direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Doorwerth 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0274.bp0139dw-va02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Renkum heeft besloten de bestemmingsplannen voor een groot deel van de kernen binnen de gemeente te herzien. Aanleiding hiertoe is dat de meeste van de geldende bestemmingsplannen voor dit gebied ouder zijn dan tien jaar, soms gedateerd zijn en er diverse bestemmingsplansystematieken worden gehanteerd. De huidige plannen vormen geen actueel beleidskader meer en zijn gebaseerd op de destijds geldende inzichten voor wat betreft de regelgeving.

Binnen de gemeente Renkum bestaat de wens om de vele huidige geldende plannen te vervangen door enkele nieuwe plannen met één systematiek. Dit komt de rechtsgelijkheid en werkbaarheid ten goede en maakt handhaving beter mogelijk. Het streven is om door middel van een integrale herziening uniformiteit in de regels en wijze van bestemmen aan te brengen. Tevens wordt met de actualisatie voldaan aan de gemeentelijke wens tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen, waarmee voorwaarden worden geschapen voor een betere uitwisseling en raadpleging van bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is hiermee geheel in lijn met de (nieuwe) Wro, die in juli 2008 in werking is getreden.

Het bestemmingsplan 'Doorwerth 2013' is een zogenaamd beheersgericht plan. Dat wil zeggen dat het is gericht op het behouden en beheren van de bestaande ruimtelijke en planologische situatie. Daarnaast zijn plannen, die reeds bestuurlijk en maatschappelijk zijn geaccordeerd en waarover geen discussie meer bestaat, opgenomen. Het betreffen bestemmingsplannen die zijn vastgesteld of bouwplannen waarvoor 'vrijstelling', 'ontheffing' of 'afwijking' is verleend en waarvoor de gehele ruimtelijke-juridische procedure reeds is afgerond.

Het beheersgerichte karakter houdt echter niet in dat voornoemde ruimtelijke situatie voor de komende tien jaar wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet worden voorkomen. Het is namelijk niet zinvol om voor elke wijziging een afzonderlijk bestemmingsplan te maken. Kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden, veelal op perceelsniveau, zoals uitbreiding, zijn dan ook meegenomen in voorliggend beheersgericht bestemmingsplan. Overige nieuwe ontwikkelingen op perceelsoverschrijdend niveau zijn niet meegenomen. Hiervoor wordt zonodig een afzonderlijk bestemmingsplan gemaakt. Eventueel wordt het afzonderlijke bestemmingsplan gedurende de procedure van voorliggend bestemmingsplan alsnog in het plan ingepast.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft de dorpskom van de kern Doorwerth, welke deel uitmaakt van de gemeente Renkum.

Bij de bepaling van de begrenzing van het plangebied van het bestemmingsplan 'Doorwerth 2013' is gekozen om alle samenhangende bebouwing van Doorwerth met de bijbehorende percelen op te nemen in één bestemmingsplan voor heel Doorwerth. Daarbij zijn zoveel mogelijk logische, kadastrale grenzen aangehouden. Het plangebied is bijna gelijk aan het grotendeels vervallen bestemmingsplan 'Doorwerth 1980'. Het bestemmingsplan 'Doorwerth 1980' is eind jaren negentig van de vorige eeuw en het begin van deze eeuw vervangen door bestemmingsplannen voor delen van Doorwerth, maar ook voor een klein deel door het bestemmingsplan voor het buitengebied. Deze (deel)bestemmingsplannen worden nu weer vervangen door het voorliggende overkoepelende bestemmingsplan 'Doorwerth 2013'.

In het bestemmingsplan 'Doorwerth 2013' zijn alle woningen met bijbehorende percelen van Doorwerth, inclusief de sportvelden aan de W.A. Scholtenlaan en het Dorenweerd College en sporthal aan de Dalweg opgenomen. Het plangebied wordt als volgt globaal begrensd. In het noorden door de Utrechtseweg (met de woningen en percelen met de even nummers 340, 358 t/m 372) tot aan de Kerklaan. In het oosten door de Kerklaan en de daaraan ten oosten gelegen woningen en percelen (oneven nummers 5 t/m 23) en de Italiaanseweg met de daaraan gelegen woningen en percelen met nummers 2, 2a, 4, 5, 7, 9, 11. In het zuiden door de woningen met percelen aan de Oude Oosterbeekseweg 20, 22, 22a, 24, 28, en 21 en de Oude Oosterbeekseweg zelf tot aan de W.A. Scholtenlaan (net voorbij de sportvelden). In het westen door de W. A. Scholtenlaan, de woningen en percelen aan de Reigersberg 1 t/m 40, de Van der Molenallee 14, 127, 129 en 131 en de Kasteelweg 37, 39 en 1 en de Kasteelweg zelf.

Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging en de begrenzing van het plangebied. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0139dw-va02_0001.jpg"

Globale ligging plangebied (rood) (bron: Google Earth)

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voorliggend plan herziet (soms gedeeltelijk) de bestemmingsplannen die van kracht zijn in het plangebied alsmede alle partiële herzieningen en wijzigingen. Ook het relatief recent vastgestelde (25 mei 2011) en op 22 februari 2012 onherroepelijk geworden bestemmingsplan 'Mozartlaan - Beethovenlaan 2010' is opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan 'Doorwerth 2013'. Het betreffen de volgende bestemmingsplannen:

  • 'Doorwerth 1980' (deels), vastgesteld op 16 september 1981 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 13 september 1982;
  • 'Kantoor Mozartlaan 1990', vastgesteld op 19 december 1990 en goedgekeurd op 12 maart 1991;
  • 'Clusterwoningen Doorwerth', vastgesteld op 29 september 1999 en goedgekeurd op 16 december 1999;
  • 'W.A. Scholtenlaan - Oude Oosterbeekseweg', vastgesteld op 26 april 2000 en goedgekeurd op 14 augustus 2000;
  • 'Richtersweg - W.A. Scholtenlaan', vastgesteld op 26 april 2000 en goedgekeurd op 29 juni 2000;
  • 'Richtersweg - Bachlaan', vastgesteld op 26 april 2000 en goedgekeurd op 24 augustus 2000;
  • 'Omgeving Kasteelweg – Dalweg', vastgesteld op 22 december 1999 en goedgekeurd op 25 februari 2000;
  • 'Omgeving W.A. Scholtenlaan', vastgesteld op 30 mei 2001 en goedgekeurd op 9 augustus 2001;
  • 'Partiële herziening bestemmingsplan “omgeving Kasteelweg – Dalweg”', vastgesteld op 19 juni 2002 en goedgekeurd op 15 augustus 2002;
  • 'Houtsniplaan 3', vastgesteld op 23 april 2003 en goedgekeurd op 17 juni 2003;
  • 'Cardanuslaan', vastgesteld op 30 juni 2004 en goedgekeurd op 11 augustus 2004;
  • 'Tussen de Lanen', vastgesteld op 17 december 2003 en goedgekeurd op20 juli 2004;
  • 'Mozartlaan - Beethovenlaan 2010', vastgesteld op 25 mei 2011. Goedkeuring niet van toepassing op dit bestemmingsplan;
  • 'Parapluherziening prostitutie gemeente Renkum' (deels), vastgesteld op 19 juni 2002 en goedgekeurd op 14 januari 2003;
  • 'Parapluherziening verbod wonen in bijgebouwen 2009' (deels), vastgesteld op 16 december 2009. Goedkeuring niet van toepassing op dit bestemmingsplan;
  • 'Parapluherziening mantelzorg 2010' (deels), vastgesteld op 27 oktober 2010. Goedkeuring niet van toepassing op dit bestemmingsplan;
  • 'Buitengebied 1973' (deels), vastgesteld op 24 juli 1974 en goedgekeurd op 5 november 1975;
  • 'Buitengebied, (correctieve) herziening 2008' (deels), vastgesteld op 17 december 2008 en (gedeeltelijk) goedgekeurd op 7 juli 2009, bekrachtigd bij uitspraak van de Raad van State van 24 november 2010.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. Op de verbeelding zijn de onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de regels vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de beschrijving van het plangebied. Hierin wordt de ruimtelijke karakteristiek van het plangebied besproken. Tevens wordt ingegaan op de manier waarop het beheer van het plangebied is voorzien en de planologische afwegingen die hieraan ten grondslag liggen. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. In Hoofdstuk 4 komt de haalbaarheid van het plan aan de orde. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten, waaronder milieu en archeologie, wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom het beheergedeelte van voorliggend bestemmingplan kan worden uitgevoerd. In hoofdstuk 5 is de wijze van bestemmen aangegeven. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op de procedures, die voorliggend bestemmingsplan doorloopt.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Voorliggend plan heeft een beheersgericht karakter. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe dit beheer er voor de diverse functies uitziet en wat de reden voor dit beheer is. Hiertoe wordt in paragraaf 2.2 de ruimtelijke structuur beschreven en in paragraaf 2.3 wordt aangegeven welke functies zich binnen het plangebied bevinden. Hier wordt ook kort ingegaan op de gekozen bestemming voor deze functies en de planologische gedachte achter de bestemmingssystematiek.

2.2 Ruimtelijke structuur

2.2.1 Bebouwingsstructuur

Doorwerth is gelegen op de grens van het heuvelachtige gebied van de Zuid-Veluwe en het Gelders Rivierengebied. Het dorp ligt bovenaan de stuwwal. Het dorp is opgebouwd uit een aantal ruimtelijk te onderscheiden gebieden die vanaf het begin van de 20e eeuw op een planmatige wijze zijn ontwikkeld. Deze gebieden bestaan grotendeels uit losse buurten en hebben ieder hun eigen identiteit. Tussen deze buurten ontbreekt een duidelijke samenhang. Het onderscheid in identiteit en het ontbreken van samenhang is ontstaan doordat de buurten onafhankelijk van elkaar en vanuit verschillende ontwerpfilosofieën zijn gebouwd. De enige overeenkomst tussen de gebieden is de aanwezigheid van het bos, waardoor het contrast tussen hoog- en laagbouw wordt verzacht.

De eerste ideeën voor het dorp Doorwerth gingen uit naar vrijstaande woningen in het bos, de Cardanusbossen. Het idee was de grond als kleine kavels voor eenvoudige villa's te verkopen. De vrijstaande huizen langs de Utrechtseweg en de Van der Molenallee dateren uit deze tijd (1935-1955). Van kernvorming in Doorwerth was pas na 1935 sprake. De rijwoningen in het zuidoosten en tussen de Waldeck Pyrmontlaan en de Kerklaan zijn ook uit de beginperiode (1935-1955). De rest van het dorp is daarna op een meer planmatige en grootschalige wijze ontwikkeld, met name met hoogbouw. De hoogbouw, welke een groot gedeelte van Doorwerth betreft, representeert de bouwhausse van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De hoogbouw staat veelal tussen het groen. Het gebied waar nu de clusterwoningen (voorheen 'eurowoningen' genoemd) staan was oorspronkelijk bestemd voor hoogbouw. Begin jaren zeventig van de vorige eeuw werden hier uiteindelijk geschakelde woningen in clusters van circa 23 woningen tussen het groen gebouwd. Tussen de clusters zijn naast het groen, wandelpaden aanwezig die de clusters met elkaar en met het centrum verbinden.

Langs de Van der Molenallee bevindt zich het centrum van Doorwerth. Aan de Cardanuslaan ligt een klein bedrijventerrein. In het zuidwesten liggen de sportvelden. Aan de Dalweg liggen enkele maatschappelijke bestemmingen zoals een sporthal en een middelbare school, het Dorenweerd College.

2.2.2 Groenstructuur

Kenmerkend voor het groen in Doorwerth is dat vele grondgebonden woningen en de gestapelde woningen (hoogbouw) in het groen, vaak in een bosachtige omgeving, zijn gelegen. Daarnaast zijn er een aantal brede brede straten/wegen/lanen met daarlangs vaak (brede) groenstroken. Verder worden de lanen begeleid door bomenrijen (laanbomen) die veelal vanuit de (bos)omgeving het dorp inlopen. Het dorp is omgeven door bossen. Het karakter en de identiteit van Doorwerth wordt hoofdzakelijk door het bos bepaald. Er is meestal geen scherpe scheiding tussen de bebouwing en het bos. Het bos (groen) loopt als het ware het dorp in.

