direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerrein Kanaalzone
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan.
Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuzes en de interpretatie van het plan.

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

Actualisatieplicht

Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is bindend voor zowel overheid als burgers. Gemeenten dienen in gevolge de Wet ruimtelijke ordening zorg te dragen voor actuele bestemmingsplannen, waarbij momenteel wordt uitgegaan van een tienjaarse actualisatieverplichting.

De gemeente Rheden heeft voor een groot deel van haar grondgebied haar bestemmingsplannen reeds geactualiseerd. Met het voorliggende bestemmingsplan worden de bestemmingsplannen in de Kanaalzone tussen Dieren en Spankeren geactualiseerd. Deze zone is voornamelijk in gebruik als bedrijventerrein. De vigerende bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de juridisch- planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie, en deze te vervatten in een eigentijdse regeling.

Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit bestemmingsplan geldt, dat de ontwikkelingen zoals die in het verleden tot stand zijn gekomen als gegeven zijn geaccepteerd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen.

Tussenuitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Het voorliggende bestemmingsplan is door de raad vastgesteld op 19 juni 2013. Hiertegen is door een tweetal partijen beroep ingesteld. De beroepen zijn mondeling behandeld op de zitting van 3 april 2014. Op 25 juni 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan. Ten aanzien van de meeste beroepsonderdelen is dit een einduitspraak waarin de betreffende beroepsonderdelen ongegrond zijn verklaard. Ten aanzien van één beroepsonderdeel is sprake van een tussenuitspraak. Dit betreft de mogelijkheid van een bedrijfswoning op het perceel Edyweg 29 te Spankeren. De Raad van State heeft de gemeenteraad opgedragen om met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht het bestemmingsplan te wijzigen door op het perceel Edyweg 29 een positieve bestemmingsregeling op te nemen voor een bedrijfswoning. Bij besluit van 23 september 2014 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan aangepast overeenkomstig de opdracht van de Raad van State. Het perceel Edyweg 29 is hiertoe op de Lijst bedrijfswoningen geplaatst welke als bijlage deel uitmaakt van de planregels.

1.3 Ligging plangebied

Het plangebied betreft globaal de zone aan weerszijden van het Apeldoorns Kanaal. Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat uit een bedrijventerrein. De zone wordt aan de westzijde begrenst door het dorp Dieren en aan de oostzijde door het dorp Spankeren en het landelijk gebied. De woongebieden van Dieren en Spankeren vallen niet onder het plangebied op enkele solitaire woningen en dienstwoningen bij bedrijven na.

Noemenswaardige infrastructurele werken doorsnijden het plangebied. Het Apeldoorns Kanaal, dat van Hattem via Apeldoorn met de IJssel bij Dieren is verbonden, met parallel daaraan de provinciale Kanaalweg en de spoorlijn van de VSM (Veluwsche Stoomtrein Maatschappij) doorsnijden het plangebied in noord-zuid richting. De spoorlijn Arnhem-Zutphen doorsnijdt het plangebied in oost-west richting. De provinciale Burgemeester De Bruinstraat en de Zupthensestraatweg vormen de zuidelijke begrenzing van het plangebied.

De Burgemeester Willemsestraat en een gedeelte van de Kanaalweg vormen een onderdeel van het project Traverse Dieren en zijn derhalve buiten het plangebied gelaten (conform de grensbepaling van het provinciale ontwerpinpassingsplan van december 2012).

De plangrens wordt deels bepaald door de plangrenzen van omliggende, reeds geactualiseerde bestemmingsplannen, te weten: Dieren-Noord, Landelijk Gebied en Spankeren. De plangrens aan de zuidzijde is afgestemd op het plangebied van het project Traverse Dieren.

Centraal in het plangebied is een uitsnede gemaakt. Dit betreft het terrein van het voormalige bedrijf Vitatron. Deze locatie wordt separaat geactualiseerd.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0001.jpg"

1.4 Geldende bestemmingsplan

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de onderstaande bestemmingsplannen, die door het voorliggende bestemmingsplan geheel komen te vervallen.

Nr.   Titel bestemmingsplan   Datum vaststelling raad   Datum goedkeuring provincie  
1   Uitbreidingsplan in Onderdelen   29-03-1960   24-05-1961  
2   Partiële herziening Uitbreidingsplan in Onderdelen ten oosten van Dr. De Visserstraat Dieren   25-01-1966   13-06-1966  
3   Industrieterrein Dieren Oost   24-02-1970   31-03-1971  
4   Spankeren 1A   26-05-1970   28-06-1971  
5   Dieren Noordoost (globaal plan)   23-02-1971   23-02-1972  
6   Industrieterrein Spankeren   25-05-1971   10-05-1972  
7   Uitwerkingsplan Dieren-Noordoost, 1ste fase   03-06-1975   13-08-1975  
8   Buitengebied 1975 Rheden   07-10-1975   01-12-1976  
9   Herziening Industrieterrein Priesnitzlaan Dieren   29-03-1977   17-08-1977  
10   Uitwerkingsplan Dieren-Noordoost , 2de fase, 1ste plandeel   09-08-1977   12-10-1977  
11   Calluna 1979   25-03-1980   19-05-1981  
12   Bouwmarkt Spankerenseweg 1982   26-04-1983   26-01-1984  
13   Bestemmingsplan Spankeren 1982   25-10-1983   10-05-1984  
14   Herziening Overweg-Spankeren   31-01-1989   20-04-1989  
15   Zutphensestraatweg-Overweg, Spankeren   29-05-1989   08-12-1989  
16   Dorpsvernieuwingsplan Dieren-Zuid   27-04-1993   06-12-1993  
17   Buitengebied 1995 Rheden   28-11-1995   10-07-1996  
18   Dieren, herziening Albany (Van Rensselaerweg, Spankeren)   19-12-1995   18-03-1996  
19   Herziening woonwagenkamp De Timp   27-02-1996   02-07-1996  
20   Dieren, herziening Opel-Imbos   24-09-1996   30-01-1997  
21   Brug en rotonde Imboslaan Dieren   27-10-1998   02-02-1999  
22   Bestemmingsplan Kanaalweg 1998   19-12-2000   24-07-2001  

Deze bovengenoemde plannen zijn in de loop van de tijd, door middel van diverse wijzigingen ex artikel 3.6 Wro (voorheen artikel 11 WRO) of vrijstellingen enigszins aangepast. Dit betekent dat in het gebied nog een groot aantal andere aanvullende juridische regelingen gelden, die in het voorliggende bestemmingsplan zijn verwerkt.

Op de overzichtskaart hierna is de ligging van de vigerende bestemmingsplannen weergegeven. De nummers verwijzen naar de nummering in bovenstaande tabel:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0002.jpg"

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 De locatie

Stedenbouwkundig-ruimtelijke structuur

Het bestemmingsplan Kanaalzone zoomt in op de langgerekte zone tussen de dorpen Dieren en Spankeren en ontleent haar naamgeving aan het Apeldoorns Kanaal dat als een ruggengraat het plangebied doorsnijdt.

Mede dankzij het kanaal, dat in 1868 in gebruik is genomen, heeft met name Dieren zich kunnen ontwikkelen tot een omvangrijk dorp. Vanaf de Eerste Wereldoorlog werden de woeste en agrarische gronden aan weerszijden van het kanaal ontgonnen en/of ontwikkeld tot bedrijventerrein. Hoewel het kanaal in 1972 voor de scheepvaart is gesloten, kent de zone tot vandaag de dag een hoofdzakelijk industrieel karakter.

De transportfunctie van het kanaal is heden ten dage overgenomen door de Kanaalweg, die parallel aan het kanaal is gelegen. Deze provinciale weg is de belangrijkste infrastructurele ader in het gebied en vormt de verbinding met de regio.

De bedrijven in het plangebied variëren in omvang en type. Waar de zuidelijke helft van het plangebied nog een industrieel karakter kent, kenmerkt de noordelijke helft zich meer als een bedrijventerrein. Vanaf de Kanaalweg zijn (aan weerszijden van het kanaal) verschillende clusters bedrijven ontsloten. De verschillende terreinen kennen dan ook verschillende namen, als Kanaal 1, Kanaal 2, omgeving Rinaldostraat, etcetera.

Hoewel de bedrijfsmatige inrichting van het gebied onmiskenbaar is, geeft de landschappelijke inbedding van het kanaal het gebied een groene uitstraling, met name gevormd door de oevers en begeleidende boomstructuren.

Functionele structuur

Het bedrijventerrein Kanaalzone is zoals aangegeven een gebied bestaande uit diverse bedrijventerreinen. De Kanaalzone kent door de historische groei zowel kleine bedrijvigheid als middelgrote bedrijven. Het plangebied is op te delen in diverse deelgebieden die elk een eigen functionele karakteristiek kennen:

  • 1. Omgeving Rinaldostraat
  • 2. IJsselsteyn
  • 3. Omgeving Ambachtstraat
  • 4. Dr. De Visserstraat
  • 5. Dieren-Oost
  • 6. Kanaal I
  • 7. Kanaal II

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0003.png"

ad 1. Omgeving Rinaldostraat

In het deelgebied Rinaldostraat en omgeving bevinden zich diverse (kleine) bedrijven. Ook is er ruimte voor perifere detailhandelsvestigingen (PDV) en PDV+ vestigingen.

ad 2. IJsselsteyn

Op het ietwat verscholen gelegen terrein IJsselsteyn bevinden zich (kleine) bedrijven. Perifere detailhandel is hier niet toegestaan.

 

add 3. Omgeving Ambachtstraat

Aan de Ambachtstraat bevinden zich voornamelijk PDV-vestigingen (autobedrijven) en kleine bedrijven. Het Du Commerceterrein ligt momenteel braak, maar kent een bedrijfsbestemming.

ad 4. Dr. De Visserstraat

Achter de woningen gelegen aan de Dr. De Visserstraat (buiten het plangebied van dit bestemmingsplan) is aan het VSM-spoor een braakliggend terrein gelegen. Binnen dit bestemmingsplan worden hier maatschappelijke voorzieningen toegestaan (bestemming Gemengd). De functies die binnen deze bestemming worden toegestaan dienen als ruimtelijke en functionele buffer tussen het woongebied van Dieren en het bedrijventerrein Kanaalzone.

ad 5. Dieren-Oost

In langgerekte deelgebied Dieren-Oost (ten westen van de Kanaalweg) bevinden zich bedrijven van verschillende omvang (klein en groot). Met uitzondering van de bedrijvenstrook ten westen van het VSM-spoor (Industrielaan) en het terrein tussen de Geitenbergweg en de Spankerenseweg zijn PDV- en PDV+ vestigingen toegestaan. Twee tankstations (nabij de rotonde Imboslaan-Kanaalweg) zijn specifiek aangeduid; een motorbrandstoffenverkooppunt met LPG en een motorbrandstoffen verkooppunt zonder LPG. Ter plaatse van het bedrijf Lindegas (ten zuiden van de Spankerenseweg) is tevens de aanduiding risicovolle inrichting aan het perceel toegekend. Nota bene: het voormalige terrein van Vitatron is gelegen binnen dit deelgebied, maar maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

ad 6. Kanaal I

Kanaal I is gelegen ten oosten van het Apeldoorns Kanaal en kenmerkt zich door een menging van kleine en grotere bedrijven. Onder andere de Verzinkerij Dieren is gelegen in dit deelgebied. Perifere detailhandel wordt hier uitgesloten.

ad 7. Kanaal II

Het deelgebied Kanaal II is eveneens ten oosten van het Apeldoorns Kanaal gesitueerd, maar dan ten noorden van het dorp Spankeren. Ook dit gebied kenmerkt zich door een menging van kleine en grotere bedrijven en ook hier wordt perifere detailhandel uitgesloten. Het noordelijke gedeelte van dit deelgebied is agrarisch in gebruik, maar kent een bedrijvenbestemming. Dit deelgebied kent dus nog een uitbreidingsmogelijkheid.

2.2 Gewenste situatie en afweging

In het plangebied worden geen ingrijpende veranderingen in de functionele en ruimtelijke structuur voorzien. Dit bestemmingsplan heeft dan ook voornamelijk een beheerkarakter waarbij de vigerende bestemmingsregelingen als uitgangspunt zijn genomen, evenwel wél binnen de actuele kaders. Nieuwe ontwikkelingen van de afgelopen decennia zijn (vrijstellingen, ontheffingen, etcetera) zijn eveneens in deze actualisatie meegenomen. Veelal zijn de bestaande mogelijkheden conserverend overgenomen, waarbij rekening is gehouden met de bestaande, feitelijke situatie en huidige wetgeving. Dit betekent onder andere dat bijvoorbeeld de bouwvlakken, bouwhoogten en bebouwingspercentages zijn afgestemd op de feitelijke situatie en op het actuele stedenbouwkundige beeld. Daarbij is steeds gezocht naar een goede balans tussen actuele kaders en inzichten enerzijds en bestaande rechten en verwachtingen anderzijds.

Ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden geldt, dat het belangrijkste uitgangspunt is dat de bedrijventerreinen bedoeld zijn voor bedrijven. Het bestemmingsplan dient een veelheid aan typen bedrijven toe te staan. Om hier toch sturing aan te geven is het wenselijk gevonden om in de regels een lijst opgenomen waarin de toegestane bedrijven zijn weergegeven. De lijst is gekoppeld aan een indeling in milieucategorieën. Aan deze milieucategorieën zijn afstanden gekoppeld ten opzichte van gevoelige functies. Op deze wijze kan een milieuzoneringplaatsvinden waarbij wordt bepaald binnen welke zones de diverse bedrijfstypes zijn toegestaan. De aangebrachte zonering is gebaseerd op de onder 4.3 geformuleerde uitgangspunten. Voor aanwezige bedrijven die niet passen binnen de aangebrachte zoneringen geldt, dat deze zijn opgenomen op een van de regels deel uitmakende lijst. In de regels is bepaald, dat deze activiteiten ter plekke zijn toegestaan. Gelet op de vergunningsituatie van deze bedrijven bestaat er geen aanleiding om deze "afwijkende" bedrijven onder het overgangsrecht te plaatsen (en dus op termijn te saneren). Met het oog op de rechtszekerheid van deze bedrijven is het daarom wenselijk om een genuanceerde regeling op te temen waarbij de ''huidige bedrijfsactiviteit" wordt geaccepteerd. Deze regeling is zowel gewenst voor (legaal) aanwezige bedrijven welke in zijn gedeeld in een hogere milieucategorie en niettemin milieuhygiënisch opzicht volstrekt aanvaardbaar zijn op de huidige locatie, als ook voor (legaal aanwezige) bedrijven welke qua gebruik niet passen binnen de begripsomschrijving van 'bedrijf' (zoals daar zijn detailhandelsbedrijven).

Voor detailhandel geldt dat bij alle bedrijven ondergeschikte detailhandel zal worden toegestaan. Dit betekent dat de detailhandel wel ondergeschikt moet zijn aan de hoofdfunctie van het bedrijf. Daarnaast is het gewenst om onder voorwaarden mogelijkheden te bieden voor vormen van perifere detailhandel. De mogelijkheid voor perifere detailhandel blijft echter een nadere afweging behoeven. Zo mag de aard van de voorziene detailhandel niet concurreren met het voorzieningencentrum Calluna centraal in het dorp en dient er voldoende parkeer-/ontsluitingsruimte te zijn. Bovendien wordt is het gewenst een maximum toegestane oppervlakte te hanteren, zodat het bedrijventerrein niet 'verkleurt' en zijn primaire functie (bedrijven) verliest. De gebieden die voor pdv en/of pdv+ in aanmerking komen zijn allen gelegen aan de rand van de dorpsbebouwing van Dieren en worden gekenmerkt door hun goede ontsluitingsmogelijkheid op de hoofdontsluitingsstructuur van de Kanaalzone. Het betreft de gebieden Rinaldostraat, Ambachtstraat/ Du Commerce en Dieren Oost. Vanwege de zichtlocatie, de bereikbaarheid (ontsluiting op de hoofdontsluitingsstructuur van de Kanaalzone), en de al aanwezige perifere detailhandelsvestigingen komen deze gebieden in aanmerking voor (het continueren van) perifere detailhandel. De omschrijving van perifere detailhandel en de daarbij behorende voorwaarden zijn gebaseerd op de uitgangspunten zoals opgenomen in de gemeentelijke notitie "detailhandel bedrijventerreinen Kanaalzone Dieren- Spankeren". In paragraaf 3.3 wordt hieraan nadere aandacht besteed.

De kantoorfunctie in het plangebied is alleen toegestaan als onderdeel behorend bij het bedrijf. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan. Concreet betekent dit dat bedrijfsgebouwen niet voor minder dan 50% van het bruto vloeroppervlak gebruikt kunnen worden voor opslag en productieruimten van het eigen bedrijf. Ook hieraan wordt in paragraaf 3.2 nadere aandacht besteed.

Tevens worden nieuwe dienstwoningen op de bedrijventerreinen niet wenselijk gevonden. Bestaande rechten worden evenwel gerespecteerd. Deze worden daarom in de planregeling als zodanig in beeld gebracht. Als bijlage bij de regels is een lijst opgenomen met de bestaande, legale bedrijfswoningen.

Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet gewenst, omdat uit de aanwezigheid van bedrijfswoningen beperkingen kunnen voortvloeien voor omringende inrichtingen. Aan de andere kant is de daadwerkelijke behoefte aan een bedrijfswoning, die noodzakelijk dient te zijn vanuit hoofde van bedrijfsvoering, sterk afgenomen door het ruime scala aan communicatiemiddelen van de tegenwoordige tijd.

Ten aanzien van het areaal bedrijventerrein is aan een groot terrein ten zuiden van De Timp wederom een bedrijfsbestemming toegekend, hoewel deze tot op heden nog niet als dusdanig tot ontwikkeling is gebracht. Het terrein kent momenteel een agrarische gebruik, maar blijft als bedrijventerrein aangemerkt ten aanzien van te verwachten toekomstige behoefte. Aan de toekomstige behoefte wordt nadere aandacht besteed in paragraaf 3.3.

Daarentegen is een terrein tussen de Zutphensestraatweg en de spoorlijn Arnhem-Zutphen met eveneens een bedrijvenbestemming niet als dusdanig conserverend overgenomen. De feitelijke situatie betreft een bosperceel met ecologische waarden. Een conserverende bedrijvenbestemming is geen reële bestemming voor deze zone. Derhalve is hier de bestemming gewijzigd conform het feitelijke gebruik (bos).

Verder is een terrein aan de Dr. De Visserstraat aangemerkt als nader in te vullen gemengde bestemming met het doel deze tijdens de planperiode tot ontwikkeling te brengen ten behoeve van voorzieningen zoals aangegeven in de bijlage Lijst gemengde voorzieningen. Op deze wijze kan het terrein ingevuld worden als overgangsgebied van woongebied naar werkgebied.

