direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kievitsdel 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0274.bp0141dw-va03

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Renkum heeft besloten de bestemmingsplannen voor een groot deel van de kernen binnen de gemeente te herzien. Aanleiding hiertoe is dat de geldende bestemmingsplannen voor dit gebied gedateerd zijn en er diverse bestemmingsplansystematieken worden gehanteerd. De huidige plannen vormen geen actueel beleidskader meer en zijn gebaseerd op de destijds geldende inzichten voor wat betreft de regelgeving.

Binnen de gemeente Renkum bestaat de wens om de vele huidige geldende plannen te vervangen door enkele nieuwe plannen met één systematiek. Dit komt de rechtsgelijkheid en werkbaarheid ten goede en maakt handhaving beter mogelijk. Het streven is om door middel van een integrale herziening uniformiteit in de regels en wijze van bestemmen aan te brengen. Tevens wordt met de actualisatie voldaan aan de gemeentelijke wens tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen, waarmee voorwaarden worden geschapen voor een betere uitwisseling en raadpleging van bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is hiermee geheel in lijn met de (nieuwe) Wro, die in juli 2008 in werking is getreden.

Het bestemmingsplan “Kievitsdel 2013” is een zogenaamd beheersgericht plan. Dat wil zeggen dat het is gericht op het behouden en beheren van de bestaande ruimtelijke en planologische situatie. Daarnaast zijn plannen, die reeds bestuurlijk en maatschappelijk zijn geaccordeerd en waarover geen discussie meer bestaat, opgenomen. Het betreffen bestemmingsplannen die zijn vastgesteld of bouwplannen waarvoor 'vrijstelling', 'ontheffing' of 'afwijking' is verleend en waarvoor de gehele ruimtelijke-juridische procedure reeds is afgerond.

Het beheersgerichte karakter houdt echter niet in dat voornoemde ruimtelijke situatie voor de komende tien jaar wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet worden voorkomen. Het is namelijk niet zinvol om voor elke wijziging een afzonderlijk bestemmingsplan te maken. Kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden, veelal op perceelsniveau, zoals uitbreiding, zijn dan ook meegenomen in voorliggend beheersgericht bestemmingsplan. Overige nieuwe ontwikkelingen op perceelsoverschrijdend niveau zijn niet meegenomen. Hiervoor wordt zonodig een afzonderlijk bestemmingsplan gemaakt. Eventueel wordt het afzonderlijke bestemmingsplan gedurende de procedure van voorliggend bestemmingsplan alsnog in het plan ingepast.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft de dorpskom van de wijk 'Kievitsdel' van de kern Doorwerth, welke deel uitmaakt van de gemeente Renkum.

Kievitsdel ligt op enige afstand ten westen van de overige bebouwing van de kern van Doorwerth. Bij de bepaling van de begrenzing van het plangebied van het bestemmingsplan 'Kievitsdel 2013' is gekozen om alle samenhangende bebouwing van Kievitsdel met de bijbehorende percelen op te nemen in het plan. Het plangebied van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Kievitsdel' betrof de woningen en percelen ten zuiden van de Utrechtseweg tot en met het terrein van het voormalige Parkhotel De Branding en de W.A. Scholtenlaan in het zuiden. Nu wordt ook de bebouwing ten noorden van de Utrechtseweg opgenomen in dit bestemmingsplan. Hierdoor wordt het plangebied als volgt begrensd: De woningen met bijbehorende percelen aan de Utrechtseweg 433 tot en met 447, inclusief het terrein van Mooiland, in het noorden; De woningen en percelen aan de Baron van Brakellaan, de straten Ridder Robertlaan, Van Aldenburglaan, Van der Molenallee, Lamantripplantsoen en Kabeljauw in het oosten. De W.A. Scholtenlaan in het zuiden en de Schaapsdrift in het westen.

Navolgende afbeelding toont globaal de ligging en de begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0141dw-va03_0001.jpg"

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voorliggend plan herziet (soms gedeeltelijk) de bestemmingsplannen die van kracht zijn in het plangebied alsmede alle partiële herzieningen en wijzigingen. Het betreffen de volgende bestemmingsplannen:

  • 'Kievitsdel', vastgesteld op 24 februari 1999, goedgekeurd op 6 juli 1999;
  • 'Partiële herziening bestemmingsplan 'Kievitsdel'', vastgesteld op 19 juni 2002 en goedgekeurd op 15 augustus 2002;
  • 'Kievitsdel wijziging 2001-1', vastgesteld op 11 september 2002 en goedgekeurd op 21 november 2002;
  • 'Kievitsdel, partiële wijziging 1973-8, 'van der Molenallee - Kabeljauwallee'', vastgesteld 21 november 1973 en goedgekeurd op 28 april 1975;
  • 'Buitengebied 1973' (deels), vastgesteld op 24 juli 1974 en goedgekeurd op 5 november 1975;
  • 'Parapluherziening prostitutie gemeente Renkum' (deels), vastgesteld op 19 juni 2002 en goedgekeurd op 14 januari 2003;
  • 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008' (deels), vastgesteld op 17 december 2008 en (gedeeltelijk) goedgekeurd op 10 juli 2009 -07-2009 bekrachtigd bij uitspraak van de Raad van State van 24 november 2010.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. Op de verbeelding zijn de onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de regels vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de beschrijving van het plangebied. Hierin wordt de ruimtelijke karakteristiek van het plangebied besproken. Tevens wordt ingegaan op de manier waarop het beheer van het plangebied is voorzien en de planologische afwegingen die hieraan ten grondslag liggen. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. In Hoofdstuk 4 komt de haalbaarheid van het plan aan de orde. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten, waaronder milieu en archeologie, wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom het beheergedeelte van voorliggend bestemmingplan kan worden uitgevoerd. In hoofdstuk 5 is de wijze van bestemmen aangegeven. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op de procedures, die voorliggend bestemmingsplan doorloopt.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Voorliggend plan heeft een beheersgericht karakter. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe dit beheer er voor de diverse functies uitziet en wat de reden voor dit beheer is. Hiertoe wordt in paragraaf 2.2 de historische ontwikkeling van het plangebied beschreven. In paragraaf 2.3 wordt de ruimtelijke structuur beschreven en in paragraaf 2.4 wordt aangegeven welke functies zich binnen het plangebied bevinden. Hier wordt ook kort ingegaan de gekozen bestemming voor deze functies en de planologische gedachte achter de bestemmingssystematiek.

2.2 Historie plangebied

Kievitsdel is een wijk van Doorwerth. De wijk ligt solitair en op enige afstand van de rest van Doorwerth. Doorwerth (waaronder Kievitsdel) is pas vanaf begin van de 20e eeuw ontwikkeld.

Tot ongeveer 1930 was het gebied een bosgebied behorend bij Kasteel Doorwerth. De Kabeljauwallee werd als sierlijke laan, inclusief 4 rondelen, in de periode 1715-1730 aangelegd door de eigenaren van Kasteel Doorwerth. Het deel van de W.A. Scholtenlaan ten westen van de Kabeljauwallee heette toen nog Koninginnelaan en werd eveneens als laan beplant. De W.A. Scholtenlaan is van oudsher de doorgaande weg tussen Heelsum (langs de kerk) naar Oosterbeek. De Kabeljauwallee liep vanaf het buurtschap De Zalmen bij Kasteel Doorwerth naar de watermolen De Kabeljauw aan de Heelsumse Beek. Een andere weg die al bestond voor 1832 is de Schaapsdrift, die thans parallel ligt aan de provinciale weg de N225. De doorgaande Utrechtseweg over de hogere gronden van Heelsum en Oosterbeek is omstreeks 1920 verhard en aangeplant met laanbomen. Vanaf 1885-1887 reed een tramdienst over de Utrechtseweg vanaf Wageningen naar Arnhem. Een zijspoor vanaf Kievitsdel naar Heveadorp werd vanaf 1924 door middel van een electrische tram geëxploiteerd. Deze volgde het trace van de Van de Molenallee.

Vanaf 1920 werden verspreid huizen langs de Utrechtseweg gebouwd, zoals de thans verdwenen villa 'Kievitsdel' of 'Hoog Doorwerth' en de uitspanning 'Kievitsdel' op de kruising met de Van der Molenallee.

Rond 1925 begon bouwwmaatschappij Cardanus diverse villa's in het 'Park Doorwerth' te bouwen. De centrale ligging in Nederland, het natuurschoon, de rust en de ontsluitingen dragen bij een een aantrekkelijk woonklimaat. Voor een aantal voorzieningen zoals scholen en kerken waren de eerste bewoners van 'Park Doorwerth vooralsnog op Doorwerth aangewezen. Hierin kwam verandering toen de bouwmaatschappij in 1934 zowel aan de katholieke als de gereformeerde kerk een stuk grond in Doorwerth schonk om een kerk te kunnen bouwen. Daarnaast werd ook het openlucht zwembad (golfslagbad) De Branding aangelegd. Rond 1950 wordt daar vanwege het toeristische succes een hotel en restaurant aan toegevoegd. Medio 1982 moet het de deuren sluiten waarna het jaren later onder de vlag van Golden Tulip een doorstart kreeg.

In 1936 opent het Doorgezinde tehuis Mooi-land aan de Utrechtseweg haar deuren. Voor circa 1955 worden verschillende nieuwe wegen aangelegd. Bij de Branding komt de Badlaan. De W.A. Scholtenlaan wordt doorgetrokken in noordoostelijke richting tot in Doorwerth, waar op het kruispunt van de Italiaanse weg en de Van der Molenallee een kleine dorpskern rond de katholieke kerk ontstaat.

In de naoorlogse jaren verschijnen er meer villa's in het gebied. In vergelijking met de kavels, die in de latere perioden worden uitgegeven, zijn de kavels uit deze periode ruimer van maat. In 1957 wordt bestemmingsplan 'Kievitsdel' vastgesteld (toen nog een 'uitbreidingsplan' op grond van de Woningwet 1901), dat de voortzetting van villabouw in Kievitsdel mogelijk maakt. Rond die periode wordt aan de Utrechtseweg, binnen de de rechthoek van Van Aldenburglaan, Ridder Robbertlaan en Baron van Brakellaan een aantal percelen uitgegeven en bebouwd, met een 'hofvormige' lus ter ontsluiting vanaf de Utrechtseweg. Ook aan de driehoek Kabeljauwallee, Utrechtseweg en Van der Molenallee komt bebouwing. Het bos wordt verder doorsneden door wegen als de Baron van Brakellaan waar uiteindelijk amper bebouwing aan zou komen te staan.

In 1965 wordt in de omgeving van de Kennedylaan het 'Plan Internationaal' gerealiseerd. Hiervoor werden de Kennedylaan en de Bernadottelaan aangelegd. Dit was een door het bouwfonds georganiseerde expositie van woningen uit diverse landen. Na dit architectuurfestijn zijn de woningen daadwerkelijk bewoond.

In de jaren '60 en '70 van de 20e eeuw werd naast het plangebied 'Plan Internationaal' het gebied tussen de Van der Molenallee en Van Aldenburglaan bebouwd, met de aanleg van de tussenwegen Baron van Pallandtlaan en de Van Rappartlaan. Omstreeks 1980 wordt het Laman Tripplantsoen gebouwd.

Tegelijk met de aanleg van de A50 (destijds Rijksweg 50 genoemd) medio 1975 wordt de provinciale weg N225 aangelegd, parallel aan de Schaapsdrift en aansluitend op de Utrechtseweg bij uitspanning Kievitsdel. De W.A. Scholtenlaan, tot dan toe Koninginnelaan geheten, wordt daarbij afgesneden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0141dw-va03_0002.png"

Duiding van verschillende fasen in het plangebied: voor 1930 (roodbruin), 1930-1955 (geel) en na 1955 (groen). Ondergrond: topografische kaart 1995. (Bron: watwaswaar.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0141dw-va03_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0141dw-va03_0004.jpg"

2.3 Ruimtelijke structuur

2.3.1 Bebouwingsstructuur

Het plangebied omvat circa 220 woningen, één restaurant, één hotel en één ander horecapand. De wijk Kievitsdel is in een relatief korte periode gebouwd. Daarom is er geen groot verschil te herkennen in de buurten.

Kievitsdel kan worden gekenschetst als een park met daarin verspreid liggende villa's. Vanaf de wegen is relatief weinig bebouwing te zien. Door de ruime opzet en het ontbreken van centrum-voorzieningen is er geen dorpskern. Beeldbepalend zijn het bos, de laanbeplanting, de pluriforme villa's op brede percelen en grote voortuinen.

De eerste villa's stammen uit het begin van de 20e eeuw en zijn duidelijk ruimer gesitueerd dan de latere villa's uit de jaren '60 en de jongste uit de jaren '70. de eerste villa's zijn met name te vinden langs de Utrechtseweg, Kabeljauwallee en Van der Molenallee. De perceelsbreedte varieert van 30 tot 60 meter. De latere bebouwing is met name in het binnengebied gerealiseerd tussen genoemde wegen in een dichtere verkaveling. De perceelsbreedte varieert (op een enkele uitzondering na) van 10 tot 30 meter.

Op de hoek van de Utrechtseweg en de Van der Molenallee staat het karakteristieke pand van het restaurant Kievitsdel. Dit pand markeert niet alleen het kruispunt van interlokale wegen, maar ook de toegang tot de buurt Kievitsdel. De Van der Molenallee is de hoofdontsluiting van het plangebied en tevens de doorgaande weg richting Doorwerth. De weg doorsnijdt het plangebied.

De bebouwing van de buitenste schil van Kievitsdel (Utrechtseweg, Van der Molenallee, Kabeljauwallee en Schaapsdrift) heeft een statige uitstraling. De percelen zijn gemiddeld drie keer zo breed als de gebouwde woningen en de voortuinen zijn diep. Een belangrijk deel van deze bebouwing is als bungalow gerealiseerd. Echter de opeenvolgende bestemmingsplannen, en dus ook het voorliggende bestemmingsplan, boden wel de mogelijkheid om hogere woningen te bouwen. Hier en daar in Kievitsdel worden de oude(re) 1-laagse bungalows vervangen door woningen van twee lagen met een kap. Door de vele bomen in de (voor)tuinen vormt de genoemde 'buitenste schil' van Kievitsdel een geleidelijke overgang naar het bos van de directe omgeving (vaak gelegen aan de andere zijde van de straat), het bos dat zo kenmerkend is voor dit gebied.

Het binnengebied van Kievitsdel wordt gekenmerkt door overwegend lage bebouwing. In het noordelijk deel van Kievitsdel zijn dit overwegend vrijstaande woningen. De opeenvolgende bestemmingsplannen, en dus ook het voorliggende bestemmingsplan, laten ter plaatse van de woningen aan de Van Rappartlaan, Baron van Pallandtlaan en een deel van de Ridder Robbertlaan alleen woningen van 1-bouwlaag toe. Aan de zuidzijde van de Van der Molenallee komen naast de vrijstaande woningen ook twee-onder-één-kap woningen voor. Deze woonbuurt aan de Kennedylaan en de Bernadottelaan is eind jaren '60 als 'expositie' gerealiseerd onder de naam 'Plan Internationaal'. Deze expositie bestond uit vrijstaande, dubbele en geschakelde woningen. Elke woning was gebouwd en ingericht in de stijl van één van de twaalf deelnemende landen. De woningen hebben net als de overige woningen in Kievitsdel een groot voorerf, maar daarentegen een relatief klein achtererf. Tussen de kavels liggen diverse groenstroken. Zowel in de tuinen als in de groenstroken staan veel bomen, wat de buurt het karakter geeft van wonen in het bos.

Binnen Kievitsdel is de bijzondere architectuur van de woningen aan het Laman Tripplantsoen opvallend. De bebouwing bestaat uit 19 atriumwoningen, welke zijn geschakeld en liggen te midden van het oorspronkelijke bos.

Het terrein Golden Tulip, voorheen De Branding, is eveneens omzoomd door bos. Het omvat naast een grote vijver (het voormalige golfslagbad) ook een hotel, restaurant, congrescentrum en sportfaciliteiten. Het complex is ontwikkeld in de begin jaren '30 onder de naam 'Natuurbad Doorwerth'.

2.3.2 Groenstructuur

Kenmerkend voor Kievitsdel zijn de brede straten/wegen/lanen met daarlangs vaak (brede) groenstroken. In het zuiden van Kievitsdel zijn ook grotere percelen met openbaar groen gelegen tussen de woningen. Daarnaast worden de lanen begeleid door bomenrijen (laanbomen) die veelal vanuit de (bos)omgeving de wijk inlopen. De wijk wordt omgeven door bossen. Vaak is er een scherpe scheiding tussen bebouwing en het bos, waarbij de straat de overgang vormt doordat slechts aan één zijde is bebouwd.

2.3.3 Verkeersstructuur

De Utrechtseweg en de Van der Molenallee vormen samen de hoofdontsluiting van Kievitsdel. Deze ontsluiting is met name oost-west gericht. Secundaire ontsluitingswegen betreffen de Schaapsdrift, de Kabeljauw (in het zuiden) en de W.A. Scholtenlaan. De overige wegen kunnen worden gezien als woonstraten of lussen aan deze hoofdontsluiting. De wegen (lanen) in Kievitsdel kenmerken zich door hun brede opzet met daarnaast vaak groene bermen met laanbomen.

2.4 Functionele structuur

2.4.1 Wonen

De woonfunctie is de belangrijkste functie in de kern. De woningvoorraad bestaat uit vrijstaande woningen, dubbele of geschakelde woningen en enkele rijwoningen. De wijk Kievitsdel bestaat voornamelijk uit vrijstaande woningen die overal in Kievitsdel voorkomen. Dubbele of geschakelde woningen komen met name in het zuidelijke deel van Kievitsdel voor. De rijwoningen liggen aan het Laman Tripplantsoen.

De woningen bestaan uit lage woningen met hier en daar meerlaagse woningen (2 bouwlagen) met kap. Het voormalig bestemmingsplan biedt echter de mogelijkheid om in grote delen van Kievitsdel woningen op te richten van maximaal 2 bouwlagen met kap. Deze bouwrechten worden in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd.