2.2.3 Verkeersstructuur

Belangrijk voor de beleving en ontsluiting van Doorwerth is de Van der Molenallee. Dit is de centrale laan die Doorwerth scheidt in een noordelijk en zuidelijk deel. Langs deze allee staan allerlei gebouwen met verschillende (centrum)functies in een wisselende omgeving. Dit levert een divers beeld op. De Richtersweg is een belangrijke route naar het centrum. De Kerklaan en de Kasteelweg vormen de oostelijke en westelijke scheiding van het dorp en vormen tezamen met de Van der Molenallee de ontsluiting van dorp; met name naar de Utrechtseweg toe. Secundaire ontsluitingswegen betreffen onder andere de Dalweg, W.A. Scholtenlaan, Bachlaan en Beethovenlaan. De overige wegen kunnen worden gezien als woonstraten of lussen aan deze hoofdontsluiting.

2.3 Functionele structuur

2.3.1 Wonen

De woonfunctie is de belangrijkste functie in de kern. De woningvoorraad bestaat uit vrijstaande woningen, dubbele, rijwoningen en zogenaamde geschakelde clusterwoningen en veel hoogbouw (gestapelde woningen).

Het bestemmingsplan is erop gericht de bestaande woningen te behouden. Wijziging van de woonfunctie in een andere functie is daarom niet toegestaan. Als gevolg van het beheersgerichte karakter van het bestemmingsplan wordt evenmin voorzien in toevoeging van nieuwe, niet eerder bestemde, woningen. Wel mogen bestaande woningen worden uitgebreid of veranderd binnen stedenbouwkundig aanvaardbare grenzen. Bestaande bouwrechten worden gerespecteerd.

Binnen het plangebied is onderscheid gemaakt in de bestemmingen Wonen en Tuin, waarbij de bestemming Wonen meer toestaat op het gebied van bebouwing en de bestemming Tuin meestal is toegekend aan de voortuinen van de woningen.

Aan-huis-verbonden-beroepen

Bij de woonfunctie is er bewust voor gekozen om zogenaamde “aan-huis-verbonden beroepen” mogelijk te maken. Dit komt tegemoet aan de wens van vele mensen om op kleine schaal een beroep-aan-huis voor zichzelf te beginnen. Dergelijke aan-huis-verbonden beroepen zijn niet milieuhinderlijk voor de omgeving. Het enige effect is een bezoeker die naar de bouwkundig adviseur gaat (of de notaris, de pedicure, de huisarts). Dit extra verkeer valt weg tegen het overige verkeer dat een woonwijk of –buurt kent. Belangrijk is wel dat het ondergeschikt is aan de woonfunctie. Een woning is in de eerste plaats een woning. Het is daarom van belang dat het kleinschalig is en blijft. Dit houdt in dat de bewoner van de woning de beroepsuitoefenaar is. De mogelijkheid voor aan huis verbonden beroepen zorgt ook voor wat levendigheid in de wijk en het straatbeeld, en dat is gewenst. Grootse reclameborden of neonreclame en andere opvallende uitingen ten behoeve van het beroep dat wordt uitgeoefend zijn uiteraard niet toegestaan

In Doorwerth zijn op dit moment geen locaties aanwezig met een aan-huis-verbonden-bedrijf. Wel is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een aan-huis-verbonden-bedrijf toe te kunnen staan.

Zorg en wonen

Er is een duidelijke trend aanwezig om zorgbehoevenden in een gewone woonomgeving te laten wonen. De hulpvraag kan voortkomen vanuit fysieke, psychische en/of sociale achtergrond. Hoe de zorgbehoefte hierbij binnen de woning ingevuld wordt kan divers zijn. Soms is de hulp tijdelijk noodzakelijk en soms permanent, soms intensief en soms extensief. Dit valt allemaal onder mantelzorg en onder de bestemming “wonen”. Mantelzorg kan ook verleend worden in een bijgebouw bij de woning. Omdat niet in een bijgebouw gewoond mag worden is een afwijking opgenomen om tijdelijk mantelzorgwonen in een bijgebouw toe te staan. De zorgbehoevende of de zorgverlener kan dan, op het perceel waar behoefte is aan mantelzorg, tijdelijk in het bijgebouw bij de woning wonen zolang de behoefte aan mantelzorg bestaat. Omdat soms discussie kan ontstaan of vormen van begeleid / groepswonen en dergelijke nou wel of niet onder de reguliere woonfunctie valt is een definitie van 'zorgwonen' opgenomen en is een afwijking opgenomen om zorgwonen toe te kunnen staan in een woning. Ook is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om kamerbewoning, bed & breakfast en een zogenaamde twee- of driegeneratiewoning toe te kunnen staan.

2.3.2 Maatschappelijke voorzieningen

In het plangebied zijn diverse terreinen waar een maatschappelijke functie is gevestigd dan wel planologisch is toegestaan. Het betreft onder andere het terrein tussen de Richtersweg en de Bachlaan (dit terrein heeft ook een specifieke zorgbestemming), de school op de hoek van de Bachlaan en Mozartlaan, de (voormalige) school tussen de Van der Molenallee en de Bentinklaan, de kerken aan de Bentincklaan en het Van der Molenplein en de brandweerkazerne en het politiekantoor aan de Van der Molenallee, Verder gaat het om de aan de Dalweg gelegen middelbare school het Dorenweerd College, de sporthal en de bridgeclub en het aan de Kerklaan gelegen hostel (Stay Okay).

2.3.3 Centrumfuncties

Tussen en aan de Van der Molenallee, Beethovenlaan, Mozartlaan en Richtersweg is het (winkel)centrum van Doorwerth gelegen. Hier zijn centrumfuncties aanwezig op de begane grond, zoals winkels, waaronder supermarkten, en horeca. Deze hebben een centrum-bestemming gekregen. Binnen deze bestemming zijn de percelen bestemd voor detailhandel (zoals winkele en supermarkten), horeca, dienstverlenende bedrijven en instellingen. Boven sommige delen van deze centrumfuncties zijn gestapelde woningen aanwezig.

2.3.4 Kantoor

In het plangebied bevindt zich aan de Houtsniplaan een kantorencomplex. Deze is, net als in het voorheen geldende bestemmingsplan als 'Kantoor' bestemd. De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd.

2.3.5 Bedrijf

In het plangebied bevinden zich meerdere nutsvoorziening. Alleen de nutsvoorzieningen die niet vergunningvrij zijn op te richten zijn specifiek bestemd. Nutsvoorzieningen vallen onder de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening. Verder hebben de bestaande nutsvoorziening voor drinkwatervoorziening aan de Spechtlaan en het brandstoffenverkooppunt (tankstation) aan de Van der Molenallee de bestemming 'Bedrijf' gekregen.

Aan de Cardanuslaan ligt een klein bedrijventerrein. Hier zijn diverse bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 gevestigd. Ter plaatse is de bestemming 'Bedrijventerrein' toegekend.

2.3.6 Sport

In het zuidwesten van Doorwerth ligt een sportcomplex aan de W.A. Scholtenlaan. Dit gebied heeft, inclusief de bestaande en bijbehorende parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen, de bestemming 'Sport' gekregen.

2.3.7 Verkeer

De bestaande wegenstructuur is in het bestemmingsplan vastgelegd. Ten aanzien van de inrichting van wegen, pleinen, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden met bijbehorende bermen, snippergroen en uitritten biedt het bestemmingsplan een grote mate aan flexibiliteit. Wegen zijn inclusief genoemde bijbehorende voorzieningen globaal als Verkeer bestemd. Dit is gedaan om aan de praktijk van alle dag tegemoet te komen. De inrichting van de openbare ruimte wil namelijk nog wel eens veranderen. De loop van een wandelpad, de aanpassing van een bocht in een weg en het verleggen van een groenstrook zal binnen de plantermijn op meerdere locaties kunnen voorkomen. Dit plan voorziet in de mogelijkheid voor die aanpassingen. De grens van deze bestemming is zoveel mogelijk gelijk gelegd aan de kadastrale grenzen.

2.3.8 Groen

Binnen de bebouwde kom en soms aan de rand van de bebouwde kom bevinden zich groengebieden, voornamelijk in de vorm van parken, bossen rondom de woningen en bermen en grasland met soms enkele bomen. Deze groengebieden staan ten dienste aan de omliggende woon- en verkeersfuncties. De grens van deze bestemming is zoveel mogelijk gelijk gelegd aan de kadastrale grenzen. Gebouwen zijn in deze groengebieden niet gewenst.

2.3.9 Bos

Binnen het plangebied bevinden zich delen van de Veluwe, waarvoor een hoog beschermingsniveau geldt. Bebouwing is in deze bossen niet aanwezig en, gezien de functie als bosgebied, ongewenst. Alleen bouwwerken zoals lage terreinomheiningen kunnen binnen deze functie gebouwd worden. Het bosgebied vervult eveneens een recreatieve en waterhuishoudkundige functie.

 

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een weergave van het relevante beleid op rijks-, provinciaal -, regionaal en gemeentelijk niveau gegeven. Aangegeven wordt hoe het plan zich verhoudt tot de diverse beleidskaders.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig gebleken omdat de verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit gedateerd zijn door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.

De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie vervangt daarvoor de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.

In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).

De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen en 13 nationale belangen zijn:

  • 1. Concurrerend = Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economisch structuur van Nederland. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
  • Nationaal belang 1: Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • Nationaal belang 2: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • Nationaal belang 3: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Nationaal belang 4: Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 2. Bereikbaar = Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
  • Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor- en vaarweg;
  • Nationaal belang 7: Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor- en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • 3. Leefbaar & veilig = Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn:
  • Nationaal belang 8: Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • Nationaal belang 9: Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • Nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • Nationaal belang 12: Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;

De rijksverantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening is zonder hoofddoelstelling, als afzonderlijk belang opgenomen:

  • Nationaal belang 13: Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Het plangebied ligt niet in een omgeving waarin opgaven van nationaal belang spelen.

Conclusie

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn nationale belangen opgenomen die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is van beperkte betekenis voor onderhavig bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft geen nationaal belang. Bovendien is het bestemmingsplan conserverend van aard.

Dit bestemmingsplan staat de geformuleerde doelstellingen niet in de weg, past daarmee binnen het beleid van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Op 30 december 2011 is het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Voor één onderwerp geregeld in dit besluit, voorziet het besluit niet in de (definitieve) begrenzing. Dit betreft de EHS. Ten aanzien van deze begrenzing is bepaald dat de provincies die grenzen (nader) bepalen.


Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere pkb's en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen kunnen na vaststelling van de structuurvisie de procedure volgen en vervolgens in werking treden.

Het betreft de volgende onderdelen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie, en
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

De regels betreffende de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde kunnen overigens pas in werking treden, zodra de hiervoor bedoelde Spoedwet Wro in werking treedt (afhankelijk van de parlementaire behandeling).

Op 1 oktober 2012 is het besluit aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • rijksvaarwegen;
  • Maastakken (ruimte voor rivierverruiming);
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en is niet in strijd met het Barro.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Streekplan Gelderland 2005

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. In het streekplan Gelderland 2005 is het plangebied aangewezen als multifunctioneel gebied: specifiek aangeduid als bebouwd gebied 2000. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en 'stedelijke uitbreiding'. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
  • door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland;
  • intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen;
  • optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte).


De provincie acht het bovendien van belang dat bij uitbreiding of herstructurering / transformatie van stedelijk gebied voldoende ruimte wordt gereserveerd voor voorzieningen, speelruimte en ontmoetingsmogelijkheden.


Het Gelders kwalitatief woonbeleid richt zich zowel op bestaand bebouwd gebied (herstructurering, transformatie) als op nieuw stedelijk gebied (uitbreiding). Een belangrijk ruimtelijk beleidsaccent is het aanbod aan woningen en woonmilieus dat beter moet aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus 'centrum stedelijk' en 'landelijk wonen'. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van de herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.


De provincie wil voorzien in voldoende ruimtelijke reservering voor de behoefte aan stedelijke functies. Gemeentelijke visies voor wonen en werken kunnen hiervoor mede als basis dienen.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en past binnen het provinciaal beleid dat zich hoofdzakelijk richt op het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.