Voor de gronden rondom de sluis is de mogelijkheid opgenomen om na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid door burgemeester en wethouders enkele voorzieningen ten behoeve van de waterrecreatie te realiseren. Het gaat dan om een kleine passantenhaven, een tweetal camperplekken, enkele sanitaire voorzieningen, voorzieningen voor beheer en onderhoud (bijvoorbeeld opslag van materialen) en daaraan gerelateerde dagrecreatieve voorzieningen. Deze mogelijkheden zijn nog niet verder geconcretiseerd, vandaar dat op dit moment is volstaan met een wijziginsgbevoegdheid ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening. Ten aanzien van de gronden gelden restricties vanuit de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht, waarmee bij een verdere invulling rekening zal moeten worden gehouden.

Tot slot kan worden vermeld dat bij het opstellen van het bestemmingsplan de haalbaarheid in relatie tot het landelijke, provinciale en gemeentelijke beleid en regelgeving is betrokken. Hieraan wordt nadere aandacht besteed in de hoofdstukken 3 en 4.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op specifiek beleid en specifieke regelgeving.

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte en Nota Mobiliteit

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de nota Ruimte (2006).
De nota bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. In het nationaal ruimtelijk beleid stelt het rijk zich tot doel het versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn.


In de Nota Mobiliteit (2006) zijn de in de Nota Ruimte opgenomen uitgangspunten voor het versterken van de samenhang tussen ruimte, verkeer en vervoer en economie verder uitgewerkt. De Nota Mobiliteit geeft de volgende beleidsdoelen aan:

  • het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;
  • het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden;
  • een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling;
  • het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.

Vanuit de Nota Ruimte gaan provincies zorgen voor een voldoende en gevarieerd aanbod ( op de vraag afgestemd) van locaties voor bedrijven en voorzieningen. Er moeten daarbij criteria worden opgenomen die ervoor instaan dat bestaande en nieuwe bedrijven en voorzieningen, die niet inpasbaar zijn in of nabij woonbebouwing (veiligheid, hinder en verkeersaantrekkende werking) ruimte wordt geboden op daarvoor specifiek te bestemming (bedrijven) terreinen.

Met de nota geeft het Rijk daarnaast de beslissingsbevoegdheid over perifere detailhandelsvormen (PDV) en grootschalige detailhandelsvormen (GDV) aan de provincie via de Wet Gemeentelijke regelingen. De gemeenten hebben de mogelijkheid in bestemmingsplannen een aparte bestemming PDV of GDV op te nemen. Het nieuwe beleid moet zorgen dat er (uit economisch oogpunt) voldoende geschikte vestigingsplaatsen zijn voor bedrijven en voorzieningen. Het beleid van de gemeente Rheden ten aanzien van dit onderdeel is hierna weergegeven in paragraaf 3.3.

Convenant bedrijventerreinen

Het Convenant bedrijventerreinen, ondertekend door Rijk, IPO (Interprovinciaal Overlegorgaan) en VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten), maakt melding van afspraken over de rol van het Rijk (kaderstellend), van de Provincies (regisseur) en van de gemeenten (initiator, opsteller en uitvoerder binnen regionale verbanden). Het doel is om gezamenlijk een succesvol, duurzaam, en economisch verantwoord bedrijventerreinenbeleid af te sprekend dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke kwaliteit van Nederland. Het convenant bedrijventerreinen raakt het rijksbeleid niet.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Gelet op de Wet ruimtelijke ordening zoals die per 1 juli 2008 in werking is getreden, wordt gewerkt aan een Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, waarin punten van rijksbeleid juridisch worden vastgelegd. Het Barro is momenteel al van kracht, echter nog niet op alle onderdeeln uitgewerkt. Het plangebied bevat geen onderdelen welke in het kader van het Barro relevant zijn.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Streekplan Gelderland

De provinciale visie op ruimtelijk gebied is vastgelegd in het streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten in Gelderland worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Het provinciale beleid richt zich op het groenblauwe raamwerk (natuur en water) en het rode raamwerk (stedelijke functies en infrastructuur). Het overige provinciale grondgebied wordt het multifunctionele gebied genoemd en is het domein van de gemeenten die daartoe in regionaal verband samenwerken.

Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De provincie heeft haar ruimtelijke visie tot 2015 vastgelegd op de streekplankaart. Het plangebied is op de streekplankaart aangewezen als waardevol landschap.

Een waardevol landschap is volgens de structuurvisie een gebied met een (inter)nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard, en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Op 16 mei 2006 hebben Gedeputeerde Staten van Gedelrland een uitwerking van de structuurvisie vastgesteld, Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen. Het buitengebied van Spankeren valt binnen het waardevolle landschap Zuidelijke IJsselvallei. Karakteristiek voor dit gebied is de overgang van de stuwwal met een besloten boslandschap via een halfopen dekzandlandschap naar het open rivierenlandschap van de IJssel. Het is een kleinschalig mozaiklandschap met een grote afwisseling in relatief open en besloten landschappen en in samenhang daarmee de afwisseling van talrijke landgoederen, grondgebonden landbouw, bos en beken die de flank afstromen. Het bebouwingspatroon kenmerkt zich in de vorm van dorpen langs de rand van het Veluwemassief en op de oeverwallen. Verspreid zijn vele buurtschappen en dorpen en gehuchten liggen van oudsher op hogere plaatsen.

De betrokken gronden zijn volgens de plankaart van de structuurvisie gelegen binnen het Waardevol landschap Zuidelijke IJsselvallei. Het voorliggende plan is overwegend conserverend van aard. Alleen aan de Dr. Visserstraat is een wizjiging van de bestemming aan de orde. Dit gebied ligt ingeklemd tussen het bedrijfsterrein en de achterliggende woonwijk. De bestemmingswijziging doet geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van het waardevolle landschap en is in overeenstemming met de uitgangspunten van de structuurvisie.

Verder behoort de Kanaalzone tot het (inter)nationale stedelijke netwerk Stadsregio Arnhem Nijmegen en het bebouwd gebied 2000. Het verder ontwikkelen van het bestaand stedelijk gebied tot een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers staat hier voorop. Bij stedelijke transformatie gaat het daarbij om beter, efficiënter en hoogwaardiger benutten van het stedelijke gebied.


Ruimtelijke Verordening Gelderland

Gezien de mogelijkheden die de Wet ruimtelijke ordening biedt, hebben Provinciale Staten van Gelderland op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening is 22 januari 2011 in werking getreden. Daarin zijn punten van provinciaal beleid juridisch vastgelegd. De Ruimtelijke Verordening Gelderland vormt het juridisch harde toetsingskader voor bestemmingsplannen. Het voorliggende bestemmingsplan mag hiermee dus niet strijdig zijn. In de Ruimtelijke Verordening wordt de ontwikkeling van zelfstandige kantoorlocaties op bedrijfetrreinen niet toegestaan. Het voorliggende bestemmingsplan zal hierin dan ook niet voorzien.

Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties

De provinciale Structuurvisie bedrijventerreinen en –werklocaties is in 2010 vastgesteld en beschrijft welke aspecten van het plannen, ontwikkelen en beheren van bedrijventerreinen de provincie belangrijk vindt. De provincie wil hiermee zorgvuldig ruimtegebruik, intensivering, kwaliteit en herstructurering van alle bedrijventerreinen stimuleren. Hierbij krijgt de SER-ladder een groot aandeel. De SER-ladder is een instrument om de bedrijfsruimte goed te benutten. De provincie wil hiermee ongebruikte bedrijfsruimten op bedrijventerreinen voorkomen om nieuwe uitleg uit te stellen. Herstructurering van verouderde bedrijventerreinen maakt eveneens deel uit van deze structuurvisie. Lokale bedrijventerreinen kenmerken zich door een maximale kavelgrootte van 0,5 ha, waarop een afwijking mogelijk is voor aan de gemeente, kern of locatie gebonden bedrijven als dit noodzakelijk is uit oogpunt van bedrijfsvoering. Kantoorlocaties zijn alleen mogelijk bij vestiging bij een hoogwaardig OV-knooppunt.

Regionaal plan 2005-2020, Stadsregio Arnhem Nijmegen
Het provinciale streekplan is uitgediept in het Regionaal Plan 2005-2020. In Regionaal Plan 2005-2020 wordt niet verder ingezoomd op Kanaalzone Dieren- Spankeren, hetgeen betekent dat het terrein niet is aangewezen als gebied waar de bestaande juridisch-planologische mogelijkheden niet meer mogen worden ingevuld.

Wel wordt er aangegeven dat vestiging van bouwmarkten en tuincentra (> 1.000 m2 bvo) alleen toegestaan is al de bovenlokale marktruimte naar het oordeel van het college van bestuur van de stadsregio is aangetoond. Buiten Arnhem en Nijmegen zijn verder extra supermarkten (>1.500 m2) en verkoop niet-dagelijkse goederen (>500 m2 bvo) alleen toegestaan in bestaande of nieuwe winkelcentra als ook dan de bovenlokale marktruimte is aangetoond. Het Regionaal Plan onderkent de positieve effecten van bedrijven op de werkgelegenheid en de leefbaarheid in de dorpen. Behoud en versterking van lokale bedrijvigheid is daarom cruciaal voor een vitale dorpseconomie. Denk aan sponsoring van verenigingen, economische spin-off naar de detailhandel, openbaar vervoersvoorzieningen etc.

In het Regionaal Plan 2005-2020 staan ook beleidsregels opgenomen voor kantoorontwikkeling. De kantoorfunctie in het gebied Kanaalzone Dieren- Spankeren is alleen toegestaan als onderdeel behorend bij het bedrijf. Zelfstandige kantoren zijn op het bedrijfsterrein niet toegestaan. Concreet betekent dit dat bedrijfsgebouwen niet voor minder dan 50% van het bruto vloeroppervlak gebruikt wordt voor opslag en productieruimten

Kantoorgebouwen voor bedrijven met een regionale en bovenregionale functie worden alleen ontwikkeld in plannen rond centrale stations, netwerkstations en langs hoogfrequente buslijnen.

In het voorliggende plan worden beperkte mogelijkheden geboden voor kantoorfuncties op het terrein aan de DR. Visserstraat. Dit terrein zal worden ingericht als overgangsgebied van wonen naar werken. Er is een gemengde bestemming op gelegd, waar onder meer kleinschalige kantoorvestigingen met een in meerdere of mindere mate creatieve achtergrond zijn toegestaan (vormgeving, architectuur, ontwerp, reclame, wetenschap en techniek). De gronden maken noch in functioneel, noch in fysiek opzicht deel uit van het bedrijfsterrein. Er is gezocht naar een passende invulling van de lokatie met als uitgangspunt genoemde bufferfunctie. Daarbij is onder meer nagedacht over de te verwachten belangstelling voor daadwerkelijk invulling van het gebied. Een redelijke bandbreedte ten aanzien van de toelaatbare functies is in die optiek wenselijk. Het uitgangspunt van het weren van zelfstandige kantoorvestigingen op bedrijfsterreinen wordt daarmee niet verlaten. Het gebied maakt immers geen deel uit van het bedrijfsterrein. Het toestaan van genoemde vestigingen wordt om de aangegeven redenen passend en wenselijk gevonden.

Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB)

In 2011 is door de Stadsregioraad van de Stadsregio Arnhem en Nijmegen de RPB vastgesteld.

Doel van het RPB betreft het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling van de juiste kwaliteit en het voorkomen van overaanbod en leegstand. Dit wordt o.a. gerealiseerd door op bestaande en nieuwe bedrijventerreinen in te zetten op de afstemming tussen vraag- aanbod, zorgvuldig ruimtegebruik, intensivering, fasering, profilering/segmentering, kwaliteit en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. In de Stadsregio Arnhem Nijmegen is sprake van drie subregio's: de A12 zone; A15 zone en A73 zone. In het RPB wordt de afstemming van vraag-aanbod, de herstructurering en de handreiking SER-ladder per subregio weergegeven, de overige aspecten worden voor de stadsregio als geheel weergegeven.

Protocol Toepassing SER-ladder A12- Zone

De protocol SER-ladder bevat een handreiking van de uitvoering van de SER-ladder. De SER- ladder is een initiatief van de Sociaal Economische Raad en betekent hoofdzakelijk dat eerst wordt onderzocht in hoeverre er door inbreiding en toepassen van herstructurering ruimte kan worden gewonnen op bestaande bedrijventerreinenn voordat toestemming wordt gegeven voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen.

Het protocol en de handreiking komen voort uit het Regionaal Progamma Bedrijventerreinen (RPB).

Milieuverordening

De provinciale Milieuverordening geeft geen aanleiding voor opmerkingen ten aanzien van deze locatie.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan 'Een droom om in te wonen'

In 2006 is het gemeentelijke structuurplan Een droom om in te wonen vastgesteld. Deze visie geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2020 aan met een doorkijk naar 2030. Zij zoomt echter niet in op de voorgestane ontwikkeling.

Beleidsnota 'De economische toekomst van de gemeente Rheden' en actieprogramma 'Werk in uitvoering'

De gemeentelijke beleidsnota De economische toekomst van de gemeente Rheden en het actieprogramma “Werk in uitvoering” is het uitgangspunt voor hoe de gemeente wil omgaan met haar bedrijven. 20,5% van de werknemers in de gemeente Rheden is werkzaam op een bedrijventerrein. Dat betekent dat veel mensen afhankelijk zijn van de bedrijvigheid op die terreinen. De gemeente houdt dan ook vast aan het behouden van de bedrijventerreinen en het leggen van een primaat voor de ruimte aldaar voor ambachtelijke en industriële bedrijven.

Bedrijventerreinen Kanaal I en Dieren Oost staan bij de Provincie Gelderland genoteerd op een lijst van herstructurering. Om de economische waarde van deze (deels) verouderde bedrijventerreinen en de daarop geplaatste bedrijfspanden te verbeteren wordt er nagedacht over herstructurering: de mate van herstructurering en de fasering.

Notitie 'Ruimtelijke doelstructuur Kanaalzone Dieren- Spankeren' en 'Ruimtebehoefte onderzoek bedrijfsterrein Dieren-Spankeren'

In 2009 is de notitie 'Ruimtelijke doelstructuur Kanaalzone Dieren-Spankeren' vastgesteld door het college. Hierin werd een omschrijving gegeven van de

beoogde ruimtelijke structuur in de Kanaalzone Dieren- Spankeren.

In november 2011 heeft de Raad vastgesteld dat de Kanaalzone Dieren- Spankeren een economische zone blijft met ruimte voor uiteenlopende bedrijfsfuncties. De ambitie zoals verwoord in de notitie “Ruimtelijke doelstructuur Kanaalzone Dieren- Spankeren” is daarmee voor een groot deel teruggedraaid. De gebiedsontwikkeling van de Kanaalzone Dieren-Spankeren (de omkleuring naar woongebied) werd niet meer voorzien.

Om meer inzicht te krijgen in de daadwerkelijke behoefte aan bedrijfsterrein in het gebied Kanaalzone Dieren-Spankeren, zijn in 2012 zijn de aldaar gevestigde bedrijven, gevraagd naar hun ruimtelijke plannen voor de korte en langere termijn (ruimtebehoefte onderzoek). De gemeente wilde graag antwoord op de vraag of er voldoende ruimte is voor de bedrijven om hun bedrijfsactiviteiten goed uit te kunnen oefenen. En als dat niet het geval is hoeveel ruimte de bedrijven nodig hebben in de toekomst. Uit het onderzoek blijkt, dat ondanks de economische moeilijke omstandigheden de bedrijven toch willen uitbreiden en/ of verplaatsen. Daarbij hebben de bedrijven in het gebied Kanaalzone Dieren- Spankeren behoefte aan maximaal 1,1 ha. en minimaal 0,1 ha per bedrijf. Bovenomschreven uitgangspunten worden daarom niet verlaten. Lokale ondernemers moeten lokaal gevestigd kunnen blijven, hetgeen betekent dat de bestaande ruimte op bedrijfsterreinen hiervoor wordt gereserveerd . Er zijn geen terreinen aangewezen voor een nieuwe uitleg van bedrijventerreinen. Wel blijft de reeds bestaande juridisch-planologische ruimte voor bedrijfsterrein behouden. Concreet betekent dit, dat de circa 7 ha aan gemeentelijke gronden in het nieuwe bestemmingsplan hun bedrijfsbestemming zullen behouden, zodat tegemoet kan worden gekomen aan de vraag van locale bedrijvigheid. Het gaat daarbij om de terreinen bekend als Vitatron-terrein (vervat in een separaat bestemmingsplan), Du Commerceterrein en de gronden ten zuiden van autosloperij De Timp.

 

Notitie 'Detailhandel op bedrijventerreinen in de Kanaalzone Dieren-Spankeren'

In augustus 2009 stelde het college de notitie “Detailhandel op bedrijventerrein in de Kanaalzone Dieren-Spankeren” vast. In deze notitie wordt een visie geformuleerd over het al of niet toestaan van bepaalde vormen van detailhandel op bedrijventerreinen binnen de Kanaalzone. Daarbij zijn deelgebieden aangewezen die (beperkt) beschikbaar zijn voor detailhandel en welke branches zich daar dan mogen vestigen. De notitie geeft inzicht in de voorwaarden waaraan voldaan moet worden. Daarbij wordt aangegeven welke deelgebieden van de Kanaalzone (beperkt) beschikbaar kunnen zijn voor detailhandel en welke branches van detailhandel zich hier dan mogen vestigen. Ook zijn voorwaarden geformuleerd waaraan voldaan moet worden om hier detailhandel te mogen uitoefenen en de manier waarop de detailhandel juridisch mogelijk wordt gemaakt komt aan de orde.

Bij de notitie is een kaart gevoegd waarop de deelgebieden staan aangegeven waarin ruimte is voor detailhandel in de PDV- en PDV+ -branche. Onderscheiden zijn vijf deelgebieden, welke zijn weergegeven op onderstaande afbeelding:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0004.png"

Gebied A: 

Hierbinnen is maximaal 5.100 m2 detailhandel in de PDV-branche toegestaan. Hiervan mag maximaal 40% worden gebruikt ten behoeve van detailhandel in de

PDV+ - branche.

Gebied B:

Hierbinnen is maximaal 5.000 m2 detailhandel in de PDV- branche toegestaan. Hiervan mag maximaal 40% worden gebruik ten behoeve van detailhandel in de PDV+ - branche. Het gebied is qua ruimtelijke opzet vergelijkbaar te maken ten opzichte van het reeds ontwikkelde gebied (gebied A). Het terrein is zichtbaar vanaf en bereikbaar via hoofdinfrastructuur (kanaalweg) en derhalve gunstig voor vestigingen in de PDV- en PDV+ - branche. Het gebied maakt overigens geen deel uit van het voorliggende bestemmingsplan. Het wordt geregeld in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Kanaalzone, locatie voormalig Vitatron' dat separaat in prcedure is gebracht.

