties, is door burgemeester en wethouders vastgesteld.

conclusie

De reacties vormde aanleiding om in de regels en de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan aanpassingen te verwerken. De toelichting is hierop aangepast.

De wijzigingen zijn eveneens uitgeschreven in bijlage 9 bij deze toelichting.

Verbeelding

2   opgenomen is de bestemming Water  
6   het aanduiden van zones langs historische straten waarin parkeren vóór de voorgevel in nieuwe situaties niet is toegelaten  

regels

2   opgenomen is de bestemming Water  
6   het reguleren van het parkeren vóór de voorgevel van een hoofdgebouw in de aangeduide zones  
6   het reguleren van het behoud van het waardevolle straatprofiel  

Gezien de reacties op het voorontwerp kan het bestemmingsplan in procedure worden genomen.

8.3 Zienswijzen

kader

Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet erin dat, voordat de formele procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, wordt kennis gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan te vervaardigen.

De vooraankondiging is op 15 februari 2017 geplaatst in de Regiobode, een huis-aan-huisblad. En is daarnaast gepubliceerd in het elektronische Gemeenteblad op de website www.overheid.nl. Deze website is ook bereikbaar via een link op de gemeentelijke website.


De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 21 maart maart 2018 bekend gemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad. Op de gemeentelijke website is voor de in procedure zijnde bestemmingsplannen een link geplaatst die doorleidt naar de officiële bekendmakingen op de website www.overheid.nl.

Gedurende de termijn van terinzagelegging van 22 maart 2018 tot en met 2 mei 2018 heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.

In deze periode was het bestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis.


beoordeling

Er zijn 10 zienswijzen naar voren gebracht.

De beantwoording van de ingediende zienswijzen staat in een bijlage bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.