3.3.2 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3)

Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 12 januari 2010 het nieuwe Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3) vastgesteld. De provincie, de woningcorporaties, de gemeenten en de regio's in Gelderland hebben met elkaar afspraken gemaakt over de woningvoorraad voor de komende tien jaar. De partijen willen ervoor zorgen dat het woningaanbod in iedere regio van Gelderland ook in de toekomst goed aansluit bij de behoefte van de inwoners. In het programma zijn de afspraken vastgelegd. Deze afspraken zijn tot stand gekomen door een goede en intensieve samenwerking met de regio's, de gemeenten en de woningcorporaties.


Om het woningaanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag is in het KWP3 rekening gehouden met de ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw en in de woningmarkt. In de praktijk betekent dit dat voornamelijk goedkopere woningen moeten worden gebouwd, bij voorkeur op binnenstedelijke locaties. Bouwen op grote nieuwbouwlocaties buiten de stad of het dorp (zoals Vinexlocaties) is steeds minder nodig. In het Kwalitatief Woonprogramma gaat het nadrukkelijk niet alleen om de aantallen te bouwen woningen. Er is bij de inwoners een grote behoefte aan goedkopere woningen. Daarom zijn ook afspraken gemaakt over de aantallen betaalbare woningen. Er wordt bovendien rekening gehouden met een steeds groter wordende groep ouderen die het liefst zelfstandig wil blijven wonen. Verder zijn afspraken over de verhouding koop-huur. Voor het eerst zijn in het KWP3 afspraken gemaakt over de aantallen te bouwen woningen voor de komende drie jaar.


Dit heeft te maken met de grote problemen waar de bouw op dit moment mee kampt. De provincie biedt de gemeenten ondersteuning in het maken van die keuzes, om met het oog op morgen te kunnen blijven bouwen. In deze tijd van recessie moeten gemeenten immers keuzes maken en prioriteiten stellen. Het is een onmogelijke opgave om alle bouwplannen uit te kunnen voeren.


De gemeente Renkum valt onder de regio Arnhem-Nijmegen. Woningbouwplannen dienen zich te conformeren met het opgestelde afsprakenkader. De provincie, de gemeenten en de woningcorporaties hebben de afspraak gemaakt dat in de periode 2010 - 2019 in de regio 36.600 woningen netto worden toegevoegd.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en is daarom niet in strijd met het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019.

3.3.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland

De Ruimtelijke Verordening Gelderland is vastgesteld door Provinciale Staten op 15 december 2010 en op 2 maart 2011 in werking getreden. Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.

De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen/ -parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater ten behoeve van drinkwatervoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • waardevol open gebied;
  • nationaal landschap.

Een derde herziening van de Ruimtelijke Verordening is in procedure. Doel van deze herziening is de ruimtelijke ontwikkeling van een tweetal initiatieven in de ecologische hoofdstructuur (EHS) mogelijk maken. Het gaat om het terrein van het Sauna Drôme in Putten en om het terrein van Werven in Oldebroek. Hierbij worden correcties doorgevoerd in de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur.

Verstedelijking

Voor onderhavig plangebied is het thema verstedelijking van belang. In de verordening wordt het beleid van bundeling en intensivering vastgelegd door voorschriften te geven die bepalen dat de nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel binnen het bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour en zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones wonen en werken plaatsvindt.


In de navolgende afbeelding is een uitsnede van de Kaart Verstedelijking van de Ruimtelijke Verordening Gelderland weergegeven. Doorwerth ligt binnen het 'overig bebouwd gebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0139dw-va02_0002.jpg"

Uitsnede kaart 7 Verstedelijking, met globale aanduiding plangebied (groen)

EHS

Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur, wat bijdraagt aan een prettige leef- en werkomgeving. De provincie doet dit door het realiseren van een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, natuurrijke cultuurlandschappen en verbindingszones door bescherming, instandhouding en ontwikkeling. Tevens beschermt de provincie de kwaliteit en kwantiteit van natuurterreinen. Binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

In de navolgende afbeelding is een uitsnede van de Kaart Ecologische Hoofdstructuur 2009 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0139dw-va02_0003.jpg"

Uitsnede herziening Ecologische Hoofdstructuur, met globale aanduiding plangebied (rood)

Slechts enkele woningen met percelen, voornamelijk in het noordwesten van het plangebied, liggen binnen de EHS. Alleen de bestaande planologische bouw- en gebruiksrechten zijn opgenomen en gezien de consoliderende aard van het bestemmingsplan, worden geen negatieve effecten op de EHS en eventueel voorkomende beschermde soorten verwacht.

Conclusie

Het plangebied valt onder het 'overig bebouwd gebied' en voor een klein deel binnen de EHS natuur. Gezien het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, kan gesteld worden dat het niet in strijd is met de Ruimtelijke Verordening van Gelderland.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionaal Plan 2005-2020 Stadsregio Arnhem Nijmegen

De Stadsregio Arnhem Nijmegen legt in dit plan de gemeenschappelijke beleidsambities vast voor de ontwikkeling van de regio. De Stadsregio zet met dit plan in op het verbeteren van de bestaande kwaliteiten in stad en land boven nieuw ruimtebeslag. Er worden vier doelstellingen onderscheiden:

  • versterken van het economisch vestigingsklimaat;
  • verbetering van de bereikbaarheid;
  • vergroten van de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het landelijk gebied voor de natuur en voor de recreatie;
  • verbeteren van de kwaliteit van het wonen in stad, dorp en landelijk gebied, waarbij de relatie met landschap, bereikbaarheid en voorzieningen kwaliteitsfactoren zijn.

De stadsregio zet met dit plan in op het verbeteren van de bestaande kwaliteiten in stad en land boven nieuw ruimtebeslag. Doelstelling van de regiovisie voor wonen is het voor iedere (toekomstige) inwoner van de stadsregio een juiste woning beschikbaar hebben met betrekking tot prijs, eigendomssituatie, aard & type en locatie. Voor de periode 2010 – 2015 is vooralsnog een opgave van circa 15.500 woningen opgenomen. Binnen de 'Contour woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. De programmering van de woningbouw dient plaats te vinden met in achtneming van de in de per gemeenten vastgestelde kwalitatieve afspraken en inspanningsverplichtingen in de Concessies Wonen.

DUBO-convenant

Duurzaam bouwen houdt in dat op zodanige wijze wordt gebouwd en het beheren van gebouwen en gebouwde omgeving dat de schade aan het milieu in alle fasen, schaalniveaus en sectoren van het bouwproces zoveel mogelijk beperkt wordt. De fasen van het bouwproces omvatten de levensloop: van ontwerp tot en met sloop van het gebouwde. Bij schaalniveaus gaat het om locatiekeuze tot en met inrichting van gebouwen. De verschillende sectoren omvatten woningbouw, utiliteitsbouw en grond-, weg- en waterbouw. Vanuit de Stadsregio (2000) is een convenant gesloten tussen gemeenten, waterschappen en diverse organisaties ten behoeve van het duurzaam bouwen (DUBO). Er zal gebouwd worden volgens het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw/ Woningbouw/ Nieuwbouw en volgens het pakket Duurzame Stedenbouw uit het convenant. Onderhavig plan sluit aan op de randvoorwaarden, zoals deze gesteld zijn in het convenant.

Conclusie

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en past binnen het regionaal beleid van het Regionaal Plan 2005-2020. De gemeente Renkum zorgt gemeentebreed voor het behalen van bovengenoemde normen. Daarnaast wordt aangesloten op de eisen die volgen uit het DUBO-convenant.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Woonvisie 2010-2014

In de woonvisie 2010-2014 verwoordt de gemeente Renkum haar doelen en ambities op gebied van wonen. Deze woonvisie is een vervolg op de woonvisie 2005-2009. De woonvisie 2005-2009 is geëvalueerd. Daarnaast is voor het actualiseren van de woonvisie een werkbijeenkomst georganiseerd. Het resultaat van de werkbijeenkomst en de evaluatie is vastgelegd in de nota Rode Draad. De Rode Draad vormde het vertrek voor de woonvisie 2010-2014. In de woonvisie 2010-2014 staan de volgende vier thema's centraal:

  • 1. Kwaliteitsscenario en herstructurering bestaande woningvoorraad;
  • 2. Evenwichtige bevolkingopbouw;
  • 3. Duurzame en levensloopgeschikte woningen;
  • 4. Wonen met zorg;

De woonvisie 2010-2014 geeft de gewenste ontwikkeling van het wonen in de gemeente Renkum in hoofdlijnen weer. In de woonvisie heeft de gemeente aangegeven hoe zij vorm wil geven aan haar rol (de regie): hoe gaat de gemeente zich inzetten om het woonbeleid te realiseren, hoe wordt de samenwerking met andere partijen georganiseerd en hoe wordt gemonitord. Voor het uitvoeren van het beleid is dan ook een uitvoeringsprogramma opgezet.

Conclusie

Het bestemmingsplan is een consoliderend plan en is niet in strijd met de uitgangspunten uit de woonvisie. In voorliggend plan zijn geen mogelijkheden voor nieuwbouw opgenomen. Ten slotte staat dit bestemmingsplan ook het gestelde in de Ruimtelijke Visie niet in de weg aangezien het plan gericht is op beheer van de bestaande situatie.

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan past binnen het gemeentelijke beleid.

3.5.2 Ruimtelijke Visie

Op 22 september 2011 heeft het College van Burgemeester en wethouders de Ruimtelijke Visie Renkum (ver)bindt 2025 vastgesteld. De visie geeft inzicht in de ontwikkelingen op het gehele grondgebied van de gemeente (fysiek-ruimtelijk) in de komende 15 jaar. Ten behoeve van onderhavig plangebied zijn in de visie geen concrete ontwikkelingen aangegeven. Wel geldt een aantal algemene aspecten zoals het verhogen van de kwaliteit van dorpsentrees en toegangswegen, het vergroten van de toegankelijkheid van het bosgebied en het streven naar een sterkere visuele relatie met het buitengebied.

Conclusie

Het bestemmingsplan is een consoliderend plan en is niet in strijd met de uitgangspunten uit de Ruimtelijke Visie. In voorliggend plan zijn geen mogelijkheden voor nieuwbouw opgenomen en is gericht op beheer van de bestaande situatie.

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan past binnen het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Inleiding

In het kader van het bestemmingsplan dient de uitvoerbaarheid van het plan te worden aangetoond ten aanzien van verschillende sectorale aspecten, zoals bodem, lucht, geluid, water en archeologie en cultuurhistorie.

Onderhavig bestemmingsplan is beheersgericht van aard en er worden derhalve geen nieuwe grote ontwikkelingen toegestaan. In de vigerende bestemmingsplannen, zoals genoemd in paragraaf 1.3, is in het verleden reeds geconcludeerd dat de ontwikkelingen mogelijk waren en geen milieu- en omgevingsaspecten belemmerden.

4.2 Bodem

In het kader van een bestemmingsplanprocedure moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Gezien het feit dat onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toestaan en enkel de bestaande situatie vastlegd, is er geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd.

Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, welke binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zorggedragen voor een goede bodemkwaliteit.

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

4.3 Lucht

Op 15 november 2007 is de 'Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)' in werking getreden. Vanaf dat moment zijn in de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Nieuw zijn het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet langer te worden getoetst aan de grenswaarden. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.

Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is en er in principe geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd, kan worden gesteld dat het milieuaspect 'lucht' geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.4 Geluid

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat, is geen akoestisch onderzoek verricht.

In het geval van bestaande situaties waar geen nieuwe functies zijn voorzien, wordt de geluidsbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het Bouwbesluit. Indien derhalve een bestaande woning of een ander geluidsgevoelig object een uitbreiding wenst te realiseren, dan wordt via de omgevingsvergunning voor het bouwen in een aanvaardbaar binnenniveau van het geluid voorzien.

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat vormt het milieuaspect 'geluid' geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met plan mogelijk worden gemaakt en mogen omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast.