Gebied C:

Hierbinnen is maximaal 5.000 m2 detailhandel in de PDV-branche toegestaan. Hiervan mag maximaal 40% worden gebruikt ten behoeve van detailhandel in de

PDV+ -branche.

Gebied D:

Hierbinnen is maximaal 1.500 m2 toegestaan voor detailhandel in de PDV- en PDV+ -branche.

Gebied E:

Hierbinnen is maximaal 2.100 m2 toegestaan voor detailhandel in de PDV branche.

De notitie is in 2013 op onderdelen geactualiseerd naar de huidige inzichten. De actualisatie betreft allereerst het nader inzoomen op het Vitatronterrein, hetgeen noodzakelijk is geacht gelet op de aanstaande uitgifte van het terrein. De in de oorspronkelijke notitie opgenomen mogelijheden voor PDV betroffen een groter deelgebied dan sec het Vitatronterrein, hetgeen een verbijzondering voor alleen het Vitatronterrein in het kader van het voorliggende bestemmingsplan noodzakelijk heeft gemaakt (deelgebied B). De bestaande uitgangspunten voor het terrein zijn daarbij evenwel niet verlaten. Per deelgebied is de werkelijke situatie als uitgangspunt genomen. Daarnaast is gekeken naar een gezonde balans van functies op de bedrijventerreinen (primair bedoeld voor bedrijven). Het is derhalve niet wenselijk om de gebieden volledig beschikbaar te stellen voor PDV en PDV+. Specifiek voor het Vitatronterrein (deelgebied B) is overwogen, dat het gebied qua ruimtelijke opzet vergelijkbaar is te maken met deelgebied A, dat reeds ontwikkeld is. Het terrein is zichtbaar vanaf de Kanaalweg en eveneens goed bereikbaar vanaf deze hoofdverkeersroute. Daarom is het terrein gunstig gesitueerd voor vestigingen in de PDV- en PDV+ branche.

De notitie gaat er verder vanuit, dat PDV en PDV+ pas kan worden toegestaan, als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • De omvang van het bedrijf is groter dan 500 m2 bvo en maximaal 1.000 m2 bvo.
  • De vestiging van de detailhandel in de Kanaalzone heeft geen negatief effect op het bestaande voorzieningenniveau. Indien het dit nodig acht, zal het college hiertoe een effectenonderzoek eisen dat aangeeft dat met een ontheffing in een specifiek geval de bestaande detailhandelstructuur niet in gevaar komt.
  • De vestiging van het bedrijf vormt op geen enkele wijze een belemmering op het gebied van milieuhinder, infrastructuur, parkeren etc. voor de reeds gevestigde bedrijven op het bedrijventerrein.
  • De vestiging van de detailhandel voldoet aan de gemeentelijke parkeernormen.

Bovenstaande voorwaarden worden verwerkt in de planregeling. Om een nadere toets te kunnen uitvoeren ten aanzien van de wenselijkheid van een PDV-vestiging, zal de vestiging daarvan pas mogelijk zijn nadat hiertoe bij omgevingsvergunning is afgeweken. Rechtstreekse mogelijkheden voor PDV en PDV+ worden dus niet opgenomen in het bestemmingsplan.

Ten aanzien van assortimentsverbreding hanteert de notitie het uitgangspunt, dat assortimentsverbreding niet meer worden kan worden tegengegaan. Daarnaast is het echter van belang om de de detailhandelstructuur in het centrum zo optimaal mogelijk te houden. De verkoop van niet-volumineuze goederen in de PDV-branches mag daarom geen vast onderdeel worden van de bedrijfsvoering. Dit geldt ook voor de detailhandel in de PDV+-branche als het gaat om branchevreemde producten. De bovengrens voor assortimentsverbreding is daarom bepaald op maximaal 5% van het verkoopvloeroppervlak, met een maximum van 20 m².

Verder is het aspect internetdetailhandel toegevoegd aan de notitie. Gelet op de actuele ontwikkelingen op dit gebied en de toenemende behoefte hieraan, is het gewenst om op dit onderdeel beleid te formuleren en in juridische kaders te gieten. De - aangepaste - notitie hanteert de volgende uitgangspunten:

Medewerking kan pas worden verleend, indien:

- de voorziene vorm van detailhandel past qua aard of vorm niet in de bestaande winkelstructuur;

- binnen de bestaande winkelstructuur is geen geschikte locatie voorhanden of te realiseren is;

- de voorziene vorm van detailhandel niet in strijd is met de detailhandelsstructuurvisie voor de kern Dieren van de gemeente Rheden.

Verder worden er drie soorten van internetwinkels onderscheiden:

1. internetwinkel waar alleen een elektronische transactie tot stand komt, met opslag- en verzendfunctie;

2. internetwinkel met afhaal- en afrekenmogelijkheid;

3. internetbedrijf met afhaalmogelijkheid en mogelijkheid de goederen ter plaatse te bekijken.


Ad1

Een internetwinkel waar alleen een elektronische transactie tot stand komt en die dus verder geen ruimtelijke uitstraling heeft past binnen de bedrijfsbestemming.

Ad2

Binnen een bedrijfsbestemming eveneens toelaatbaar.

Ad3

Binnen een bedrijfsbestemming ontoelaatbaar. Dit soort internetwinkels dient zich te vestigen op een locatie met een detailhandels-/winkelbestemming.

Bovenstaande uitgangspunten zijn in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt. Ook hier geldt, dat voor internetdetailhandel geen rechtstreekse mogelijkheden zijn opgenomen, maar dat medewerking kan worden verleend door toepassing van een afwijkingsbevoegdheid. Daarbij zal aan bovenstaande criteria worden getoetst.


Notitie 'Op weg naar een actief startersbeleid'

In 2009 is de notitie 'Op weg naar een actief startersbeleid' aangenomen. In deze notitie staat de bevordering van kwalitatief goede en duurzaam ondernemerschap centraal. De gemeente Rheden stimuleert en faciliteert waar mogelijk het startende ondernemerschap. Dit startersbeleid heeft weinig consequenties voor het ruimtelijk beleid, waaronder het onderhavige bestemmingsplan.

Notitie 'erf- en perceelsafscheidingen'

De notitie erf- en perceelsafscheidingen is opgesteld in het kader van de '1e algehele herziening bestemmingsplannen' in 2011. De notitie is bedoeld om ee meer concreet toetsingskader te bieden ten aanzien van het aspect 'het stedenbouwkundige beeld dat in het plan is beoogd'. Op basis van dit aspect kan een aanvraag om bij omgevingsvergunning af te wijken worden beoordeeld. De notitie heeft betrekking op erf- en perceelsafscheidingen bij woningen. De planregeling ten aanzien van erf- en perceelsafscheidingen is afgestemd op deze notitie (zie artikel 11.2 en 11.3 van de planregels).

Welstandsnota

Op het plangebied is de gemeentelijke welstandsnota van toepassing. De ambities en uitgangspunten uit deze nota vormen het toetsingskader voor de welstandstoets. De welstandscommissie dient hieraan te refereren bij omgevingsvergunningaanvragen.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, beleid van de gemeente en van andere overheden en uitkomsten van onderzoeken.

4.1 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van verschillende verkeerswegen en een spoorlijn. In het plangebied en in de nabijheid van het plangebied ligt geen gezoneerd industrieterrein in het kader van de Wet geluidhinder. In voorliggend bestemmingsplan worden echter geen nieuwe (bedrijfs)woningen of andere geluidsgevoelige functies toegelaten

Bovendien worden geen nieuwe wegen of spoorwegen aangelegd. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek naar weg- of spoorweglawaai te worden verricht.

4.2 Bodem

In het kader van het bestemmingsplan Kanaalzone is onderzocht of eventueel aanwezige bodemverontreiniging consequenties heeft voor de planontwikkeling.

Daartoe is in paragraaf 1 een inventarisatie gemaakt van de bodemopbouw, de bodembeschermingsgebieden , de kans op aanwezigheid van asbest in bodem, de kansen voor warmte en koude opslag, de diffuse bodemkwaliteit en de van bodemverontreiniging verdachte locaties. Daarna volgt een overzicht van de bekende bodemverontreinigingsgevallen. Vervolgens is gekeken naar de consequenties hiervan.

In de tweede paragraaf wordt aangegeven bij welke locaties sprake is van een evidente functiewijziging en/of een nieuw bouwblok waardoor het ten behoeve van deze bestemmingswijziging nodig is bodemonderzoek uit te voeren.

4.2.1 Algemene bodeminformatie

Op het kaartje hier rechtsonder staat de globale opbouw van de bovenste 10 meter van de bodem weergegeven. Binnen het plangebied ligt geen bodembeschermingsgebied. Bronbemaling vindt binnen het plangebied plaats aan de Kanaaldijk 40 in Spankeren (880 m³ per jaar). Vlak buiten het plangebied vindt er aan de Kerkweg in Spankeren bronbemaling tbv beregening plaats (hoeveelheid onbekend). De resultaten van de asbestkansen kaart staan op het kaartje hier linksonder weergegeven. Indien er ergens bodemonderzoek moet worden uitgevoerd moet dat onderzoek in de rode gebieden uitgebreid worden met een onderzoek naar afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0005.jpg"asbest in de bodem.

Warmte Koude Opslag - WKO

Uit de WKO kansenkaart voor de MRA gemeenten (26 mei 2010) blijkt dat binnen het plangebied alleen ten zuiden van Spankeren het tweede watervoerend pakket redelijk geschikt te zijn voor de installatie van WKO-systemen. Dit is echter ook precies het gebied met een aantal grondwaterverontreinigingen. In het gehele plangebied is het derde watervoerend pakket geschikt voor de aanleg van een WKO-systeem. Dit derde watervoerend pakket ligt ongeveer op 150 meter beneden maaiveld). Bij een afweging over wel of niet WKO moet ook de invloed op het landschap, de (natte) natuur en de bodemkundige waarden(archeologie) en de effecten op de aanwezige grond- en grondwaterverontreiniging worden betrokken.

Gasleiding

Binnen het plangebied ligt geen hoge druk gasleiding.

Nota Bodembeheer.

In al lang bewoonde gebieden is bijna altijd een vorm van bodemverontreiniging aanwezig. Een duidelijke oorzaak van deze achtergrondverontreiniging is niet aan te wijzen. Uit onderzoek naar de mate van achtergrondverontreiniging is gebleken dat binnen de gemeente Rheden een aantal gebieden zijn met een onderling verschillende achtergrondverontreiniging. De mate van verontreiniging is als volgt ingedeeld:

  • voldoet aan de achtergrondwaarde
  • voldoet aan de maximale waarde wonen
  • voldoet aan de maximale waarde industrie
  • is sterker verontreinigd dan de maximale waarde industrie

Een aantal gebieden is niet gezoneerd. Hierop is de nota bodembeheer niet van toepassing.

Het plangebied voldoet wat betreft zowel de boven als de ondergrond voor het grootste gedeelte aan de achtergrondwaarde. Alleen ten zuiden van de spoorlijn voldoet de bovengrond niet aan de achtergrondwaarde. Deze voldoet wel aan de maximale waarde wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0006.jpg"

Gemeentelijk bodeminformatie systeem.

Verdachte locaties.

Op het kaartje hieronder links staan de locaties in rood weergegeven waar op basis van globaal historisch onderzoek van de in het verleden verleende Hinderwet- en Bouwvergunningen van verwacht wordt dat de bodem ernstig verontreinigd is. Of er daadwerkelijk sprake is van bodemverontreiniging, is, tenminste bij de gemeente, niet bekend.

Reeds onderzochte locaties.

Op hetzelfde kaart hieronder links is in groen aangegeven waar bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. Binnen het plangebied gaat het om 57 locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0007.jpg"

Verontreinigde locaties

Van de 57 locaties waar bodemonderzoek is uitgevoerd zijn er 39 afgerond. Op 18 locaties is op enig moment nog vervolgonderzoek nodig. Op de kaart rechtsboven staan deze locaties weergegeven. (Let op: steeds is de gehele locatie aangegeven. Het kan echter goed zijn dat slechts op een klein deel van de locatie vervolgacties moeten plaatsvinden.) Onderstaand is een lijst met deze 18 locaties opgenomen:

AA027500043   Hupkes Houthandel   Spankerenseweg   79           Dieren   uitvoeren SO  
AA027500015   Tankstation en garage   Imboslaan   71           Dieren   uitvoeren NO  
AA027500066   Beerthuizen en vml galvano   Zuider Parallelweg   46           Dieren   uitvoeren NO  
AA027500085   Ambachtstraat 2, 2B en 2C   Ambachtstraat   2   b   c   Dieren   uitvoeren NO  
AA027500142   Sloopterrein Swinkels   Kanaalweg               Dieren   uitvoeren NO  
AA027500145   De Lepper   Kanaalweg   19           Dieren   uitvoeren NO  
AA027500344   Edyweg 12   Edyweg   12           Spankeren   uitvoeren NO  
AA027500348   Voormalig Edyterrein   Edyweg               Spankeren   uitvoeren NO  
AA027500349   Kanaaldijk 24   Kanaaldijk thv sluis         Spankeren   Uitvoeren NO  
AA027500351   O.E.D. BV   Kanaaldijk   54           Spankeren   uitvoeren NO  
AA027500358   Albany International B.V.   Van Rensselaerweg   2           Spankeren   uitvoeren NO  
AA027500528   Hachmang   Edyweg   5   a   -9   Spankeren   uitvoeren NO  
AA027500699   Gietenbergweg naast nr.15 (zuidelijk Vitatronterrein)   Geitenbergweg               Dieren   uitvoeren NO  
AA027500534   Vml. Laura oil-recycling   Edyweg   27       -31   Spankeren   uitvoeren evaluatie  
AA027500350   Verzinkerij Dieren   Kanaaldijk   32       -40   Spankeren   starten sanering  
AA027500046   Du Commerceterrein   Spankerenseweg               Dieren   opstellen SP  
AA027500347   HST Poedercoatingen en straalbedrijf   Edyweg   24       -28   Spankeren   opstellen SP  
AA027500359   Zutphensestraatweg 1-7   Zutphensestraatweg         Spankeren   Opstellen SP  

De verdachte deelgebieden 3 en 8 vallen (deels) in het plangebied. Het gaat in beide gebieden om afwerpmunitie die tot een diepte van 3,5 meter in de grond kan zitten. In deelgebied 3 was het spoor het doel en in deelgebied 8 het luchtafweergeschut dat in die buurt heeft gestaan. Het aantal explosieven dat mogelijk nog in de grond aanwezig is wordt in deelgebeid 3 geschat op 'geen tot enkele' en in deelgebied 8 op 'geen tot één'.

Niet gesprongen explosieven

Uit de in 2010 opgestelde Rapportage van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven ter plaatse van de gemeente Rheden blijkt dat er in de gemeente een 8-tal verdachte deelgebieden voorkomen waar het mogelijk is dat nog niet gesprongen explosieven uit de tweede wereld oorlog aanwezig zijn.

Daar waar na de oorlog gebouwd en gegraven is, is de kans op nog niet ontdekte niet gesprongen explosieven vanzelfsprekend veel kleiner.

Op onderstaande afbeelding zijn de betreffende locaties weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0008.png"

4.2.2 Onderzoekslocaties ten behoeve van planherziening

Daar waar het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden biedt, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Evidente functie wijziging.

Op alle locaties waar sprake is van een evidente functiewijziging èn die verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging moet ten behoeve van dit bestemmingsplan bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Dit is in het plangebied niet aan de orde.

Een dertiental percelen met de bestemming 'terreinen voor kleine bedrijven' (hier was over het algemeen 1 dienstwoning toegestaan) verkleurt naar 'Wonen'. Dit wordt niet gezien als een evidente functiewijziging als de woning met bijbehorende tuin nooit voor bedrijfsactiviteiten is gebruikt. Bij bedoelde percelen is dit het geval. Er is hier dus geen bodemonderzoek nodig.

Nieuwe bouwblokken.

In het plangebied is een nieuw bouwblok geprojecteerd aan de Dr. De Visserstraat. Ten behoeve van de bestemmingplan wijziging moet bodemonderzoek plaatsvinden. Er heeft een verkennend bodem- asbestonderzoek plaatsgevonden (9 april 2013; De Klinker Milieu Adviesbureau). Uit dit onderzoek blijkt dat de locatie licht is verontreinigd met zware metalen, minerale olie, PCB's en PAK. Deze lichte verontreiniging vormt geen belemmering voor welk gebruik dan ook. Op de locatie is geen asbest aangetroffen. Op 1 plek is sprake van een sterke PCB's verontreiniging. De omvang is echter zo gering dat deze verontreiniging conform de wet Bodembescherming niet gesaneerd hoeft te worden. Conform het gemeentelijk beleid zal deze kleine sterke verontreiniging voor de bouw wel gesaneerd worden.

4.2.3 Conclusies

Er zal nu bodemonderzoek moeten plaatsvinden tpv de nieuwe bouwblokken aan de Dr. De Visserstraat. Dit bodemonderzoek wordt momenteel uitgevoerd. Indien sanering noodzakelijk blijkt, zal pas worden gebouwd nadat de benodigde sanering is uitgevoerd.

4.3 Milieuzonering

Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Rheden de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Wanneer sprake is van het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter

Onderstaande tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

Richtafstanden conform VNG-brochure (bron: VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering', 2009)

milieucategorie     richtafstand tot omgevingstype
rustige woonwijk    
richtafstand tot omgevingstype
gemengd gebied    
1     10 m     0 m    
2     30 m     10 m    
3.1     50 m     30 m    
3.2     100 m     50 m    
4.1     200 m     100 m  
 
     

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied.

Milieuzonering Kanaalzone

Voor het bestemmingsplan Kanaalzone is inzichtelijk gemaakt welke bedrijfscategorieën (maximaal) kunnen worden toegestaan. Vanuit de woonbebouwing die aanwezig is in het plangebied en de omgeving ervan zijn indicatieve afstanden (zoals opgenomen in bovenstaande tabel) uitgezet.

In dit bestemmingspan is ervoor gekozen om op het bedrijventerrein maximaal categorie 3.2. op te nemen. Categorie 4.1. is mogeljk mits is aangetoond dat deze qua milieubelasting vergelijkbaar is met categorie 3.2. Hiertoe is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in het plan.