Het bestemmingsplan is erop gericht de bestaande woningen te behouden. Wijziging van de woonfunctie in een andere functie is daarom niet toegestaan. Als gevolg van het beheersgerichte karakter van het bestemmingsplan wordt evenmin voorzien in toevoeging van nieuwe woningen. Wel mogen bestaande woningen worden uitgebreid of veranderd binnen stedenbouwkundig aanvaardbare grenzen.

Binnen het plangebied is onderscheid gemaakt in de bestemmingen Wonen en Tuin, waarbij de bestemming Wonen meer toestaat op het gebied van bebouwing en de bestemming Tuin meestal is toegekend aan de voortuinen van de woningen.

Aan-huis-verbonden-beroepen

Bij de woonfunctie is er bewust voor gekozen om zogenaamde “aan-huis-verbonden-beroepen” mogelijk te maken. Dit komt tegemoet aan de wens van vele mensen om op kleine schaal een aan huis voor zichzelf te beginnen. Dergelijke aan huis verbonden beroepen zijn niet milieuhinderlijk voor de omgeving. Het enige effect is een bezoeker die naar de bouwkundig adviseur gaat (of de notaris, de pedicure, de huisarts). Dit extra verkeer valt weg tegen het overige verkeer dat een woonwijk of –buurt kent. Belangrijk is wel dat het ondergeschikt is aan de woonfunctie. Een woning is in de eerste plaats een woning. Het is daarom van belang dat het kleinschalig is en blijft. Dit houdt in dat de bewoner van de woning de beroepsuitoefenaar is. De mogelijkheid voor aan huis verbonden beroepen zorgt ook voor wat levendigheid in de wijk en het straatbeeld, en dat is gewenst. Grootse reclameborden of neonreclame en andere opvallende uitingen ten behoeve van het beroep dat wordt uitgeoefend zijn uiteraard niet toegestaan.

In Kievitsdel zijn op dit moment enkele locaties aanwezig met een aan-huis-verbonden-bedrijf waarbij naast de bewoner van het pand ook andere personen/werknemers werkzaam (mogen) zijn. Deze zijn met een aanduiding aangegeven. Om een aan-huis-verbonden bedrijf in de toekomst toe te kunnen staan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een aan-huis-verbonden-bedrijf toe te kunnen staan.

Zorg en wonen

Er is een duidelijke trend aanwezig om zorgbehoevenden in een gewone woonomgeving te laten wonen. De hulpvraag kan voortkomen vanuit fysieke, psychische en/of sociale achtergrond. Hoe de zorgbehoefte hierbij binnen de woning ingevuld wordt kan divers zijn. Soms is de hulp tijdelijk noodzakelijk en soms permanent, soms intensief en soms extensief. Dit valt allemaal onder mantelzorg en onder de bestemming “wonen”. Omdat mantelzorg soms ook om extra ruimte vraagt, is in dit plan een afwijkingsmogelijkheid opgenomen dat binnen het bouwvlak zorgwoningen zijn toegestaan, in plaats van een bestaande woning. Ook is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een zorgwoning, kamerbewoning, bed & breakfast en een zogenaamde twee- of driegeneratiewoning toe te kunnen staan.

2.4.2 Maatschappelijke voorzieningen

In het plangebied is één terrein waar een maatschappelijke functie is gevestigd dan wel planologisch is toegestaan. Het het betreft het terrein Mooiland aan de Utrechtseweg 425. Het bestaande gebouw is voorzien van een passende bestemming en voorzien van iets strakkere bouwgrenzen dan in het voorheen geldende bestemmingsplan. Wel is het te bebouwen oppervlak gelijk gebleven.

2.4.3 Horeca

In het plangebied bevinden zich meerdere horecabedrijven, te weten restaurant Kievitsdel aan de Utrechtseweg 454, het Golden Tulip hotel Doorwerth (voorheen De Branding) aan de Kabeljauwallee 35 en het horecapand aan de Schaapsdrift (het paviljoen). De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd.

2.4.4 Bedrijf

In het plangebied bevinden zich meerdere nutsvoorziening. Alleen de nutsvoorzieningen die niet vergunningvrij zijn op te richten zijn specifiek bestemd, zoals op het terrein van Mooiland aan de Utrechtseweg 425 en tussen de percelen aan de Kennedylaan 1 en Van der Molenallee 60. Nutsvoorzieningen vallen onder de bestemming Bedrijf en zijn voorzien van een aanduiding.

2.4.5 Verkeer

De bestaande wegenstructuur is in het bestemmingsplan vastgelegd. Ten aanzien van de inrichting van wegen, voet- en fietspaden met bijbehorende bermen, snippergroen en uitritten biedt het bestemmingsplan een grote mate aan flexibiliteit. Wegen zijn inclusief genoemde bijbehorende voorzieningen globaal als Verkeer bestemd. Dit is gedaan om aan de praktijk van alle dag tegemoet te komen. De inrichting van de openbare ruimte wil namelijk nog wel eens veranderen. De loop van een wandelpad, de aanpassing van een bocht in een weg en het verleggen van een groenstrook zal binnen de plantermijn op meerdere locaties kunnen voorkomen. Dit plan voorziet in de mogelijkheid voor die aanpassingen. De grens van deze bestemming is zoveel mogelijk gelijk gelegd aan de kadastrale grenzen.

2.4.6 Groen

Binnen de bebouwde kom en soms aan de rand van de bebouwde kom bevinden zich groengebieden, voornamelijk in de vorm van kleine parken, vooral bermen en grasland met soms enkele bomen. Deze groengebieden staan ten dienste aan de omliggende woon- en verkeersfuncties. De grens van deze bestemming is zoveel mogelijk gelijk gelegd aan de kadastrale grenzen. Gebouwen zijn in deze groengebieden niet gewenst.

2.4.7 Bos

Binnen het plangebied bevinden zich delen van de Veluwe, waarvoor een hoog beschermingsniveau geldt. Bebouwing is in deze bossen niet aanwezig en, gezien de functie als bosgebied, ongewenst. Alleen bouwwerken zoals terreinomheiningen kunnen binnen deze functie gebouwd worden. Het bosgebied vervult eveneens een recreatieve en waterhuishoudkundige functie.

2.4.8 Natuur

Binnen het plangebied, in het noordwesten, bevinden zich enkele delen van percelen welke een natuurfunctie hebben. Bebouwing is in dit gebied niet aanwezig en, gezien de functie, ongewenst. Alleen bouwwerken zoals terreinomheiningen kunnen binnen deze functie gebouwd worden.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een weergave van het relevante beleid op rijks-, provinciaal - , regionaal en gemeentelijk niveau gegeven. Aangegeven wordt hoe het plan zich verhoudt tot de diverse beleidskaders.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig gebleken omdat de verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit gedateerd zijn door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.

De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie vervangt daarvoor de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.

In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).

De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen en 13 nationale belangen zijn:

  • 1. Concurrerend = Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economisch structuur van Nederland. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
  • Nationaal belang 1: een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • Nationaal belang 2: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • Nationaal belang 3: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Nationaal belang 4: Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 2. Bereikbaar = Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
  • Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor- en vaarweg;
  • Nationaal belang 7: Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor- en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • 3. Leefbaar & veilig = Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn:
  • Nationaal belang 8: Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • Nationaal belang 9: Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • Nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • Nationaal belang 12: Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;

De rijksverantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening is zonder hoofddoelstelling, als afzonderlijk belang opgenomen:

  • Nationaal belang 13: Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Het plangebied ligt niet in een omgeving waarin opgaven van nationaal belang spelen.

Conclusie

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn nationale belangen opgenomen die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is van beperkte betekenis voor onderhavig bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft geen nationaal belang. Bovendien is het bestemmingsplan conserverend van aard.

Dit bestemmingsplan staat de geformuleerde doelstellingen niet in de weg, past daarmee binnen het beleid van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Op 30 december 2011 is het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Voor één onderwerp geregeld in dit besluit, voorziet het besluit niet in de (definitieve) begrenzing. Dit betreft de EHS. Ten aanzien van deze begrenzing is bepaald dat de provincies die grenzen (nader) bepalen.

Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere pkb's en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen kunnen na vaststelling van de structuurvisie de procedure volgen en vervolgens in werking treden.

Het betreft de volgende onderdelen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie, en
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

De regels betreffende de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde kunnen overigens pas in werking treden, zodra de hiervoor bedoelde Spoedwet Wro in werking treedt (afhankelijk van de parlementaire behandeling).

Op 1 oktober 2012 is het besluit aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • rijksvaarwegen;
  • Maastakken (ruimte voor rivierverruiming);
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en is niet in strijd met het Barro.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Streekplan Gelderland 2005

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. In het streekplan Gelderland 2005 is het plangebied aangewezen als multifunctioneel gebied: specifiek aangeduid als bebouwd gebied 2000. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en 'stedelijke uitbreiding'. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
  • door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland;
  • intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen;
  • optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte).


De provincie acht het bovendien van belang dat bij uitbreiding of herstructurering / transformatie van stedelijk gebied voldoende ruimte wordt gereserveerd voor voorzieningen, speelruimte en ontmoetingsmogelijkheden.


Het Gelders kwalitatief woonbeleid richt zich zowel op bestaand bebouwd gebied (herstructurering, transformatie) als op nieuw stedelijk gebied (uitbreiding). Een belangrijk ruimtelijk beleidsaccent is het aanbod aan woningen en woonmilieus dat beter moet aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus 'centrum stedelijk' en 'landelijk wonen'. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van de herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.


De provincie wil voorzien in voldoende ruimtelijke reservering voor de behoefte aan stedelijke functies. Gemeentelijke visies voor wonen en werken kunnen hiervoor mede als basis dienen.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en past binnen het provinciaal beleid dat zich hoofdzakelijk richt op het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.

3.3.2 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3)

Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 12 januari 2010 het nieuwe Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3) vastgesteld. De provincie, de woningcorporaties, de gemeenten en de regio's in Gelderland hebben met elkaar afspraken gemaakt over de woningvoorraad voor de komende tien jaar. De partijen willen ervoor zorgen dat het woningaanbod in iedere regio van Gelderland ook in de toekomst goed aansluit bij de behoefte van de inwoners. In het programma zijn de afspraken vastgelegd. Deze afspraken zijn tot stand gekomen door een goede en intensieve samenwerking met de regio's, de gemeenten en de woningcorporaties.


Om het woningaanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag is in het KWP3 rekening gehouden met de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw en in de woningmarkt. In de praktijk betekent dit dat voornamelijk goedkopere woningen moeten worden gebouwd, bij voorkeur op binnenstedelijke locaties. Bouwen op grote nieuwbouwlocaties buiten de stad of het dorp (zoals Vinexlocaties) is steeds minder nodig. In het Kwalitatief Woonprogramma gaat het nadrukkelijk niet alleen om de aantallen te bouwen woningen. Er is bij de inwoners een grote behoefte aan goedkopere woningen. Daarom zijn ook afspraken gemaakt over de aantallen betaalbare woningen. Er wordt bovendien rekening gehouden met een steeds groter wordende groep ouderen die het liefst zelfstandig wil blijven wonen. Verder zijn afspraken over de verhouding koop-huur. Voor het eerst zijn in het KWP3 afspraken gemaakt over de aantallen te bouwen woningen voor de komende drie jaar.


Dit heeft te maken met de grote problemen waar de bouw op dit moment mee kampt. De provincie biedt de gemeenten ondersteuning in het maken van die keuzes, om met het oog op morgen te kunnen blijven bouwen. In deze tijd van recessie moeten gemeenten immers keuzes maken en prioriteiten stellen. Het is een onmogelijke opgave om alle bouwplannen uit te kunnen voeren.


De gemeente Renkum valt onder de regio Arnhem-Nijmegen. Woningbouwplannen dienen zich te conformeren met het opgestelde afsprakenkader. De provincie, de gemeenten en de woningcorporaties hebben de afspraak gemaakt dat in de periode 2010 - 2019 in de regio 36.600 woningen netto worden toegevoegd.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en is daarom niet in strijd met het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019.

3.3.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland

De Ruimtelijke Verordening Gelderland is vastgesteld door Provinciale Staten op 15 december 2010 en op 2 maart 2011 in werking getreden. Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.

De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen/ -parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater ten behoeve van drinkwatervoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • waardevol open gebied;
  • nationaal landschap.

Een derde herziening van de Ruimtelijke Verordening is in procedure. Doel van deze herziening is de ruimtelijke ontwikkeling van een tweetal initiatieven in de ecologische hoofdstructuur (EHS) mogelijk maken. Het gaat om het terrein van het Sauna Drôme in Putten en om het terrein van Werven in Oldebroek. Hierbij worden correcties doorgevoerd in de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur.

Verstedelijking

Voor onderhavig plangebied is het thema verstedelijking van belang. In de verordening wordt het beleid van bundeling en intensivering vastgelegd door voorschriften te geven die bepalen dat de nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel binnen het bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour en zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones wonen en werken plaatsvindt.


In de navolgende afbeelding is een uitsnede van de Kaart Verstedelijking van de Ruimtelijke Verordening Gelderland weergegeven. Kievitsdel ligt binnen het 'overig bebouwd gebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0141dw-va03_0005.jpg"

EHS

Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur, wat bijdraagt aan een prettige leef- en werkomgeving. De provincie doet dit door het realiseren van een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, natuurrijke cultuurlandschappen en verbindingszones door bescherming, instandhouding en ontwikkeling. Tevens beschermt de provincie de kwaliteit en kwantiteit van natuurterreinen. Binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

In de navolgende afbeelding is een uitsnede van de Kaart Ecologische Hoofdstructuur 2009 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland weergegeven. Slechts enkele woningen met percelen, voornamelijk in het noordwesten van het plangebied, liggen binnen de EHS. Alleen de bestaande planologische bouw- en gebruiksrechten zijn opgenomen en gezien de consoliderende aard van het bestemmingsplan, worden geen negatieve effecten op de EHS en eventueel voorkomende beschermde soorten verwacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0141dw-va03_0006.jpg"

Conclusie

Het plangebied valt onder het 'overig bebouwd gebied' en voor een klein deel binnen de EHS natuur. Gezien het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, kan gesteld worden dat het niet in strijd is met de Ruimtelijke Verordening van Gelderland.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionaal Plan 2005-2020 Stadsregio Arnhem Nijmegen

De Stadsregio Arnhem Nijmegen legt in dit plan de gemeenschappelijke beleidsambities vast voor de ontwikkeling van de regio. De Stadsregio zet met dit plan in op het verbeteren van de bestaande kwaliteiten in stad en land boven nieuw ruimtebeslag. Er worden vier doelstellingen onderscheiden:

  • versterken van het economisch vestigingsklimaat;
  • verbetering van de bereikbaarheid;
  • vergroten van de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het landelijk gebied voor de natuur en voor de recreatie;
  • verbeteren van de kwaliteit van het wonen in stad, dorp en landelijk gebied, waarbij de relatie met landschap, bereikbaarheid en voorzieningen kwaliteitsfactoren zijn.

De stadsregio zet met dit plan in op het verbeteren van de bestaande kwaliteiten in stad en land boven nieuw ruimtebeslag. Doelstelling van de regiovisie voor wonen is het voor iedere (toekomstige) inwoner van de stadsregio een juiste woning beschikbaar hebben met betrekking tot prijs, eigendomssituatie, aard & type en locatie. Voor de periode 2010 – 2015 is vooralsnog een opgave van circa 15.500 woningen opgenomen. Binnen de 'Contour woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. De programmering van de woningbouw dient plaats te vinden met in achtneming van de in de per gemeenten vastgestelde kwalitatieve afspraken en inspanningsverplichtingen in de Concessies Wonen.

DUBO-convenant

Duurzaam bouwen houdt in dat op zodanige wijze wordt gebouwd en het beheren van gebouwen en gebouwde omgeving dat de schade aan het milieu in alle fasen, schaalniveaus en sectoren van het bouwproces zoveel mogelijk beperkt wordt. De fasen van het bouwproces omvatten de levensloop: van ontwerp tot en met sloop van het gebouwde. Bij schaalniveaus gaat het om locatiekeuze tot en met inrichting van gebouwen. De verschillende sectoren omvatten woningbouw, utiliteitsbouw en grond-, weg- en waterbouw. Vanuit de Stadsregio (2000) is een convenant gesloten tussen gemeenten, waterschappen en diverse organisaties ten behoeve van het duurzaam bouwen (DUBO). Er zal gebouwd worden volgens het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw/ Woningbouw/ Nieuwbouw en volgens het pakket Duurzame Stedenbouw uit het convenant. Onderhavig plan sluit aan op de randvoorwaarden, zoals deze gesteld zijn in het convenant.

Conclusie

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en past binnen het regionaal beleid van het Regionaal Plan 2005-2020. De gemeente Renkum zorgt gemeentebreed voor het behalen van bovengenoemde normen. Daarnaast wordt aangesloten op de eisen die volgen uit het DUBO-convenant.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Woonvisie 2010-2014

In de woonvisie 2010-2014 verwoordt de gemeente Renkum haar doelen en ambities op gebied van wonen. Deze woonvisie is een vervolg op de woonvisie 2005-2009. De woonvisie 2005-2009 is geëvalueerd. Daarnaast is voor het actualiseren van de woonvisie een werkbijeenkomst georganiseerd. Het resultaat van de werkbijeenkomst en de evaluatie is vastgelegd in de nota Rode Draad. De Rode Draad vormde het vertrek voor de woonvisie 2010-2014. In de woonvisie 2010-2014 staan de volgende vier thema's centraal:

  • 1. Kwaliteitsscenario en herstructurering bestaande woningvoorraad;
  • 2. Evenwichtige bevolkingopbouw;
  • 3. Duurzame en levensloopgeschikte woningen;
  • 4. Wonen met zorg;

De woonvisie 2010-2014 geeft de gewenste ontwikkeling van het wonen in de gemeente Renkum in hoofdlijnen weer. In de woonvisie heeft de gemeente aangegeven hoe zij vorm wil geven aan haar rol (de regie): hoe gaat de gemeente zich inzetten om het woonbeleid te realiseren, hoe wordt de samenwerking met andere partijen georganiseerd en hoe wordt gemonitord. Voor het uitvoeren van het beleid is dan ook een uitvoeringsprogramma opgezet.

Conclusie

Het bestemmingsplan is een consoliderend plan en is niet in strijd met de uitgangspunten uit de woonvisie. In voorliggend plan zijn geen mogelijkheden voor nieuwbouw opgenomen.