Voorliggend bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter en maakt geen nieuwe bedrijven en/of milieuhindergevoelige functies mogelijk. Het plan heeft dan ook geen nieuwe belemmeringen op het gebied van bedrijvigheid tot gevolg. Op basis van het beheersgerichte karakter wordt de bestaande situatie vastgelegd en voorzien van een ruimtelijk-juridisch kader en daarmee integraal beheerst. Hierdoor komt het voor dat bedrijven en woningen die (van oudsher) vlak bij elkaar zijn gelegen overeenkomstig zijn bestemd, ondanks het feit dat zij op grond van de ruimtelijke milieuregelgeving (bijvoorbeeld de richtlijnen van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering') verder van elkaar af dienen te zijn gesitueerd.

Via de Wet milieubeheer wordt hinder op gevoelige functies voorkomen. In het plangebied komen op het gebied van de milieuzonering en de mogelijkheden in het kader van de Wet milieubeheer geen problemen voor.

Binnen en/of buiten het plangebied bevinden zich geen agrarische bedrijven, waarvan de hindercirkel zich uitstrekt over het plangebied. Aan de Van der Molenallee ligt een tankstation met een verkooppunt van motorbrandstoffen. Daarnaast bevindt zich in het plangebied een nutsvoorziening ten behoeve van de openbare drinkwatervoorzieningen. De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn voor deze plannen gerespecteerd.

Tevens ligt er in binnen het plangebied een bedrijventerrein met bedrijven in de milieucategorie 1 of 2 en kantoren met bijbehorende voorzieningen. Aanwezige en met vergunning toegestane bedrijven die niet geheel passen in de ter plaatse geldende milieucategorie zijn met een aanduiding aangegeven en toegestaan. De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd.

Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen dient uiteraard rekening te worden gehouden met de gevestigde bedrijvigheid en milieuhindergevoelige functies.

Geconcludeerd kan worden dat voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de eisen die vanuit het aspect bedrijvigheid worden gesteld.

4.6 Externe veiligheid

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.

Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico met 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen, die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt.

Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen, die van belang zijn ten behoeve van het aspect externe veiligheid, kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen, zoals een chemische fabriek of een lpg-tankstation, en de mobiele bronnen, zoals een tankwagen.

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen stationaire bronnen. Doorwerth is gelegen in een gebied waar eventueel natuurbranden kunnen voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0139dw-va02_0004.jpg"

 Uitsnede Risicokaart Nederland, met globale aanduiding plangebied (rood)

Voorliggend plan heeft echter een beheersgericht karakter en maakt geen nieuwe activiteiten met risico's op zware ongevallen nabij deze objecten mogelijk. Bovendien zijn geen routes voor mobiele bronnen van invloed op het plangebied. Geconcludeerd kan worden dat voorliggend plan aan de normen voor externe veiligheid voldoet.

De uitvoering van het bestemmingsplan ondervindt geen belemmering van het milieuaspect externe veiligheid.

4.7 Water

In het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond, middels een hydrologisch onderzoek, dat de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Dit is vastgelegd in het procesinstrument 'de Watertoets'.

Waterhuishoudingsplan “Water leeft in Gelderland” (WHP-3)

Op de functiekaart van het derde waterhuishoudingsplan 2005-2009 van de provincie Gelderland is aangegeven dat het plangebied de functie 'stedelijk gebied' heeft. De functie stedelijk gebied heeft betrekking op alle bebouwde kommen in Gelderland. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:

  • het voorkomen of beperken van wateroverlast;
  • de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
  • het voorkomen van zettingen;
  • het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel
  • van verdroogde natuur;
  • het weren van (diepe) drainage en het voorkomen van
  • instroming van oppervlaktewater op de riolering;
  • het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten;
  • het beperken van de invloed van bronbemaling.

Waterschap Vallei & Eem

Het beleid van het waterschap Vallei & Eem is neergelegd in het Waterbeheersplan Vallei & Eem 'Water in beweging'. Een van de doelen van het waterschap is het zorgen voor duurzaam waterbeheer. Onder duurzaam waterbeheer verstaat het waterschap 'veerkrachtige, meer natuurlijke watersystemen die zijn toegerust voor toekomstige ontwikkelingen'. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat problemen niet worden afgewenteld op andere gebieden of toekomstige generaties. Voor het ontwikkelen van duurzaam waterbeheer hanteert het waterschap twee 'waterprincipes' of 'voorkeursvolgordes': 'vasthouden, bergen en afvoeren' voor het aanpakken van wateroverlast; 'schoon houden, scheiden en schoonmaken' voor het verbeteren van de waterkwaliteit.

In de praktijk betekent dit dat op lokaal niveau ruimte voor water gecreëerd dient te worden. Dit kan door de waterberging in het boven- en middenstroomse deel van de beken te verruimen. Voorts valt te denken aan het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering in bestaand stedelijk gebied, hetgeen een bijdrage levert aan het vasthouden van water. Schoon houden, scheiden en schoonmaken is een landelijk trits voor de waterkwaliteit. De trits wordt beschouwd als de tweede pijler voor duurzaam waterbeheer. De trits omvat ten eerste het niet toelaten dat de waterkwaliteit verslechtert (schoon houden), vervolgens het scheiden van schone en vuile waterstromen en als laatste het zuiveren (schoonmaken) van verontreinigd water.

Provinciaal beleid

Het provinciale beleid voor grondwaterbeschermingsgebieden is opgenomen in paragraaf 2.4.3. van de structuurvisie. Grondwaterbeschermingsgebieden worden begrensd door de zogenaamde 25-jaarszone. Er geldt een 'standstill, step forward'-beginsel, wat betekent dat nieuwe bestemmingen met grotere grondwaterrisico's dan bestaande niet acceptabel zijn, en dat uitbreiding van bestaande activiteiten geen hoger risico mag opleveren. Er wordt gestreefd naar vermindering van risico's. Het beleid voor grondwaterbeschermingsgebieden is tevens opgenomen in artikel 16 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Renkum is voortvarend aan de slag gegaan met het afkoppelen van verhard oppervlak, één van de doelstellingen van het beleid van de hogere overheid. Sinds 2000 is in totaal ruim 50 hectare verhard oppervlak (wegen, parkeerplaatsen, daken) afgekoppeld van de riolering. Dit is ruim 20% van het totale aantal wegen in de gemeente. De gemeente voldoet hiermee ruimschoots aan de wettelijke verplichting om voor 2010 49 hectare verhard wegoppervlak af te koppelen van het riool.

Conclusie

Ten aanzien van het Doorwerth kan worden gesteld dat er met dit plan geen nieuwe planologische kaders worden geboden waarmee uitbreiding van bebouwing en derhalve uitbreiding van verhard oppervlak plaatsvindt. De bestaande (planologische) situatie wordt van een actueel juridisch-planologische regeling voorzien. Om die reden heeft dit bestemmingsplan geen (nadelige) invloed op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.

Gesteld kan worden dat het plan voor wat betreft het aspect 'water' uitvoerbaar is.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

Voor dit bestemmingsplan wordt aangesloten bij het landelijke beleid. Dit beleid is gericht op het behoud van cultuurhistorische (archeologische, bouwkundige, stedenbouwkundige en historisch geografische) waarden door ze in ruimtelijke ontwikkelingen te respecteren en zo mogelijk nog beter tot hun recht te laten komen.

Binnen het plangebied ligt één Rijksmonument, namelijk de watertoren aan de Spechtlaan 19. Deze watertoren is in 1938 gebouwd naar ontwerp van ir. Th.K.J. Koch. De toren is van stedenbouwkundige waarde vanwege de markante situering in een bosrijke omgeving op een hoog punt van de stuwwal nabij de Rijnbedding. Tevens is ze van cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van een technische ontwikkeling, namelijk de geschiedenis van de drinkwatervoorziening in het landelijk gebied van Nederland sinds ca. 1900.

afbeelding "i_NL.IMRO.0274.bp0139dw-va02_0005.jpg"

Uitsnede Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Renkum, met globale aanduiding plangebied (donkerblauw)

Op basis van de gemeentelijke Archeologische beleidsadvieskaart heeft het plangebied hoofdzakelijk een middelmatige archeologische verwachting. Door het plangebied, langs de Dalweg, ligt een gebied met een hoge archeologische verwachting. Ter plaatse van de bebouwing in Doorwerth geldt dat de gronden ondiep verstoord zijn. In het noordoosten van het plangebied, rondom het Doorenweerd College en de sporthal zijn de gronden ondiep verstoord en niet bebouwd. Hetzelfde geldt voor enkele andere gebieden aan de randen van het plangebied.

Gebieden die in het kader van archeologie bescherming behoeven (middelhoge en hoge verwachtingswaarden), zijn op de verbeelding door middel van een dubbelbestemming aangeduid. In het kader van het opstellen van dit bestemmingsplan is geen archeologisch bodemonderzoek uitgevoerd, omdat met dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan.

4.9 Natuurwaarden

4.9.1 Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Nederlandse wetgeving maakt voor bescherming van natuur onderscheid in de bescherming van gebieden en van soorten.

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de haalbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen tevens de implementatie van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn op nationaal niveau. Er mogen geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, waarvan op voorhand duidelijk is dat deze op bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden of op streng beschermde planten of dieren. Daarnaast is de ook de provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van belang.

4.9.2 Beschermde gebieden

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Hiermee wordt de gebiedsbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet biedt een beschermingskader voor natuurwaarden (leefgebieden en soorten) in Natura 2000-gebieden en bepaalt dat projecten en andere handelingen in en nabij beschermde gebieden dienen te worden getoetst op (mogelijke) negatieve effecten op deze waarden.

Het gebied rondom het Doorweerd College en de sporthal behoort tot het Natura 2000-gebied de Veluwe. De rest van het plangebied wordt hierdoor omringd. In voorliggend (conserverend) bestemmingsplan zijn alleen bestaande planologische bouw- en gebruiksrechten opgenomen en is er geen sprake van ontwikkelingsmogelijkheden die negatieve gevolgen hebben voor beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet.

4.9.3 Beschermde soorten

Voor beheersgerichte (onderdelen van) bestemmingsplannen, met geen of slechts geringe ontwikkelingsmogelijkheden, kan in het algemeen gesteld worden dat de uitvoerbaarheid niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn, zoals vogels en vleermuizen, mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd.

Anders ligt het voor (onderdelen van) bestemmingsplannen die een wijziging van het grondgebruik inhouden of bijvoorbeeld het slopen dan wel oprichten van nieuwe bebouwing en/of infrastructuur. Hiervoor dient een toets flora en fauna te worden uitgevoerd.

Doorwerth is geheel gelegen in het gebied dat is aangewezen als Vogel- en Habitarichtlijngebied. Vrijwlel heel Doorwerth ligt echter niet in de opvolger daarvan in het Nederlandse belid, het ontwerp-Natura 2000-gebied De Veluwe. Het Natura 2000-gebied heeft in januari/februari 2007 in ontwerp ter inzage gelegen en is tot op heden nog niet vastgesteld. In voorliggend (conserverend) bestemmingsplan zijn alleen bestaande planologische bouw- en gebruiksrechten opgenomen en is er geen sprake van ontwikkelingsmogelijkheden waarbij beschermde soorten in het geding kunnen zijn. Er zijn derhalve geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde.

4.9.4 Ecologische Hoofdstructuur

Doorwerth ligt grotendeels buiten de EHS. Slechts een deel in het noordoosten van het plangebied ligt binnen de EHS.

Binnen de EHS-gebieden geldt een 'nee-tenzij' benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Zoals gezegd zijn alleen bestaande planologische bouw- en gebruiksrechten opgenomen. Gezien het consoliderende karakter van voorliggend bestemmingsplan, is er geen sprake van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten of de aangrenzende EHS of het gebied wat in de EHS ligt.

Het deel van de EHS binnen het plangebied wat niet in gebruik is als woning met tuin, en ook als zodanig was bestemd in de voorheen geldende bestemmingsplannen en de daar gelegen wegen is bestemd als Bos.

Ecologisch gezien zijn er hiermee geen beperkingen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.10 Verkeer en parkeren

De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. Er is gekozen voor een brede verkeersbestemming, waarin onder andere (spoor)wegen, fiets- en wandelpaden, parkeervelden en kleine groenvoorzieningen zijn opgenomen. Wat betreft verkeer en parkeren doen zich geen problemen voor die voorliggend plan onuitvoerbaar maken.

4.11 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. In voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Van bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro is dan ook geen sprake. De ontwikkeling van dit bestemmingsplan brengt hierdoor voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Eventuele toekomstige particuliere plannen komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.