Voor de bepaling van het omgevingstype is voor de woningen die liggen aan de zuidzijde van de Geitenbergweg, aan de westzijde van de Industrielaan, aan de noordzijde van de Dorpstraat en de woningen aan de Overweg uitgegaan van woongebied. Alle andere gevoelige bestemmingen liggen in gemengd gebied.

In het gebied bevinden zich een aantal bedrijfswoningen. Voor deze woningen kan worden uitgegaan van een hogere toegestane milieubelasting dan voor reguliere woningen, maar het is niet in alle gevallen realistisch om (zeer) zware bedrijven op korte afstand van bedrijfswoningen te vestigen. De bestaande dienstwoningen zijn opgenomen in de van de regels deel uitmakende Bijlage 3 Lijst bedrijfswoningen.

Besloten is om de bedrijfswoningen mee te nemen bij het bepalen van de zonering. Voor deze woningen is bepaald dat bedrijvigheid in categorie 3.1 op 10 meter afstand acceptabel is. De richtafstanden voor 'gemengd gebied' zijn voor deze woningen derhalve nogmaals met één stap verkleind (categorie 3.1 op 10 meter, categorie 3.2 op 30 meter enzovoorts).

Vanuit de aanwezige gevoelige functies (woningen) zijn de milieucontour cirkels uitgezet en opgenomen op de plankaart. Hieruit blijkt dat de bedrijven in milieucategorie 1 en 2 met inachtneming van de richtafstanden in principe overal kunnen worden toegestaan op het bedrijventerrein. Bedrijven in de milieucategorieën 3.1 respectievelijk 3.2 kunnen met inachtneming van de richtafstanden op een deel van het bedrijventerrein worden toegelaten.

De milieuzonering is opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. De zonering is hier door middel van aanduidingen met maximale milieucategorieën opgenomen.

Bestaande bedrijven

De Kanaalzone is een bestaand bedrijventerrein waarop in de loop der jaren bedrijven in verschillende milieucategorieën zijn gevestigd. De bestaande bedrijven zijn zeer verschillend van omvang. Daarnaast loopt de mate van hinder die zij veroorzaken ook sterk uiteen. De milieucategorie varieert van 1 tot en met 4.2. In de huidige situatie komt een aantal bedrijven voor die formeel niet passen binnen de nieuwe bestemming, omdat ze niet in de toegestane milieucategorie vallen. De betreffende bedrijven zijn echter door middel van de milieuvergunning/milieuregelgeving zodanig in hun activiteiten beperkt, dat hinder naar de omliggende woningen beperkt blijft.

Het uitgangspunt is dat alle bestaande bedrijven positief worden bestemd. De bedrijven die niet passen binnen de nieuwe milieuzonering, zijn daarom in de van de regels deel uitmakende 'Lijst specifieke bedrijven' waardoor zij hun activiteiten op de huidige locatie voort kunnen zetten. Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende bedrijven voorzien van een specifieke regeling.

Het gaat om de onderstaande bedrijven

Bedrijf   Straat   Type bedrijf   categorie  
Visser Sloopwerken

 
Ambachtstraat 2a
Dieren
 
Sloopbedrijf

 
3.2  
Wasserij De Horst
 
Edyweg 3-5
Spankeren  
Wasserij
 
3.1  
H.S.T. Straaltechniek B.V.



 
Edyweg 24-28
Spankeren



 
Oppervlaktebehandeling, verzinken, stralen, poedercoaten en natlakken
 
3.2  
Van Keulen Interieurbouw
 
Imboslaan 130
Dieren
 
Interieurbouw

 
3.2  
Forceerbedrijf Gebr.Oost
 
Imboslaan 138
Dieren
 
Metaalbewerkingsbedrijf
 
3.2  
Chocolade- Suikerwerkfabriek Lonka   Industrielaan 2
Dieren
 
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk   3.2  
Robuschi Holland B.V.


 
Kanaaldijk 100
Spankeren


 
Vervaardigen vacuumpompen en
centrifugaalpompen.  
3.2  
Linde Gas Benelux   Kanaalweg 4E
Dieren  
Vervaardigen van industriele gassen   5.1  
Verenigde Spatbordenfabriek Lepper B.V   Kanaalweg 19
Dieren
 
Vervaardigen van fietsonderdelen
 
3.2  
Forceerbedrijf Lippets   Nijverheidslaan 13
Dieren  
Metaalbewerkingsbedrijf
 
3.2  
Hupkes Houthandel Dieren B.V.
 
Spankerenseweg 79
Dieren  
Houtzagerij

 
3.2  
Autorecyling Donkervoort   De Timp 2
Spankeren  
Autosloperij
 
3.2  

Lijst van toegelaten bedrijfstypen

Als bijlage bij de regels is een Lijst van toegelaten bedrijfstypen opgenomen (Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten). Als een bedrijf zich op een bepaalde locatie in het plangebied wil vestigen, wordt getoetst of het bedrijf in de toegestane milieucategorie valt. Daarnaast wordt getoetst of het type bedrijf past binnen de toegelaten bedrijfstypen. Bedrijvigheid die niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten maar die daarmee gelijk te stellen is, is toelaatbaar door middel van ontheffing.

De Staat van bedrijfsactiviteiten bestaat uit een selectie uit de VNG-bedrijvenlijst, die is afgestemd op de specifieke mogelijkheden en de gewenste invulling en de beoogde beeldkwaliteit van het bedrijventerrein. Uitgesloten van vestiging zijn (op enkele uitzonderingen na) activiteiten als landbouw, grond- en delfstoffenwinning, energieproductie, detailhandel, zelfstandige kantoren en sociaal-culturele en recreatieve voorzieningen. Daarnaast zijn fysiek op deze locatie 'onmogelijke' activiteiten uit de lijsten verwijderd.

Bedrijfswoningen

De bestaande bedrijfswoningen in het plangebied worden positief bestemd. Zij zijn vermeld op de van de regels deel uitmakende Bijlage 3 Lijst bedrijfswoningen.

In het bestemmingsplan wordt onder een bedrijfswoning verstaan: 'een woning op
een terrein bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting
daarin, gelet op de bestemming van het terrein, noodzakelijk is'(zie artikel 1.11).

Nieuwe bedrijfswoningen worden niet in dit bestemmingsplan toegelaten omdat een omliggend bedrijf in de bedrijfsvoering kan worden beperkt, als in de buurt een bedrijfswoning wordt gebouwd. Bijvoorbeeld mag dan minder geluid, stof en/of geur vanuit dat omliggende bedrijf worden geproduceerd omdat er dichterbij het bedrijf een woning is gekomen.

4.4 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan is geen luchtonderzoek nodig wanneer er sprake is van één van de onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit of blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan c.q. het nemen van een projectbesluit in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen. Bedrijventerreinen zijn niet opgenomen in een categorieaanwijzing.

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard: het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan. Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer is in dat geval geen onderzoek naar de luchtkwaliteit vereist. Er wordt immers voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 lid b: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.5 Geur

Industriële geur

Industriële bedrijven moeten voor het aspect geur voldoen aan de landelijke normen zoals deze verwoord zijn in de Nederlandse emissierichtlijn lucht (Ner). De NeR geeft algemene eisen aan emissieconcentraties en uitzonderingsbepalingen voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. Bij vergunningverlening aan bedrijven wordt hier aan getoetst. Verschillende lokale overheden, met name provincies, geven op lokaal niveau invulling aan het Nederlandse geurbeleid. Zo heeft de Provincie Gelderland er voor gekozen om Gelders Geurbeleid op te stellen. Bij de vergunningverlening aan bedrijven die vallen onder het bevoegd gezag van de Provincie wordt tevens aan dit Gelders Geurbeleid getoetst. De gemeente Rheden heeft geen lokaal geurbeleid opgesteld. Bij de individuele vergunningverlening aan bedrijven die onder het bevoegd gezag van de gemeente Rheden vallen wordt derhalve getoetst aan de normen zoals deze opgenomen zijn in de Ner.

4.6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Algemeen

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet bekijken of er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.

Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein met een oppervlakte vanaf 75 ha is er een beoordelingsplicht en daaronder meestal niet, maar in sommige gevallen wel. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2-'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.

De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.

Beoordeling

Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Een grote rol in dit geheel speelt het feit, dat het hier gaat om een bestaand bedrijfsterrein, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. Aangezien de huidige eisen over het algemeen wat strenger zijn dan jaren geleden, zal er waarschijnlijk geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen. Dit zal echter uit de toets moeten blijken.

De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.

Bodem

De voorgestelde regeling is voor dit aspect vergelijkbaar met de voorheen geldende regeling. Er zal dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Geluid

De wegen binnen het plangebied zijn al bestaand. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze wegen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren. Daarnaast worden de bestaande wegen ook niet gewijzigd.

Verder is in het plan geen geluidzoneringsplichtige inrichting gevestigd en is deze categorie van inrichtingen uitgesloten.

Gelet op het bovenstaande is een nadere beoordeling niet noodzakelijk.

Milieuhinder

Een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp milieuzonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Er is sprake van een bestaand bedrijventerrein. Door betere zonering wordt de milieusituatie in positieve zin beïnvloed.

Luchtkwaliteit

Onderhavig plan betreft een conserverend plan. Deze actualisering heeft geen effect op de optredende achtergrondconcentraties.

Ecologie 

In paragraaf 4.11 wordt met betrekking tot de Natura 2000-gebieden geconcludeerd, dat het plangebied niet is gesitueerd in een Natura 2000-gebied. Hetzelfde geldt voor de EHS-gebieden. De afstanden tot deze gebieden zijn zodanig dat geen effecten op de instandhoudingsdoelstellingen worden verwacht.

Conclusie

De conclusie is dat de voorgenomen ontwikkeling (een planologische actualisering van een bestaand bedrijventerrein) geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat ruimschoots wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Gezien de afwezigheid van de noodzaak tot nader onderzoek van de verschillende milieuaspecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Beoordelingskader

Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten wordt voldaan aan de normen. In artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is bepaald dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat er beperkt kwetsbare objecten gebouwen/voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Plaatsgebonden risico:

Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het plaatsgebonden risico wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden en wat in de directe omgeving ervan gebouwd mag worden.

Groepsrisico:

Het groepsrisico (GR) is een maat om de kans weer te geven dat een incident met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers voorkomt. Tevens wordt het groepsrisico beschouwd als maat voor de maatschappelijke ontwrichting welke kan ontstaan ten gevolge van een incident. Voor transportassen zijn de regels vastgelegd in de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNVGS)', voor buisleidingen in het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB)' en voor bedrijven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI)'. Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het omgevingsbesluit.

4.7.2 Planbeoordeling

In de omgeving van het plangebied vinden activiteiten met gevaarlijke stoffen plaats. Het plan is overwegend conserverend van aard, op de bestemming maatschappelijk achter de Doctor de Visserstraat na. Rondom (in) het plangebied bevinden zich de volgende risicobronnen:

  • LPG tankstation , Imboslaan 73 te Dieren
  • Lindegas Benelux BV. , Kanaalweg 4e te Dieren
  • N348 Burgemeester de Bruinstraat
  • N786 Kanaalweg
  • Spoorlijn Arnhem – Zutphen

In onderstaande paragraven worden bovenstaande risicobronnen nader beschouwd.

Kwantitatieve beoordeling

LPG tankstation

Het betreft een LPG tankstation waarvan de doorzet LPG in de milieuvergunning is begrensd tot maximaal 1000 m3/per jaar. Doordat de doorzet is begrensd is er sprake van 10-6 risicocontour van 45 meter gemeten van het vulpunt, 25 meter gemeten vanaf de opslagtank en 15 meter vanaf de afleverzuil. Binnen deze contouren liggen geen kwetsbare objecten. Daarnaast is het bestemmingsplan conserverend van aard waardoor geen nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0010.png"

Legenda:

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0011.png"= 10-6 risicocontour

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0012.png"= invloedsgebied groepsrisico

Het invloedsgebied groepsrisico bedraagt 150 meter vanaf het vulpunt en de opslagtank (zie bovenstaande afbeelding). Het plangebied is gelegen binnen deze 150 meter. Hierdoor moet er een verantwoording groepsrisico plaats vinden. Uit onderzoek met de LPG rekentool (Berekening LPG tankstation Dieren, 2 november 2012) is gebleken dat de hoogte van het groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde bevindt. Zie onderstaande afbeelding, de blauwe lijn geeft de hoogte van het groepsrisico aan en de zwarte lijn betreft de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0013.png"

Afbeelding 1, hoogte groepsrisico LPG tankstation.

Linde Gas Benelux B.V. te Dieren

Voor het bedrijf Linde Gas Benelux B.V. te Dieren is een QRA uitgevoerd ten behoeve van de milieuvergunning (QRA lindegas Dieren, 8 juli 2010 versie B ). De inrichting richt zich op het opslaan, vullen, mengen en distribueren van samengeperste, tot vloeistof verdichte en onder druk opgeloste gassen in cilinders. De inrichting ligt in het plangebied. Uit de QRA blijkt dat de 10-6 risicocontour de terreingrens overschrijdt. Zie onderstaande afbeelding voor de precieze ligging van de 10-6 risicocontour. Binnen deze contour liggen geen kwetsbare objecten. Het naastgelegen terrein aan de zuidwestkant is deels van een bouwmarkt, echter onbebouwd. Er zijn geen nieuwe kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten toegestaan binnen de 10-6 risicocontour, dit omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft én ter borging van de externe veiligheid binnen het bestemmingsplan en dus binnen de kaders van het Bevi.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0014.png"

Afbeelding 2, Ligging 10-6 risicocontour Lindegas.

Het invloedsgebied groepsrisico bedraagt 220 meter gemeten van de terreingrens. Het plangebied is gelegen binnen deze 220 meter. Hierdoor moet er verantwoording groepsrisico plaatsvinden. In de uitgevoerde QRA is ook de hoogte van het groepsrisico bepaald. Gebleken is dat er geen groepsrisico wordt berekend. Dit komt omdat er pas wordt gesproken overeen groepsrisico bij meer dan tien berekende dodelijke slachtoffers.

N348 (Burgemeester de Bruinstraat) en N786 (Kanaalweg)

De provincie Gelderland heeft in het kader van de reconstructie van de Burg. de Bruinstraat een QRA opgesteld (QRA N348/N786 Traverse Dieren, 7 juni 2011). Hieruit kwam naar voren dat zowel voor N348 en N786 geen 10 -6 risicocontour is berekend. Dit vormt dan ook belemmering voor het plangebied. Ten aanzien van het groepsrisico vindt er geen toename plaats van het groepsrisico. Dit komt omdat het plan conserverend van aard is (er worden geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan). In de 'circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' paragraaf 4.3 is aangegeven dat, als er geen toename van het groepsrisico is, de verantwoording groepsrisico achterwege gelaten kan worden. Onderstaand de hoogte van het groepsrisico van de N348 en N786. De blauwe lijn geeft de hoogte van het groepsrisico weer en de zwarte lijn betreft de de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0015.png"

Afbeelding 3, De hoogte van het groepsrisico van N348 en N786.

Spoorlijn Arnhem – Zutphen

Op grond van de 'Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' houdt het bevoegd gezag bij vaststelling van plan in het kader van een omgevingsbesluit rekening met de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Arnhem – Zutphen.

In paragraaf 3.3 van de 'Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' is opgenomen dat een beeld van de risico's kan worden verkregen door de vuistregels te hanteren. Deze vuistregels zijn vastgelegd in het HART (Handleiding Risicoanalyse Transport).

Voor deze vuistregels worden drempelwaarde vervoer gevaarlijke stoffen vergeleken met het daadwerkelijke vervoer gevaarlijke stoffen. Aan de hand van deze vergelijking kan bepaald worden of externe veiligheid een probleem is. Voor de spoorlijn Arnhem – Zutphen gelden de volgende vuistregels:

Plaatsgebonden risico (PR):

  • Vuistregel 1: Wanneer het aantal C3 transporten per jaar hoger is dan 17.000 heeft een hoge snelheidsbaanvak een 10-6 contour.
  • Vuistregel 2: Wanneer het aantal C3 transporten per jaar kleiner is dan 17.000 heeft een hoge snelheidsbaanvak geen 10-6 contour als 0,00006*(C3+A+0,3*D3+D4)<1

Groepsrisico (GR):

  • Vuistregel 1: Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen in ketelwagens (bulkvervoer) stoffen bevat in de categorie B3 (ongeacht de aantallen) pas dan RBM II toe.
  • Vuistregel 2: Wanneer A kleiner is dan 50 en D4 of B2 maken deel uit van de vervoersstroom, pas dan RBMII toe als binnen 200 m van het baanvak aanwezigheidsdichtheden voorkomen van meer dan 200 per hectare.
  • Vuistregel 3: Wanneer A minder is dan 10 maal de drempelwaarde in tabel 16 (eenzijdige bebouwing) of 10 maal de drempelwaarde in tabel 17 (2-zijdige bebouwing) wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden.

De spoorlijn Arnhem – Zutphen vinden de volgende transport gevaarlijke stoffen plaats: A (LPG, brandbare gassen): 1700, B2 (Toxische gassen): 200, B3 (zeer toxische gassen): 0, C3 (brandbare vloeistoffen): 1050, D3 (toxische vloeistoffen): 50 en D4 (zeer toxische vloeistoffen): 50. De spoorlijn betreft een hogesnelheidslijn, er wordt harder gereden dan 40 km/uur. De bebouwing bevindt zich op minimaal 17 meter afstand van de spoorlijn. Voor de bevolkingsdichtheid Voor de kern Dieren is uitgegaan van 30 pers./ha. Dit zit tussen rustige woonwijk en drukke woonwijk in, volgens PGS 1 deel 6. Hieronder volgt een uitwerking van de vuistregels.

Uitwerking vuistregels:

Vuistregel 1 (PR), Het aantal C3 transport is lager dan 17.000, namelijk 1700. Hierdoor is de 10-6 risicocontour niet aanwezig.

Vuistregel 2 (PR), De formule is als volgt: 0,00006*(1050+1700+0,3*50+50)= 0,1668. Het getal is kleiner dan 1. Hierdoor is de 10-6 risicocontour niet aanwezig.

Vuistegel 1 (GR), Het aantal transporten B3 is 0. Hierdoor hoeven de risico's niet in beeld gebracht te worden met het risicoberekeningprogramma RBMII.

Vuistregel 2 (GR), de vervoerstroom van A is groter dan 50, namelijk 1700. Hierdoor hoeven de risico's niet in beeld gebracht te worden met het risicoberekeningprogramma RBMII.

Vuistregel 3 (GR), Hieronder zijn de drempelwaarde gegeven voor de tabbellen 16 en 17 uit het HART. Het betreft een situatie waarbij de woningen zich op 30 meter afstand bevinden en bebouwingsdicht van 30 pers./ha.