Ten slotte staat dit bestemmingsplan ook het gestelde in de Ruimtelijke Visie niet in de weg aangezien het plan gericht is op beheer van de bestaande situatie.

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan past binnen het gemeentelijke beleid.

3.5.2 Ruimtelijke Visie

Op 22 september 2011 heeft het College van Burgemeester en wethouders de Ruimtelijke Visie Renkum (ver)bindt 2025 vastgesteld. De visie geeft inzicht in de ontwikkelingen op het gehele grondgebied van de gemeente (fysiek-ruimtelijk) in de komende 15 jaar. Ten behoeve van onderhavig plangebied zijn in de visie geen concrete ontwikkelingen aangegeven. Wel geldt een aantal algemene aspecten zoals het verhogen van de kwaliteit van dorpsentrees en toegangswegen, het vergroten van de toegankelijkheid van het bosgebied en het streven naar een sterkere visuele relatie met het buitengebied.

Voorop staat echter dat Kievitsdel in hoofdzaak een woonwijk blijft en dat de inwoners blijven aangewezen op voorzieningen in de andere dorpen.

Conclusie

Het bestemmingsplan is een consoliderend plan en is niet in strijd met de uitgangspunten uit de Ruimtelijke Visie. In voorliggend plan zijn geen mogelijkheden voor nieuwbouw opgenomen en is gericht op beheer van de bestaande situatie.

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan past binnen het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Bodem

In het kader van dit bestemmingsplan is geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Het bestemmingsplan staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toe, maar legt de bestaande situatie vast.

Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, welke binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zorggedragen voor een goede bodemkwaliteit.

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

4.2 Lucht

Op 15 november 2007 is de 'Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)' in werking getreden. Vanaf dat moment zijn in de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Nieuw zijn het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet langer te worden getoetst aan de grenswaarden. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.

Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is en er in principe geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd, kan worden gesteld dat het milieuaspect 'lucht' geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.3 Geluid

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat, is geen akoestisch onderzoek verricht.

In het geval van bestaande situaties waar geen nieuwe functies zijn voorzien, wordt de geluidsbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het Bouwbesluit. Indien derhalve een bestaande woning of een ander geluidsgevoelig object een uitbreiding wenst te realiseren, dan wordt via de omgevingsvergunning voor het bouwen in een aanvaardbaar binnenniveau van het geluid voorzien.

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat vormt het milieuaspect 'geluid' geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.4 Milieuzonering

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met plan mogelijk worden gemaakt en mogen omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast.

Voorliggend bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter en maakt geen nieuwe bedrijven en/of milieuhindergevoelige functies mogelijk. Het plan heeft dan ook geen nieuwe belemmeringen op het gebied van bedrijvigheid tot gevolg. Op basis van het beheersgerichte karakter wordt de bestaande situatie vastgelegd en voorzien van een ruimtelijk-juridisch kader en daarmee integraal beheerst. Hierdoor komt het voor dat bedrijven en woningen die (van oudsher) vlak bij elkaar zijn gelegen overeenkomstig zijn bestemd, ondanks het feit dat zij op grond van de ruimtelijke milieuregelgeving (bijvoorbeeld de richtlijnen van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering') verder van elkaar af dienen te zijn gesitueerd.

Via de Wet milieubeheer wordt hinder op gevoelige functies voorkomen. In het plangebied komen op het gebied van de milieuzonering en de mogelijkheden in het kader van de Wet milieubeheer geen problemen voor.

Binnen en/of buiten het plangebied bevinden zich geen agrarische bedrijven, waarvan de hindercirkel zich uitstrekt over het plangebied. Het restaurant en het hotel dienen op grond van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (Bedrijven en milieuzonering, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 2009, ISBN:9789012130813) een afstand van 10 m te hebben tot omliggende milieuhindergevoelige functies. Aan deze afstand wordt voldaan. Op het restaurant en het hotel is tevens de Wet milieubeheer en de AMvB Horeca-inrichtingen van toepassing. Er wordt voldaan aan de eisen die in het kader van deze regelgeving worden gesteld. Voor het restaurant en het hotel zijn geen ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen dient uiteraard rekening te worden gehouden met de gevestigde bedrijvigheid en milieuhindergevoelige functies.

Geconcludeerd kan worden dat voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de eisen die vanuit het aspect bedrijvigheid worden gesteld.

4.5 Externe veiligheid

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.

Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico met 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen, die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt.

Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen, die van belang zijn ten behoeve van het aspect externe veiligheid, kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen, zoals een chemische fabriek of een lpg-tankstation, en de mobiele bronnen, zoals een tankwagen.

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen stationaire bronnen. Kievitsdel is gelegen in een gebied waar eventueel natuurbranden kunnen voorkomen.

Voorliggend plan heeft echter een beheersgericht karakter en maakt geen nieuwe activiteiten met risico's op zware ongevallen nabij deze objecten mogelijk. Bovendien zijn geen routes voor mobiele bronnen van invloed op het plangebied. Geconcludeerd kan worden dat voorliggend plan aan de normen voor externe veiligheid voldoet.

De uitvoering van het bestemmingsplan ondervindt geen belemmering van het milieuaspect externe veiligheid.

4.6 Water

In het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond, middels een hydrologisch onderzoek, dat de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Dit is vastgelegd in het procesinstrument 'de Watertoets'.

Waterhuishoudingsplan “Water leeft in Gelderland” (WHP-3)

Op de functiekaart van het derde waterhuishoudingsplan 2005-2009 van de provincie Gelderland is aangegeven dat het plangebied de functie 'stedelijk gebied' heeft. De functie stedelijk gebied heeft betrekking op alle bebouwde kommen in Gelderland. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:

  • het voorkomen of beperken van wateroverlast;
  • de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
  • het voorkomen van zettingen;
  • het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel
  • van verdroogde natuur;
  • het weren van (diepe) drainage en het voorkomen van
  • instroming van oppervlaktewater op de riolering;
  • het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten;
  • het beperken van de invloed van bronbemaling.

Waterschap Vallei & Eem

Het beleid van het waterschap Vallei & Eem is neergelegd in het Waterbeheersplan Vallei & Eem 'Water in beweging'. Een van de doelen van het waterschap is het zorgen voor duurzaam waterbeheer. Onder duurzaam waterbeheer verstaat het waterschap 'veerkrachtige, meer natuurlijke watersystemen die zijn toegerust voor toekomstige ontwikkelingen'. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat problemen niet worden afgewenteld op andere gebieden of toekomstige generaties. Voor het ontwikkelen van duurzaam waterbeheer hanteert het waterschap twee 'waterprincipes' of 'voorkeursvolgordes': 'vasthouden, bergen en afvoeren' voor het aanpakken van wateroverlast; 'schoon houden, scheiden en schoonmaken' voor het verbeteren van de waterkwaliteit.

In de praktijk betekent dit dat op lokaal niveau ruimte voor water gecreëerd dient te worden. Dit kan door de waterberging in het boven- en middenstroomse deel van de beken te verruimen. Voorts valt te denken aan het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering in bestaand stedelijk gebied, hetgeen een bijdrage levert aan het vasthouden van water. Schoon houden, scheiden en schoonmaken is een landelijk trits voor de waterkwaliteit. De trits wordt beschouwd als de tweede pijler voor duurzaam waterbeheer. De trits omvat ten eerste het niet toelaten dat de waterkwaliteit verslechtert (schoon houden), vervolgens het scheiden van schone en vuile waterstromen en als laatste het zuiveren (schoonmaken) van verontreinigd water.

Provinciaal beleid

Het provinciale beleid voor grondwaterbeschermingsgebieden is opgenomen in paragraaf 2.4.3. van de structuurvisie. Grondwaterbeschermingsgebieden worden begrensd door de zogenaamde 25-jaarszone. Er geldt een 'standstill, step forward'-beginsel, wat betekent dat nieuwe bestemmingen met grotere grondwaterrisico's dan bestaande niet acceptabel zijn, en dat uitbreiding van bestaande activiteiten geen hoger risico mag opleveren. Er wordt gestreefd naar vermindering van risico's. Het beleid voor grondwaterbeschermingsgebieden is tevens opgenomen in artikel 16 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Renkum is voortvarend aan de slag gegaan met het afkoppelen van verhard oppervlak, één van de doelstellingen van het beleid van de hogere overheid. Sinds 2000 is in totaal ruim 50 hectare verhard oppervlak (wegen, parkeerplaatsen, daken) afgekoppeld van de riolering. Dit is ruim 20% van het totale aantal wegen in de gemeente. De gemeente voldoet hiermee ruimschoots aan de wettelijke verplichting om voor 2010 49 hectare verhard wegoppervlak af te koppelen van het riool.

Conclusie

Ten aanzien van het Kievitsdel kan worden gesteld dat er met dit plan geen nieuwe planologische kaders worden geboden waarmee uitbreiding van bebouwing en derhalve uitbreiding van verhard oppervlak plaatsvindt. De bestaande (planologische) situatie wordt van een actueel juridisch-planologische regeling voorzien. Om die reden heeft dit bestemmingsplan geen (nadelige) invloed op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.

Gesteld kan worden dat het plan voor wat betreft het aspect 'water' uitvoerbaar is.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Voor dit bestemmingsplan wordt aangesloten bij het landelijke beleid. Dit beleid is gericht op het behoud van cultuurhistorische (archeologische, bouwkundige, stedenbouwkundige en historisch geografische) waarden door ze in ruimtelijke ontwikkelingen te respecteren en zo mogelijk nog beter tot hun recht te laten komen.

Binnen het plangebied liggen geen gemeentelijke of rijksmonumenten.

Op basis van de gemeentelijke Archeologische beleidsadvieskaart heeft het plangebied deels een middelhoge en deels een hoge archeologische verwachting. Het hele plangebied is ondiep verstoord. Gebieden die in het kader van archeologie bescherming behoeven (middelhoge en hoge verwachtingswaarden), zijn op de verbeelding door middel van een dubbelbestemming aangeduid. In het kader van het opstellen van dit bestemmingsplan is geen archeologisch bodemonderzoek uitgevoerd, omdat met dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

4.8 Natuurwaarden

4.8.1 Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Nederlandse wetgeving maakt voor bescherming van natuur onderscheid in de bescherming van gebieden en van soorten.

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de haalbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen tevens de implementatie van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn op nationaal niveau. Er mogen geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, waarvan op voorhand duidelijk is dat deze op bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden of op streng beschermde planten of dieren. Daarnaast is de ook de provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van belang.

4.8.2 Beschermde gebieden

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Hiermee wordt de gebiedsbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet biedt een beschermingskader voor natuurwaarden (leefgebieden en soorten) in Natura 2000-gebieden en bepaalt dat projecten en andere handelingen in en nabij beschermde gebieden dienen te worden getoetst op (mogelijke) negatieve effecten op deze waarden.

Kievitsdel is geheel gelegen in het gebied dat is aangewezen als Vogel- en Habitarichtlijngebied (ontwerp- Natura 2000-gebied). In voorliggend (conserverend) bestemmingsplan zijn alleen bestaande planologische bouw- en gebruiksrechten opgenomen en is er geen sprake van ontwikkelingsmogelijkheden die negatieve gevolgen hebben voor beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet.

4.8.3 Beschermde soorten

Voor beheersgerichte (onderdelen van) bestemmingsplannen, met geen of slechts geringe ontwikkelingsmogelijkheden, kan in het algemeen gesteld worden dat de uitvoerbaarheid niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn, zoals vogels en vleermuizen, mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd.

Anders ligt het voor (onderdelen van) bestemmingsplannen die een wijziging van het grondgebruik inhouden of bijvoorbeeld het slopen dan wel oprichten van nieuwe bebouwing en/of infrastructuur. Hiervoor dient een toets flora en fauna te worden uitgevoerd.

Kievitsdel is geheel gelegen in het gebied dat is aangewezen als Vogel- en Habitarichtlijngebied (ontwerp- Natura 2000-gebied). In voorliggend (conserverend) bestemmingsplan zijn alleen bestaande planologische bouw- en gebruiksrechten opgenomen en is er geen sprake van ontwikkelingsmogelijkheden waarbij beschermde soorten in het geding kunnen zijn. Er zijn derhalve geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde.

4.8.4 Ecologische Hoofdstructuur

Kievitsdel ligt grotendeels buiten de EHS. Slechts enkele woningen met percelen, met name in het noordwesten van het plangebied en de daargelegen wegen Utrechtseweg en de N225, liggen op de kaart in de EHS.

Binnen de EHS-gebieden geldt een 'nee-tenzij' benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Zoals gezegd zijn alleen bestaande planologische bouw- en gebruiksrechten opgenomen. Gezien het consoliderende karakter van voorliggend bestemmingsplan, is er geen sprake van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten of de aangrenzende EHS of het gebied wat in de EHS ligt.

Het deel van de EHS binnen het plangebied wat niet in gebruik is als woning met tuin, en ook als zodanig was bestemd in de voorheen geldende bestemmingsplannen en de daar gelegen wegen is bestemd als Bos of Natuur.

Ecologisch gezien zijn er hiermee geen beperkingen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.9 Verkeer en parkeren

De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. Er is gekozen voor een brede verkeersbestemming, waarin onder andere (spoor)wegen, fiets- en wandelpaden, parkeervelden en kleine groenvoorzieningen zijn opgenomen. Wat betreft verkeer en parkeren doen zich geen problemen voor die voorliggend plan onuitvoerbaar maken.

4.10 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. In voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Van bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro is dan ook geen sprake. De ontwikkeling van dit bestemmingsplan brengt hierdoor voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Eventuele toekomstige particuliere plannen komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.

4.11 Handhaving

Het opstellen van één eenduidig bestemmingsplan met voor iedereen dezelfde (on)mogelijkheden maakt handhaving makkelijker; de rechtsgelijkheid is namelijk goed verzorgd op deze manier.

De regels, die voor het plangebied zijn opgesteld, zijn flexibel en ruim waar mogelijk en zijn stringent en strak gesteld waar nodig. Bij de opzet van deze beheersregels is een motivering opgenomen in de toelichting die in de dagelijkse praktijk goed is uit te leggen. In deze motivering wordt ook ingegaan op de mogelijkheden om alsnog af te wijken van dit plan na een ruimtelijk-juridisch afwegingsproces. Zo wordt recht gedaan aan de praktijk dat een bestemmingsplan (ook dit bestemmingsplan!) een momentopname is. De mogelijkheden voor een goede handhaafbaarheid van dit bestemmingsplan zijn daarmee gewaarborgd.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (voorheen: bouwvergunning) en regels voor het verrichten van 'werken' (voorheen: aanlegvergunning).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
  • 2. en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
  • 3. het bebouwen van de gronden;
  • 4. het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.

5.1.2 Verbeelding, regels en toelichting

Een bestemmingsplan moet worden opgezet volgens de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) daaraan stelt en de wettelijk voorgeschreven opzet en vormgeving van de 'RO standaarden 2012'.

Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten een 'toelichting', de 'regels' en een 'verbeelding'. De verbeelding (voorheen bekend als 'plankaart') en de regels (voorheen bekend als 'voorschriften') vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan. Alleen deze twee zijn bindend voor de burger en de overheid. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemming met een bestemmingsvlak en soms via aanduidingen. De planregels van het bestemmingsplan bevatten de juridische verklaring, middels maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden, van de op de verbeelding weergegeven bestemmingen en aanduidingen.

Die toegekende gebruiks- en bouwmogelijkheden aan gronden kunnen, naast de rechtstreekse bestemming, op de verbeelding op twee manieren nader worden ingevuld:

  • 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkelbestemming' (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van een bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan, alleen indien de regels en de verbeelding nog onduidelijkheden bevatten.

5.1.3 Hoofdstukopbouw van de regels

De regels zijn, zoals voorgeschreven in de 'RO standaarden 2012', verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). Zo moet onder 'bouwperceel' verstaan worden: 'een aaneengsloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten'. Het moet dus gaan om gronden met dezelfde bestemming die ook in eigendom zijn van dezelfde persoon, dan wel gronden die gehuurd worden door die persoon.
  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouw- en gebruiksregels en, eventueel, ook een regels voor het 'uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.

    Ieder artikel van de hoofdbestemmingen kent, eveneens conform de 'RO standaarden 2012', een vaste opzet. Per hoofdbestemming is een bestemmingsregeling, opgenomen, voor zover van toepassing bestaande uit:
    a. bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden gebruikt worden in die bestemming;
    b. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
    c. nadere eisen;
    d. afwijken van de bouwregels;
    e. specifieke gebruiksregels;
    f. afwijken van de gebruiksregels;
    g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
    h. wijzigingsbevoegdheid.
    De situering van de toegelaten gebouwen is bepaald door bouwvlakken op de verbeelding en door de bepalingen (soms in combinatie met aanduidingen) in de planregels.

    Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.

  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens:
    • a. antidubbeltelregel: Deze bepaling regelt dat grond die reeds eerder bij een verleende bouw- of omgevingsvergunning is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. Deze regel is wettelijk verplicht om op te nemen in een bestemmingsplan en is rechtstreeks overgenomen uit het Bro;
    • b. algemene bouwregels: Hierin worden algemene bouwregels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. Zo wordt hierin het ondergronds bouwen geregeld en worden bouwwerken die afwijken van de regeling in het bestemmingsplan, maar wel met een vergunning zijn gebouwd, 'positief' bestemd;
    • c. algemene gebruiksregels: In dit artikel wordt een algemeen gebruiksverbod gegeven, wat geldt voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan, voor gebruik in strijd met de bestemming;
    • d. algemene afwijkingsregels: In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor algemene en geringe afwijkingen van de bouwregels (maatvoering) voor zover al elders in de planregels in afwijkingen is voorzien. Hiermee kan in specifieke situaties maatwerk worden geboden en biedt het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit.