4.12 Handhaving

Het opstellen van één eenduidig bestemmingsplan met voor iedereen dezelfde (on)mogelijkheden maakt handhaving makkelijker; de rechtsgelijkheid is namelijk goed verzorgd op deze manier.

De regels, die voor het plangebied zijn opgesteld, zijn flexibel en ruim waar mogelijk en zijn stringent en strak gesteld waar nodig. Bij de opzet van deze beheersregels is een motivering opgenomen in de toelichting die in de dagelijkse praktijk goed is uit te leggen. In deze motivering wordt ook ingegaan op de mogelijkheden om alsnog af te wijken van dit plan na een ruimtelijk-juridisch afwegingsproces. Zo wordt recht gedaan aan de praktijk dat een bestemmingsplan (ook dit bestemmingsplan!) een momentopname is. De mogelijkheden voor een goede handhaafbaarheid van dit bestemmingsplan zijn daarmee gewaarborgd.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan Doorwerth 2013 verzonden aan de gebruikelijke partners, zoals het waterschap Vallei en Veluwe en de provincie Gelderland. Van geen van de partners is een reactie ontvangen.

5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Doorwerth 2013 heeft vanaf 6 maart 2013 gedurende zes weken, dus tot en met 16 april 2013, ter inzage gelegen. In de genoemde periode zijn negen zienswijzen ingediend. In de Staatscourant van woensdag 6 maart 2013 en in het huis-aan-huis-blad Hoog en Laag van woensdag 6 maart 2013 is de ter inzage legging bekend gemaakt. Ook op de gemeentelijke website is deze bekendmaking gepubliceerd. Het bestemmingsplan heeft in deze periode analoog ter inzage gelegen in de bibliotheek te Doorwerth en in het gemeentehuis. Het bestemmingsplan was digitaal ook in te zien op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke website www.renkum.nl.

Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op 6 februari 2013 de kennisgeving op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd in de Staatscourant en in de Hoog en Laag.

Hierna zijn de zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien.

zienswijze 1

Naam: de heer F.F.R. van Haarlem

Adres: Kerklaan 21, 6865 GW Doorwerth

Ontvangst zienswijze: 5 april 2013

Inboeknummer: 119600

samenvatting zienswijze:

Reclamant ageert tegen de wijziging van het getekende bouwvlak van zijn kavel aan de Kerklaan 21 te Doorwerth. De reden hiervoor is dat de diepte van het bouwvlak in het ontwerpbestemmingsplan 'Doorwerth 2013' ten opzichte van het nog geldende bestemmingsplan met 1,4 meter kleiner is gemaakt. Deze diepte bedraagt in het ontwerpbestemmingsplan 'Doorwerth 2013' 15 meter diep. In het nog geldende bestemmingsplan is dat 16,4 meter diep. De oorspronkelijke bebouwing met de in 2006 gerealiseerde uitbreiding komen hiermee deels buiten het toegestane bouwvlak te liggen. Dat is voor reclamant niet wenselijk omdat op deze wijze eventueel vergunningsvrije uitbreidingen in de toekomst minder groot kunnen zijn omdat er al een deel buiten het bouwvlak gesitueerd is. Reclamant vraagt om de wijziging van de diepte van het bouwvlak ongedaan te maken.

Reclamant kan zich niet voorstellen dat de aanpassing van het bouwvlak bewust is gebeurd. Het lijkt reclamant meer op een 'slip of the pen' en reclamant kan zich namelijk geen redenen voorstellen waarom een en ander niet teruggedraaid zou kunnen worden.

reactie:

Geconstateerd is dat de diepte van het bouwvlak op het perceel van reclamant in het ontwerpbestemmingsplan 'Doorwerth 2013' inderdaad minder diep is (15 meter in plaats van circa 16,5 meter) dan in het voorheen geldende bestemmingsplan. Deze wijziging is inderdaad niet bewust gemaakt. Er zijn geen ruimtelijke argumenten om dit bouwvlak te verkleinen. Daarom wordt de diepte van het bouwvlak aangepast (dieper gemaakt) tot de oorspronkelijke diepte van circa 16,5 meter.

conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. De diepte van het bouwvlak van het perceel van reclamant aan de Kerklaan 21 wordt weer terug gebracht tot de in het voorheen geldende bestemmingsplan opgenomen diepte van circa 16,5 meter.

zienswijze 2

Naam: Vastned Retail Nederland B.V., onderdeel Vastned Managament B.V., mevrouw P. Deraedt

Adres: Postbus 4444, 3006 AK ROTTERDAM

Ontvangst zienswijze: 11 april 2013 (pro forma), 19 april 2013 (inhoudelijk)

Inboeknummer: 119849 (pro forma), 120015 (inhoudelijk)

samenvatting zienswijze:

Vastned Retail Nederland B.V. is eigenaar van de panden Mozartlaan 54 tot en met 62 (even nummers) en 66 en Van der Molenallee 111 tot en met 125 (oneven nummers) te Doorwerth. Het betreft het grootste gedeelte van het winkelcentrum van Doorwerth.

1- Geldautomaat. Onder de bestemming 'Centrum - 2' wordt aangegeven dat de gronden zijn bestemd voor 'dienstverlening'. Dit begrip komt niet terug in de begrippenlijst van het bestemmingsplan. Reclamant neemt aan dat hieronder 'dienstverlenende bedrijven en/of instellingen' moet worden verstaan, zoals bedoeld onder artikel 1.45 van de lijst met begrippen. Omdat een klein gedeelte van het winkelcentrum gebruikt wordt als 'geldautomaat', en het ontwerpbestemmingsplan dit gebruik niet regelt, vraagt reclamant aan de branches genoemd achter het begrip van artikel 1.45 'dienstverlenende bedrijven en/of instellingen' toe te voegen 'geldautomaten'.

2- Bibliotheek. In het winkelcentrum is een bibliotheek gevestigd. In het ontwerpbestemmingsplan is dat niet toegestaan terwijl dat bestemmingsplan het bestaande gebruik beoogt toe te staan. Reclamant vraagt daarnaast om in de bestemming 'Centrum - 2' 'maatschappelijke voorzieningen' toe te staan. Reclamant is namelijk van mening dat naast de reeds gevestigde bibliotheek, ook andere maatschappelijke voorzieningen passen in het winkelcentrum.

3- Fitnesscentrum. Onder punt 5.2.2 van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan lest reclamant dat 'met specifieke aanduidingen is verder aangegeven dat maximaal 2 supermarkten en een fitnesscentrum zijn toegestaan'. Reclamant merkt op dat het toestaan van een fitnesscentrum niet blijkt uit de verbeelding van het bestemmingsplan. Reclamant verzoekt die functie alsnog toe te voegen aan de bestemming van het winkelcentrum.

4- Supermarkten. Reclamant geeft aan dat de heer Ruiter van de gemeente op 15 april 2013 per e-mail heeft medegedeeld dat de aanduiding 'supermarkt' ter plaatse van het pand van reclamant en de bijbehorende regels al zijn/worden verwijderd in het vast te stellen bestemmingsplan. Dit omdat onder het ter plaatse toegestane begrip detailhandel al supermarkten zijn toegestaan. Indien daarmee door de gemeente wordt aangegeven dat onderdeel d van de begripsomschrijving (artikel 7.1) van 'Centrum - 2' ('ter plaatse van ... 2.200 m²') integraal wordt verwijderd dan is reclamant het daarmee eens. Indien dat niet het geval is dan verzoekt reclamant om 'punt d' alsnog te verwijderen aangezien thans dergelijke beperkingen (oppervlakte en aantal) niet gelden en ook niet opgenomen mogen worden.

reactie:

Ad. 1- In het ontwerpbestemmingsplan staat inderdaad vermeld de bestemming 'Centrum - 2' (artikel 7.1) onder andere bestemd is voor 'dienstverlening'. Dit moet, zoals reclamant aangeeft, 'dienstverlenende bedrijven en/of instellingen' als bedoeld in artikel 1.45 van de begrippen zijn. Dit wordt aangepast. Echter in dat begrip is vermeld dat 'bijkantoren van banken' zijn toegestaan. Daarmee zijn geldautomaten ook toegestaan. Om discussie te voorkomen zal ook het woord 'geldautomaten' worden toegevoegd aan het begrip.

Ad. 2- In het winkelcentrum is inderdaad een bibliotheek gevestigd. Deze is nu niet toegestaan in de regels van het bestemmingsplan. Dit wordt aangepast. Een bibliotheek wordt ook toegestaan in de regels van de bestemming 'Centrum - 2'.

In de bestemming 'Centrum - 2' zijn in het ontwerpbestemmingsplan geen 'maatschappelijke voorzieningen' toegestaan. In het hiervoor geldende bestemmingsplan 'Doorwerth 1980' waren ook geen 'maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Een bibliotheek valt ook binnen het ruime begrip 'maatschappelijke voorzieningen' van het bestemmingsplan. Het winkelcentrum moet vooral een winkelcentrum met horecafunctie behouden en dus een sterk publiek trekkende functie behouden. Verreweg de meest maatschappelijke voorzieningen, behoudens een bibliotheek, trekken minder publiek en met een ander doel. Indien enkele winkels een maatschappelijk gebruik krijgen is de kans aanwezig dat dit de aantrekkingskracht van de overige winkels vermindert. Dat achten wij niet gewenst. Daarnaast is vlakbij het winkelcentrum al een gezondheidscentrum (aan het Schubertplein) gevestigd. Het is niet gewenst dat het winkelcentrum een concurrent kan worden van het gezondheidscentrum wat een maatschappelijke bestemming heeft. Anderzijds zijn er wel enkele maatschappelijke (publiek trekkende) functies te voorzien die zich in een winkelcentrum zouden kunnen vestigen. Echter daarvoor willen wij wel te zijner tijd, als de wens zich voordoet, kunnen beoordelen of een dergelijke functie ter plaatse mogelijk en gewenst is. Daarom worden maatschappelijke voorzieningen, behoudens een bibliotheek, niet rechtstreeks toegestaan in de bestemming 'Centrum - 2'. Wel wordt een afwijkingsmogelijkheid opgenomen in die bestemming om enkele maatschappelijke voorzieningen met een afwijking mogelijk te kunnen maken.

Ad. 3- In de regels van de bestemming 'Centrum - 2' staat dat ter plaatse van de aanduiding 'fitnesscentrum' tevens en fitnesscentrum is toegestaan. Dit is ook op de verbeelding aangegeven. Echter, deze aanduiding geldt niet ter plaatse van de panden van reclamant. Aan de oostzijde van de Richtersweg ligt ook een pand met de bestemming 'Centrum - 2'. Daar is ook het fitnesscentrum gevestigd. Daar is dan ook de aanduiding 'fitnesscentrum' opgenomen op de verbeelding. Vandaar dat reclamant deze aanduiding niet kon vonden op zijn pand. Op het pand van reclamant is en wordt daarom ook geen aanduiding 'fitnesscentrum' opgenomen.

Ad. 4- Ambtshalve was al geconstateerd dat in het begrip 'detailhandel' wat ter plaatse in de bestemming 'Centrum - 2' is toegestaan al 'supermarkten (ongelimiteerd) zijn toegestaan. Daarom zou ambtshalve de aanduiding 'supermarkt' met bijbehorende (beperkende) regels al worden verwijderd. Nu wordt dit ook naar aanleiding van de zienswijze weggehaald.

conclusie:

De zienswijze leidt tot aanpassingen van het bestemmingsplan. In artikel 7.1 is het woord 'dienstverlening' aangepast in 'dienstverlenende bedrijven en/of instellingen'. Aan het begrip in artikel 1 'dienstverlenende bedrijven en/of instellingen' wordt 'waaronder geldautomaten' toegevoegd. (zie Ad. 1-). Aan artikel 7.1 van bestemming 'Centrum - 2' is de functie 'bibliotheek' toegevoegd. (zie Ad. 2-). De aanduiding 'supermarkt' op de verbeelding in de bestemming 'Centrum - 2' met de bijbehorende regel in artikel 7.1 zijn verwijderd (zie Ad. 4-). Dit is ambtshalve ook al aangegeven. Zie hiervoor de ambtshalve wijzigingen.

zienswijze 3

Naam: De heer J.C. Hamilton en mevrouw M.J. Hamilton

Adres: Spechtlaan 19, 6865 BA DOORWERTH

Ontvangst zienswijze: 15 april 2013

Inboeknummer: 119913

samenvatting zienswijze:

Reclamanten reageren met name op diverse regels van het bestemmingsplan.