    Eenzijdige bebouwing   Tweezijdige bebouwing  
Aantal transporten gevaarlijke stoffen (A)   12700   3500  

Het daadwerkelijke vervoer gevaarlijke stoffen categorie A is 1700. Dit is veel lager dan de drempelwaarde. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt dan ook niet overschreden.

Conclusie:

Naar aanleiding van de uitwerking van bovenstaande vuistregels kan het volgende geconcludeerd worden voor de spoorlijn Arnhem – Zutphen:

  • De 10-6 risicocontour is niet aanwezig (Zie ook bijlage 4, kolom 5 van 'Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen', traject Velpoort Aansluit. – Station Zutphen);
  • De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden (zie ook eindrapport Basisnet Spoor, paragraaf 4.4, figuur 4, hoogte groepsrisico na inweringtreding basisnet spoor).

Doordat er geen 10-6 risicocontour aanwezig is vormt dit geen belemmering voor het plangebied. Daarnaast is het zo dat het groepsrisico niet toeneemt. Dit komt omdat het plan conserverend van aard is. Er vinden hierdoor geen nieuwe ontwikkelingen plaats. In de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' paragraaf 4.3 is aangegeven dat, als er geen toename van het groepsrisico is, de verantwoording groepsrisico achterwege gelaten kan worden.

Kwalitatieve beoordeling

De gemeente Rheden is op grond van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (artikel 13) verplicht het groepsrisico voor het plangebied Kanaalzone in het onderhavige ruimtelijke plan te verantwoorden. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van criteria h en i heeft de veiligheidsregio adviesrecht.

Bij het invullen van de verantwoordingsplicht is gebruik gemaakt van het advies van Veiligheids- Gezondheidsregio Gelderland Midden van 11 februari 2011 (kenmerk:131102-0005). Conform het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (artikel 13) worden in de motivering (verantwoording) van het betrokken besluit de volgende gegevens opgenomen:

Verantwoording groepsrisico LPG tankstation

a. De aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied;

Het plangebied Kanaalzone ligt voor een deel binnen het invloedsgebied (150 m) van het LPG tankstation. Hier binnen bevinden zich plus minus 100 personen. Het betreft hier alleen de bestemming bedrijven.

b. Het groepsrisico en het eerder vastgestelde groepsrisico;

Het bestemmingsplan Kanaalzone heeft een overwegend conserverend karakter. In het deel van het plangebied dat is gelegen binnen het invloedsgebied van het tankstation zijn geen wijzigingen voorzien. Om die reden is gebruik gemaakt van de risicoberekening 'LPG tankstation Dieren van 2 november 2012'. Volgens dit onderzoek ligt het groepsrisico onder de oriënterende waarde.

c t/m e. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico binnen de inrichting;

Zowel de gemeente Rheden als de inrichtinghouder zijn niet voornemens nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico te beperken. In het verleden zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen, zoals het beperken van de doorzet LPG in de vergunning van het tankstation opgenomen.

f. De voor en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;

Het betreft de actualisatie van een bestaande ruimtelijke ontwikkeling. Er is geen reële mogelijkheid om uit te wijken naar een andere locatie of invulling van het plangebied.

g. Mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;

De gemeente Rheden is niet voornemens nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico te beperken.

h. Mogelijkheden tot voorbereiding en bestrijding van een ramp;

Een ongeval bij het lossen van een tankwagen met LPG is maatgevend voor het groepsrisico. De zogenoemde warme BLEVE is gegeven de risicobijdrage het maatgevende ongevalscenario om rekening mee te houden bij het tot stand brengen van een veilig ontwerp. Het plan ligt deels in de 100% letaliteitsafstand (150 meter) en deels binnen de 1% letaliteitsafstand (300m) van een BLEVE. De mogelijkheden voor de rampenbestrijding worden o.a. bepaald door de mogelijkheden voor de hulpdiensten om het gebied te bereiken en de aanwezigheid van bluswatervoorzieningen.

In het huidige plan is voorzien in meerdere ontsluitingsmogelijkheden op de Kanaalzone. Derhalve zijn er voor de hulpdiensten meerdere mogelijkheden om het plangebied te bereiken.

i. Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden aanwezigen.

Voor het vermogen om jezelf/en of anderen in veiligheid te brengen bij de dreiging van, of het bestaan van een gevaarlijke situatie wordt de term zelfredzaamheid gebruikt. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vluchtmogelijkheden een rol.

Het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden van 11 februari 2013 (kenmerk: 120211-0005) geeft aan dat op een bedrijventerrein de verwachting is dat de aanwezige personen, mits tijdig gewaarschuwd zichzelf in veiligheid kunnen brengen. Het plangebied wordt gedekt door het sirenenetwerk. Daarnaast kunnen mensen gericht worden gewaarschuwd middels NL-Alert.

Verantwoording groepsrisico Lindegas Benelux BV.:

a. De aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied;

Het plangebied Kanaalzone ligt voor een deel binnen het invloedsgebied (220 m) van Lindegas Benelux BV. Hier binnen bevinden zich plus minus 500 personen. Het betreft hier de bestemming bedrijf en maatschappelijk. Bij de bestemming maatschappelijk is uitgesloten dat er minder zelfredzame personen (kinderen, ouderen en verstandelijk gehandicapten) zich kunnen vestigen.

b. Het groepsrisico en het eerder vastgestelde groepsrisico;

Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. In het deel van het plangebied dat is gelegen binnen het invloedsgebied van Lindegas zijn geen wijzigingen voorzien, op de bestemming maatschappelijk achter de 'Doctor de Visserstraat' na. Uit eerder uitgevoerde QRA (QRA lindegas, 8 juli 2010 versie B) is gebleken dat er geen groepsrisico te berekenen viel. Dit komt omdat er pas wordt gesproken overeen groepsrisico bij meer dan tien berekende dodelijke slachtoffers.

De hoogte van het groepsrisico is afhankelijk van het aantal aanwezige personen. In de toekomstige situatie verandert het aantal aanwezige personen wel, dit door de nieuwe bestemming maatschappelijk. De wijziging zal alleen minimaal zijn omdat de mensen die hier verblijven alleen maar gedurende een korte tijd aanwezig zijn. Daarnaast is het zo dat de bestemming maatschappelijk buiten de 100% letaal zone ligt. Hierdoor dragen de aanwezige personen binnen de bestemming maatschappelijk minimaal toe aan het berekende groepsrisico.

De inschatting is dan ook dat het groepsrisico nauwelijks toeneemt en ver beneden de oriëntatiewaarde van het groepsrisico blijft.

c t/m e. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico binnen de inrichting;

Zowel de provincie Gelderland als de inrichtinghouder zijn niet voornemens nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico te beperken. In het verleden zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen opgenomen in de omgevingsvergunning.

f. De voor en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;

Het betreft de actualisatie van een bestaande ruimtelijke ontwikkeling. Voor de nieuwe bestemming maatschappelijk is geen reële mogelijkheid om uit te wijken naar een andere locatie of andere invulling van het plangebied.

g. Mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;

De gemeente Rheden is niet voornemens nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico te beperken.

h. Mogelijkheden tot voorbereiding en bestrijding van een ramp;

Het maatgevend scenario is een bij Lindegas is een lekkage van één of meerdere gasflessen gevuld met een giftig gas (bijvoorbeeld ammoniak). De mogelijkheden voor de rampenbestrijding worden o.a. bepaald door de mogelijkheden voor de hulpdiensten om het gebied te bereiken en de aanwezigheid van bluswatervoorzieningen.

In dit geval draagt de bluswatervoorziening weinig toe omdat het maatgevend scenario een giftig gas is. Hierdoor is wel belangrijk dat er verschillende ontsluitingswegen zijn van en naar de risicobron. Op deze manier kunnen aanwezige personen vluchten en is risicobron vanuit verschillende uitvalswegen voor de hulpdiensten bereikbaar. In het plan is voorzien van meerdere ontsluitingsmogelijkheden rondom de risicobron.

i. Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden aanwezigen.

Voor het vermogen om jezelf/en of anderen in veiligheid te brengen bij de dreiging van, of het bestaan van een gevaarlijke situatie wordt de term zelfredzaamheid gebruikt. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vluchtmogelijkheden een rol.

Het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden van 11 februari 2013 (kenmerk: 120211-0005) geeft aan dat op een bedrijventerrein de verwachting is dat de aanwezige personen, mits tijdig gewaarschuwd zichzelf in veiligheid kunnen brengen. Het plangebied wordt gedekt door het sirenenetwerk. Daarnaast kunnen mensen gericht worden gewaarschuwd middels NL-Alert.

Conclusie:

Het plan is overwegend conserverend van aard, op de bestemming 'gemengd' achter de 'Doctor de Visserstraat' na. Onderstaand een overzicht van de risico's.

Categorie   Bronnen   PR risicocontour 10-6   Groepsrisico  
Inrichtingen   LPG tankstation   110 meter   Wel verantwoording groepsrisico  
    Lindegas   Zie afbeelding 2
(± 60 meter ).  
Wel verantwoording groepsrisico  
Autowegen   N348   0 meter   Geen verantwoording groepsrisico  
  N786   0 meter   Geen verantwoording groepsrisico  
Spoorwegen   Traject Arnhem - Zutphen   0 meter   Geen verantwoording groepsrisico  

Het plaatsgebonden risico (10-6 risicocontour) is geen belemmering voor het plan. Voor het LPG tankstation en Lindegas moet een verantwoording groepsrisico afgelegd worden (zie voorgaande paragraaf). Voor de overige risicobronnen hoeft geen verantwoording groepsrisico afgelegd te worden.

Bij het LPG tankstation neemt het groepsrisico niet toe. Bij Lindegas Benelux BV. vindt nauwelijks een toename plaats van het groepsrisico. Deze toename wordt veroorzaakt door de nieuwe bestemming maatschappelijk achter de 'Doctor de Visserstraat'. De gemeente Rheden vindt deze toename acceptabel omdat hier alleen maar gedurende een korte periode mensen aanwezig zijn en de ontwikkeling maatschappelijk zich buiten de 100% letaal zone bevindt van Lindegas Benelux BV.

Gezien het vorenstaande wordt de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt uit het oogpunt van veiligheidsrisico's als een acceptabele ontwikkeling gezien. Toch resteert er een restrisico. Dit risico wordt als acceptabel bevonden.

4.8 Verkeer

Verkeersbewegingen

Gebied Rinaldostraat

Voor het gebied in de omgeving van de Rinaldostraat geldt, dat in het kader van het provinciale inpassingsplan Traverse Dieren wijzigingen zullen plaatsvinden ten aanzien van de ontsluiting van het gebied. De discussie omtrent deze ontsluiting vindt plaats in het kader van het provinciale inpassingsplan. De geplande verkeersafwikkeling leidt niet tot een andere wegenstructuur binnen het voorliggende plangebied.

Overige gebieden

Voor de overige terreinen geldt eveneens, dat de bestaande verkeersstructuren als voldoende kunnen worden beschouwd. Er is geen sprake van knelpunten welke maatregelen op dit onderdeel noodzakelijk maken.

Parkeren
Voldaan moet worden aan de normen van de Bouwverordening met betrekking tot de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid op het bedrijfsterrein. De gemeentelijke parkeernormen zoals opgenomen in de bouwverordening zullen daarbij in acht moeten worden genomen. Algemeen uitgangspunt is dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden. Daarvan kan eventueel worden afgeweken als voldoende parkeervoorzieningen zijn dan wel worden gerealiseerd in de nabije omgeving in relatie tot de parkeerdruk in die omgeving. Daarbij kan worden gedacht aan een collectieve parkeervoorziening. Een en ander is vastgelegd in de artikelen 18.2 en 18.3van de planregels.

4.9 Water

Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en waterlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) dat op verhardingen valt zoals bijvoorbeeld de wegen en daken.
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen.

Waterkaders
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. De Richtlijn beoogt een goede chemische en ecologische toestand van grond- en oppervlaktewater te bewerkstelligen. In principe moeten in 2015 de gestelde doelen bereikt zijn.
De Richtlijn verplicht de Europese lidstaten om voor elk stroomgebied een stroomgebiedbeheersplan op te stellen. De gemeente Rheden ligt in het deelstroomgebied Rijn-Oost.

Het rijksbeleid zoals dat is vastgelegd in de Beleidslijn ruimte voor de rivier is voor onderhavig plangebied niet van toepassing.

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt Anders omgaan met water vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te kunnen bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst op de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies.

Per 1 januari 2008 is de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken van kracht en daarin is vastgelegd dat primair de eigenaar verantwoordelijk is voor de verwerking van hemelwater dat op zijn perceel valt. Dit houdt in dat, indien dat mogelijk is, het water geïnfiltreerd moet worden in de bodem, of met toestemming van de waterbeheerder wordt geloosd op oppervlaktewater. Er worden door middel van verordeningen en regels nadere eisen en randvoorwaarden aan de verwerking gesteld.

Provincie Gelderland. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld en op 22 december 2009 in werking getreden. Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2009 tot en met 2013. Met dit GRP voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. Het heeft de instemming gekregen van de in de Wet milieubeheer aangegeven verplichte overlegpartners (Provincie Gelderland, Waterschap Rijn en IJssel, Waterschap Veluwe, Rijkswaterstaat en de Inspectie VROM).
De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid.
Voor de planperiode zijn doelen gesteld met betrekking tot:

- waarborgen functionaliteit;

- voorkomen wateroverlast;

- risico's volksgezondheid en milieu beperken;

- bijdrage water aan kwaliteit woonomgeving.

De aanzienlijke toename van het afvoerend verhard oppervlak, de nodeloze inzameling en afvoer van regenwater naar rioolwaterzuiveringsinstallaties en de ontoelaatbare vuilemissie op oppervlaktewater via de overstorten, maakt een omvangrijk maatregelprogramma noodzakelijk.

Algemene beschrijving van het watersysteem
Het plangebied ligt (deels) op de stuwwallen van het Centraal Veluws Natuurgebied. Deze zijn ontstaan door opschuivende ijsmassa´s in de een na laatste ijstijd. De zuidelijke Veluwe is een gebied waarin op relatief korte afstand grote hoogteverschillen aanwezig zijn. Het stuwwallengebied gaat in zuidoostelijke richting over in de uiterwaarden van de IJsselvallei. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden. In de (deels voormalige) uiterwaarden wordt hoofdzakelijk rivierklei aangetroffen. Het gebied kan grofweg worden verdeeld in een inzijgingsgebied (het gebied gelegen op de stuwwal) en een gebied waar plaatselijk kwel voorkomt. Kwel wordt met name in de uiterwaarden en in de komkleigebieden aangetroffen.

Tijdens de stuwing in de ijstijd zijn grondlagen dakpansgewijs over elkaar geschoven. Sommige lagen zijn kleihoudend. Deze kleischotten houden het grondwater tegen.
Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater. Verreweg de meeste beken op de Zuid-Veluwe worden gevoed vanuit die schijngrondwaterspiegels.
De beken en sprengen in de gemeente Rheden ontspringen op de zuidelijke Veluwe, hebben een noord-zuid verloop en monden uit in de IJssel.

Het Apeldoorns Kanaal is een gegraven watergang en bij Dieren opgeleid. Het Apeldoorns Kanaal ligt met zijn noord-zuid richting, loodrecht op het zwak hellende gebied tussen het Veluwemassief en de oostelijk gelegen IJsselvallei. Karakteristiek hieraan is dat het Apeldoorns Kanaal daarom alleen vanaf de westzijde wordt gevoed door de aangesneden waterlopen.

Door het hoogteverschil komt er plaatselijk kwelwater voor. De laaggelegen gebieden kenmerken zich mede daarom door hoge grondwaterstanden met name in het voor- en najaar.
In de uiterwaarden worden de wateren sterk beïnvloed door de IJssel.

In het stedelijke gebied is de waterhuishouding in eerste instantie gericht op het voorkómen van grondwateroverlast. Aanwezige waterpartijen kunnen de grondwaterstand op een voldoende laag niveau houden.
Overtollig hemelwater wordt via straatkolken en leidingen afgevoerd. Op enkele locaties voert het overtollige hemelwater af via aparte hemelwatervoorzieningen. Gescheiden inzameling van huishoudelijk afvalwater en hemelwater is wenselijk en vaak ook goed mogelijk.
Het ingezamelde afvalwater in het plangebied voert af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap die het effluent uiteindelijk loost op de IJssel.

Relevante waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied
Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen.
In paragraaf 2.2 zijn de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aangegeven. Het realiseren van watergangen is niet aan de orde, zij het dat het bestemmingsplan in de bestemming Groen en Water een uitwisseling tussen die functies toelaat.
In het noordelijke deel van het plangebied zijn waterpartijen aanwezig die de grondwaterstand op een voldoende laag niveau kunnen houden. Deze waterpartijen voeren het overtollige water af, ónder het Apeldoorns Kanaal door, naar het Soerense Broek. Deze waterpartijen hebben daardoor invloed op de waterkwaliteit in het Soerense Broek. In het Waterplan Gelderland heeft het oppervlaktewater in het Soerense Broek de status van SED-water (Specifiek Ecologische Doeleinden). Hiervoor gelden specifieke voorwaarden.
Ten oosten van het plangebied ligt het Apeldoorns Kanaal. Dit kanaal heeft in het Waterplan Gelderland de status van SED-water. Voor het kanaal en de oevers gelden specifieke voorwaarden.

In dit plan worden (ondergrondse) voorzieningen toegestaan voor het bergen van hemelwater. Binnen de meeste bestemmingen kunnen wadi's en andere infiltratievoorzieningen alsmede bergbezinkkelders worden aangelegd.

In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor het bestemmingsplan relevant zijn. In die gevallen dient te worden aangetoond dat er geen negatieve of verstorende gevolgen zijn te verwachten voor het watersysteem. Door een geohydrologisch onderzoek, met een onderzoek naar de grondzettingen, kunnen de effecten worden bepaald. Zowel de situatie tijdens de uitvoering als de definitieve situatie moeten aan de orde komen.
Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten.


waterhuishoudkundig aspect   relevant   omschrijving  
1   Veiligheid   Nee   In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel. De beleidslijn Ruimte voor de Rivier is niet aan de orde.  
2   Wateroverlast   Nee   Er is geen toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m².
In het plangebied bevinden zich geen natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en/of overstromingsvlaktes.  
3   Riolering   Ja   Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen-afvoeren)  
4   Watervoorziening   Nee   Het plan ligt niet in een beschermingsgebied voor drinkwaterwinning. Het plangebied ligt niet in een regionaal waterbergingsgebied.  
5   Volksgezondheid   Ja   Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig.
In het plangebied bevinden zich gemengde riooloverstorten.  
6   Bodemdaling   Nee   In het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond. Eventuele zettingen zijn niet relevant.  
7   Grondwateroverlast   Ja   In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn. Mogelijk kan kwel optreden in de laaggelegen gebieden.  
8   Oppervlaktewater-kwaliteit   Ja   In de omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. De kwaliteit van geloosd of geïnfiltreerd hemelwater moet voldoen aan bepaalde eisen.  
9   Grondwaterkwaliteit   Nee   Binnen het plangebied ligt geen grondwaterbeschermingsgebied voor een drinkwatervoorziening of infiltratiegebied voor (kwelafhankelijk) natuurgebied.  
10   Verdroging   Nee   Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.
In de omgeving is geen gebied aangemerkt als (gering) verdroogd.  
11   Natte natuur   Nee   Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.
Het plangebied grenst niet aan een gebied met kwelafhankelijke land- en waternatuur.  
12   Inrichting en beheer   Ja   Binnen het plangebied bevinden zich oppervlaktewateren van twee waterschappen.  