  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen.
    • a. overgangsregels: Deze regel is wettelijk verplicht om op te nemen in een bestemmingsplan en is rechtstreeks overgenomen uit het Bro. Dit artikel bevat regels die als doel hebben bestaande situaties (gebruik of bouwwerken), welke niet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan, te regelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebruik en bouwen. Het overgangsrecht met betrekking tot bouwen en bouwwerken regelt dat bouwwerken die aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, maar in strijd zijn met het bestemmingsplan, onder overgangsrechtelijke bescherming vallen. Dat wil zeggen dat deze bouwwerken mogen blijven bestaan. Deze bescherming geldt ook voor bouwwerken die op deze peildatum legaal kunnen worden gebouwd, maar nog niet zijn gebouwd.
      De regeling bevat voorts een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om bij een omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van een beperkte uitbreiding (maximaal 10%) van het niet in het nieuwe bestemmingsplan passende bouwwerk.
      Bouwwerken die wel bestonden op de genoemde peildatum, maar zijn gebouwd zonder (omgevings)vergunning, zijn expliciet uitgesloten van de beschermende werking van het overgangsrecht.
      Het overgangsrecht voor met het nieuwe bestemmingsplan strijdig gebruik regelt dat het gebruik van gronden dat bestaat op het moment dat het nieuwe bestemmingsplan van kracht wordt, mag worden voortgezet. Het bestaande gebruik dat (ook) in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan, is echter van deze beschermende werking van het overgangsrecht uitgesloten, indien het op grond van het recht nog mogelijk is om hiertegen op te treden.
    • b. slotregel: Dit artikel bevat de titel (naam) van het vast te stellen bestemmingsplan.

5.2 Planregels

5.2.1 Bestemmingen in dit bestemmingsplan

Het bestemmingsplan betreft de herziening van met name de ter plaatse geldende bestemmingsplannen 'Kievitsdel' (vastgesteld 24-02-1999, goedgekeurd 06-07-1999) en 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008' (vastgesteld 17-12-2008 en goedgekeurd 10-07-2009). De bestaande bouwrechten en planologische bestemmingen zijn zoveel mogelijk overgenomen en vertaald naar de huidig voorgeschreven bestemmingen.

Voorliggend bestemmingsplan kent de volgende eindbestemmingen: Bedrijf - Nutsvoorziening, Bos, Groen, Horeca, Maatschappelijk - Zorginstelling, Natuur, Tuin, Verkeer en Wonen. Daarnaast kent het bestemmingsplan de volgende dubbelbestemmingen: Waarde - Archeologie hoge verwachting en Waarde - Archeologie middelhoge verwachting.

5.2.2 Bestemmingen

Bedrijf – Nutsvoorziening

De bestemming 'Bedrijf – Nutsvoorziening' is toegekend aan de binnen het plangebied voorkomende voorzieningen van openbaar nut.

Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding.

Bos

De bestaande bosgebieden hebben een passende, beschermende regeling gekregen binnen de bestemming 'Bos'. De gronden in deze bestemming zijn veelal gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur en in het ontwerp-Natura 2000-gebied de Veluwe. Deze gronden zijn bestemd voor bos, het behoud en herstel en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende ecologische, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden en morfologie, en de instandhouding herstel en/of ontwikkeling van de daar voorkomende waterlopen, watergangen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken.

Met deze bestemming woorden de genoemde waarden optimaal beschermd evenals de aanwezige dan wel benodigde watervoorzieningen.

Aangezien de bossen ook een recreatieve functie (met name wandelen) hebben is in deze bestemming opgenomen dat ondergeschikte extensieve recreatie toegestaan is met de bijbehorende wandelpaden.

Groen

De bestemming 'Groen' is toegekend aan de binnen het plangebied voorkomende grotere groenvoorzieningen (vaak begrensd door kadastrale grenzen) en zijn bestemd voor bedoeld voor groenvoorzieningen, (wandel)paden, speelvoorzieningen, watervoorzieningen en parken en plantsoenen. (Kleinere) groenstroken langs wegen hebben meestal de bestemming 'Verkeer' gekregen. Binnen de bestemming 'Groen' mogen geen gebouwen worden opgericht.

Horeca

De bestemming 'Horeca' is toegekend aan de bestaande horecabedrijven. Het betreft het restaurant Kievitsdel aan de Utrechtseweg 454, het Golden Tulip hotel Doorwerth (voorheen De Branding) aan de Kabeljauwallee 35 en het horecapand aan de Schaapsdrift (het paviljoen). De voorheen bestaande bestaande bedrijfswoning aan de Kabeljauwallee 37 is als burgerwoning bestemd omdat er al sinds 2003 geen relatie meer is tussen de woningen de horecapanden. Binnen deze bestemming zijn de percelen bestemd voor horecabedrijven met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeren en terrassen, en bouwwerken. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding. De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd.

Maatschappelijk – Zorginstelling

De bestemming 'Maatschappelijk – Zorginstelling' is toegekend aan maatschappelijke voorzieningen met een specifiek zorgcomponent, te weten het terrein Mooiland aan de Utrechtseweg 425. Binnen deze bestemming zijn de percelen bestemd voor diverse maatschappelijke functies, zoals een woonzorgcentrum, verzorgingshuis, gezondheidszorg, creativiteitscentrum en welzijns- en zorginstellingen. In de begrippen is een omschrijving opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling. Tevens zijn deze gronden bestemd voor enkele functies die onder 'cultuur en ontspanning' vallen, te weten alleen een museum, muziekschool, muziektheater, theater, creativiteitscentrum en kunst. De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd. Het bouwvlak in het voorheen geldende bestemmingsplan is nu kleiner geworden in verband met de aanwezigheid van bos binnen het bouwvlak. Wel is het te bebouwen oppervlak gelijk gebleven. Ook is een bestaand gebouw die buiten het bouwvlak lag nu in het bouwvlak opgenomen. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding.

Natuur

De bestemming 'Natuur' is toegekend aan enkele percelen in het noordwesten van het plangebied. Aan deze niet beboste percelen is deze bestemming ook toegekend in het bestemmingsplan 'Buitengebied (correctieve) herziening 2008'. Op deze gronden mogen geen gebouwen gebouwd worden.

Tuin

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan percelen gelegen bij de bestemming Wonen. De bestemming 'Tuin' is opgenomen ter plaatse van met name de voortuinen van de woningen. Daarnaast zijn op de verbeelding specifieke aanduidingen opgenomen voor enkele met vergunning gebouwde 'overkappingen'en bijgebouwen'. Ook is op de verbeelding een aanduiding opgenomen voor de bestaande en met vergunning opgerichte 'paardenbak' opgenomen. Hier zijn erfscheidingen toegestaan maar geen lichtmasten (verlichting). Dit vanwege de de ligging in het bos en de natuur. Al eerder is het plaatsen van lichtmasten ter plaatse verboden door de gemeente. Op percelen met de bestemming 'Tuin' zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en uitbouwen, die aan de voorgeschreven maatvoeringseisen voldoen, toegestaan.

Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is voornaéelijk toegekend aan wegen, paden, parkeergebieden en groenstroken langs wegen binnen het plangebied. Daarnaast zijn in deze bestemming ook andere functies toegestaan zoals waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen. Op de percelen met deze bestemming zijn alleen kleine gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer, wegverkeer of nutsvoorzieningen toegestaan.

Wonen

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de verschillende soorten woningen (vrijstaand, twee-aaneen, rijwoningen) in het plangebied. Het maximaal aantal woningen in een bouwvlak is aangeduid op de verbeelding. Bestaande bouwrechten, dus de bouwvlakken en en bouwhoogten, uit het vorige plan zijn gerespecteerd en overgenomen. Op enkele plaatsen in het bouwvlak anders gelegd doordat delen van de woningen voorheen buiten het bouwvlak lagen of doordat er met vergunning bijgebouwd is bij de woningen. Ook de goot- en bouwhoogte van enkele woningen is aangepast aan de feitelijke en vergunde situatie. De grens tussen het voorerf en het bebouwbare achtererf uit het vorige bestemmingsplan is aangepast aan de nieuw standaarden van de gemeente en de wettelijke bepalingen over het vergunningvrij bouwen. Dat wil zeggen dat het bebouwbare achtererf (bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak) nu dichter op de voorgevel van de woningen ligt. Verder zijn de maximale bouwhoogten aangepast aan de laatste gemeentelijke standaarden. Hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. Een bouwvlak mag geheel worden volgebouwd. Binnen het bouwvlak gelden de op de verbeelding opgenomen maximale goot- en bouwhoogten. Buiten het bouwvlak geldt een in de regels opgenomen maximale oppervlakte en maximale goot- en bouwhoogte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

In deze bestemming zijn onder bepaalde voorwaarden, conform het gemeentelijke beleid, aan-huis-verbonden beroepen (alleen door de bewoners van de woning) toegestaan.

Om voldoende flexibiliteit te houden in het bestemmingsplan en om snel, via maatwerk, in te kunnen spelen op veranderende behoeftes in het gebruik van de woningen zijn afwijkingen opgenomen om kamerbewoning, zorgwoning, aan-huis-verbonden-bedrijf (alleen voor de bewoners van de woning), bed & breakfast, mantelzorg en zogenaamde twee- of drie-generatiewoning mogelijk te maken in de woningen en/of bijgebouwen.

In de regels van de bestemming Wonen zijn voorts afwijkingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van het toestaan van meer wooneenheden dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven (conform de bestemmingsplanvoorschriften van de oude bestemmingsplannen), het toestaan van bouwen buiten het bouwvlak en het toestaan van overschrijding van bouw- en goothoogten.

5.2.3 Dubbelbestemmingen

Het plan bevat verder twee zogenaamde dubbelbestemmingen. Dubbelbestemmingen vallen als het én van de zes locatie mogelijk zou kunnen zijn. ware over “onderliggende” materiële bestemmingen heen en houden beperkingen in voor de bouw-, aanleg- en/of gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Dubbelbestemmingen dienen dus een specifiek ruimtelijk belang en zijn vrijwel allen eerder in het gemeentelijk beleid, waaronder de gemeentelijke bouwverordening, vastgelegd. Hierna worden de dubbelbestemmingen beschreven.

Waarde – Archeologische verwachting

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' en 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' zijn, conform gemeentelijk beleid opgenomen ter bescherming van de in grond potentieel (te verwachten) aanwezige archeologische relicten. De gebieden met deze bestemmingen hebben een beschermingsregime gekregen met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

In de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' is het verboden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de eindbestemmingen te bouwen indien de oppervlakte meer dan 200 m² betreft en de ondergrondse diepte (in de grond) meer dan 0,3 meter bedraagt. In de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' geldt hetzelfde maar dan voor een oppervlakte van meer dan 500 m².

Dit ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in de ondergrond.

Een dezelfde bepaling geldt ook voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Voor beide archeologische dubbelbestemmingen geldt verder dat het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning af kan wijken voor het bouwen of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overeenkomstig de regels van de eindbestemmingen. Dat wil zeggen dat op die manier gebouwd kan worden met een grotere oppervlakte en een grotere ondergrondse diepte indien op basis van bijvoorbeeld een ingesteld archeologisch onderzoek geen archeologische waarden aanwezig zijn of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Vooroverleg

In het kader van het wettelijk verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan Kievitsdel 2013 verzonden aan de gebruikelijke partners. Van de alleen het Waterschap Vallei en Veluwe en d eprovincie Gelderland is een reactie ontvangen:

Onderstaand zijn deze reacties kort samengevat en van antwoord voorzien.

Waterschap Vallei en Veluwe

Inhoud reactie:

Het waterschap geeft aan dat het conceptbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Beantwoording en conclusie:

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Provincie Gelderland

Inhoud reactie:

De provincie Gelderland geeft aan dat het provinciale ruimtelijke beleid is vastgelegd in de provinciale structuurvisie Streekplan Gelderland 2005 (hierna: structuurvisie) en de verschillende uitwerkingen en herzieningen daarvan. Verder gelden er verschillende thematische structuurvisies. Een gedeelte van het provinciale beleid is op grond van de Wro-agenda vastgelegd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland (hierna: verordening). De verordening stelt eisen ten aanzien van de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen.

De provinciale afdelingen hebben geconstateerd dat in het bestemmingsplan Kievitsdel 2013 geen provinciale belangen aan de orde zijn. Zij zien daarom geen reden hierover advies uit te brengen.

Beantwoording en conclusie:

De reactie wordt ter kennisname aangenomen.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Kievitsdel 2013 heeft vanaf 13 februari 2013 gedurende zes weken, dus tot en met 26 maart 2013, ter inzage gelegen. In de genoemde periode zijn vijf zienswijzen ingediend. In de Staatscourant van woensdag 13 februari 2013 en in het huis-aan-huis-blad Hoog en Laag van woensdag 13 februari 2013 is de ter inzage legging bekend gemaakt. Ook op de gemeentelijke website is deze bekendmaking gepubliceerd. Het bestemmingsplan heeft in deze periode analoog ter inzage gelegen in de bibliotheek te Doorwerth en in het gemeentehuis. Het bestemmingsplan was digitaal ook in te zien op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke website www.renkum.nl.

Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op woensdag 9 januari 2013 de kennisgeving op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd in de Staatscourant en in de Hoog en Laag.

Hierna zijn de zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien.

zienswijze 1

Naam: de heer J.H.H. Driessen

Adres: Ridder Robbertlaan 15 , 6865 BR Doorwerth

Ontvangst zienswijze: 4 maart 2013

Inboeknummer: 118686

samenvatting zienswijze

1- Reclamant geeft aan dat zijn zienswijze primair betrekking heeft op de inperking van de vigerende bestemmingen ingevolge de gegeven wijzigingsbevoegdheden aan het college van burgemeester en wethouders. Om precies te zijn de in het bestemmingsplan Kievitsdel uit 1999 opgenomen wijzigingbevoegdheid (toen wijziging ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) genoemd) ter plaatse van het perceel van reclamant aan de Ridder Robbertlaan 15. Reclamant geeft aan in een brief uit april 2002 aan het college kenbaar te hebben gemaakt graag de opgenomen wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van zijn perceel te willen handhaven bij een volgende bestemmingsplanwijziging van Kievitsdel en te zijner tijd een extra woning te willen bouwen. Reclamant geeft aan dat de reactie van de gemeente (brief 1 augustus 2002) op zijn brief hem de ruimte biedt voor het wijzigen van het bestemmingsplan voor de bouw van een extra woning. Volgens reclamant geeft de gemeente hem in de brief twee opties: Ten eerste het onmiddelijk ten uitvoer brengen van het wijzigen van het bestemmingsplan op basis van de in het bestemmingspan opgenomen wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het bouwen van één woning meer op zijn perceel. Ten tweede geeft de gemeente de optie om alles in de huidige toestant te laten, immers de toestemming zal niet worden herroepen zodat reclamant te alle tijden gebruik kan maken van de mogelijkheid tot het voeren van een wijzigingsprocedure procedure op grond van artikel 11 WRO.

2- Reclamant geeft secundair aan, te vragen om hem onmiddelijke toestemming te verlenen en het daarheen te leiden dat appellant onder de huidige regelgeving hieromtrent, zijn kavel 2107, grenzend aan de kavel met zijn woning, met één woning meer te mogen bebouwen. Eerder gemaakte afspraken met derden en het wegvloeien van vertrouwen dat dit in de toekomst nog immer tot de mogelijkheden behoort, noopt reclamant tot het indienen van dit verzoek. Om misverstanden te voorkomen vraagt reclamant om hem een duidelijk tijdpad en de door hem te nemen maatregeelen in deze procedure te willen stellen.

reactie:

Ad. 1- Hierna wordt ingegaan op de wijzigingsbevoegdheid die op het perceel van reclamant aanwezig was.

Uitleg 'wijzigingsbevoegdheid'

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om te bepalen dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels het college van burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen (locatie wijzigingsgebied en met aangegeven maximale bouw- en gebruikskaders) het plan kunnen wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 3.6, eerste lid, onder a, Wet ruimtelijke ordening (Wro). In oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) was dit opgenomen in artikel 11. De wijzigingsbevoegdheid houdt in dat het college een nieuw bestemmingsplan kan opstellen voor het gebied waarvoor de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in het door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan (en met de daarvoor geldende maximale bouw- en gebruikskaders).

De wijzigingsbevoegdheid mag echter geen structurele wijzigingen van het bestemmingsplan mogelijk maken. De onderliggende bestemming blijft gelden tot van de wijzigingsmogelijkheid gebruik is gemaakt. De haalbaarheid van een wijzigingsbevoegdheid moet reeds in het bestemmingsplan aangetoond worden. Dat wil zeggen dat in dit geval in het bestemmingsplan 'Kievitsdel 2013' al de haalbaarheid moet worden onderzocht en moet worden aangetoond van hetgeen met een wijzigingsbevoegdheid kan worden gerealiseerd.

Onder haalbaarheid wordt verstaan:

  • a. de financiële haalbaarheid. Dat wil zeggen is er behoefte aan hetgeen er met een wijziging gerealiseerd kan worden en is het financieel haalbaar om het te bouwen;
  • b. de milieutechnische haalbaarheid. Dat wil zeggen dat alle milieuonderzoeken zoals: bodemonderzoek, geluidsonderzoek en flora- en faunaonderzoek.

Indien het college van burgemeester en wethouders gebruik maakt van de wijzigingsbevoegdheid – het is immers een bevoegdheid en geen verplichting – dient hiertoe een afzonderlijk wijzigingsplan (lees bestemmingsplan) te worden opgesteld. Tegen dit wijzigingsplan kunnen de gebruikelijke rechtsmiddelen worden aangewend (zienswijzen tegen het ontwerp en beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het vastgesteld plan). Het wijzigingsplan gaat vervolgens deel uitmaken van het 'oorspronkelijke' bestemmingsplan. Met de wijziging van de bestemming vervalt de oorspronkelijke bestemming.

Zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 augustus 2011, zaaknr. 200907149/1/R1) is het in beginsel niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening om in een bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen die bestemmingen mogelijk maakt die pas na afloop van de planperiode van tien jaar zullen worden verwezenlijkt. Dit betekent dat de gemeenteraad reeds bij de beoordeling van het bestemmingsplan moet onderzoeken of, kort gezegd, behoefte bestaat aan de mogelijkheid tot wijziging van de bestemming zoals deze beoogd wordt mogelijk gemaakt te worden in de wijzigingsbevoegdheid.

Voorts is het – mede gelet op de rechtszekerheid van belanghebbenden – van belang dat in een wijzigingsbepaling in voldoende mate wordt bepaald in welke gevallen en op welke wijze hiervan gebruik mag worden gemaakt. Een op artikel 3.6, eerste lid, onder a, Wet ruimtelijke ordening berustende wijzigingsbevoegdheid dient daarom in deze beide opzichten door voldoende objectieve normen te worden begrensd.