1- Artikel 1 Begrippen. In artikel 1.8 staat 'zakelijke dienstverlening vermeld'. Dit is een containerbegrip. Het CBS gebruikt deze term als hoofdcategorie waaronder diverse deelcategorieën vallen. Vervolgens verwijzen reclamanten naar een site van het CBS. Het gebruik zoals verwoord in het bestemmingsplan kan onduidelijkheid scheppen. In artikel 1.6 staat ook 'kleine reisorganisatie'. Dit is niet echt een ambacht.

Bij artikel 1.6 staat 'computers' (o.a. systeembouw en -analyse). Deze specialisatie is onduidelijk en wordt zowel gebruikt voor hardwarebouw en -reparatie (het in elkaar zetten van hardware) als voor kantooractiviteiten, te weten ontwerpen en bouwen van softwareapplicaties, die meer onder de categorieën van 1.8 vallen. Dit laatste hoort niet bij het ambachtelijke karakter van deze categorie (1.6) waarbij een werkplaats of dergelijke nodig is.

Zienswijze 1: De definities van 'aan-huis-verbonden beroep en -bedrijf' (artikelen 1.6 en 1.8) bieden geen duidelijkheid. Ter eerste onder welke categorie de huidige bedrijfsactiviteiten van Hamilton Consult BV (waaronder softwaresysteembouw en -analyse) vallen. Ten tweede is onduidelijk hoeveel personen werkzaam mogen zijn bij een 'aan-huis-verbonden beroepen'. Het bestemmingsplan gaat uit van de bewoner, maar voor bijvoorbeeld een huisarts en een dierenarts is het gebruikelijk om personeel te hebben.

2- Artikel 3 Bedrijf. Op het terrein aan de Spechtlaan 21 naast het perceel van reclamanten is in het ontwerpbestemmingsplan op het perceel met nutsvoorzieningen het volgende toegestaan. Artikel 3.2.2, lid a, terreinafscheidingen tot 2 meter hoog. Bij punt 4- van de zienswijze wordt hierop teruggekomen. Artikel 3.2.2, lid c, overige bouwwerken maximaal 4 meter hoog en maximaal 30% van de oppervlakte, minus bouwvlak. Artikel 3.6.1, met een omgevingsvergunning vestigen van bedrijven in de categorie 1 of eventueel categorie 2.

Zienswijze 2. Overige bouwwerken op terrein voor nutsvoorzieningen Spechtlaan 21. De overige bouwwerken mogen 4 meter hoog zijn. In het voorgaande bestemmingsplan 'W.A. Scholtenlaan-Oude Oosterbeekseweg' was dit voor het terrein nutsvoorzieningen maximaal 1 meter. De overige bouwwerken mogen maximaal 30% van het oppervlak van het perceel, buiten het bouwvlak, innemen. Dat is dus circa 500 m². In het voorgaande bestemmingsplan was deze mogelijkheid niet opgenomen. Reclamanten zijn het niet eens met deze uitbreiding. Dit leidt volgens reclamanten tot aanzienlijke planschade.

Tekstuele opmerking ten aanzien van artikel 3.4.1, lid b (afwijking voor maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 4 meter). Dit is geen afwijking omdat in artikel 3.2.2, lid c al staat dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 meter mag bedragen.

Artikel 3 omvat drie categorieën waarvan op dit moment alleen b en c ingevuld zijn. Categorie a is blijkbaar opgenomen voor mogelijk toekomstig gebruik. In artikel 3.6 staat de mogelijkheid om diverse andere bedrijven toegestaan.

In artikel 3.6.1, lid a en b is alleen een afwijking op artikel 3.1, lid b en c. In artikel 3.1a is namelijk al hetzelfde opgenomen.

Zienswijze 3. De in artikel 3.6.1, lid c en d opgenomen mogelijke afwijking voor bedrijven in de categorie 2 moet alleen betrekking hebben op artikel 3.1, lid a (bedrijf) en niet op artikel 3.1, lid b (nutsvoorziening drinkwater).

Zienswijze 4. Gasreduceerstation. Naast de gebouwen voor drinkwatervoorziening is op het terrein aan de Spechtlaan 21 ook een gebouw voor gasreductie aanwezig. Dit gebouw valt weliswaar binnen het bouwvlak maar de functie wordt verder niet vermeld. Dit is in tegenspraak met de nutsbestemming ten behoeve van drinkwatervoorzieningen. Onduidelijk is of de bestemming nutsvoorziening hiermee expliciet ruimte biedt om alle categorieën zoals vermeld in artikel 1, begrippen 1.76 'nutsvoorziening' toe te staan. Indien inderdaad bedoeld wordt dat het gebruik van de gebouwen en het terrein ook voor een breed scala van nutsvoorzieningen is toegestaan leidt dit tot planschade.

Zienswijze 5. In de regels van het bestemmingsplan Doorwerth 2013 worden geen beperkingen opgelegd voor het gebruik van het terrein voor nutsvoorzieningen aan de Spechtlaan 21. Hoewel dit in het oude bestemmingsplan ook niet was opgenomen vragen reclamanten toch op te nemen. Hierbij denken reclamanten aan een aanvulling van de specifieke gebruiksregels met: 'onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan bedrijfsmatige opslag buiten de bedrijfsgebouwen, voor zover deze aanwezig zijn'. De huidige eigenaar Vitens heeft toegestaan dat de woning van reclamanten dicht op de erfgrens is gebouwd. Dit betekent dat een dergelijk mogelijk intensief gebruik van het terrein tot een onaanvaardbaar niveau van geluid-, licht- en stankhinder zal leiden. Daarom willen reclamanten dat het bestemmingsplan duidelijk aangeeft dat het opstellen van materieel en de opslag van materiaal niet is toegestaan. Dit is ook in lijn met het afstoten van grond en de watertoren door Vitens en het meewerken aan de realisatie van de woonbestemming. Dit komt ook overeen met het huidige gebruik, waarbij incidenteel personeel en voertuigen vooronderhoud aanwezig zijn.

3- Artikel 13 Sport. In artikel 13.2.3 staat voor dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 18 meter mag bedragen.

Zienswijze 6. In het voorgaande bestemmingsplan 'W.A. Scholtenlaan - Oude Oosterbeekseweg' was de mogelijkheid om lichtmasten tot 18 meter hoogte toe te staan niet opgenomen. Dit is dus een verruiming van de mogelijkheden. Bovendien is geen onderscheid gemaakt naar locatie en sportterrein. Reclamanten willen in verband met geluidhinder laat in de avond en lichthinder dat in het bestemmingsplan wordt opgenomen dat geen lichtmasten van 18 meter geplaatst mogen worden op het midgetgolfterrein en op het meest oostelijk gelegen voetbalveld.

4- Artikel 17 Wonen. In het voorgaande bestemmingsplan mochten bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 1 meter hoog worden. In de huidige situatie staat aan de voorzijde van de percelen Spechtlaan 19 en 21 een erfafscheiding die hoger is dan 1 meter. Op grond van het overgangsrecht voor bouwwerken geven de bouwvergunning en de monumentenvergunning rechtsgrond aan de bestaande erfafscheiding aan de voorzijde van de Spechtlaan 19. Het oprichten van een erf- of terreinafscheiding kan voor het perceel Spechtlaan 19 in strijd zijn met de bepalingen van de Monumentenwet 1988. Op grond van artikel 3.2.2, lid a, sub 1 is voor de nutsvoorziening aan de Spechtlaan 21 rondom het hele terrein een terreinafscheiding van 2 meter toegestaan. Dus ook een ondoorzichtige muur. Dit achter reclamanten niet gewenst.

Tekstuele opmerking over artikel 17.4.1, lid f, afwijking van de bouwregels. Reclamanten gaan er van uit dat dit onderdeel een verschrijving betreft en dat hier artikel 17.2.2, lid e wordt bedoeld.

In artikel 17.6.1, lid d staat dat burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde in lid 17.1, lid 17.6.1 onder c en lid 1 (begrippen) en toestaan dat bij een 'aan-huis-verbonden beroep' en/of een 'aan-huis-verbonden bedrijf' naast de bewoner nog andere medewerkers werkzaam zijn.

Zienswijze 8, personeel. Wat betreft de bedrijfsactiviteiten van reclamanten (zie het begrip in artikel 1.8) zijn er nu geen beperkingen met betrekking tot het werkzaam zijn van personeel. Reclamanten maken bezwaar tegen de gevolgen van deze nieuwe bepaling voor hun situatie.

5- Tekstuele opmerkingen over de toelichting van het bestemmingsplan. Ondanks het feit dat de toelichting geen juridische status heeft hebben reclamanten toch twee tekstuele opmerkingen. Bij paragraaf 4.8 staat dat in het plangebied van het bestemmingsplan Doorwerth 2013 één rijksmonument ligt, namelijk de watertoren aan de Spechtlaan 23. Dit moet echter Spechtlaan 19 zijn.

In paragraaf 5.2.2 staat bij 'Tuin - 1' in de een na laatste regel het volgende vermeld: 'Op percelen met de bestemming 'Tuin' zijn alleen lage bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan'. Dit moet zijn 'Tuin - 1'.

reactie:

Ad. 1- De gemeente Renkum werkt, net als vrijwel elke gemeente in Nederland, met standaardbestemmingen en standaardregels. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de gemeentelijke standaardregels, inclusief de gemeentelijke standaardafwijkingsregels opgenomen.

Dit geldt ook voor de begrippen voor 'aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven'. Overigens zijn deze begrippen grotendeels gelijk aan de begrippen die in vele gemeenten worden gebruikt. Echter de gemeente Renkum heeft besloten de landelijk gebruikte, zeer algemene, begripsomschrijvingen te verduidelijken en daarmee uit te breiden. Juist om een groot deel van de discussie / interpretatieverschil die mogelijk zou kunnen zijn, door de algemene omschrijving uit het eerste deel van de begrippen, zijn ter verduidelijking een aantal beroepen en bedrijven met naam genoemd om aan te geven wat onder de algemene begrippen verstaan wordt. Het is daarom wel bijzonder dat reclamant juist daarover valt in zijn zienswijze. De gemeente zou ook kunnen besluiten alle genoemde beroepen en bedrijven niet te noemen, waardoor juist meer discussie / interpretatieverschil zou kunnen ontstaan. De gemeente wil graag de burger zo veel mogelijk ruimte geven om zijn of haar woning zo ruim mogelijk te kunnen gebruiken, dus ook voor het ontwikkelen van beroepen en /of bedrijven aan huis. Het is echter niet de bedoeling dat een dergelijk aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in de woning uitgroeit naar een bedrijf waar meerdere mensen werken. Indien dat het geval is dient de bedrijfsmatige activiteit verplaatst te worden naar een bedrijfslocatie. Daarom is in het bestemmingsplan heel bewust opgenomen dat een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf alleen uitgeoefend mag worden door een bewoner van de woning. Personeel is dus niet toegestaan. Wel is een afwijking opgenomen om, afhankelijk van de ligging van de woning, het aantal en soort medewerkers en het soort beroep of bedrijf, extra medewerkers toe te kunnen staan.

De genoemde begrippen zullen echter niet worden aangepast. Zakelijke dienstverlening is inderdaad een redelijk ruim begrip, maar het CBS biedt, via de door reclamant genoemde site, geen verduidelijking. Wij hebben besloten dat een kleinschalige reisorganisatie onder ons begrip van aan-huis-verbonden bedrijf valt. Een reisorganisatie is inderdaad, zoals reclamant aangeeft, geen ambacht. Wat reclamant over het hoofd heeft gezien is dat in de begripsomschrijving van 'aan-huis-verbonden bedrijf' ook staat dat hieronder wordt verstaan 'het leveren van diensten'. Daaronder valt de reisorganisatie.