Ad 3 Riolering
In het plangebied is overwegend een gemengd rioolstelsel aanwezig. Het afvalwater wordt ingezameld en afgevoerd via deze riolering. Voor afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is de gemeentelijke aansluitverordening van toepassing. De riolering in het gebied moet het afvalwater doelmatig inzamelen en afvoeren. Toename van afvalwater / droogweerafvoer (dwa) wordt niet verwacht.

Binnen het plangebied zijn twee gemengde riooloverstorten aanwezig op het Apeldoorns Kanaal (bij Imboslaan en Spankerenseweg) en één op de vijvers in Dieren noord-oost (Iepenhof). Om riooloverstortingen (bij regenbuien) op oppervlaktewater te beperken moet de riolering voldoende bergingscapaciteit hebben. Dit wordt onder andere bereikt door het afkoppelen van de hemelwater en de aanleg van bergingsvoorzieningen.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet met hemelwater worden omgegaan overeenkomstig de provinciale beslisboom hemelwater (waarbij de volgorde vasthouden, bergen, afvoeren wordt gehanteerd). Het hemelwater en huishoudelijk afvalwater dient van elkaar gescheiden te blijven. Hemelwater kan infiltreren in de bodem of afvoeren naar een waterpartij.
Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via het –gemengde- riool. Het streven is om ook het hemelwater niet af te voeren via het –gemengde- riool.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn alle rioleringsvoorzieningen toegestaan. Onder andere boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen, bergingskelders en rioleringen. Ter voorkoming van bodem- en/of grondwaterverontreiniging moeten uitlogende en verontreinigende materiaaltoepassingen vermeden worden.
Aangezien het onderhavige plan betreft het actualiseren van bestemmingsplannen voor een reeds bebouwd gebied, zal in voorkomende gevallen uit onderzoek moeten blijken welke riolerings- en/of afkoppelmaatregelen mogelijk zijn.
Oostelijk van, en parallel aan het Apeldoorns Kanaal ligt een groot afvoerriool van 'Industriewater Eerbeek'. Dit riool ligt in een zone met beperkingen op basis van een recht van opstal.

Ad 5 Volksgezondheid
Waterpartijen kunnen risico's opleveren (zoals botulisme, blauwalg). Eutroof ('voedingsrijk') of opwarmingsgevoelig water moet voorkomen worden, bijvoorbeeld door aansluiting op grotere watersystemen. Binnen het plangebied zijn drie gemengde riooloverstorten aanwezig; zie verder onder kopje oppervlaktewater.
Om het risico op verdrinking te beperken hebben de waterpartijen flauw aflopende oevers.

Ad 7 Grondwateroverlast
Het plangebied ligt in het noorden en het zuiden in een zogenaamde grondwaterfluctuatiezone zoals die rondom de Veluwe wordt aangetroffen. Deze fluctuatiezone is een gebied waar door klimaatswijzigingen hoge grondwaterstanden kunnen voorkomen. Hierdoor kunnen problemen ontstaan voor bepaalde gebruiksfuncties.

Het zuiden van het plangebied is aangemerkt als kwelgevoelig (stone-onderzoek Alterra). Hoge waterstanden in de IJssel kunnen de grondwaterstand beïnvloeden. Door de verwachte klimaatverandering kunnen de waterstanden in de IJssel hoger worden en kunnen de grondwaterstanden stijgen.

In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn. In de laaggelegen gebieden kan kwel optreden.

In het bestemmingsplan is ondergronds bouwen toegestaan. Hiervoor dient de bouwer aan te tonen dat er geen negatieve of verstorende gevolgen zijn te verwachten voor het grondwatersysteem. De voorwaarden zijn: een deskundig geohydrologisch onderzoek naar de bestaande waterhuishoudkundige situatie en de effecten van het bouwplan op de waterhuishouding. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met ontwikkelingen in de toekomst. Indien van toepassing dient een voorstel worden gedaan voor neutraliserende of compenserende maatregelen.

Ad 8 Oppervlaktewaterkwaliteit
Vervuilingsbronnen moeten voorkómen worden. Als voorkómen niet mogelijk is, dan het vuile water gescheiden houden van het schone water (trits: schoonhouden, scheiden, zuiveren). Eventuele potentieel vervuilende functies (bedrijven, maar ook riooloverstorten) liggen bij voorkeur benedenstrooms van kwetsbare functies. De voor het plangebied vervuilende functies zijn: bedrijven die met milieubelastende stoffen werken en riooloverstorten op de vijvers in noordelijke plangebied en op het Apeldoorns Kanaal t.h.v. de Imboslaan en de Spankerenseweg. De kwetsbare functies zijn: de SED-status voor het Apeldoorns Kanaal en het Soerense Broek. Om de risico's te beperken worden de volgende maatregelen genomen overeenkomstig de zogenaamde “basisinspanning riolering” en opgenomen in het Gemeentelijke Rioleringsplan: om overstorten vanuit de riolering te beperken wordt waar mogelijk verhard oppervlak afgekoppeld van de riolering en bergbezinkvoorzieningen aangelegd. Deze voorzieningen vergen ca. 10% ruimte t.o.v. het netto verhard oppervlak. Alle hiervoor benodigde rioleringsvoorzieningen zijn in dit bestemmingsplan toegestaan. Zie ook onder riolering.

Ad 12 Inrichting en beheer
In het plangebied bevinden zich de volgende oppervlaktewateren: het Apeldoorns Kanaal en de waterpartijen ten westen van het kanaal in het noordelijke deel van het plangebied. Het Apeldoorns Kanaal is in beheer bij Waterschap Vallei en Veluwe. Het overige oppervlaktewater in het plangebied, ten westen van het Apeldoorns Kanaal, is in beheer bij Waterschap Rijn en IJssel. De inrichting van deze waterlopen is in overleg met de waterschappen bepaald. Dit is vastgelegd in de bestemming Water. Ten aanzien van deze wateren en de directe omgeving geldt de Keur van het waterschap. De Keur bevat wettelijke voorschriften van het waterschap met regels ter bescherming van waterkeringen, watergangen en waterstaatswerken, waaraan bewoners, bedrijven en grondeigenaren zich moeten houden. De regels gelden voor toestanden en handelingen op en vlakbij waterkeringen, watergangen en kunstwerken zoals duikers.
De openbare rioleringswerken in het plangebied zijn in beheer bij de gemeente. Voorwaarden voor aansluiting op het openbare riool zijn vastgelegd in de gemeentelijke aansluitverordening.

Afstemming met waterbeheerders
Samen met het Waterschap Rijn & IJssel en Waterschap Vallei en Veluwe zijn de aan de orde zijnde waterhuishoudkundige aspecten bepaald. Over de gewenste situatie bestaat overeenstemming met de beide waterschappen.

4.10 Cultuurhistorie

Beschrijving

Het plangebied is –alhoewel tegenwoordig grotendeels industrieel van karakter- van oudsher een agrarisch gebied. Zowel dit agrarische verleden als de met name voor Dieren zo belangrijke transformatie vanaf de 19e eeuw tot industrieel gebied (als gevolg van de aanleg van de verharde straatweg , de spoorlijn en het kanaal) is aan de hand van een aantal cultuurhistorische objecten, terreinen en structuren nog goed zichtbaar dan wel onder de grond te traceren.

Archeologische ondergrond: Spankerense Enk

De oorsprong van de naam Spankeren betekent 'een verhoging in een nat gebied'. Het dorp Spankeren ligt dan ook op de overgang van de laagste delen van de Veluwe naar het rivierdal van de IJssel en het lager gelegen broekgebied. Dit overgangsgebied heeft vanaf de prehistorie een permanente en dichte bewoning gekend. Door eeuwenlange plaggenbemesting ontstond een steeds dikker worden humusrijk dek van 50 tot 100 cm waaronder de archeologische resten van de enken rond Dieren en Spankeren goed bewaard zijn gebleven. Daarom is in 2006 een groot archeologisch onderzoek uitgevoerd door de gemeente. Daarbij werd 154 hectare grond onderzocht waarin in totaal 614 boringen zijn gezet. Daarbij moet worden aangetekend dat niet het gehele gebied kon worden onderzocht in verband met o.a. bodemverontreiniging. In 90 hectare oftewel 58 procent van het gebied zijn archeologische resten aangetroffen. Het gaat om een opeenhoping van grondsporen, gebruiksvoorwerpen, grafgiften en menselijke resten uit de late prehistorie (ca. 9800 voor Christus) tot en met de late Middeleeuwen (1500 na Christus). Dit wijst op nederzettingen, akkers en begraafplaatsen. Het is echter niet aangetoond waar deze zich precies bevinden. Op grond van dit bureau- en booronderzoek geldt voor het oostelijke plangebied (oostelijk van het kanaal, rood) een (zeer) hoge archeologische verwachting. Dit betekent dat voorafgaande aan bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m2 een nader (waarderend) onderzoek nodig zal zijn . Voor het westelijk plangebied geldt een verplicht archeologisch onderzoek voor ingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm (oranje gebied). Omdat al een inventariserend booronderzoek heeft plaatsgevonden zal het –afhankelijk van de locatie- om waarderend onderzoek gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0016.png"

Concept archeologische beleidskaart, februari 2012 vast te stellen door de raad, goedgekeurd door de regio-archeoloog.

Oud erf ten noordwesten van de Geitenbergse brug

Op de kadastrale minuuut 1832 is een erf te zien langs de Kanaalweg, even ten noorden waar de Dorpsweg overgaat in de Geitenbergseweg. Dit is nu nog een (grotendeels) onbebouwd perceel.

Historische weg (Dorpsweg)

De Dorpsweg, die naar het oosten in het verlengde ligt van de oprijlaan naar de Gelderse Toren is een bepalende weg voor het dorp Spankeren. Langs deze Dorpsweg is tussen kerk en brug lintbebouwing ontstaan.

Het Apeldoorns Kanaal

Het noordelijk deel van het kanaal is aangelegd tussen 1825 en 1829. Het zuidelijke –Dierense- deel van het kanaal werd tussen 1858 en 1865 aangelegd en loopt van de sluis bij Dieren tot aan de Apeldoornse Sluis. Het Apeldoornse Kanaal is van grote betekenis geweest doordat het heeft bijgedragen aan de verdere ontginning van de woeste of marginaal gebruikte gronden die door de aanleg van het kanaal werden doorsneden. Dieren heeft zich mede door de aanleg kunnen ontwikkelen tot een omvangrijk dorp, ook dankzij de bedrijven die zich vanaf de Eerste Wereldoorlog langs het kanaal vestigden, vooral tussen het spoor en de Geitenbergse brug.

Brug en loskade

De oorspronkelijke bruggetjes over het Apeldoorns Kanaal waren, net als de eerste sluizen, eenvoudig en gemaakt van materialen met een beperkte duurzaamheid zodat ze uiteindelijk allemaal vervangen moesten worden vanwege de hoge onderhoudskosten. De huidige Geitenbergse brug is een stalen ophaalbrug, vermoedelijk omstreeks 1948 gebouwd. De brug verbindt de Dorpsweg vanuit Spankeren met de Geitenbergseweg aan de Dierense zijde van het kanaal en vormt een belangrijke karakteristiek element van het kanaal.. Rondom de brug bestond al omstreeks 1900 een kleine buurt. Van de bebouwing is weinig overgebleven. Direct ten noordoosten van de brug - tussen het kanaal en de van Rensselaerweg) staat de brugwachterswoning (1939). Direct ten zuidoosten van de Spankerense brug is nog een verharde loskade te vinden; de precieze ouderdom is onbekend.

Sluis

Belangrijk element is de Dierense sluis, de enige sluis in het zuidelijk kanaaldeel. Behalve ten behoeve van de aansluiting op de IJssel bij Dieren waren in dit deel geen schutsluizen nodig aangezien het hoogteverschil tussen Apeldoorn en Dieren zeer gering was. Het verval in Dieren naar de IJssel was met 7,19 meter echter zo groot dat bij de aanleg van het kanaal schutting in drie schutkolken (een zogenaamde drietrapssluis) nodig was. Deze voor Nederland unieke sluis, voltooid in 1865, kreeg schutskolken met een lengte van ruim dertig meter, een wijdte van zes meter en een diepte van 2,12 meter ten opzichte van het aangenomen kanaalpeil. In het kader van de in de jaren vijftig van de vorige eeuw gemaakte plannen voor een verdere verruiming van het kanaal ten behoeve van 600 ton-schepen werd in 1957-1958 een nieuwe sluis (met een verval van 10,5 meter) gebouwd ter vervanging van de verouderde en bouwvallig geworden drietrapsluis. De tussen de rijksweg

en de IJssel gelegen oude sluis werd in 1978 gedeeltelijk gesloopt. De laagste kolken werden met puin dichtgestort; de 'voorhaven' bleef herkenbaar. Boven de grond bleef weinig zichtbaars over, daaronder zouden echter nog restanten van funderingen en sluismuren aanwezig zijn. Ten noordwesten van de schutskolk van de nieuwe sluis ligt nog een tot een soort haven omgevormd deel van de oude loop van het kanaal die naar de vroegere drietrapsluis voerde. Van de vroegere bebouwing rondom de Dierense sluis is slechts een beperkt deel bewaard gebleven. Vlak voor het spoor zijn nog twee eenvoudige schuren aanwezig, mogelijk de schotbalkschuur en de bergplaats voor sluisdeuren. Zij dateren uit 1927. De sluis ligt binnen de grenzen van het beschermd dorpsgezicht zoals aangwezen bij besluit van 28 december 2011.

Bedrijvigheid

Het Apeldoorns Kanaal is belangrijk (geweest) voor de ontwikkeling van bedrijven. Aan weerszijden ontwikkelden zich bedrijven als Lepper (1887), Hupkes (1918), Verzinkerij Dieren , Linde gas, Vitatron en Albany in jaren '50-'70 van de vorige eeuw. Daarna groeide de bedrijvigheid van het gebied nog verder uit.

Spoorlijnen

De aanleg van de spoorwegen was belangrijk voor de ontwikkeling van met name Dieren tot woonkernvoor welgestelden en voor het toerisme . De in 1865 opengestelde spoorweg Arnhem-Zutphen werd grotendeels op korte afstand van de straatweg aangelegd. In 1887 volgde de aanleg van de spoorweg van Dieren naar Apeldoorn, langs de oostrand van het Veluwemassief, met een station in Laag Soeren (koning Willem III-lijntje).

De spoorweg Arnhem-Zutphen speelde eveneens een belangrijke rol bij de opkomst van de industrie. De bedrijventerreinen werden hierlangs gesitueerd. In Dieren ontstonden bebouwingslinten langs het spoor.

IJsselsteijn of Kerkwijck

Het huis IJsselsteijn werd in 1846 gebouwd aan de Zutphensestraatweg; later heette het Kerkwijck. Bij het huis verrezen tevens een tuinmanswoning en een theehuis, respectievelijk in 1872 en 1877. Ook was er een koetshuis. Bij het buiten lag een klein parkbos met slingerpaden. In 1923 werd baron Van Voorst tot Voorst eigenaar. Hij heeft op het landgoed een sportveld laten aanleggen, waarbij in 1930 een nieuw clubgebouw werd geplaatst. Het landhuis werd in 1946 door brand verwoest; de laatste restanten werden omstreeks 1950 afgebroken. De bijgebouwen verdwenen in 1971. Van Kerkwijck bleef alleen wat opgaand geboomte over, in de volksmond bekend als het Kraaienbosje. Alhoewel als zodanig verloren gegaan als buitenplaats, is de plek nog wel herkenbaar als relict van een buitenplaats (met resten van de oorspronkelijke padenstructuur) en maakt het terrein daarom onderdeel uit van de landgoederen- en buitenplaatsenzone Gelders Arcadië. De voormalige buitenplaats wordt daarom in het Erfgoedplan als identiteitsdragend aangemerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPDS2-VA02_0017.jpg"

IJsselsteijn of Kerkwijck

Uitgangspunten ten aanzien van het plangebied

Het plangebied ligt in een gebied waaraan een hoge archeologische verwachting kan worden toegekend op basis van geomorfologie en gebruiksgeschiedenis. Deze verwachting is ook opgenomen op de archeologische en beleids- en verwachtingskaarten die de gemeente heeft laten opstellen die als bijlage bij de archeologienota in juni 2008 door de raad zijn vastgesteld. Deze verwachting is eveneens opgenomen in de actualisaties van beide kaarten die inmiddels ter vaststelling aan de gemeenteraad zijn aangeboden. Op grond van deze kaarten geldt als uitgangspunt voor de gebieden ten westen van het Apeldoorns Kanaal een onderzoeksplicht voor bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 250 m2. Ten oosten van het kanaal geldt deze onderzoeksplicht vanaf ingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m2. Voor de noordzijde van het plangebied (rondom de Kappersweg) geldt een lage verwachting waarvoor ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan geen archeologische onderzoeksplicht gold.

Voor delen van het plangebied heeft de gemeente al een verkennend archeologisch onderzoek verricht in het kader van het onderzoek naar de Spankerense Enk (RAAP-rapport 1348, mei 2008, ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code 15663 aan deze toelichting als 'Bijlage 2 Archeologisch vooronderzoek Spankerense Enk' toegevoegd). Voor een deel van het plangebied heeft dit uitgewezen dat de bodem aaneengesloten tot in de C-horziont is verstoord; deze delen worden daarom archeologisch vrijgegeven en daar hoeft voorafgaande aan een bodemverstoring geen nader archeologisch onderzoek te worden verricht. Datzelfde geldt voor het gebied rondom de Kappersweg waarvoor een lage archeologische verwachting geldt. De resultaten van het onderzoek naar de Spankerense Enk bevestigen de lage verwachting en ondersteunen de conclusie dat dit gebied archeologisch vrijgegeven kan worden.