In haar uitspraak van 6 maart 2013 (zaaknr. 201205273/1/R2) heeft de Afdeling bepaald dat de vraag of een wijzigingsbepaling door voldoende objectieve normen wordt begrensd, afhangt van de omstandigheden van het geval. Hierbij kan onder meer belang worden gehecht aan de aard van de wijziging, de omvang van het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid ziet en de aanleiding voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid.

Voorts is van belang dat het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan inhoudt dat het eventuele gebruik daarvan in beginsel in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt geacht. De gemeenteraad dient daarom bij de vaststelling van de wijzigingsbevoegdheid te onderzoeken of toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in beginsel mogelijk is. Daarbij dient onder meer vastgesteld te worden dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor omwonenden.

Aan de mogelijkheid tot het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan zijn dus diverse voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden komen er kort gezegd op neer dat de wijzigingsbevoegdheid moet worden begrensd en in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening moet zijn.

Situatie reclamant

In voorheen geldende bestemmingsplan 'Kievitsdel', vastgesteld in februari 1999, was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op vier locaties, waaronder op het perceel van reclamant. In de wijzigingsbevoegdheid was opgenomen dat het college het bestemmingsplan kon wijzigen om ter plaatse één woning extra mogelijk te maken. Aanvullende bepalingen over maximale hoogtes en ligging waren niet opgenomen in die wijzigingsbevoegdheid. Op één locatie is in de planperiode van dat bestemmingsplan (14 jaar) gebruik gemaakt van die wijzigingsbevoegdheid. Op de andere drie locaties, waaronder die van reclamant, is in die veertien jaar geen gebruik gemaakt van die wijzigingsbevoegdheid. Daarmee kan afgevraagd worden of er wel behoefte is aan die extra woning. In ieder geval is niet voldaan aan de eis dat binnen de planperiode van het bestemmingsplan gebruik gemaakt dient te worden van die wijzigingsbevoegdheid.

Alle wijzigingsbevoegdheden uit het oude bestemmingsplan 'Kievitsdel' uit 1999 zijn niet opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Dus ook niet ter plaatse van het perceel van reclamant. Deze zullen, ook naar aanleiding van de zienswijze niet worden opgenomen. Dat wil overigens niet zeggen dat het ruimtelijk niet meer denkbaar is dat er ooit een extra woning zal komen.

Ten tijde van het vaststellen van voorheen geldende bestemmingsplan Kievitsdel in 1999 was de wetgeving(en jurisprudentie) anders dan nu. Voor wat betreft het kunnen opnemen van een 'wijzigingsbevoegdheid' is er heel veel veranderd. Destijds kon een wijzigingsbevoegdheid heel gemakkelijk worden opgenomen zonder dat destijds al benodigde (milieu)onderzoeken moesten zijn uitgevoerd. Ook hoefde toen nog niet (gedetailleerd) de maximale (bouw)kaders van die wijzigingsbevoegdheid te worden opgenomen in dat bestemmingsplan. Dit moet nu wel; de wijzigingsbevoegdheid moet voldoende objectief begrensd zijn. De benodigde (milieu(onderzoeken) hoefden pas uitgevoerd te worden bij het opstarten van het wijzigingsplan. Tegenwoordig moeten deze onderzoeken al uitgevoerd zijn voordat de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan kan worden opgenomen. De Raad van State en de provincie Gelderland zien streng toe op deze bepalingen bij een wijzigingsbevoegdheid.

Ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan Kievitsdel in 1999 waren deze onderzoeken niet uitgevoerd, op dit moment zijn deze onderzoeken ook nog niet uitgevoerd door de eigenaren van de percelen. Verder was de wijzigingsbevoegdheid niet voldoende objectief begrensd. Één reden waarom de oude wijzigingbevoegdheid nu niet opnieuw (in die vorm)opgenomen kan worden in het nu voorliggend bestemmingsplan.

Verder is het van belang dat een wijzigingsbevoegdheid een 'bevoegdheid' betreft en geen 'verplichting'. Het biedt dus geen enkele garantie of (bouw)recht dat het ook gebruikt gaat worden, dan wel dat er ooit gebouwd kan worden. Een wijzigingsbevoegdheid geeft hooguit een denkwijze aan (de beleidsruimte) dat het denkbaar is dat er ooit een woning gebouwd zou kunnen worden, gezien de ruimtelijke situatie/ligging.

Het niet opnemen van een wijzigingsbevoegdheid houdt dus geen beperking in van (bouw)rechten. Die rechten waren er namelijk niet. Met een reguliere bestemmingsplanwijziging (door de gemeenteraad) zou namelijk overal ook een nieuwe woning toegestaan kunnen worden. Overigens wil het niet opnemen van een oude wijzigingsbevoegdheid niet zeggen dat het terrein nooit meer bebouwd zou kunnen worden met een extra woning. Zodra een verzoek om het bouwen van een nieuwe woning, op bijvoorbeeld de locatie van reclamant, waar een wijzigingsbevoegdheid was opgenomen, zal dit op zijn ruimtelijke wenselijkheid getoetst worden.

Een volgende reden waarom de wijzigingsbevoegdheid niet overgenomen zijn in dit bestemmingsplan is de volgende. Een wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden opgenomen indien aangetoond kan worden dat in de planperiode van het bestemmingsplan (dus 10 jaar) behoefte bestaat aan de wijzigingsbevoegdheid. Een wijzigingsbevoegdheid die al bestaat in een oud bestemmingsplan en waarvan nog geen gebruik is gemaakt kan daarom niet (zondermeer) overgenomen kan worden in een nieuw bestemmingsplan. Het bestemmingsplan 'Kievitsdel' is vastgesteld in februari 1999. Daarmee is van de in dat bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden al veertien jaar geen gebruik gemaakt.

Brief van reclamant uit 2002

Ten aanzien van de brief van reclamant van april 2002 kan het volgende worden vermeld. De betreffende brief is geschreven ten tijde van het de bestemmingsplanprocedure van een herziening van het bestemmingsplan Kievitsdel uit 1999. Destijds werd een bestemmingsplanwijziging gestart voor het bestemmingsplan om één woord toe te voegen aan de regels / voorschriften van de bestemmingsplannen 'Kievitsdel' en 'Kasteelweg-Dalweg' te Doorwerth, namelijk het woord 'bijgebouw'.

Reclamant gaf in die brief, van inmiddels 11 jaar geleden, aan graag de wens te hebben om op zijn perceel een nieuwe woning te willen bouwen. Daarmee doelend op, maar niet met zo veel woorden beschreven, het handhaven van de in het bestemmingsplan Kievitsdel uit 1999 opgenomen wijzigingsbevoegdheid op zijn perceel. Sinds de brief van 11 jaar geleden heeft reclamant geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. In reactie op zijn brief schreven wij in augustus 2002 een brief met daarin de uitleg over de procedure van de wijzigingsbevoegdheid en hoe daar gebruik van te maken om een extra woning te kunnen bouwen. Ook gaven wij aan dat het college genegen was om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid. In tegenstelling tot wat reclamant aangeeft gaven wij in die brief niet aan om 'alles in de huidige toestant te laten aangezien de toestemming niet zal worden herroepen zodat reclamant te allen tijde gebruik kan maken van de mogelijkheid tot het voeren van een procedure ex. artikel 11 WRO'.

Uit de brief van 2002 lijkt het dat de nieuwe woning naast de woning van reclamant door reclamant gewenst was (en wellicht nog is) vanuit een behoefte aan toekomstige mantelzorg. Over mantelzorg kan worden vermeld dat sinds het paraplubestemmingsplan Mantelzorg 2010 het eenvoudiger is om mantelzorg te regelen. Door dat bestemmingsplan, waarvan de regels overgenomen zijn in het voorliggende bestemmingsplan 'Kievitsdel 2013', is het mogelijk om met een afwijking van het bestemmingsplan tijdelijk mantelzorgwonen in een bijgebouw toe te staan. Dit houdt in dat reclamant een bijgebouw kan (bouwen en) gebruiken om een mantelzorger in te laten wonen zolang er behoefte is aan mantelzorg. Met die bepaling is de noodzaak om daarvoor een nieuwe woning te bouwen minder aanwezig.

Samengevat worden de bestaande wijzigingsbevoegdheden niet overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Dus ook niet ter plaatse van het perceel van reclamant. Er worden dus ook geen bouwrechten weggehaald van het perceel. Het niet opnemen van de oude wijzigingsbevoegdheid houdt dus ook niet in dat er nooit een extra woning gebouwd zou kunnen worden op het betreffende perceel. Wel wordt de grens tussen de bestemming 'Wonen', zonder bouwvlak, en 'Tuin' ter plaatse van het perceel van reclamant en ter plaatse waar de eventuele nieuwe woning kunnen worden opgericht verder naar de straat toe gelegd. De 'knik' in die grens komt daarmee te vervallen waardoor de grens in een rechte lijn komt te liggen waarmee het logischer wordt om daar ooit een extra woning te bouwen en kan ter plaatse ook een bijgebouw worden opgericht.

Ad. 2- Reclamant vraagt, voor zover wij kunnen begrijpen, om een rechtstreekse bouwtitel voor een extra woning op zijn perceel in het voorliggende bestemmingsplan. Ook vraagt hij om uitleg over de procedure (tijdspad) die dat met zich meebrengt en welke stappen daarin gezet moeten worden.

Gezien hetgeen bij Ad. 1- is beschreven zullen en kunnen wij nu ook geen rechtstreekse bouwtitel opnemen in het voorliggende beheerbestemmingsplan. Indien reclamant in de toekomst ter plaatse een nieuwe woning wil realiseren zal daarvoor een partieel bestemmingsplan worden opgesteld op zijn kosten. Daarvoor dient reclamant, conform hetgeen bij Ad. 1- is beschreven, de benodigde onderzoeken te verrichten. De proceduretijd van een dergelijke bestemmingsplanprocedure bedraagt ongeveer een half jaar. Ook dan wordt het partiële bestemmingsplan gedurende zes weken in ontwerp ter inzage gelegd gedurende en zal de gemeenteraad het bestemmingsplan vaststellen. Voordat het bestemmingsplan zal worden opgestart zal eerst ook een zogenaamde planschadeovereenkomst worden gesloten opdat de mogelijke planschadekosten van het toevoegen van een nieuwe woning voor rekening zijn van reclamant.

conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. De grens van de bestemming 'Wonen', zonder bouwvlak, wordt opgerekt richting de straat waardoor de 'knik' verdwijnt en deze lijn een rechte lijn vormt vanaf de woning naar het buurperceel. De zienswijze leidt niet tot het alsnog opnemen van een wijzigingsbevoegdheid ter plaatse.

zienswijze 2

Naam: mevrouw I.M.M. Zwanenburg & de heer K.C. Korsmit

Adres: Baron van Pallandtlaan 4 , 6865 BW Doorwerth

Ontvangst zienswijze: 15 maart 2013

Inboeknummer: 118917

samenvatting zienswijze

Reclamanten geven aan dat het bestemmingsplan op alle punten een verbetering is ten opzichte van de vorige bestemmingsplannen.

Echter zij willen de gemeente wijzen op het volgende. Het bouwvlak van de woning is verkeerd aangegeven. Het huis is gebouwd als tandsrtspraktijk en heeft als zodanig gebruik gedaan totdat de vorige bewoner met pensioen ging. Daarom heeft de woning een dubbele entree, een wachtkamer en een toilet voor patiënten. Dit deel van de woning betreft geen aanbouw maar vormt een integraal onderdeel van de constructie van de woning. De garage vormt bij de woning van reclamanten geen onderdeel van het vast woonhuis, zoals bij de buren op nummers 2 en 6. De garage is correct op de verbeelding weergegeven. De situatie van reclamanten is volgens hen gelijk aan nummer 8, waar het bouwvlak wel gecorrigeerd is in het vooorliggende bestemmingsplan. Reclamanten vragen om het bouwvlak te corrigeren zodat de hele woning in het bouwvlak komt te liggen.

reactie:

De woningen aan de Baron van Pallandtlaan zijn lage woningen met een goothoogte van circa 3 meter een een bouwhoogte van circa 5 meter. De woningen hebben daarom een relatief groot bebouwd oppervlak per bouwperceel. Het bouwvlak van de woning van reclamanten en van de nummer 2 en 6 is overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat woning (het hoofdgebouw) binnen de bouwvlak ligt. Bijgebouwen en aan- en uitbouwen die voldoen aan de bijgebouwen- en aan- en uitbouwenregeling zoals opgenomen in de regels van het bestemmingsplan liggen meestal niet in het bouwvlak. Bij de woning aan de Baron van Pallandtlaan 8 was voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd geconstateerd dat de woning (het hoofdgebouw) niet volledig binnen het bouwvlak lag. Hierop is het bouwvlak van die woning aangepast.

Naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten is geconstateerd dat de voormalige praktijkruimte aan de achterzijde van de woning hoger is dan de aanbouwenregeling, het geen bijgebouw betreft en het inderdaad één constructief onderdeel van de woning betreft. Met andere woorden het is onderdeel van het hoofdgebouw. Daarom is het bouwvlak van reclamanten aangepast conform de zienswijze en is de gehele woning in het bouwvlak gelegd. Het bouwvlak is naar 'achteren' met circa 4 meter vergroot. Naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten is ook geconstateerd dat ook bij de woningen aan de Baron van Pallantlaan 2 en 4 een deel van het hoofdgebouw niet in het bouwvlak ligt. Ook hier zijn de bouwvlakken iets vergroot. Dit is meegenomen in de ambtshalve wijzigingen.

conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het bouwvlak van de woning van reclamanten aan de Baron van Pallandtlaan 4 is aan de 'achterzijde' met circa 4 meter vergroot.

zienswijze 3

Naam: mevrouw E.M. Puschmann-Iwema & de heer E. Iwema
en E & E Holding B.V.

Adres: Utrechtseweg 447, 6865 CL Doorwerth

Ontvangst zienswijze: 18 maart 2013

Inboeknummer: 119035

samenvatting zienswijze

Reclamanten geven aan dat de feitelijke bestaande situatie op het perceel aan de Utrechtseweg 447 niet geheel juist in het bestemmingsplan is opgenomen.

1- Het ontwerpbestemmingsplan laat 'aan-huis-verbonden beroepen toe in de woonbestemming tot een maximale vloeroppervlak van 40% van de woning en de bijgebouwen (en tot een absoluut maximum van 100 m²). Reclamanten hebben een praktijk aan huis die kleiner is dan de genoemde 40% van het vloeroppervlak maar groter is dan 100 m². Reclamanten willen graag hun praktijk aan huis in de huidige omvang voortzetten. Ook de vorige eigenaar had een dergelijk oppervlak in gebruik voor een praktijk aan huis. Het valt reclamanten op dat voor 'aan-huis-verbonden bedrijven geen absoluut maximum geldt van 100 m² en dat het dus bij 'aan-huis-verbonden beroepen een vergissing betreft.

2- Het bouwvlak dat voor de woning aan de Utrechtseweg 447 is opgenomen lijkt, met name aan de achterzijde van de woning ter hoogte van het balkon en van de uitbouw, kleiner dan de vergunde en feitelijk gerealiseerde situatie.

3- Reclamanten hebben twijfels of de bestaande en vergunde paardenstal volledig binnen het bestemmingsvlak 'Wonen' is gebracht. Het lijkt erop dat een deel van de paardenstal buiten dit bestemmingsvlak valt.

4- Een deel van het perceel van reclamanten is bestemd als 'Bos' en 'Natuur' terwijl zij feitelijk in gebruik zijn als tuin. Dit gebruik bestond al toen reclamanten het huis kochten en is door reclamanten niet gewijzigd. Allen de binnen deze bestemming aanwezige afscheidingen hebben reclamanten, ten behoeve van hun honden, vernieuwd en verhoogd. Reclamanten zouden graag de hiervoor genoemde delen van hun perceel als tuin blijven gebruiken en de aanwezige hekwerken willen behouden. Op die delen die het betreft is nog bos nog natuur aanwezig.

reactie:

Ad. 1- De bij 'aan-huis-verbonden beroepen' genoemde maximale oppervlakte van 100 m² betreft inderdaad een vergissing en wordt verwijderd. Er is in de begrippen bij 'aan-huis-verbonden beroepen' al een maximale oppervlakte genoemd met het percentage van 40%. Daarnaast is aangegeven dat minimaal 100 m² in gebruik moet blijven als woning. Bij vergissing is deze laatst genoemde bepaling van 100 m² ook opgenomen als maximum vloeroppervlak van een beroep aan huis. Dat was en is niet de bedoeling. Bij een 'aan-huis-verbonden bedrijf' staat deze beperking namelijk ook niet opgenomen. Wij willen juist de ruimte geven aan burgers om een beroep aan huis te hebben conform de wensen en ruimte die de burger daarvoor nodig heeft zonder al te veel beperkingen.

Ad. 2- De bouwtekeningen van de woning, inclusief de vergroting van de woning aan de achterzijde, zijn opgezocht en bekeken. Daaruit volgt dat de woning circa 22 meter breed is en net iets meer dan 14 diep is. Het bouwvlak van de woning bedraagt 23 bij 15 meter. Daarmee past de woning ruim binnen het bouwvlak. De hele woning ligt daarmee in het bouwvlak. Het bouwvlak ligt daarmee goed en zal niet worden aangepast.

Ad. 3- De paardenstal valt geheel binnen de bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak. Echter, het lijkt er op dat de aan de paardenstal gebouwde overkapping net wel of net geheel niet binnen de bestemming 'Wonen' valt. Daarom wordt ter plaatse de bestemming 'Wonen', zonder bouwvlak met 1 meter vergroot. Met deze vergroting ligt de paardenstal met overkapping zeker binnen de bestemming 'Wonen', zonder bouwvlak.