In de begripsomschrijving van 'aan-huis-verbonden bedrijf' (artikel 1.6) staat dat hieronder een computerservice (o.a. systeembouw en –analyse) wordt verstaan. Hiermee wordt vooral gedoeld op voor hardwarebouw en –reparatie (het in elkaar zetten van hardware). In de begripsomschrijving van artikel 1.8, 'aan-huis-verbonden beroep', staat dat hieronder een 'internetbedrijf in het bouwen van website' wordt verstaan. Hiermee wordt onder andere ook gedoeld op het ontwerpen en bouwen van softwareapplicaties en de analyse daarvan. Voor de duidelijkheid wordt aan artikel 1.8 toegevoegd dat naast het bouwen van websites ook kantooractiviteiten zoals het ontwerpen en bouwen van softwareapplicaties en de analyse daarvan wordt verstaan. Hamilton Consult BV valt dus onder een 'aan-huis-verbonden beroep' en is dus toegestaan in de woning.

Ad. 2- De gemeente Renkum werkt, net als vrijwel elke gemeente in Nederland, met standaardbestemmingen en standaardregels. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de gemeentelijke standaardregels, inclusief de gemeentelijke standaardafwijkingsregels opgenomen. Elk bedrijf of bedrijfsfunctie in de gemeente, met uitzondering van elektrahuisjes, heeft de algemene bestemming 'Bedrijf'. Met een aanduiding wordt een specifieke bedrijfsfunctie aangegeven. Zo ook ter plaatse van het terrein aan de Spechtlaan 21. Daar is de aanduiding 'nutsvoorziening' opgenomen. Met die aanduiding wordt aangegeven dat ter plaatse alleen nutsvoorzieningen ten behoeve van de openbare drinkwatervoorzieningen zijn toegestaan.

Doordat in het artikel Bedrijf alle bedrijven zijn opgenomen zijn standaardregels voor al deze bedrijven opgenomen, zoals een bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen van 2 meter en een bouwhoogte van overige bouwwerken van 4 meter. Naar aanleiding van de zienswijze blijkt dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de bestemming Bedrijf niet maximaal 4 maar maximaal 3 meter had moeten bedragen. Dit wordt aangepast.

Ook blijkt dat op het terrein aan de Spechtlaan 21 bouwwerken waren toegestaan tot 1 meter hoogte. Ten behoeve van reclamant wordt dit ter plaatse daarom weer aangepast in het bestemmingsplan Doorwerth tot 1 meter hoogte. Dit wordt aangepast door in de regels van artikel Bedrijf op te nemen dat ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 1 meter zijn toegestaan, evenals bouwwerken, geen bouwen zijnde. Overigens kon in het voorheen geldende bestemmingsplan het gehele perceel aan de Spechtlaan volgebouwd worden met bouwwerken van 1 meter hoogte. In de nieuwe regels wordt de oppervlakte juist, in tegenstelling van wat reclamanten aangeven, beperkt tot maximaal 30% van de oppervlakte van het perceel.

De algemene afwijking voor bouwwerken geen gebouwen zijnde tot 4 meter blijft wel gehandhaafd. Het is en blijft een afwijking. Zie hiervoor de navolgende uitleg. Een afwijking leidt, zolang geen gebruik gemaakt wordt van die afwijking, niet tot planschade. Doordat in het artikel Bedrijf alle bedrijven zijn opgenomen zijn ook enkele standaardafwijkingen opgenomen.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepalen dat de gemeente af kan wijken van de regels van een bestemmingsplan. In een bestemmingsplan kunnen afwijkingsregels worden opgenomen, de zogenaamde binnenplanse afwijkingen. Echter de Wabo heeft ook buitenplanse afwijkingen opgenomen. Dat wil zeggen dat ook afgeweken kan worden van bestemmingsplanregels zonder dat in het bestemmingsplan binnenplanse afwijkingsregels zijn opgenomen. Deze buitenplanse afwijkingsregels zijn ruimer, maken meer mogelijk dan binnenplanse afwijkingsregels. Dus het maakt in beginsel niet uit of er wel of niet afwijkingsregels zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

Een afwijking houdt in dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om af te wijken. Het is dus geen verplichting. Ook is een afwijking geen rechtstreeks (bouw- of gebruiks)recht. Het college kan afwijken maar kan ook bepalen niet af te wijken. Voordat eventueel gebruik gemaakt wordt van een afwijking worden alle belangen meegewogen, zoals de belangen van omwonenden.

De standaardregels en standaardafwijkingen worden in de hele gemeente gebruikt. Bij elke herziening van het bestemmingsplan worden die regels weer opgenomen in het volgende bestemmingsplan. De opgenomen standaardregels en standaardafwijkingen worden daarom, voor zover deze geen fouten bevatten, niet uit het bestemmingsplan verwijderd.

Echter, gezien de ligging van het pand en de beperkte bouwmassa van het pand aan de Spechtlaan 19, is het onwaarschijnlijk dat op grond van die fysieke situatie ter plaatse ooit gebruik gemaakt zal worden van de afwijkingen genoemd in artikel 3.6.1, lid c en d (van het ontwerpbestemmingsplan). Als er ooit al een nieuwe ontwikkeling ter plaatse zal plaatsvinden (hetzij een ander bedrijf of woningbouw) dan zal daarvoor een nieuw bestemmingsplan voor worden opgesteld. Daarom wordt, als gebaar naar reclamanten de afwijkingen van artikel 3.6. 1, lid c en d (van het ontwerpbestemmingsplan) niet van toepassing verklaard ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.

De opmerking van reclamanten over de in artikel 3.6.1, lid a genoemde afwijking is terecht. Dienstverlenende bedrijven zijn al toegestaan in de bestemming bedrijf. De genoemde afwijking voegt daarom niets toe en wordt weggehaald.

Ten aanzien van zienswijze 4 kan worden vermeld dat ter plaatse van Spechtlaan 21 alleen een nutsvoorziening ten behoeve van de drinkwatervoorziening is toegestaan en niet de algemene bepaling van nutsvoorziening. Het gasreduceerstation is ten behoeve van de drinkwatervoorziening en daarmee behorend bij en ondergeschikt aan de drinkwatervoorziening. Ter verduidelijking zal dit worden vermeld in artikel 3.1, lid b van de regels.

Ten aanzien van zienswijze 5. In het voorheen geldende bestemmingsplan 'W.A. Scholtenlaan - Oude Oosterbeekseweg' was geen beperking opgenomen voor het gebruik van het terrein aan de Spechtlaan 21. Daarom is er ook geen reden om dit nu wel op te nemen. Op geen enkele locatie met de bestemming 'Bedrijf' in de gemeente Renkum gold en geldt een door reclamanten gevraagde beperking. Bij een bedrijfsfunctie hoort juist het stalen van materieel en opslag van materiaal. Dit kan en zal daarom niet worden beperkt in de regels van het bestemmingsplan. Daarnaast hebben reclamanten hun woning gebouwd op grond die zij gekocht hebben van Vitens, de grond had in het voorheen geldende bestemmingsplan ook dezelfde bedrijfsfunctie. Met een vrijstelling is vervolgens de woning van reclamanten gebouwd. Reclamanten wisten dus precies waar zij aan toe waren bij de koop van de grond, en dus ook dat er naast het perceel van reclamanten een bedrijfsfunctie aanwezig is. De kans op eventuele hinder was daarmee bekend.

Ad. 3- Enkele jaren geleden is een vrijstelling verleend voor hoge lichtmasten op het terrein van het Sportterrein De Waayenberg. Dit was ten behoeve van de voetbalvelden. Destijds heeft de gemeente ook besloten de bouwhoogte voor lichtmasten op alle sportvelden (met name voor voetbal) in de bestemmingsplannen te verhogen en vast te stellen op 18 meter. Zo is dit opgenomen in het bestemmingsplan voor Wolfheze in 2007 en voor Oosterbeek in 2008. Nu wordt dit ook opgenomen in Doorwerth. In de hele bestemming 'Sport' is aangegeven dat lichtmasten tot 18 meter hoogte zijn toegestaan. Naar aanleiding van de zienswijze van reclamanten is inderdaad geconstateerd dat dergelijk hoge lichtmasten niet nodig zijn bij de midgetgolfterrein. Wel kan dit nodig zijn bij het meest oostelijk gelegen voetbalveld. Daarom wordt een aanduiding opgenomen ter plaatse van het midgetgolfterrein en de strook groen langs het meest oostelijk sportveld achter de percelen aan de Spechtlaan 21 en 23 dat hier geen lichtmasten van 18 meter hoogte toegestaan zijn.

Ad. 4- In de reactie op onderdeel 1-, (Ad. 1-) is al aangegeven dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt verlaagd in het vast te stellen bestemmingsplan tot maximaal 1 meter.

Geconstateerd is dat naar aanleiding van zienswijze, dat in afwijking van de zienswijze van reclamanten, er geen fout zit in artikel 17.4.1, lid f (dit gaat namelijk over de bouwhoogte van bijvoorbeeld aan- en uitbouwen) maar dat een verkeerde verwijzing is opgenomen in artikel 17.4.1, lid e. De verwijzing is daar aangepast in een verwijzing naar artikel 17.2.2, lid b.

Zienswijze 8. De woning (inclusief de watertoren) aan de Spechtlaan 19 heeft ingevolge het oude bestemmingsplan 'W.A. Scholtenlaan - Oude Oosterbeekseweg' de bestemming Nutsvoorziening'. In die bestemming is geen 'aan-huis-verbonden beroep of bedrijf' toegestaan. De verleende vrijstelling voor de bouw van de woning aan de Spechtlaan 19 voorziet ook niet in een vergunning voor het toestaan van een 'aan-huis-verbonden beroep of bedrijf'. Ook niet voor het hebben van personeel. Ook in dat bestemmingsplan opgenomen woonbestemming was dit niet toegestaan. Zoals gezegd werkt de gemeente met standaardbestemmingen en standaardregels. De gemeente wil juist ruimte scheppen voor 'aan-huis-verbonden beroepen' en bedrijven in woningen. De gemeente laat aan-huis-verbonden beroepen standaard toe. Dit is ruimer dan vele gemeenten in Nederland (ook de omliggende gemeenten). Een aan-huis-verbonden beroep, zoals reclamanten dat uitvoeren, was niet toegestaan aan de Spechtlaan 19 en wordt nu juist mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan Doorwerth 2013. Daarnaast is hierin een afwijking opgenomen om ook personeel toe te kunnen staan bij een 'aan-huis-verbonden beroep'. Dat is ook ruimer dan vele gemeenten toestaan. Met andere woorden met het bestemmingsplan Doorwerth 2013 wordt juist het beroep van reclamanten toegestaan.

Ad. 5- Reclamanten merken terecht op dat bij paragraaf 4.8 van de toelichting een verkeerd adres is vermeld voor het rijksmonument (de watertoren). Het moet inderdaad Spechtlaan 19 zijn. Dit wordt aangepast in de toelichting.

Reclamanten merken terecht op dat in paragraaf 5.2.2 van de toelichting bij 'Tuin-1', in de een na laatste regel een verkeerde verwijzig staat. Hier moet inderdaad verwezen worden 'Tuin - 1'. Dit is aangepast.

conclusie:

De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen van het bestemmingsplan.

- Aan artikel 1.8 (begrip 'aan-huis-verbonden beroep') is toegevoegd dat naast het bouwen van websites ook kantooractiviteiten zoals het ontwerpen en bouwen van softwareapplicaties en de analyse daarvan wordt verstaan.

- Aan artikel 1.8 (begrip 'aan-huis-verbonden beroep') toegevoegd dat naast het bouwen van websites ook kantooractiviteiten zoals het ontwerpen en bouwen van softwareapplicaties en de analyse daarvan wordt verstaan.

- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de bestemming Bedrijf moest niet niet maximaal 4 meter maar maximaal 3 meter bedragen. Dit is aangepast.

- De hoogte van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is aangepast en verlaagd naar maximaal 1 meter hoogte in de bestemming Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.

- De afwijkingen van artikel 3.6. 1, lid c en d (van het ontwerpbestemmingsplan) zijn niet van toepassing verklaard ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.

- De afwijking genoemd in artikel 3.6.1, lid a (van het ontwerpbestemmingsplan) is weggehaald.

- In artikel 3.1, lid b is toegevoegd dat ten dienste van de drinkwatervoorziening en ondergeschikte functies zoals een gasreduceerstation zijn toegestaan.