Voor de rest van het plangebied geldt als uitgangspunt op basis van voornoemde beleids- en verwachtingskaart en het onderzoek naar de Spankerense Enk een archeologische dubbelbestemming:

  • ten westen van het kanaal voor ingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 250 m2;
  • ten oosten van het kanaal voor ingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m2.

Tot slot kan worden opgemerkt dat in de zone langs het kanaal -alhoewel hiervoor in dit plangebied nu geen concrete aanwijzingen zijn- in het gebied direct langs het Apeldoorns kanaal nog wel 19de eeuwse afvalzones aanwezig kunnen zijn. Indien dit het geval is kunnen veel vondsten uit deze periode worden aangetroffen. Als dergelijke vondsten worden gedaan zal de regio-archeoloog hiervan in kennis moeten worden gesteld zodat deze vondsten kunnen worden geborgen. Dit heeft echter geen gevolgen voor het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

4.11 Ecologie

Ten aanzien van de bescherming van de natuurlijke waarden wordt onderscheid gemaakt in soortenbescherming en gebiedsbescherming. Hierna wordt aandacht besteed aan beide aspecten in relatie tot het plangebied.

Soortbescherming

In november 2012 is veldwerk verricht voor de Quick scan flora en fauna. Naar aanleiding van de resultaten is op 10 januari 2013 een aanvullend onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn beschreven in de rapportage Quick scan Flora- en faunawet Kanaalzone Dieren-Spankeren van Loo Plan, 11 januari 2013, kenmerk 2013-601-05468. De rapportage is als 'Bijlage 3 Onderzoek Flora- en Faunawet' in dit plan opgenomen.

Alleen die delen van het plangebied waar een wijziging van het thans bestaande gebruik is voorzien zijn onderzocht. In totaal gaat het om de volgende 4 locaties binnen het plangebied.

Graslandperceel Kappersweg/Kanaalweg

Dit perceel is in gebruik als agrarisch grasland met voornamelijk raaigrassoorten. Langs de kanaalweg aan de rand van deze locatie staan beuken die mogelijk holten hebben waarin vleermuizen zouden kunnen verblijven. Op het erf van de boerderij ten oosten van dit perceel broedt waarschijnlijk een steenuil. Het graslandperceel zou als foerageergebied gebruikt kunnen worden. Het is niet uitgesloten dat dit perceel tevens gebruikt wordt als foerageergebied voor de das.

Weide ten noorden van de Loohof

Dit perceel wordt zeer intensief begraasd waardoor er een zeer korte vegetatie voorkomt. Verder ontbreekt het aan begroeiing. Het is niet uitgesloten dat algemeen voorkomende broedvogels van het terrein gebruik maken. Verder worden geen beschermde soorten verwacht.

Grasveld tussen spoorlijn Apeldoorn-Dieren en Doctor de Visserstraat

Dit grasveld wordt gebruikt om honden uit te laten en wordt regelmatig gemaaid. Met uitzondering van algemeen voorkomende soorten broedvogels is het terrein niet geschikt voor beschermde plant- of diersoorten.

Braakliggend terrein tussen spoorlijn Apeldoorn-Dieren en Ambachtstraat

Het terrein is begroeid met spontaan opgekomen struiken en bomen en ruigte. Het gebied bevat veel mogelijk heden voor algemeen voorkomende vogels om te broeden. Verder worden geen beschermde soorten verwacht.

In het voorjaar en de zomer van 2013 zal nader onderzoek worden uitgevoerd naar het gebruik van de terreinen door steenuilen, vleermuizen, de das en hazelworm. Indien blijkt dat door de ontwikkelingen essentieel leefgebied of vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soorten wordt aangetast zal een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in de Ecologische hoofdstructuur (EHS) of een Natura 2000-gebied. De afstand van de onderzochte locaties tot Natura 2000-gebied Veluwe bedraagt meer dan 580m. De afstand van de paardenweide tot Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel bedraagt 50 m. Effecten op de instandhoudingsdoelstellingen worden niet verwacht.


Geconcludeerd kan worden dat het aspect ecologie geen belemmering is voor uitvoer van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument waarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de grond en de opstallen zijn vastgelegd. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.

In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wet ruimtelijke ordening  geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Het voorliggende plan is opgesteld conform deze vereisten.

5.2 Procedure

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.


Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

5.3 Dit bestemmingsplan

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast.

5.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Hierna worden de hoofdlijnen van de verbeelding uitgelegd.

De bestemming 'bedrijventerrein' voorziet in het grootste deel van de invulling van het bedrijventerrein. Niet alleen bedrijven, maar ook de wegenstructuur en de groenvoorzieningen vallen hieronder. Alleen de groenzone langs de Kanaalweg is specifiek als zodanig bestemd, gelet op het structurele karakter hiervan.

Binnen de bestemming 'bedrijventerrein' zijn een aantal aanduidingen opgenomen.

Allereerst is het terrein gezoneerd, waardoor een sturing op milieucategorieën is ingebouwd.

Verder is het hele plangebied aangeduid met de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied PDV1, PDV2, PDV3, PDV4', dit ter regulering van de afwijkingsbevoegdheid voor perifere detailhandel, hegeen in de planregels verder is uitgewerkt.

De veiligheidscontouren van de risicovolle inrichtingen zijn eveneens op de verbeelding weergegeven. Dit betreft de maximale contouren van het groepsrisico.

Het terrein aan de dr. Visserstraat is bestemd als 'gemengd'. Er is één bouwvlak opgenomen waarvoor een maximale bebouwde oppervlakte is opgenomen. Zodoende onstaat een fexibele indelingsmogelijkheid van het terrein.

De bestemming 'wonen' is toegekend aan zowel de bestaande woningen (echter niet de bedrijfswoningen) en aan de bestaande woonwagens. Op het woonwagenterrein kunnen geen woningen worden gebouwd.

Verder kent het plan drie overkoepelende dubbelbestemmingen. Dit betreft twee dubbelbestemmingen ter bescherming van de archeologische waarden, en één dubbelbestemming ter bescherming van de cultuurhistorische waarden (beschermd dorpsgezicht). Deze bestemmingen laten de onderliggende bestemmingen onverlet.

Verder kan nog worden gewezen op de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsbevoegdheid', opgenomen bij de sluis en directe omgeving. Ter plekke bestaat de mogelijkheid om het plan te wijzigen (ex artikel 3.6 Wro) ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, een passantenhaven en twee camperplaatsen.

De verdere bestemmingen en aanduidingen zijn afgestemd op de huidige verschijningsvorm en het huidige gebruik.

Verder is ten aanzien van de interpretatie van de verbeelding van belang, dat deze zowel in analoge ('papieren') vorm als ook in digitale vorm beschikbaar is. Bij verschillen tussen de analoge weergave en de digitale weergave dient echter uit te worden gegaan van de digitale weergave. Deze wordt gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Hierna wordt de verdere invulling van de bestemmingen in de planregels nader toegelicht.

 

5.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Specifiek ten aanzien van de term 'productiegebonden detailhandel' kan worden opgemerkt, dat dit dus inhoudt dat ook eindproducten aan de eindgebruikers kunnen wordn aangeboden. Dit uiteraard mits de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.


Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels is een vergunningenstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde opgenomen (voorheen bekend als aanlegvergunningenstelsel).

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik. Ten slotte zijn (eventuele) wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.

Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel, algemene procedurebepalingen maar ook regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingsmogelijkheden. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden. Het zijn allemaal belangrijke regels die voor het gehele plan gelden: ze moeten daarom altijd goed gelezen worden vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.

Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).


Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Wijze van meten  

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Bedrijventerrein

Deze gronden zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven. Er worden mogelijkheden geboden voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze lijst bevat een indeling van bedrijfstypes in categorieën. Naast een omschrijving van de soort/aard van de toelaatbaar te achten bedrijven bevat de lijst indicaties voor de in acht te nemen afstanden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben betrekking op dan wel vloeien voort uit bepaalde activiteiten van het gemiddelde bedrijf in die sector. De op de plankaart aangegeven zones vloeien voort uit deze afstanden. Dit is nader toegelicht in paragraaf 4.3.

Omdat de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen indeling voortvloeit uit activiteiten van het gemiddelde bedrijf in de betreffende sector, moge duidelijk zijn dat (aanzienlijke) afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde bedrijf mogelijk zijn. Ter ondervanging van eventuele onvolkomenheden van de gekozen systematiek en om op eenvoudige wijze te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is hieromtrent een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Hierdoor kunnen bedrijven worden toegelaten die naar de aard van de bedrijvigheid alsmede qua bedrijfsomvang vergelijkbaar zijn met de bedrijven, die in de betreffende categorieën zijn genoemd. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven qua hinder en/of gevaar geen onevenredige afbreuk doen aan het woon-/leefmilieu. Raadpleging van een milieudeskundige wordt hierbij aanbevolen.

Diverse reeds aanwezige bedrijven passen niet binnen de aangegeven zone-indeling. Zij zijn echter niet ongewenst of illegaal en voldoen in beginsel aan de milieuregelgeving. Deze bedrijven zijn omschreven in de 'Lijst specifieke bedrijven' en worden daarmee positief bestemd in dit bestemmingsplan.

Daarnaast zijn er nog diverse functies aanwezig die niet passen binnen de definitie van bedrijf. Deze functies mogen ter plekke blijven bestaan en zijn daarom aangegeven op een aan de regels toegevoegde lijst (Bijlage 4 Lijst overige functies). In het voorliggende plangebied zijn dit perifere detailhandelsvestigingen welke zijn toegestaan tot hun bestaande oppervlakte (voor eventuele uitbreiding is een omgevingsvergunning voor het afwijken noodzakelijk).

Ten aanzien van de verkoop van motorbrandstoffen geldt, dat deze specifiek op de verbeelding is aangegeven. Het betreft consumentenverkoop, welke als een specifieke vorm van detailhandel wordt aangemerkt en als zodanig moet wordt geregeld. Daarbinnen is tevens de verkoop van LPG specifiek geregeld, gelet op de exterrne veiligheidsproblematiek. LPG-verkoop elders is dus niet toegestaan.

Ten aanzien van bedrijven als genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een verbod opgenomen voor nieuwe Bevi-inrichtingen. Hetzelfde geldt voor vuurwerkbedrijven, m.e.r.-plichtige en geluidzoneringsplichtige inrichtingen. Het wel toestaan van een geluidzoneringsplichtige inrichting zou leiden tot de plicht een (nieuwe) geluidszone te bepalen, hetgeen dus niet aan de orde is.

Bestaande Bevi-inrichtingen zijn weergegeven met de aanduiding 'risicovolle inrichting'. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het toelaten van een (nieuwe) Bevi-inrichting. Aan deze wijziging is een aantal voorwaarden verbonden. Zo dient bijvoorbeeld de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico te zijn gelegen binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting of op gronden met de bestemming "Groen", "Verkeer"en/of "Water". Daarnaast dient de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico op de plankaart te worden weergegeven als "veiligheidszone-bevi". Belangrijk is dat er binnen deze veiligheidszone geen toename mag plaatsvinden van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten in deze zone tenzij ze behoren tot de Bevi-inrichting waaraan de veiligheidszone is gerelateerd. Daarnaast mag het gebruik van de gronden niet in die zin worden gewijzigd, dat de aangegeven veiligheidszone wordt vergroot.

Voor het bedrijf Lindegas is relevant, dat de weergegeven veiigheidszone iets ruimer is opgenomen dan de feitelijk aanwezige zone. Doordat zich in deze zone geen kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten mogen bevinden, ontstaat op deze wijze de mogelijkheid om de feitelijke zone te laten fluctueren binnen de aangegeven contouren. Gelet op de de variaties van de groepsrisicocontour van het bedrijf, is het wenselijk gevonden te voorzien in enige bandbreedte.

Op het bedrijfsterrein mogen geen nieuwe bedrijfswoningen worden gerealiseerd. Deze terughoudendheid bestaat vanwege de belemmerende werking die hiervan uit kan gaan richting omringende bedrijven. De rechten van bestaande bedrijfswoningen worden gerespecteerd. De bestaande bedrijfswoningen zijn in beeld gebracht op de 'Lijst bedrijfswoningen'. Van belang is, dat bij eventuele herbouw uitgegaan moet worden van de bestaande situering op het perceel.

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is het wonen in 'burger'woningen toegestaan, alsmede het wonen in bedrijfswoningen (er is geen onderscheid gemaakt naar deze functies). Dit heeft betrekking op de feitelijke situatie ter plekke.

Zelfstandige kantoren zijn eveneens niet toegestaan. Ondergeschikte kantoorruimten die deel uitmaken van de bedrijfsvoering zijn uiteraard wel toegestaan. Van belang is, dat een kantoor niet meer als ondergeschikt kan worden aangemerkt, als de bij het bedrijf behorende kantoorfunctie meer dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak in beslag neemt. Dit volgt uit de begripsbepaling van het begrip 'bedrijf' (zie artikel 1.8).

Detailhandel is uitsluitend mogelijk na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid door het college van burgemeester en wethouders. Dit betreft uitsluitend detailhandel in de categorie PDV en PDV+. De planregels bevatten de criteria waaraan wordt getoetst. Zij zijn afgeleid uit het gemeentelijk beleid zoals weergegeven in de notitie 'Detailhandel op bedrijventerreinen en de Kanaalzone Dieren-Spankeren'. Onder meer dient te worden gemotiveerd dat de betreffende detailhandelsvestiging niet past in de bestaande winkelstructuur en hier ook geen negatief effect op heeft. De afwijkingsbevoegdheid kan niet worden toegepast indien de gronden op de kaart zijn aangegeven met 'veiligheidszone - bevi'. Pas als de veiligheidszone is verwijderd (hiervoor bevat het plan een wijzigingsbevoegdheid) komt deze mogelijkheid in beeld.

Het plan voorziet tevens in een regeling voor internetdetailhandel. Ook hier geldt dat deze vorm van detailhandel uitsluitend mogelijk is na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid door het college van burgemeester en wethouders. Daarbij moet getoetst worden aan de criteria zoals opgenomen in de planregels. Van belang is dat een toonzaalfuncie niet is toegestaan. Ook hier moet worden bezien of er geen mogelijkheden aanwezig zijn binnen de bestaande winkelstructuur. Met name in de toekomst wordt een toename van internetdetailhandel binnen de traditionele (detailhandels)bedrijfsvoering verwacht, vandaar de relevantie van dit criterium.

Ten aanzien van de situering van de gebouwen geldt, dat de gebouwen zich in de aangegeven bouwvlakken moeten bevinden. Per bouwperceel is een bebouwingspercentage van 60 toegestaan, teneinde te vergaande verdichting tegen te gaan. Reeds bestaande grotere percentages worden gerespecteerd en als maximale maat aangemerkt. Eventueel kan een afwijkingsbevoegdheid worden toegepast ter vegroting van het percentage naar maximaal 75, echter dan dient wel te worden voldaan aan de aangegeven criteria. De maximale bouwhoogtes zijn op de verbeelding aangegeven. Verder is opslag vóór de voorste bouwgrens niet toegestaan. Dit ter stimulering van een positieve uitstraling van het terrein. Het gaat daarbij om de naar de openbare weggekeerde bouwgrens (zie de begripsomschrijving van 'voorste bouwgrens'). De maximale kaveloppervlakte is afgestemd op het provinciale beleid hieromtrent, en is bepaald op 0,5 ha. Reeds bestaande grotere oppervlaktes worden gerespecteerd en als maximale maat aangemerkt. Dat betekent dat een grotere kavel eventueel kan worden gesplitst in meerdere kleinere kavels welke echter nog steeds per stuk de maat van 0,5 ha overschrijden. Daarnaast geldt voor de maximale kaveloppervlakte een afwijkingsbevoegdheid voor grotere kavels, als het betreffende bedrijf is gebonden aan de locatie en/of gemeente Rheden én dit noodzakelijk is uit oogpunt van bedrijfsvoering. Aangezien burgemeester en wethouders de afwijkingsbevoegdheid toepassen is dit ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

Ten aanzien van de wegenstructuur geldt, dat alleen de voornaamste wegen specifiek als zodanig zijn bestemd. De verdere situering van de interne wegenstructuur is niet weergegeven op de verbeelding, zodat op dit onderdeel flexibiliteit zal bestaan. Het aanpassen van de wegen voor zover gelegen binnen de bestemming 'bedrijventerrein' past dus binnen de planregels.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Gemengd

Deze bestemming voorziet in een aantal functies welke zijn weergegeven in Bijlage 5 Lijst gemengde voorzieningen. De functies zijn geselecteerd op ruimtelijke uitstraling (buffer tussen woongebied en werkgebied) alsmede op aanvaardbaarheid uit het oogpunt van externe veiligheid in relatie tot het bedrijf Lindegas B.V.

De planregeling is ruim van opzet zodat er flexibiliteit is ten aanzien van de invulling.

Groen

Deze bestemming betreft openbaar groen. Eventuele paden door het groen zijn mogelijk.

Verkeer

Alleen de voornaamste wegen zijn als zodanig bestemd. Dit laat onverlet de mogelijkheid van (meer ondergeschikte) wegen op de als bedrijventerrein bestemde gronden.

Water

Met name relevant is de sluis, die als zodanig is weergegeven. Ten aanzien van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'sluis'zijn geen specifieke bepalingen opgenomen (zoals hoogtebepalingen). Dit wordt namelijk geregeld in artikel 15 Waarde - beschermd dorpsgezicht, gelet op de status van beschermd dorpsgezicht en de bescehrmende werking die daarvan uitgaat.

Wonen

Deze bestemming betreft de bestaande burgerwoningen. Daarnaast is de bestaande woonwagenlocatie geregeld, waarbij is aangesloten op de vigerende planregeling. Verder is bij de aanduiding 'gemengd' de mogelijkheid voor ondergeschikte voorzieningen voor de waterrecreatie opgenomen, inclusief bijbehorend daghoreca. Dit betreft een bestaande situatie.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijbehorende bouwwerken (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden die met 'bijgebouwen'zijn aangeduid. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van 'bijbehorend bouwwerk' zoals neergelegd in artikel 1.27.

Voor de hoofdgebouwen geldt een maximale bouwhoogte en een maximaal aantal bouwlagen, hetgeen op de verbeelding is aangegeven en aansluit op de bestaande situaties.

Voor de bijbehorende bouwwerken geldt een maximale oppervlaktemaat en een maximaal bebouwingspecentage van het bouwperceel. De toegestane oppervlaktemaat is ten opzichte van de voorheen geldende regeling teruggebracht naar 50 m2. Achtergrond hiervan zijn de mogelijkheden voor vergunningsvrije bouwwerken. Per saldo vindt er geen inperking plaats.