Ad. 4- Het betreffende deel van het perceel heeft in het voorheen geldende bestemmingsplan de bestemmingen 'Bos' en 'Natuur'. Op een deel van dat perceel staan bomen, ligt een droogdal/droge sloot en is natuurlijk grasland aanwezig. Anderzijds is een deel van die grond al enige jaren ook in gebruik als tuin (en ingericht) met hoge hekwerken waar de honden van reclamanten worden gehouden. Het betreffende gedeelte van het perceel van reclamanten heeft daarmee een natuurlijke functie als een tuinfunctie. In overleg met reclamanten worden de bestaande bestemmingen ter plaatse gehandhaafd maar krijgt het betreffende gedeelte ook de aanduiding 'tuin'. Daarmee wordt een gebruik als tuin, zonder gebouwen, maar met maximaal 1,5 meter hoge hekwerken toegestaan. In de regels van het bestemmingsplan is daarom in de bestemmingen 'Natuur' en 'Bos' aangegeven dat ter plaatse van de aanduiding 'tuin' een gebruik als tuin is toegestaan met terreinafscheidingen van maximaal 1,5 meter hoogte.

conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. De bepaling bij de begrippen over 'aan-huis-verbonden beroepen' over de maximale oppervlakte van 100 m² voor aan-huis-verbonden beroepen is, conform Ad. 1-, verwijderd. Het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak wordt in het noorden, ter plaatse van de paardenstal, met 1 meter vergroot. Dit conform Ad. 3-. Ter plaatse van de bestemmingen 'Bos' en 'Natuur' op het terrein van reclamanten aan de Utrechtseweg 447 is de aanduiding 'tuin' opgenomen. In de regels van beide bestemmingen is dit ook opgenomen, met de bepaling dat hier terreinafscheiding tot 1,5 meter hoogte zijn toegestaan.

zienswijze 4

Naam: mevrouw F.A. Bensink-Hoogendoorn, namens haarzelf en
de erven van de heer Bensink

Adres: Kasteelweg 39, 6865 CR Doorwerth

Ontvangst zienswijze: 26 maart 2013

Inboeknummer: 119201

samenvatting zienswijze

1- Reclamanten zijn eigenaar van het perceel aan de Kabeljauwallee 37 en verzoeken om het perceel een woonbestemming te geven. Zij zijn van mening dat het onjuist is het bestaande woongebruik weg te bestemmen tot 'bedrijfswoning in de bestemming 'Horeca'. Reclamanten geven aan dat er geen milieuoverwegingen zijn die zich tegen de woonbestemming verzetten. Reclamanten geven aan dat de woning aan de Kabeljauwallee 37 al sinds 2003/2004 niet meer in gebruik is als bedrijfswoning en sindsdien gebruikt wordt als burgerwoning. Volgens reclamanten zou uit de daarna verleende bouwvergunningen blijken dat de uitbreidingen van de woning verleend zijn ten behoeve van een burgerwoning. Sinds 2003/2004 bestaat er geen binding meer tussen de bewoner van de woning en de horeca-activiteiten van het naastgelegen hotel en is het wonen in de (bedrijfs)woning niet meer noodzakelijk meer voor het functioneren van het naastgelegen horecabedrijf (hotel).

Reclamanten geven aan dat op het tijdstip van het van kracht worden van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008', waar het perceel aan de Kabeljauwallee 37 in gelegen was, was de betreffende woning niet meer in gebruik als bedrijfswoning maar als burgerwoning. Desondanks is de woning in het ontwerpbestemmingsplan 'Kievitsdel 2013' wel als bedrijfswoning in de bestemming 'Horeca' bestemd. Volgens de overgangsbepalingen voor het gebruik (artikel 37) van het bestemmingsplan 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008' mag het gebruik van opstallen, dat op het moment van het van kracht worden van het plan bestond en dat afwijkt van de bestemming en/of voorschriften, worden voortgezet. Het gebruik van de woning aan de Kabeljauwallee 37 als burgerwoning wordt hierdoor op grond van de overgangsbepalingen beschermd. Volgens vaste rechtspraak mag legaal gebruik echter niet voor de tweede keer onder het overgangsrecht worden gebracht. Volgens reclamanten vloeit hieruit voort dat in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'bedrijfswoning' dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en 'Tuin'. De indeling van de kavel zou zo moeten dat de tuinbestemming aan de voorzijde (richting de Kabeljauwallee) dient te liggen en het overige deel van de kavel dient de bestemming 'Wonen' met en zonder bouwvlak te krijgen.

Reclamanten geven verder aan dat milieuaspecten geen belemmering hoeven te vormen voor het toekennen van een woonbestemming aan Kabeljauwallee 37. Reclamanten verwijzen vervolgens naar de toelichting van het voorliggende bestemmingsplan waarin staat (hoofdstuk 4.4) dat de hinderafstand van het hotel 10 meter bedraagt en dat daaraan wordt voldaan.

2- Reclamanten vragen om de begripsomschrijving van 'horeca / horecabedrijf' in artikel 1 zodanig aan te passen dat feestzalen en partyboerderijen op de locatie / pand aan de Schaapsdrift zijn toegestaan.

In de jaren '80 van de vorige eeuw is het paviljoen op verzoek van de gemeente verplaatst van de Badlaan naar de Schaapsdrift in verband met de woningbouwontwikkeling aan de Badlaan. De huidige locatie van het paviljoen aan de Schaapsdrift is altijd in gebruik geweest als feestlocatie voor bruiloften, partijen, bedrijfsdagen voor sociaal culturele activiteiten, seminars en horeca in de meest ruime zin. Volgens reclamanten zijn er geen ruimtelijke overwegingen om feestzalen en partyboerderijen uit te sluiten, terwijl het exploiteren van zaalaccommodatie al dan niet in combinatie met vermaak is toegestaan. Beide genoemde onderdelen van de omschrijving 'horeca' in artikel 1 lijken met elkaar te knellen. De begripsomschrijving is waarschijnlijk een 'standaardomschrijving' van de gemeente die ook in andere bestemmingsplannen (bijvoorbeeld Renkum-Heelsum 2013) wordt gehanteerd.

In de toelichting van het bestemmingsplan wordt niet onderbouwd om welke reden het uit ruimtelijk oogpunt wenselijk is om feestzalen en partyboerderijen als regel uit te sluiten. Evenmin wordt onderbouwd om welke specifieke reden het wenselijk is om op grond van ruimtelijke overwegingen ter plaatse van heet perceel aan de Schaapsdrift (het paviljoen) feestzalen en partyboerderijen uit te sluiten. Volgens reclamanten leent deze locatie zich juist uitstekend voor feesten en partijen. De bereikbaarheid is uitstekend en er zijn geen gevoelige functies in de nabijheid. De dichtstbijzijnde woningen aan de noord- en zuidzijde van de locatie liggen op circa 125 tot 150 meter afstand. Dat is aanzienlijk meer dan de richtafstand van 30 meter die de VNG bijvoorbeeld aangeeft voor muziekcafé's.

3- Reclamanten vragen om de 'wijzigingsbevoegdheid om één seksinrichting binnen de gemeente mogelijk te maken' te verplaatsen van Kabeljauwallee 35 naar het perceel / pand aan de Schaapsdrift of, eventueel, naast de wijzigingsbevoegdheid voor Kabeljauwallee 35, die wijzigingsbevoegdheid ook toe te kennen aan het perceel aan de Schaapsdrift ('het paviljoen').

De ligging van het pand aan de Schaapsdrift (het paviljoen) maakt deze locatie aanzienlijk beter geschikt voor het toekennen van een wijzigingsbevoegdheid voor seksinrichting dan de locatie van het hotel aan de Kabeljauwallee 35 en het pand aan de Utrechtseweg 454. Naast de voorwaarden die aan de wijzigingsbevoegdheid zijn verbonden en die zijn opgenomen in artikel 6.6 van het ontwerpbestemmingsplan, moet in de ogen van reclamanten een seksinrichting aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • een goede bereikbaarheid, ook vanaf het regionale wegennet;
  • een goede afwikkeling van het verkeer;
  • voldoende parkeergelegenheid;
  • goede inpassingsmogelijkheden in de omgeving;
  • optimale privacy.

Niet alleen de bereikbaarheid, de mogelijkheden voor een goede afwikkeling van het verkeer en voor voldoende parkeergelegenheid maken de locatie aan de Schaapsdrift geschikt als seksinrichting. De locatie biedt goede mogelijkheden voor een goede inpassing en, indien dit wordt gewenst, een vergaande afscherming ten opzichte van de omgeving. De ligging bewerkstelligt ook een hoge mate van privacy, zeker in vergelijking met de locaties aan de Kabeljauwalleen 35 en de Utrechtseweg 454. Het hotel-restaurant bestaat uit een aanzienlijk complex. Het ligt niet voor de hand om het hele complex een functie als seksinrichting te geven. Dit laatste is ook niet wenselijk vanwege de uitstraling op de omgeving. Een algehele functiewijziging is naar verwachting ook niet uitvoerbaar. Een gedeeltelijke functiewijziging kan echter spanningen teweeg brengen met de overige horeca-activiteiten. Reclamanten geven aan bereid te zijn om met omwonenden te overleggen omtrent maatregelen die de privacy beschermen rondom de Schaapsdrift.

Bij reclamanten bestaat de indruk dat de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen 'omdat het moet' en dat deze niet op ruimtelijke overwegingen is gebaseerd. De locatie aan de Schaapsdrift voldoet aan de voorwaarden uit het bestemmingsplan en aan de genoemde aanvullende voorwaarden. De conclusie van reclamanten is dan ook dat op grond van ruimtelijke overwegingen een wijzigingsbevoegdheid voor een seksinrichting voor de locatie aan de Schaapsdrift goed te onderbouwen is.

reactie:

Ad. 1- Reclamanten zijn eigenaar van het pand aan de Kabeljauwallee 37, maar wonen daar formeel sinds 2008 niet meer. Na het overlijden van de heer Bensink, enige tijd geleden, is het de vraag wat de doen met het pand. Voor de eventuele verkoop door reclamanten is een pand met een woonbestemming beter te verkopen dan een bedrijfswoning. Dit is onder andere de achtergrond van het verzoek om het pand als burgerwoning te bestemmen. Anderzijds is dit het risico dat reclamanten zelf genomen hebben door in 2003 / 2004 het hotel te verkopen maar de bijbehorende bedrijfswoning niet. Sinds ongeveer één jaar wordt de woning aan de Kabeljauwallee niet meer bewoond (staat er niemand ingeschreven op dat adres).

De woning aan de Kabeljauwallee 37 en het naastgelegen horecabedrijf aan de Kabeljauwallee 35 zijn jaren lang een eenheid geweest. Kabeljauwallee 37 was de bedrijfswoning van het naastgelegen hotel de Branding. In de bedrijfswoning woonde de familie Bensink (dat zijn onder andere reclamanten). Naar wij later hebben vernomen hebben reclamanten medio 2003 / 2004 het hotel verkocht aan de hotelketen Golden Tulip. De bedrijfswoning hebben zij in eigendom gehouden en daar zijn zij blijven wonen. Vanaf dat moment was er geen relatie meer tussen de bedrijfswoning en het hotel. Ingevolge het toen geldende bestemmingsplan 'Kievitsdel' uit 2000 had de woning de bestemming 'Horeca' was bestemd voor bedrijfswoning. Een burgerwoning was niet toegestaan. De later verleende bouwvergunningen voor het vergroten van de woning aan de Kabeljauwallee 37 zijn verleend op grond van het toen geldende bestemmingsplan Kievitsdel, met de bestemming 'Horeca' bestemd als 'bedrijfswoning'. De vergunningen pasten in de bepalingen over de bedrijfswoning. Dat de woning wellicht toen al gebruikt werd als gewone woning doet daar niets aan af. Ook betekent dit niet dat daarmee een burgerwoning was toegestaan.

In 2008 zijn de woning aan de Kabeljauwallee 37 en het hotel aan de Kabeljauwallee 35 in een nieuw bestemmingsplan opgenomen, te weten bestemmingsplan 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008'. In dat bestemmingsplan hadden beide panden wederom een horecabestemming gekregen en de woning aan de Kabeljauwallee 37 wederom een aanduiding als bedrijfswoning. Reclamanten zijn van mening dat het woongebruik van de woning aan de Kabeljauwallee onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008' valt en dat daarmee het woongebruik legaal is geworden. Dit is echter niet juist.

In het voornoemde bestemmingsplan is namelijk een uitzondering op het navolgende, door reclamanten genoemde, overgangsrecht opgenomen. In de overgangsbepalingen voor het gebruik (artikel 37, lid 1) van het bestemmingsplan 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008' staat dat: 'het gebruik van opstallen, dat op het moment van het van kracht worden van het plan bestond en dat afwijkt van de bestemming en/of voorschriften, mag worden voortgezet. Echter er staat ook in artikel 37, lid 2 het volgende: 'dit geldt niet voor het gebruik wat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan'. In het voorgaande bestemmingsplan 'Kievitsdel' was het gebruik als burgerwoning ook niet toegestaan.

Dit houdt in dat het gebruik als burgerwoning van het pand aan de Kabeljauwallee 37 nog steeds in strijd is met het bestemmingsplan en dat de gekozen bestemming in het voorliggende bestemmingsplan als bedrijfswoning nog steeds correct is. Anderzijds kan het volgende worden overwogen.

Sinds 2003 / 2004 (dus inmiddels circa 10 jaar) feitelijk geen bedrijfswoning meer. De afstand tussen de woning en het naastgelegen hotel met de horecabestemming is groot genoeg (circa 20 meter) om te voldoen aan de richtafstanden qua milieuhinder.

Het ligt zeker niet in de lijn der verwachting dat de woning nog als bedrijfswoning zal (kunnen) worden gebruikt. Het naastgelegen hotel heeft geen directe interesse om de woning te kopen. Het strijdige gebruik kan in principe niet twee keer onder het overgangsrecht gebracht worden, zeker niet als de gemeente niet handhaaft (om het strijdige gebruik teniet te doen).

Gezien het vorenstaande krijgt de woning aan de Kabeljauwallee 37 de bestemming 'Wonen' en 'Tuin'. Daarmee is het pand geen bedrijfswoning meer en is het gebruik als burgerwoning geformaliseerd.

Ad.2- Het begrip 'horeca / horecabedrijf' zoals genoemd in artikel 1 (begrippen) van de regels van het bestemmingsplan is de gemeentelijke standaardomschrijving voor horeca. Daarin is zware horeca niet toegestaan. Dart wil zeggen horeca-activiteiten die veel geluid kunnen produceren en die tot laat in de avond geopend zijn. Ook zijn dit horeca-activiteiten die een zodanig karakter hebben dat zij ingericht zijn om permanent te worden gebruikt voor muziek en feesten, zoals discotheken en partyboerderijen. Zaalverhuur met bijbehorend vermaak heeft een meer incidenteel karakter en is daarom wel toegestaan. Bij zaalverhuur kan ook gedacht worden aan bruiloften, partijen en eventueel ook aan seminars en congressen. Naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat dit niet duidelijk genoeg in de omschrijving van 'horeca / horecabedrijf' staat. Ook is er geen zwaarwegende reden om feestzalen te verbieden. Ook dit zal worden toegevoegd aan de begripsomschrijving. Een partyboerderij heeft een te permanentkarakter en wordt niet toegestaan, ook niet ter plaatse van het paviljoen aan de Schaapsdrift. Daarnaast is het pand geen (voormalige) boerderij.

In het bestemmingsplan 'Kievitsdel' uit 1999 (welk bestemmingsplan overigens niet meer vigeert ter plaatse van het paviljoen) was in de bestemming horecadoeleinden ook opgenomen dat congrescentra en sport en recreatieve functies waren toegestaan. Dus horeca-activiteiten met een gecombineerde sportieve of recreatieve handeling was ook toegestaan. Dit wordt daarom ook toegevoegd aan de begripsomschrijving van 'horeca / horecabedrijf'.

Het begrip ''horeca / horecabedrijf' is daarom als volgt aangepast:

'een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een (eet)café, cafetaria, lunchroom, broodjeszaak, restaurant, bistro, grillroom, afhaalzaak dan wel een combinatie van dergelijke bedrijven, het verstrekken van logies, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie (o.a. feestzaal, bruiloften en (kunst)exposities), vergader- en congresaccommodaties en conferentieoorden. Alles eventueel in combinatie met bijbehorende sport- en recreatieve voorzieningen / activiteiten en één en ander al dan niet in combinatie van een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. Onder horeca wordt niet verstaan coffeeshops, discotheken, partyboerderijen en dergelijke.'

Ad. 3- Reclamanten (via De Branding Beheer B.V.) waren tot enige maanden geleden eigenaar van het pand aan de Schaapsdrift (het paviljoen). Al sinds het najaar van 2012 staat op het perceel een bord met 'verkocht' op het perceel. Volgens de kadastrale gegevens is het pand met ondergrond op 18 oktober 2012 verkocht aan Vastgoed Hagrabel B.V.. Volgens de ons bekende gegevens heeft alleen de feitelijke overdracht nog niet plaatsgevonden. Uit de koopovereenkomst/registergoed van de notaris die op 18 oktober 2012 is gesloten blijkt niet dat er enige (planologische) voorbehouden (ontbindingsvoorwaarden) zijn vastgelegd met betrekking tot de overdracht. Ook niet met betrekking tot toe te kennen bestemmingen, waaronder de gevraagde wijzigingsbevoegdheid voor het kunnen vestigen van een seksinrichting. Daarmee zijn reclamanten geen belanghebbende (meer) met betrekking tot het pand. De nieuwe eigenaar heeft geen zienswijze ingediend. Een zienswijze kan en mag echter door 'een ieder' worden ingediend. Dus ook wanneer men geen eigenaar (meer) is van een pand. Tegen een vastgesteld bestemmingsplan kan (in beginsel) alleen een 'belanghebbende' die een zienswijze heeft ingediend beroep instellen bij de Raad van State. Het behandelen van het verzoek van reclamanten om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen in het bestemmingsplan op het betreffende pand aan de Schaapsdrift is daarom lastig op waarde te schatten. In de zienswijze worden argumenten gegeven waarom het volgens reclamanten ruimtelijk logisch zou zijn om de wijzigingsbevoegdheid op het pand te leggen. Er wordt echter niet (heel duidelijk) aangegeven of er gebruik van gemaakt zal worden dan wel waarom de wijzigingsbevoegdheid gewenst is.

Door de ingediende zienswijze is inmiddels veel commotie (verzet) ontstaan in de wijk Kievitsdel tegen het verzoek (zienswijze) om ter plaatse van het paviljoen een wijzigingsbevoegdheid voor het kunnen vestigen van een seksinrichting. Mede ook omdat de koper van het pand een verleden heeft met seksinrichtingen. Wellicht dat dat ook de reden is dat het verzoek in de zienswijze is opgenomen. Vele inwoners van Kievitsdel vrezen ook waardevermindering van hun panden en willen in de toekomst planschadeclaims indienen. Indien door de gemeente meegewerkt zal worden aan een wijzigingsbevoegdheid zal de gemeente een planschadeovereenkomst sluiten met de eigenaar van het pand (en/of reclamanten) opdat de planschade voor rekening van de eigenaar is. Dit in verband met de financiële haalbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid die al bij het vaststellen van de wijzigingsbevoegdheid moet zijn aangetoond. Zie hiervoor de reactie op zienswijze 1. Verder heeft ook het naastgelegen Golden Tulip hotel indirect aangegeven zich niet te kunnen vinden in dit verzoek.

Hierna wordt uitleg gegeven over het gemeentelijk prostitutiebeleid en het vastgestelde bestemmingsplan 'Parapluherziening Prostitutie gemeente Renkum', mede in reactie op de zienswijze.

Wijzigingsbevoegdheid prostitutie

De gemeenteraad heeft op 28 juni 2000 het gemeentelijke 'Prostitutiebeleid gemeente Renkum' vastgesteld. In dit beleid staat onder andere het doel en de achtergrond van het beleid opgenomen evenals de keuzes voor potentiële locaties voor het kunnen vestigen van een seksinrichting. Op 19 juni 2002 heeft de gemeenteraad vervolgens het bestemmingsplan 'Parapluherziening Prostitutie gemeente Renkum' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is op 14 januari 2003 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland. In dit bestemmingsplan is het prostitutiebeleid planologisch vertaald. Het bestemmingsplan voegt aan alle, toen geldende, bestemmingsplannen het voorschrift toe dat nergens in de gemeente prostitutie is toegestaan. Daarmee is een algemeen prostitutieverbod planologisch vastgelegd. In het bestemmingsplan is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in de hele gemeente met een wijzigingsbevoegdheid maximaal één seksinrichting te kunnen toestaan. In het bestemmingsplan zijn zes locaties in de gemeente met een horecabestemming aangewezen waarvoor de wijzigingsbevoegdheid geldt. Op maximaal één van die locaties kan met een bestemmingsplanwijziging (wijzigingsbevoegdheid) een seksinrichting woorden toegestaan. Bij wet (Wet ruimtelijke ordening) is geregeld dat de gemeenteraad bevoegd is een bestemmingsplan vast te stellen. Bij wet is ook geregeld dat de gemeenteraad in een bestemmingsplan een met kaders aangegeven wijzigingsbevoegdheid kan opnemen. Een wijzigingsbevoegdheid houdt in dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is (en dus niet verplicht is) om het bestemmingsplan binnen de door de gemeenteraad gestelde kaders (genoemd in de wijzigingsbevoegdheid) te wijzigen. In dit geval gaat het om een vastgestelde wijzigingsbevoegdheid om op één van de zes opgenomen locaties een seksinrichting toe te kunnen staan. Indien gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid dan wordt het bestemmingsplan (het wijzigingsplan) in ontwerp ter inzage gelegd. Daarmee heeft een ieder de mogelijkheid om een zienswijze te kunnen indienen tegen die bestemmingsplanwijziging.

Van de zes aangewezen locaties waarvoor de wijzigingsbevoegdheid geldt liggen er twee in de wijk Kievitsdel, te weten de panden aan de Utrechtseweg 454 (restaurant Kievitsdel) en Kabeljauw 35 (alleen het pand van Golden Tulip hotel Doorwerth en niet het paviljoen aan de Schaapsdrift).

Voordat het bestemmingsplan 'Parapluherziening Prostitutie gemeente Renkum' was vastgesteld was bij wet een 'algemeen bordeelverbod' geregeld. Een dergelijk verbod hoefde dus voor die tijd niet in het bestemmingsplan geregeld te worden. Echter destijds werd de wet (Wetboek van Strafrecht, TK 1996-1997, 25437) gewijzigd waardoor dit niet meer kon. Met de wetswijziging werd het 'algemeen bordeelverbod' opgeheven. Om het vestigen van prostitutiebedrijven planologisch tegen te kunnen gaan moest een verbod op prostitutiebedrijven opgenomen worden in de bestemmingsplannen. Dit kon snel plaatsvinden door een 'paraplubestemmingsplan' op te stellen die aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente verbodsbepalingen over prostitutie toegevoegde.

De Grondwet verbiedt het echter om overal in de gemeente prostitutie te verbieden. Een algeheel prostitutieverbod is daardoor niet toegestaan. Gelet daarop moest de gemeente minimaal één locatie aanwijzen waar een prostitutiebedrijf / seksinrichting mogelijk was, hetzij rechtstreeks bestemmen dan wel via een wijzigingsbevoegdheid. Daarom, en om het vestigen van een seksinrichting niet zondermeer mogelijk te maken (rechtstreeks te bestemmen), is een paraplubestemmingsplan gemaakt waarin een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de bestemming van één van de, in dat bestemmingsplan genoemde, zes locaties, met een horecabestemming, in de gemeente te kunnen wijzigen om maximaal één seksinrichting toe te kunnen staan. Voor de overwegingen over de wijzigingsbevoegdheid wordt verwezen naar het door de gemeenteraad op 28 juni 2000 vastgestelde 'Prostitutiebeleid gemeente Renkum' en het op 19 juni 2002 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan 'Parapluherziening Prostitutie gemeente Renkum'.

Een wijzigingsbevoegdheid betreft een 'bevoegdheid' en geen 'verplichting'. Dat wil zeggen dat helemaal niet zeker is dat het bestemmingsplan op één van die locaties ooit zal worden gewijzigd. De zes locaties waarvoor de wijzigingsbevoegdheid in de gemeente is opgenomen betreffen: restaurant Campman aan de Hartenseweg te Renkum, restaurant Kievitsdel aan de Utrechtseweg 454 te Doorwerth, Golden Tulip hotel Doorwerth (voorheen De Branding) aan de Kabeljauwallee 35 te Doorwerth, Bilderberg hotel Wolfheze aan de Wolfhezerweg 17 te Wolfheze, Bilderberg hotel De Buunderkamp aan de Buunderkamp 8 te Wolfheze en horecagelegenheid De Westerbouwing aan de Westerbouwing 1 te Oosterbeek. Twee van de genoemde zes locaties liggen in Kievitsdel. Het bestaande bestemmingsplan 'Parapluherziening Prostitutie gemeente Renkum' is opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan 'Kievitsdel 2013'. Daarom zijn de twee locaties die in de wijk Kievitsdel zijn gelegen overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Kievitsdel 2013.

Overigens houdt een wijzigingsbevoegdheid in dat een nieuw bestemmingsplan moet worden opgesteld, met de gebruikelijke inspraak, waarbij het enige verschil met een regulier bestemmingsplan is dat nu het college van burgemeester en wethouders het bevoegde gezag is in plaats van de gemeenteraad. De gemeenteraad zou ook met een regulier bestemmingsplan op een andere locatie een seksinrichting mogelijk kunnen maken. De wijzigingsbevoegdheid geeft dus alleen aan dat wanneer er behoefte aan is het vestigen van een seksinrichting dit alleen op één van de zes locaties toegestaan zou kunnen worden.

Met andere woorden, de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de vestiging van een seksinrichting niet zomaar toe te staan, maar pas na een goede afweging. Daarbij is uiteraard ook rekening gehouden met ruimtelijke argumenten voor de keuze van de zes locaties.

In het 'Prostitutiebeleid gemeente Renkum' is gekozen om alleen panden met een horecabestemming aan te wijzen als locatie waar potentieel een seksinrichting zou kunnen worden toegestaan. Verder zijn daarin de volgende criteria opgenomen voor de keuze van de locaties waar een seksinrichting zou kunnen worden toegestaan:

'Geen vergunning zal worden verleend voor een prostitutiebedrijf welke zich gaat vestigen in gebieden die vanuit een oogpunt van woon- en leefomgeving 'gevoelig' liggen zoals:

  • a. woonwijken;
  • b. in de directe nabijheid van een school c.q. scholen of een kerkgebouw;
  • c. plaatsen waar over het algemeen veel jongeren plegen te vertoeven, zoals bijvoorbeeld jeugdhonken en hangplekken;
  • d. natuurgebieden.'

Met de voornoemde aspecten is rekening gehouden bij de locatiekeuzes in het vastgestelde bestemmingsplan 'Parapluherziening Prostitutie gemeente Renkum'. Niet alle panden met een horecabestemming in de gemeente zijn aangewezen als een potentiële locatie voor de wijzigingsbevoegdheid. De locatie van het pand 'het paviljoen' aan de Schaapsdrift is niet opgenomen is dat bestemmingsplan. Het pand is ook nooit onderwerp van discussie geweest. De discussies die gevoerd zijn over en de keuzes gemaakt zijn om de keuze van de locaties is ten tijde van het bestemmingsplan 'Parapluherziening Prostitutie gemeente Renkum' worden hier niet opnieuw gevoerd in dit conserverende bestemmingsplan. Die hoofdkeuzes staan nog overeind. Het is, vanwege het beleid om juist terughoudend om te gaan met het vestigen van een seksinrichting, niet gewenst om het aantal potentiële locaties voor de vestiging van een seksinrichting uit te breiden dan wel te wijzigen. Zes potentiële locaties is namelijk al veel. Verkleinen van het aantal locatie is wel mogelijk door bijvoorbeeld nieuwe inzichten. Kievitsdel is natuurlijk wel een woonwijk waarbij voor elke locatie geldt dat woningen in de nabijheid liggen (binnen circa 200 meter) van de panden waar een wijzigingsbevoegdheid geldt. Dit geldt ook voor de locatie aan de Schaapsdrift. Verder ligt het pand aan de Schaapsdrift in de nabijheid van een fietsroute van schoolgaande jongeren (W.A. Scholtenlaan) en is het (goed) zichtbaar vanaf de drukke N225.

Zie hiervoor ook hetgeen is beschreven bij de reactie op zienswijze 5.

conclusie:

De zienswijze leidt tot te volgende aanpassing van het bestemmingsplan.

Naar aanleiding van punt 1- De voormalige bedrijfswoning aan de Kabeljauwallee 37 krijgt de bestemming 'Wonen' en 'Tuin'. Daarmee is het pand geen bedrijfswoning meer en is het gebruik als burgerwoning geformaliseerd.

Naar aanleiding van punt 2- is het begrip ''horeca / horecabedrijf' als volgt aangepast:

'een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een (eet)café, cafetaria, lunchroom, broodjeszaak, restaurant, bistro, grillroom, afhaalzaak dan wel een combinatie van dergelijke bedrijven, het verstrekken van logies, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie (o.a. feestzaal, bruiloften en (kunst)exposities), vergader- en congresaccommodaties en conferentieoorden. Alles eventueel in combinatie met bijbehorende sport- en recreatieve voorzieningen / activiteiten en één en ander al dan niet in combinatie van een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. Onder horeca wordt niet verstaan coffeeshops, discotheken, partyboerderijen en dergelijke.

Naar aanleiding van punt 3- is de toelichting bij hoofdstuk 5.2.2 het onderdeel over de wijzigingsbevoegdheid over een seksinrichting aangevuld en verduidelijkt.

zienswijze 5

Naam: mevrouw M.G.C. Tulp-Janssen en de heer A.J.P.Tulp

(ingediend door De Kempenaer Advocaten, Postbus 9218, 6800 HX Arnhem)

Adres: Van der Molenallee 161, 6865 CE Doorwerth

Ontvangst zienswijze: 26 maart 2013

Inboeknummer: 119193

samenvatting zienswijze

Reclamanten wonen direct naast restaurant Kievitsdel (Utrechtseweg 454). In het ontwerpbestemmingsplan is ter plaatse van het restaurant een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om een seksinrichting te vestigen in het pand aan de Utrechtseweg 454. Reclamanten maken daar uitdrukkelijk bezwaar tegen en wel om de volgende redenen.

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om te bepalen dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels het college binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 3.6, eerste lid, onder a van de Wet ruimtelijke ordening. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is gebonden aan voorwaarden.

Reclamanten noemen vervolgens diverse teksten en uitspraken die wij ook al hebben genoemd bij onze reactie op zienswijze 1. Reclamanten noemen onder andere het volgende.

Van belang is dat het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid inhoudt dat het eventuele gebruik daarvan in beginsel overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt geacht. De gemeenteraad dient daarom bij de vaststelling van de wijzigingsbevoegdheid te onderzoeken of toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in beginsel mogelijk is. De haalbaarheid moet reeds in het bestemmingsplan aangetoond worden. Daarbij dient onder meer vastgesteld te worden dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor omwonenden.

Volgens reclamanten is in dit geval onvoldoende onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid. Van een dergelijk onderzoek of de uitkomst daarvan is niet gebleken. Voorts stellen reclamanten dat de haalbaarheid beperkt zal zijn, aangezien de wijzigingsprocedure op veel verzet zal stuiten. Het woon- en leefklimaat van reclamanten zal bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vanzelfsprekend op negatieve wijze worden aangetast. Een seksinrichting brengt de nodige overlast, een bepaald publiek, een bepaalde sfeer en (eventueel) criminaliteit met zich mee. Reclamanten, maar ook andere omwonenden, zullen dit een onaanvaardbare inbreuk vinden op hun leef- en woongenot.

Reclamanten geven ook aan dat er veel fietsverkeer van scholieren is die op en neer fietsen naar school langs het pand aan de Utrechtseweg 454. Ook zijn er in de nabijheid van het betreffende pand vier bushaltes. Tevens zou de seksinrichting (bij realisatie) direct grenzen aan de Ecologische Hoofdstructuur zoals vastgesteld door de provincie. Dit alles is onaanvaardbaar en in strijd met het eigen beleid. Daarmee is het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid niet haalbaar, niet wenselijk en niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.

Zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 augustus 2011, zaaknr. 200907149/1/R1) is het in beginsel niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening om in een bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen die bestemmingen mogelijk maakt die pas na afloop van de planperiode van tien jaar zullen worden verwezenlijkt. Dit betekent dat de gemeenteraad reeds bij de beoordeling van het bestemmingsplan moet onderzoeken of, kort gezegd, behoefte bestaat aan de mogelijkheid tot wijziging van de bestemming zoals deze beoogd wordt mogelijk gemaakt te worden in de wijzigingsbevoegdheid. Nu dit volgens reclamanten niet het geval is en niet blijkt van behoefte om de bestemming te wijzigen van horeca in prostitutie en niet valt te verwachten dat de prostitutiebestemming verwezenlijkt zal worden, kan de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt stellen dat het plan op dit punt strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening (Raad van State, 9 februari 2011, BR 2011/86).

Voorts is het van belang dat in een wijzigingsbepaling in voldoende mate wordt bepaald in welke gevallen en op welke wijze hiervan gebruik mag worden gemaakt. Een op artikel 3.6, eerste lid, onder a, Wet ruimtelijke ordening berustende wijzigingsbevoegdheid dient daarom in deze beide opzichten door voldoende objectieve normen te worden begrensd. (Raad van State, 6 maart 2013, zaaknr. 201205273/1/R2)

Onder meer moet belang worden gehecht aan de aard van de wijziging, de omvang van het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid ziet en de aanleiding voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid.

In het ontwerpbestemmingsplan is geen blijk gegeven voor de aanleiding van het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid van horeca naar prostitutie. In het onderliggend beleid, Parapluherziening Prostitutie gemeente Renkum, is hierover wel het een en ander gezegd. Daarbij gaat het volgens reclamanten slechts om beleidsregels en naar oordeel van reclamanten kan het Parapluplan Prostitutie niet meer dan een samenstel van beleidsregels worden genoemd waarbij actualisering ook aan de orde zou moeten zijn aangezien het hier gaat om beleidsregels die van 10 jaar geleden dateren. Er wordt daarin ook niet voldoende uitleg gegeven waarom juist deze locatie als locatie voor eventuele vestiging van een seksinrichting wordt benoemd. Reclamanten zijn van mening dat als aan de criteria wordt getoetst die worden genoemd in het beleid van de gemeente de keuze voor deze locatie geen stand kan houden.

De raad dient tevens rekening te houden met het provinciale beleid. Dit beleid dient bij de belangenafweging betrokken te worden. Van een dergelijk onderzoek is niet gebleken.

Ook dient de wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. Dat is volgens reclamanten niet het geval.

Toen reclamanten in 2007 hun woning kochten hebben zij bij de gemeente Renkum geïnformeerd naar belangrijke informatie over hun woning (o.a. bestemmingsplan) en naar de bestemming van het restaurant aan de Utrechtseweg 454. Aan reclamanten is toen alleen het bestemmingsplan Kievitsdel uit 1999 verstrekt en niet de beleidsregels die in het kader van Prostitutie waren opgesteld. Als reclamanten deze informatie wel hadden gekregen hadden zij de woning niet gekocht. Reclamanten waren dan ook geschokt toen het ontwerpbestemmingsplan Kievitsdel 2013 hen bereikte.

Verder achten reclamanten het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid op het perceel aan de Utrechtseweg 454 in het bestemming Kievitsdel 2013 onevenredig belastend voor hen. Een ieder die in de toekomst wellicht hun woning zou willen kopen, vraag bij de gemeente het bestemmingsplan op en ziet daarin dan de wijzigingsbevoegdheid tot het vestigen van een seksinrichting bij hun directe buren opgenomen. Reclamanten hebben gerede vrees voor een enorme waardedaling van hun woning en zelfs de onverkoopbaarheid daarvan. Reclamanten zijn van mening dat er sprake is van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel aangezien er geen sprake is van zorgvuldig onderzoek naar de feiten en belangen en er geen sprake is van correct volgen van de procedure. Reclamanten willen daarom dat de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan ter plaatse van Utrechtseweg 454 vervalt.

reactie:

Reclamanten citeren in een deel van hun zienswijze, net als wij al gedaan hadden bij de reactie op zienswijze 1, uit een bericht van 11 maart 2013 in o.a. 'Omgevingsweb' van mevrouw Mr. Franca Damen over 'Wijzigingsbevoegdheid in de Wro: voorwaarden'. Daarom verwijzen wij voor een deel naar onze reactie op zienswijze 1. Daarnaast verwijzen wij naar onze reactie op zienswijze 4, bij punt 3-, te weten het onderdeel bij 'wijzigingsbevoegdheid prostitutie'.