Ten aanzien van bestaande afwijkingen in percentages, oppervlaktes, hoogtes en eventuele andere maten kan nog het volgende worden vermeld. Legale afwijkingen van percentages en oppervlaktes worden gerespecteerd én worden als maximale maat aangemerkt. Bij vervanging kan dus een kleiner percentage/een kleinere oppervlakte worden teruggebouwd, waarbij niettemin het generiek toegestane percentage/de generiek toegestane oppervlakte nog wordt overschreden. Dit om te voorkomen dat voor een groot gebouw geen kleiner gebouw kan worden teruggebouwd. Voor andere maten zoals hoogtematen geldt een striktere regeling. Bij vervanging kan óf de bestaande hoogte worden teruggebouwd óf moet worden voldaan aan de generieke hoogteregeling.

Verder is het toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens juridprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.13) De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als Bijlage 6 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan - is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria.

De regeling ten aanzien van erf- en perceelsafscheidingen is afgestemd op de gemeentelijke 'Notitie erf- en perceelsafscheidingen'.


Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, in de bouwverordening voorwaarden zijn gesteld. In een bijlage bij de bouwverordening zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van de bouwverordening bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag.

Waarde - beschermd dorpsgezicht

Deze dubbelbestemming regelt de bescherming van de gronden welke vallen binnen de grenzen van het beschermde dorpsgezicht. Voor de bebouwing geldt, dat wordt uitgegaan van het handhaven van de hoofdvorm. Daarnaast kunnen andere eisen worden egsteld aan de verschijningsvorm en situering van bouwwerken, voorzieningen en materiaalgebruik. Daarnaast is voor het uitvoeren van diverse werken en werkzamheden een omgevingsvergunnig verplicht gesteld.

Waarde - archeologisch aandachtsgebied en Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied

Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden. Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven.

Voor het bouwen over een oppervlakte van meer dan 100 m2 (aandachtsgebied) respectievelijk 250 m2 (onderzoeksgebied) is in principe een onderzoeksrapport nodig is, dan wel andere informatie omtrent de archeologische situatie ter plekke. Voor de toelaatbaarheid van de vergunning is een advies van de archeoloog vereist. Verder kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.

Verder geldt voor diverse werkzaamheden nog een vergunningplicht. Ook hiervoor geldt dat een onderzoeksrapport dan wel andere goedbevonden informatie is vereist ter beoordeling van de toelaatbaarheid. De archeoloog wordt ook hier gehoord zodat het bevoegd gezag zich een goed beeld kan vormen ten aanzien van de toelaatbaarheid van de ingreep. Ook aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden .

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Om discussie te voorkomen is dit expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Rheden op dit gebied.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. Verwezen wordt naar de bouwverordening, omdat er nog geen separate parkeernormen aanwezig zijn.

Algemene aanduidingsregels

Het plan kent twee typen veiligheidszones. Binnen alle zones mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Verder mogen ook deze zones niet worden vergroot/overschreden. Dit betekent dat de zones aan de buitenkant zijn gefixeerd. De zones betreffen een implementatie van het Belsuit externe veiligheid inrichtingen. Evenutueel kunnen de zones via een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wro worden aangepast, mits dit acceptabel is uit oogpunt van externe veiligheid.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsregels

De mogelijkheid bestaat om het plan te wijzigen ten aanzien van een aantal nader genoemde onderdelen. Dit kan door middel van het opstellen van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6 Wro. Het betreft een aan het college van burgemeester en wethouders gedelegeerde bevoegdheid, welke dient te worden toegepast binnen de daarvoor in de planregels aangegeven criteria.

Aan Bijlage 2 Lijst specifieke bedrijven dan wel aan Bijlage 4 Lijst overige functies kunnen bedrijven worden toegevoegd en ook kunnen deze worden verwijderd. Dit om enige flexibiliteit ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van het terrein in te bouwen. Het bepaalde in artikel 4.6 ten aanzien van perifere detailhandel en internetdetailhandel moet daarbij in acht worden genomen.

Verder is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het gebied bij de sluis. Zodoende kan worden ingespeeld op ontwikkelingen voor (kleinschalige) dagrecreatie en kan worden voorzien in aanlegsteigers voor een passantenhaven en voor een tweetal camperplekken.

Overige regels

Van belang is, dat bij verwijzing naar wettelijke regelingen uitgegaan wordt van de regelingen zoals deze ten tijde van de vaststelling van toepassing zijn (toetsing ex tunc). Dit conform vigerende jurisprudentie over dit onderwerp.

Overgangsrecht

Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

5.4 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijkheden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het merendeel van de percelen welke onder dit bestemmingsplan vallen is geen eigendom van de gemeente en wordt conserverend bestemd. Hierdoor zijn er voor deze percelen geen financiële consequenties.

Daarnaast heeft de gemeente Rheden een aantal percelen in eigendom, welke een (boek)waarde hebben op de balans van de gemeentelijke begroting. Hierbij gaat het om de volgende percelen:

  • de locatie Du Commerce. Dit is een stuk bedrijventerrein welke de functie bedrijventerrein behoudt;
  • twee woningen aan de Spankerenseweg. Deze woningen worden als woning bestemd;
  • grond nabij de Dr. De Visserstraat welke bestemd gaat worden als gemengd gebied;
  • grond ten zuiden van De Timp welke een bedrijfsbestemming krijgt;
  • Spankerenseweg 58a. Dit perceel krijgt de bestemming bedrijventerrein, waarbij eveneens perifere detailhandel is toegestaan.

Bovengenoemde percelen zijn door een onafhankelijke taxateur getaxeerd op basis van de bestemming zoals opgenomen in dit bestemmingsplan. Deze getaxeerde waarde is minimaal gelijk aan de waarde waarvoor de genoemde percelen op de balans van de gemeentelijke begroting staan. Hierdoor vormen deze eigendommen geen bedreiging voor de financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Daarnaast is de gemeente eigenaar van een in het bestemmingsplan als bosperceel bestemd terrein aan de Zutphensestraatweg. Dit terrein heeft momenteel een bedrijfsbestemming. De grond heeft echter geen waarde meer op de balans van de gemeentelijke begroting. Hierdoor heeft de bestemmingswijziging van industrie naar bos geen effect op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Daarnaast bezit de gemeente nog de gemeentewerf aan de Meidoornlaan. Op dit terrein worden de bouwmogelijkheden beperkt. Omdat de gemeente zelf eigenaar is van dit terrein heeft dit geen planschade ten gevolg.

Bovengenoemde in acht genomen is het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.

De realisatie van het plan binnen de planperiode is reëel.

Overigens bevat dit bestemmingsplan geen locatie waarvoor op grond van de Wro een grondexploitatieplan behoeft te worden opgesteld.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft overleg plaatsgevonden met de volgende instanties:

a. Provincie Gelderland

b. Waterschap Rijn en IJssel

c. Waterschap Vallei en Veluwe

d. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

e. Prorail

Verder heft informeel overleg plaatsgevonden met:

f. Stadsregio Arnhem Nijmegen.

Ad a. Provincie Gelderland

Opmerkingen

Samengevat merken de provinciale afdelingen het volgende op.

1. Bedrijventerreinen

Bestemmingsplannen moeten passen binnen het Transatlantic marketscenario en binnen de regionale afspraken. Verder dient in de toelichting de ruimtebehoefte zoals aangegeven conform de afspraken in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen te worden gemotiveerd en dient de wijze van implementatie van de SER-ladder voor bedrijventerreinen en kantoren te worden aangegeven in de plantoelichting. De afdelingen constateren dat de ruimtebehoefte conform afspraken omtrent het Regionaal Programma Bedrijventerreinen niet is gemotiveerd en dat genoemd beleid niet goed is verwerkt. Geadviseerd wordt de gevraagde motivering alsnog op te nemen.

Verder zijn zelfstandige kantoorvestigingen op bedrijventerreinen niet wenselijk. Niet duidelijk of aan de Dr. Visserstraat zelfstandige kantoren mogelijk worden gemaakt. Gevraagd wordt dit punt te verduidelijken en geen zelfstandige kantoorvestigingen mogelijk te maken.

2. Detailhandel

Nieuwe detailhandelslocaties mogen niet ten koste gaan van bestaande detailhandel. In de toelichting moet dit worden onderbouwd , waarbij ook aandacht moet worden besteed aan eventuele intergemeentelijke samenwerking.

Grootschalige detailhandelsvestigingen, met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per winkel, zijn alleen binnenstedelijk of perifere toegestaan.

Het plan maakt perifere detailhandel mogelijk tussen 500 m2 bvo en 1000 m2 bvo. Uitgangspunt is dat de aard van de detailhandel niet mag concurreren met het voorzieningencentrum Calluna. De afdelingen kunnen zich vinden in deze uitgangspunten, maar merken het volgende op.

De maximale maat van 1500 m2 per winkel wordt niet overschreden. Echter de totale oppervlakte die het plan aan detailhandel toestaat is vrij fors. Gevraagd wordt de geplande ruimtebehoefte nader te motiveren en daarbij tevens aandacht te besteden aan regionale afstemming.

3. Waardevol landschap

Het plangebied is gelegen in het provinciale Waardevolle landschap Zuidelijke IJsselvallei. Het beleid hiervoor is opgenomen in de structuurvisie, par. 2.12. Hierbij geldt de ja-mits benadering, inhoudende dat bestemmingswijziging is toegestaan als daarmee de kernkwaliteiten worden behouden en versterkt. Geadviseerd wordt dit beleid te verwerken in het plan en de toepassing van de 'ja-mits benadering' te motiveren.

4. Gevraagd wordt de terinzagelegging van het ontwerp opnieuw aan de provincie kenbaar te maken.

Reactie gemeente

ad 1. Bedrijventerreinen

In de toelichting is nadere aandacht besteed aan het Regionaal Programma Bedrijventerreinen en aan de implementatie van de SER-ladder. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en voorziet niet in nieuwe juridisch-planologische ruimte voor bedrijvigheid. Een verdergaande onderbouwing van het Regionaal Programma Bedrijventerreinen en implementatie van de SER-ladder is daarom niet noodzakelijk.

Het terrein aan de Dr. Visserstraat zal worden ingericht als overgangsgebied van wonen naar werken. Er is een gemengde bestemming op gelegd, waar onder meer kleinschalige kantoorvestigingen met een in meerdere of mindere mate creatieve achtergrond zijn toegestaan (vormgeving, architectuur, ontwerp, reclame, wetenschap en techniek). De gronden maken noch in functioneel, noch in fysiek opzicht deel uit van het bedrijfsterrein. Er is gezocht naar een passende invulling van de locatie met als uitgangspunt genoemde bufferfunctie. Daarbij is onder meer nagedacht over de te verwachten belangstelling voor daadwerkelijk invulling van het gebied. Een redelijke bandbreedte ten aanzien van de toelaatbare functies is in die optiek wenselijk.

Het toestaan van genoemde vestigingen aan de Dr. Visserstraat betekent niet dat het uitgangspunt van het weren van zelfstandige kantoorvestigingen op bedrijfsterreinen verlaten wordt. Het gebied maakt immers geen deel uit van het bedrijfsterrein. Het toestaan van genoemde vestigingen wordt om de aangegeven redenen passend en wenselijk gevonden. De toelichting is op dit onderdeel aangevuld.

ad 2. Detailhandel

De toegestane perifere detailhandel is afgestemd op de reeds aanwezige perifere detailhandel in het gebied. Bovendien zijn deze gronden al jaren in gebruik als perifere detailhandelslocaties. Het wordt niet realistisch en niet wenselijk geacht om deze oppervlaktes te beperken. Wel is het zo, dat als er door vertrek van een vestiging ruimte komt voor een nieuwe vestiging, hieraan strikte criteria worden gesteld. Dit kan door de vestiging van een nieuwe vestiging aan een afwijkingsbevoegdheid te koppelen. De criteria zijn in de planregels opgenomen en zijn gericht op het maken van een goede afweging ten opzichte van de belangen van onder meer Calluna.

Een en ander is nader onderbouwd in de gemeentelijke notitie 'Detailhandel op bedrijventerreinen en de Kanaalzone Dieren-Spankeren'.

Verder is nadere afstemming gezocht met de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de Stadsregio niet afwijzend staat ten opzichte van het plan. Hierna onder 'ad f' wordt nadere aandacht besteed aan het overleg met de Stadsregio.

Ad 3. Waardevol landschap

De toelichting is op dit onderdeel aangevuld.

ad 4. De terinzagelegging zal worden kenbaar gemaakt aan de provincie.

In een later stadium, na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, heeft naar aanleiding van ingekomen zienswijzen nog nader overleg plaatsgevonden met de provincie over de toepassing van het provinciaal beleid omtrent de maximale kavelgroottes. Daarbij heeft de provincie nadrukkelijk aangegeven een grotere kavelgrootte dan 0,5 ha voor nieuwe bedrijven/uitbreidingen niet te zullen accepteren, ook niet op bestaande bedrijventerreinen. Wel kan zij akkoord gaan met het aanmerken van reeds bestaande kavelgroottes als maximale kavelgrootte, zodat bestaande kavels niet alleen kunnen worden gehandhaafd maar ook gesplitst in kavels groter dan 0,5 ha. Daarnaast heeft de provincie aangegeven akkoord te gaan met een afwijkingsbevoegdheid voor bedrijven als bedoeld in artikel 4.4.1 Ruimtelijke Verordening Gelderland. Dit houdt in dat een afwijkingsbevoegdheid kan worden toegepast voor ruimere kavelgroottes voor bedrijven indien sprake is van een aan de gemeente Rheden dan wel aan de betreffende locatie gebonden bedrijf waarbij de bedrijfsvoering een ruimere kavelgrootte noodzakelijk maakt. Dit is alsnog in de planregeling verwerkt.

.

ad b. Waterschap Rijn en IJssel

Het Waterschap heeft geen op- en of aanmerkingen op het ontwerpbestemmingsplan en de hierin opgenomen waterparagraaf. De watertoetstabel is volledig opgenomen en de relevante waterthema's zijn voldoende uitgewerkt.

ad c. Waterschap Vallei en Veluwe

Opmerkingen

Het Waterschap wijst op een recente naamswijziging. Ook wijst het erop dat de Keur van toepassing is. Daarnaast zijn gedoogplichten in de Waterwet geregeld. Het Waterschap heeft ter verwerking van haar opmerkingen enkele geringe aanpassingen in de tekst weergegeven. Voor het overige is de waterparagraaf akkoord.

Reactie gemeente

In de tekst is verduidelijkt dat de Keur van toepassing is en dat deze bindend is. Ook is de benaming van het Waterschap aangepast.

ad d. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

Opmerkingen

De veiligheidsregio heeft de risicobronnen en scenario's in beeld gebracht. Risicobronnen zijn het LPG tankstation, Lindegas Benelux B.V., en het transport van gevaarlijke stoffen over de N348, de N786 en de spoorlijn Arnhem-Zutphen.

Worst case scenario's zijn: BLEVE bij LPG tankstation en transport, lekkage gasflessen Lindegas en plasbrand bij transport.

De aspect zelfredzaamheid en mogelijkheden hulpverlening zijn beoordeeld. De aanwezige personen kunnen zichzelf in veiligheid brengen. Het plangebied is gedekt door het sirenenetwerk en er is een NS-Alert mogelijk.

Bij BLEVE zullen de mogelijkheid van de hulpdiensten in het worst-case scenario, zeker in de eerste uren, worden overstegen. Bij plasbrand of lekkage van een giftige stof worden de mogelijkheden voor hulpdiensten naar verwachting niet overstegen.

De Veiligheidsregio concludeert dat planologische, bouwkundige of organisatorische maatregelen niet aan de orde zijn omdat het een conserverend plan betreft.

Reactie gemeente

De toelichting is aangevuld op genoemde onderdelen.

ad e. Prorail

Van Prorail is geen reactie ontvangen.

ad f. Stadsregio Arnhem Nijmegen.

Opmerkingen

Het gebruik van de SER-ladder is goed verwerkt. Voor wat betreft de mogelijkheden voor PDV en PDV+ is opgemerkt, dat de uitzonderingen voor PDV en PDV+ passen binnen het Regionaal Plan, dat nog steeds geldig is. Wel is het goed om te verduidelijken of het gaat om bvo of om vvo.

Tot 1.000 m2 bvo is de regio niet aan de orde. Daarboven is dat wel het geval. In het nieuwe, nog niet vastgesteld beleid wordt uitgegaan van het voorkomen van verdere verspreiding van detailhandel, reden waarom aan gemeenten gevraagd zal gaan worden om op lokale terreinen detailhandel zoveel mogelijk te concentreren. Of en hoe dit gebeurt is echter geen taak van de stadsregio maar van de gemeenten zelf.

Het komt er volgens de stadsregio op neer dat lokale initiatieven mogelijk moeten blijven en structuurverschuivende initiatieven straks regionaal afgestemd moeten worden. Wel wordt straks in het nieuwe RPD ingegaan op hele specifieke branches zoals internetafhaalpunten, boerderijverkoop, outlet etcetera.

Reactie gemeente

De mogelijkheden voor PDV en PDV+ zijn gekoppeld aan het bruto vloeroppervlak. Dit is in de planregels neergelegd.

Verder is in casu sprake van concentratie van detailhandel, conform de bestaande situatie.

Voor zover anticipatie op toekomstig beleid al aan de orde is, is in het voorliggende geval is geen sprake van structuurverschuivende initiatieven. Wel is een regeling opgenomen voor internetverkoop. Gelet op de huidige maatschappelijke ontwikkelingen ziet de gemeente het als een verantwoordelijkheid om hierin regulerend op te treden. De gemeentelijke notitie 'Detailhandel op bedrijventerrein in de Kanaalzone Dieren-Spankeren' is daartoe aangepast en in het bestemmingsplan is een vrij strikte regeling hiervoor opgenomen. Internetdetailhandel is mogelijk, maar niet in combinatie met een toonzaalfunctie en uitsluitend als deze niet binnen de bestaande winkelstructuur pas of is te realiseren.


7.2 Inspraak

Er is een inloopavond georganiseerd inzake het ontwerp van het plan. Inzake het voorontwerp is geen specifieke avond georganiseerd.

7.3 Zienswijzen

De beantwoording van ingediende zienswijzen is als bijlage opgenomen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met het ontwerpbesluit vanaf 7 maart 2013 gedurende 6 wekenvoor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl.


Via www.ruimtelijkeplannen.nl konden ze worden ingezien en worden gedownload. De verbeelding op papier lag tevens ter inzage in het gemeentehuis en in het gemeentelijk informatiecentrum te Dieren.


De beantwoording van de ingediende zienswijzen vindt plaats via een bijlage bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.

19 juni 2013