Daarnaast willen wij het volgende opmerken. Het gemeentelijk prostitutiebeleid is vastgesteld in 2000. Daarna, 2002, is het bestemmingsplan 'Parapluherziening prostitutie gemeente Renkum' opgestart en vastgesteld. Dit bestemmingsplan heeft twee maal ter inzage gelegen (voorontwerp en ontwerp). Beide keren is het plan aangepast en is uitgebreid gemotiveerd waarom bepaalde locaties wel en niet voldeden aan de gestelde criteria (zie het beleid). Daaruit volgde dat uiteindelijk zes locaties overbleven, waaronder Utrechtseweg 454. Dit beleid en het vastgestelde bestemmingsplan voldoen nog steeds. Naar deze twee documenten en de bijbehorende responsnota wordt dan ook verwezen. Dat het bestemmingsplan en het beleid circa 10 jaar oud is doet daar niets aan af. Het bestemmingsplan is vigerend en daarmee rechtsgeldig. Het bestemmingsplan Kievitsdel 2013 is, zoals in het plan is aangegeven, een beheerbestemmingsplan. Dat wil zeggen dat het bestaande planologische kaders zijn overgenomen. Nieuwe (grote) ontwikkelingen zijn niet opgenomen in het plan. Het bestemmingsplan 'Parapluherziening prostitutie gemeente Renkum' is bestaand een planologisch kader. Dat bestemmingsplan is daarom letterlijk overgenomen in het bestemmingsplan Kievitsdel 2013. Het is dus ook niet nieuw dat een wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen op het pand aan de Utrechtseweg 454. Dat is namelijk als sinds 2003 onherroepelijk op het pand aanwezig.

Reclamanten geven aan dat het beleid over prostitutie (daarbij soms foutief verwijzend naar het bestemmingsplan 'Parapluherziening prostitutie gemeente Renkum') al 10 jaar oud is daarmee geactualiseerd moet worden. Er is echter totaal geen reden om het beleid te wijzigen of actualiseren, het beleid kan nog tientallen jaren mee. Het standpunt van de gemeente daarin en dus ook zoals dat is vertaald in het bestemmingsplan 'Parapluherziening prostitutie gemeente Renkum' is en blijft de komende jaren actueel. De gemeente voert namelijk nog steeds een terughoudend beleid op het gebied van prostitutie en wil een seksinrichting niet zondermeer toestaan. Prostitutie is iets wat duizenden jaren oud is en altijd zal blijven bestaan. Ook de behoefte hieraan zal altijd blijven bestaan. Daarmee zal er ook altijd behoefte blijven, dus ook veel langer dan 10 jaar, aan het kunnen vestigen van een seksinrichting. Dit wordt wel bewezen door hetgeen bij zienswijze 4, bij punt 3- wordt gevraagd.

Daarmee kan ook in dit bestemmingsplan, in tegenstelling tot reclamanten beweren, deze wijzigingsbevoegdheid wederom in het voorliggende bestemmingsplan worden opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid is daarnaast ook bedoeld om te voorkomen dat de gemeente een pand moet aanwijzen waar met een rechtstreekse bestemming een seksinrichting is toegestaan.

Reclamanten suggereren dat het bestemmingsplan Kievitsdel 2013 en de daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheid in strijd zou zijn met provinciaal beleid. Dat is onjuist. Het bestemmingsplan 'Parapluherziening prostitutie gemeente Renkum' is in 2003 goedgekeurd door de provincie. Daarnaast in het bestemmingsplan Kievitsdel 2013 in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg naar de provincie gestuurd. De provincie heeft daarom niet gereageerd, waarmee wordt aangegeven dat het plan niet in strijd is met provinciaal beleid. Dit blijkt ook uit het feit dat het niet in strijd is met de provinciale verordening.

Reclamanten geven aan bij de koop van de woning gevraagd te hebben naar de bestemming van hun woning en het pand aan de Utrechtseweg 454. Wat daar ook van zij kan worden vermeld dat een wijzigingsbevoegdheid geen (rechtstreekse) bestemming is. Het is alleen een mogelijkheid van het college om het bestemmingsplan te kunnen wijzigen. De gemeenteraad kan altijd het bestemmingsplan wijzigen om ergens prostitutie toe te kunnen staan. Overigens houdt de wijzigingsbevoegdheid niet in dat dan de horecabestemming geheel zal vervallen, hetgeen reclamanten suggereren. De wijzigingsbevoegdheid houdt in dat prostitutie ter plaatse niet meer zal worden verboden en dus toegestaan wordt.

Uiteraard begrijpen wij dat reclamanten het geen prettige gedachte vinden dat er wellicht ooit een seksinrichting naast hun woning zou kunnen worden gevestigd. Maar betekent niet dat de mogelijke vestiging daarmee onhaalbaar zou zijn of in strijd met een goede ruimtelijke ordening (woon- en leefklimaat). Daarnaast zal er altijd iemand in de nabijheid wonen van een potentiële locatie van een seksinrichting. Dat reclamanten waardevermindering verwachten is niet geheel juist. Ten tijde van de koop van hun woning gold het bestemmingsplan 'Parapluherziening prostitutie gemeente Renkum' al vier jaar. Een toe te kennen verzoek om toekenning planschadevergoeding (artikel 6.1 van de wet ruimtelijke ordening) voor wat betreft waardevermindering van hun pand is daarmee niet aan de orde.

Anderzijds is naar aanleiding van de zienswijze nog eens kritisch gekeken naar de locatie aan de Utrechtseweg 454, het beleid omtrent het kunnen vestigen van een seksinrichting en de daarvoor opgestelde criteria. Daarom komt het volgende naar voren.

Het pand kan bij nader inzien toch gekwalificeerd worden als liggend in een 'woonwijk'. Aan alle zijden van het pand liggen woningen en het pand ligt als geheel overal in de nabijheid bij woningen. Dit in tegenstelling tot de andere potentiële locaties. De dichtstbijzijnde, bestaande en planologisch te bouwen, woningen liggen op 20 meter (Utrechtseweg 446), 30 meter (woning reclamanten) en 50 / 60 meter (overzijde Utrechtseweg, overzijde Van der Molenallee, Utrechtseweg 444, Van der Molenallee 159). Daarbij geldt dat deze woningen aan alle zijden van het pand liggen. Het pand ligt daarnaast op een zichtlocatie in de wijk en langs drukke wegen. Het pand vormt ook de entree van Doorwerth (en de wijk Kievitsdel). Het vestigen van een seksinrichting op die locatie zou een zeer aanwezige (ruimtelijke) uitstraling hebben. Daarnaast liggen er, zoals reclamanten ook aangeven, inmiddels meerdere bushaltes in de nabijheid (o.a. op 40, 70 en 85 meter afstand) van het pand. Er ligt geen school of kerk in de buurt, maar er liggen wel drukke fietsroutes van schoolgaande jeugd (richting het Dorenweerd college) langs het pand. Indien een seksinrichting daar zal worden gerealiseerd kunnen en worden jongeren zeer duidelijk en dagelijks geconfronteerd met een seksinrichting.

Om de hiervoor genoemde redenen zal een afwijking van de in het bestemmingsplan 'Parapluherziening prostitutie gemeente Renkum' opgenomen potentiële locaties worden doorgevoerd in het bestemmingsplan Kievitsdel 2013. De wijzigingsbevoegdheid voor het kunnen vestigen van een seksinrichting op de locatie aan de Utrechtseweg 454 vervalt.

conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheid om een seksinrichting te kunnen toestaan ter plaatse van Utrechtseweg 454 vervalt.

6.3 Wijzigingen naar aanleiding van zienswijzen

  • Naar aanleiding van zienswijze 1 is de grens van de bestemming 'Wonen', zonder bouwvlak, aan de Ridder Robbertlaan 15 opgerekt richting de straat waardoor de 'knik' verdwijnt en deze lijn een rechte lijn vormt vanaf de woning naar het buurperceel.
  • Naar aanleiding van zienswijze 2 is het bouwvlak van de woning aan de Baron van Pallandtlaan 4 aan de 'achterzijde' met circa 4 meter vergroot.
  • Naar aanleiding van zienswijze 3 is de bepaling bij de begrippen over 'aan-huis-verbonden beroepen' over de maximale oppervlakte van 100 m² voor aan-huis-verbonden beroepen verwijderd. Verder is het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak aan de Utrechtseweg 447 in het noorden, ter plaatse van de paardenstal, met 1 meter vergroot. Ter plaatse van de bestemmingen 'Bos' en 'Natuur' op het terrein aan de Utrechtseweg 447 is de aanduiding 'tuin' opgenomen. In de regels van beide bestemmingen is dit ook opgenomen, met de bepaling dat hier terreinafscheiding tot 1,5 meter hoogte zijn toegestaan.
  • Naar aanleiding van zienswijze 4 is het volgende aangepast. De voormalige bedrijfswoning aan de Kabeljauwallee 37 krijgt de bestemming 'Wonen' en 'Tuin'. Daarmee is het pand geen bedrijfswoning meer en is het gebruik als burgerwoning geformaliseerd. Naar aanleiding van zienswijze 4 wordt ook het begrip 'horeca / horecabedrijf' als volgt aangepast: 'een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een (eet)café, cafetaria, lunchroom, broodjeszaak, restaurant, bistro, grillroom, afhaalzaak dan wel een combinatie van dergelijke bedrijven, het verstrekken van logies, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie (o.a. feestzaal, bruiloften en (kunst)exposities), vergader- en congresaccommodaties en conferentieoorden. Alles eventueel in combinatie met bijbehorende sport- en recreatieve voorzieningen / activiteiten en één en ander al dan niet in combinatie van een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. Onder horeca wordt niet verstaan coffeeshops, discotheken, partyboerderijen en dergelijke.'
  • Naar aanleiding van zienswijze 5 is het volgende aangepast. De wijzigingsbevoegdheid om een seksinrichting te kunnen toestaan ter plaatse van Utrechtseweg 454 vervalt.

6.4 Ambtshalve wijzigingen

  • In de regels, toelichting en verbeelding zijn enkele type- en taalfouten hersteld en zijn enkele kleine verduidelijkingen doorgevoerd in de toelichting.
  • Geconstateerd is dat, in tegenstelling tot wat er in de toelichting staat, er wel twee aan-huis-verbonden bedrijven, met de naast de bewoner van het pand ook de aanwezigheid en mogelijkheid van medewerkers, aanwezig en/of vergund zijn in Kievitsdel. Het gaat om Badlaan 1/3 en 23/23a. Ter plaatse is de aanduiding 'bedrijf aan huis' opgenomen op de verbeelding en in de bestemming 'wonen' in de regels. In de regels van 'wonen' is bij de bestemmingsomschrijving het volgende opgenomen: 'ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' is tevens een 'aan-huis-verbonden bedrijf' toegestaan waarbij naast de bewoner van de woning nog andere personen / werknemers werkzaam mogen zijn'. Verder is de zin in de toelichting bij paragraaf 2.4.1 aangepast. De zin waarin stond dat er geen aan-huis-verbonden bedrijven in Kievitsdel aanwezig zijn is weggehaald en aangepast.
  • Geconstateerd is dat een deel van de woning aan de Badlaan 23/23a net 1 meter buiten het bouwvlak ligt. Het bouwvlak is daarom aangepast en met 1 meter verbreed, waardoor de gehele woning in het bouwvlak ligt.
  • Geconstateerd is dat het bouwvlak van de woning aan de Schaapsdrift 20 te groot is. Het bouwvlak is per abuis groter (3,5 meter dieper) geworden dan in het voorheen geldende bestemmingsplan. In het voorheen geldende bestemmingsplan lag een deel van de woning, aan de straat-/voorzijde, buiten het bouwvlak. Het bouwvlak is daardoor 3,5 meter naar de straat toe en over de gehele woning heen gelegd. Per abuis is echter de achterste 3,5 meter van het (daar onbebouwde bouwvlak) blijven liggen waardoor het bouwvlak 3,5 meter langer is geworden. Het bouwvlak is weer teruggebracht naar de oppervlakte van het voorheen geldende bestemmingsplan, maar dan wel 3,5 meter naar de straat toe. Dit houdt in dat het bouwvlak in het ontwerpbestemmingsplan aan de achterzijde met 3,5 meter is verkort.
  • Geconstateerd is dat de voor de voorgevel gelegen aanbouw van de woning aan de Utrechtseweg 436 niet positief is bestemd. Deze ligt in het ontwerpbestemmingsplan in de bestemming 'Tuin'. Nu wordt deze in de bestemming 'Wonen' gelegd. Net als het geval is bij de woning aan de Utrechtseweg 432.
  • Achter de nutsvoorzieningen aan de zuidzijde van de Badlaan heeft de gemeente Renkum een stuk grond als tuin verkocht aan de eigenaar van de Badlaan 8 met de uitdrukkelijke voorwaarde dat hier geen gebouwen en bouwwerken mochten worden opgericht. Dit o.a. om de openheid tussen de panden aan de Badlaan 8 en 10 te garanderen. In het ontwerpbestemmingsplan heeft het bestemmingsplan ter plaatse echter de bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak gekregen. In die bestemming is het bboiuwen van bijgebouwen en bouwwerken wel toegestaan. Dit is en was niet de bedoeling. Daarom wordt de bestemming ter plaatse gewijzigd in 'Tuin'. Het gebruik als tuin is daarmee wel toegestaan maar het bouwen van bouwwerken niet.
  • Geconstateerd is dat een strook grond ten zuiden van de woning aan de Badlaan 10 als sinds zeker 15 jaar in eigendom is van en in gebruik is als tuin bij de woning aan de Badlaan 10. In het ontwerpbestemmingsplan heeft het perceel echter nog de bestemming 'Horeca', behorend bij het terrein van Golden Tulip. Dit wordt aangepast in de bestemming 'Tuin'.
  • Naar aanleiding van zienswijze 2 zijn tevens de bouwvlakken van de woningen aan de Baron van Pallandtlaan 2 en 6 aangepast, zodat de bestaande aanbouwen (met hoogtes van circa 5 meter) binnen het bouwvlak passen. De bouwvlakken van deze lage woningen zijn naar 'achteren' vergroot.
  • In overleg met de eigenaar van Van Aldenburglaan 17 is geconstateerd dat de grens tussen de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' (zonder bouwvlak) aan de straatzijde wel erg ver naar achteren ligt. Ruimtelijk zijn er geen zwaarwegende argumenten deze grens gelijk te trekken met de grens die gehanteerd wordt bij de omliggende woningen. Deze grens wordt daarom aangepast. Door deze aanpassing wordt de terugliggende grens van deze bestemmingen ook bij woning nummer 15 meer naar de straat toe geschoven. Verder is het bouwvlak van de woning aan de Van Aldenburglaan met 2 meter vergroot aan de noordzijde zodat de hele woning in het bouwvlak past.
  • In overleg met de eigenaar van de woning Utrechtseweg 439a is geconstateerd dat het lijkt of de nieuwe woning net niet helemaal in het bouwvlak ligt. Dit doordat de nieuwe woning nog niet 'goed' in de kadastrale ondergrond was opgenomen. Het bouwvlak is nu zo aan gepast dat de woning geheel in het bouwvlak ligt. Tevens is de grens van de bestemming 'Wonen', zonder bouwvlak, ten zuiden van de woning iets opgerekt zodat de carport binnen deze bestemming valt.
  • Naar aanleiding van zienswijze 2 is geconstateerd dat bij de woningen aan de Baron van Pallandtlaan 2 en 4 een deel van het hoofdgebouw niet in het bouwvlak ligt. Hier zijn de bouwvlakken naar 'achteren' vergroot. Bij de woning aan de Baron van Pallandtlaan is het bouwvlak aan de achterzijde 2 meter vergroot. Bij de woning aan de Baron van Pallandtlaan 6 is het bouwvlak aan de achterzijde met circa 4 meter vergroot. Tegelijkertijd is bij deze woning het bouwvlak aan de zuidzijde met 1 meter verkort. De strook van 1 meter die als compensatie is verwijderd is onbebouwd. Nu ligt het bouwvlak van deze woning aan de zuidzijde strak om de woning heen, aan de zuidzijde.
  • Naar aanleiding van de zienswijzen 4 en 5 is ambtshalve ook nog eens kritisch gekeken naar de locatie aan de Kabeljauwallee 35 te Doorwerth (Golden Tulip hotel Doorwerth). Ook op dit pand ligt een wijzigingsbevoegdheid om een seksinrichting toe te kunnen staan. Het noordelijk deel van het pand ligt in de nabijheid van woningen aan de Badlaan en Kabeljauwallee. De afstand tot de dichtstbijzijnde woningen bedraagt 30 tot 50 meter. Ook de voormalige bedrijfswoning aan de Kabeljauwallee 37 ligt aan de zuidzijde binnen 30 meter van het pand. Dit zijn korte afstanden. Ook het pand van het Golden Tulip hotel Doorwerth kan worden beschouwd als liggend in een woonwijk. Verder ligt het pand in de nabijheid van een fietsroute van schoolgaande jongeren (W.A. Scholtenlaan). Daarom wordt ambtshalve voorgesteld om ook de locatie aan de Kabeljauwallee 35 (Golden Tulip hotel Doorwerth) niet meer aan te wijzen als potentiële locatie voor een seksinrichting waar een wijzigingsbevoegdheid geldt. Daarmee zijn er nog vier locaties over in de gemeente Renkum waar een wijzigingsbevoegdheid geldt om een seksinrichting mogelijk te kunnen maken. Beide locaties in de wijk Kievitsdel zijn daarmee vervallen, te weten Kabeljauwallee 35 en Utrechtseweg 454. In het ontwerpbestemmingsplan Kievitsdel 2013 waren de locaties Utrechtseweg 454 en Kabeljauwallee 35 wel opgenomen. In het vast te stellen bestemmingsplan Kievitsdel 2013 zijn hierdoor geen locaties meer opgenomen waar de genoemde wijzigingsbevoegdheid geldt.