- Op de verbeelding is een aanduiding opgenomen ter plaatse van het midgetgolf terrein en de strook groen langs het meest westelijke sportveld achter de percelen aan de Spechtlaan 21 en 23, waarbij in de regels van 'Sport' is aangegeven dat hier geen lichtmasten van 18 meter hoogte zijn toegestaan. Te weten 'specifieke bouwaanduiding - lichtmasten uitgesloten'.

- In afwijking van de zienswijze van reclamanten is geconstateerd dat er geen fout zit in artikel 17.4.1, lid f (dit gaat namelijk over de bouwhoogte van bijvoorbeeld aan- en uitbouwen) maar er dat een verkeerde verwijzing zit in artikel 17.4.1, lid e. De verwijzing is daar aangepast in een verwijzing naar artikel 17.2.2, lid b.

- In paragraaf 4.8 van de toelichting het juiste adres van het rijksmonument (watertoren) opgenomen, te weten Spechtlaan 19.

- In artikel 5.2.2, Tuin-1, is in de een na laatste regel de juiste verwijzing naar 'Tuin - 1' opgenomen.

zienswijze 4

Naam: familie Leijenaar

Adres: Spechtlaan 23, 6865 BA DOORWERTH

Ontvangst zienswijze: 16 april 2013

Inboeknummer: 119949

samenvatting zienswijze:

De zienswijze van reclamant is vrijwel gelijk aan zienswijze 3. Met dien verstande dat de onderdelen 1- en deel van onderdeel 4- van zienswijze 3 niet door reclamant worden genoemd. Daarom wordt voor de (samenvatting van de) zienswijze van reclamant verwezen naar de overblijvende onderdelen van zienswijze 3.

reactie:

Omdat de zienswijze op de onderdelen 1- en een deel van onderdeel 4- gelijk is aan zienswijze 3 wordt voor de reactie op de zienswijze van reclamant verwezen naar de overblijvende delen van zienswijze 3.

conclusie:

De zienswijze leidt, met uitzondering tot de aanpassing naar aanleiding van onderdeel 1- van zienswijze 3, tot dezelfde aanpassingen als genoemd bij zienswijze 3, van het bestemmingsplan.

zienswijze 5

Naam: mevrouw I. Corten en de heer C.J. van Rooij

Adres: Bachlaan 45, 6865 EN DOORWERTH

Ontvangst zienswijze: 16 april 2013

Inboeknummer: 119948

samenvatting zienswijze:

Reclamanten geven aan dat is aangegeven dat het beleid gericht is op consolidatie van het bestaande bestemmingsplan en het vigerende beleid. In het bestemmingsplan 'Richtersweg - Bachlaan' te Doorwerth van 1999 staat over deze locatie het volgende: "De nieuwe bebouwing dient zodanig te worden gesitueerd, dat een beeld van de 'bebouwing in het park' ontstaat als overgang tussen 'wonen in het bos' van de clusterwoningen en 'het wonen aan een plantsoen van de Richtersflat'. Als referentiekader voor de 'bebouwing in het park' geldt de nabijgelegen buurt Kievitsdel. De laanbeplantingen dienen als onderdeel van het straatbeeld te worden gehandhaafd".

In de Structuurvisie Doorwerth 2001 (van Kuiper Compagnons) geeft de gemeente aan dat voor de Structuurvisie Bachlaan/Richtersweg de volgende richtlijnen gelden (Dorpsbos): "Ontwikkelingen in dit bosperceel zullen worden ingepast dat het bosperceel als zodanig herkenbaar blijft. In het bosperceel worden gaten gehakt waarin de gebouwen met hun footprint precies inpassen. De gebouwen krijgen daardoor een plek in het bos. De functies die hier een plek kunnen krijgen zijn sociaal culturele (scholen) en medische functies en/of wonen".

Reclamanten geven aan dat van de geest en betekenis van de hiervoor genoemde tekst uit het oude bestemmingsplan en de geschiedenis van de plek, o.a. in eerdere planontwikkeling, niets terug gevonden wordt in het nieuwe bestemmingsplan Doorwerth 2013.

Artikel 12, 'Maatschappelijk - Zorginstelling', is volgens reclamanten niet geschikt voor deze locatie. Het zou eerder een artikel moeten zijn met bouwmogelijkheden voor zorg en onderwijs in artikel 6 (Bos) of artikel 9 (Groen - Park), of een combinatie daarvan. In het belang van een mooi bosdorp Doorwerth, met ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen en behoud van de kracht en smoel van het dorp vragen reclamanten om de zienswijze ter harte te nemen.

reactie:

Vooropgesteld moet worden dat de gemeente Renkum de waarden van het dorp Doorwerth beaamt, zoals het wonen in een bosachtige omgeving. Dat wil echter niet zeggen dat beleidsuitspraken daarover opgenomen moeten en kunnen worden in het voorliggende bestemmingsplan.

De tekst uit het bestemmingsplan 'Richtersweg - Bachlaan' die reclamanten citeren staat genoemd in de 'beschrijving in hoofdlijnen' in artikel 3 van de regels van het bestemmingsplan. In de beschrijving in hoofdlijnen in het bestemmingsplan staan beleidsmatige uitspraken genoemd als denkrichting bij de verdere invulling en bebouwing in het plangebied in de betreffende bestemming. De beschrijving in hoofdlijnen had en heeft (nagenoeg) geen juridische status. De hierin genoemde uitspraken in de beschrijving in hoofdlijnen (zoals duurzaam bouwen, parkeeroplossing en ruimtelijke invulling) worden normaal gesproken op genomen in een samenwerkingsovereenkomst met de ontwikkelende partij.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is de mogelijkheid om een 'beschrijving in hoofdlijnen' op te nemen in (de regels van) een bestemmingsplan vervallen. Daarom is dit nu niet opgenomen in het bestemmingsplan Doorwerth 2013. Zoals vermeld zullen dergelijke bepalingen zoals genoemd in beschrijving in hoofdlijnen in een private samenwerkingsovereenkomst of als ruimtelijke voorwaarden meegegeven worden bij de feitelijke inrichting van het gebied.

De door reclamanten genoemde Structuurvisie Doorwerth 2001 is nooit verder gekomen dan een 'conceptversie'. Deze is nooit vastgesteld. Daaraan kunnen daarom ook geen rechten aan ontleend worden. Daarnaast betreft het een beleidsdocument met geen concrete bestemmingen (zie hiervoor ook hetgeen is beschreven over de beschrijving in hoofdlijnen).

In het voorheen geldende bestemmingsplan 'Richtersweg - Bachlaan' heeft het gebied tussen de Richtersweg en de Bachlaan de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden'. Deze bestemming is in voorliggende bestemmingsplan Doorwerth overgenomen. Dat deze bestemming niet passend zou zijn kunnen wij daarom niet onderschrijven. In het gebied staat een lagere school en voorheen stonden er meerdere schoolgebouwen. Deze passen en pasten in de gegeven bestemming. Ter plaatse liggen ruime bouwvlakken. Er zijn bouwplannen voor maatschappelijke bebouwing in het gebied, zoals ook genoemd in de door reclamanten geciteerde tekst in de concept Structuurvisie Doorwerth 2001. Een andere bestemming is daarom niet aan de orde.

Verder wordt verwezen naar de reactie op zienswijze 7.

conclusie:

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

zienswijze 6

Naam: mevrouw R. Frederiks

Adres: Dalweg 66, 6865 CV DOORWERTH

Ontvangst zienswijze: 16 april 2013

Inboeknummer: 120032 (email), 120150 (schriftelijk en ondertekend)

samenvatting zienswijze:

Reclamant geeft aan dat is aangegeven dat het beleid gericht is op consolidatie van het bestaande bestemmingsplan en het vigerende beleid. Reclamant vraagt of het karakteristieke groen in Doorwerth (zoals de meerstammige beuk in het dorpsbos) voldoende is beschermd in het bestemmingsplan Doorwerth 2013.

reactie:

De strekking van de korte zienswijze lijkt op die van zienswijze 5. Daarom wordt verwezen naar de reactie op zienswijze 5, en dus ook naar de reactie op zienswijze 7. Ten aanzien van de genoemde beuk kan worden vermeld dat de hiervoor geldende bestemmingsplannen de beuk niet planologisch beschermd was. Hiervoor gold de bescherming van de gemeentelijke bomenverordening. Het voorheen geldende planologisch regime wordt overgenomen in dit beheerbestemmingsplan.

conclusie:

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

zienswijze 7

Naam: Gelderse Milieufederatie

Adres: Jansbuitensingel 14, 6811 AB ARNHEM

Ontvangst zienswijze: 16 april 2013

Inboeknummer: 119947

samenvatting zienswijze:

In de toelichting wordt in paragraaf 2.2.2 ingegaan op de groenstructuur. Namelijk dat kenmerkend voor het groen in Doorwerth is dat vele grondgebonden woningen en de gestapelde woningen (hoogbouw) in het groen, vaak bosachtige omgeving, zijn gelegen. Dat er sprake is van een aantal brede straten/wegen/lanen met daarlangs vaak (brede) groenstroken en daarnaast de lanen worden begeleid door bomenrijen (laanbomen) die veelal vanuit de (bos)omgeving het dorp inlopen. Het dorp, is zo zegt de toelichting, omgeven door bossen. Te lezen staat dat het karakter en de identiteit van Doorwerth hoofdzakelijk door het bos wordt bepaald en dat er meestal geen scherpe scheiding is tussen de bebouwing en het bos. Het bos (groen) loopt als het ware het dorp in.

Reclamant vindt dat een goede typering. Maar die typering staat volgens reclamant onder druk. Met name in de omgeving van de Utrechtseweg is het bomenbestand de laatste jaren behoorlijk uitgedund. Kavelsplitsing, woningvergroting en herinrichting van de tuinen hebben een zichtbare tol geëist. Een tendens waarvan verwacht mag worden dat deze, indien bomen en groen niet beter worden beschermd, door zal gaan onder het nieuwe bestemmingsplan. Mogelijk zelfs versterkt. Want onder de planregels van het ontwerpbestemmingsplan Doorwerth zijn bomen niet beschermd, behalve onder de bestemming Bos. Onder meer in de bestemmingen Verkeer, Wonen, Tuin, Groen, Groen-Park, Maatschappelijk, Maatschappelijk-Zorginstelling en Sport zijn bomen min of meer vogelvrij. Dit terwijl onder Google-maps te zien is dat binnen deze bestemmingen een aanzienlijk percentage bomen, park en boselementen vallen. In deze bestemmingen worden deze niet specifiek beschermd. Sterker nog, via toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, kan Groen worden omgezet naar Tuin. Reclamant vraagt daarom groen, bos en boomelementen in de verschillende bestemmingen specifiek te bestemmen en aan te duiden op de verbeelding.

Gekoppeld aan het feit dat de gemeente Renkum onlangs besloten heeft de bomenverordening uit te kleden leidt een en ander tot de conclusie dat bomen en groen nauwelijks zijn beschermd in het voorliggende bestemmingsplan. De mogelijke consequenties voor natuur, landschap cultuurhistorie, leefomgeving, typologie van het plangebied zijn niet in beeld gebracht. Ook een relatie met het Groenstructuurplan is niet gelegd. Tuinen worden tegenwoordig door de jongere generatie steeds vaker gezien en ingericht als verlengstuk van de woning, ten koste van de omgevingswaarden. Het omzetten van Groen naar Tuin, via een afwijkingsmogelijkheid, zal naar verwachting van reclamant een negatieve uitwerking hebben. De eventuele gevolgen voor natuur en groen zijn niet onderzocht. Ook is niet geanticipeerd op de mogelijke negatieve uitwerking van de verruimde regels voor vergunningvrij bouwen zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.

Reclamant is gezien het vorenstaande van mening dat er geen sprake is van een beheersgericht bestemmingsplan. Immers het beschermingsniveau van omgevingswaarden (natuur en groen) staat onder druk of gaat wegvallen in dit bestemmingsplan. De conclusies in de natuurparagraaf van de plantoelichting dat effecten vallen uit te sluiten zijn daarom volgens reclamant veel te kort door de bocht.

Voor wat betreft de afwijking van bouw- en gebruiksregels richt het bezwaar van reclamant zich met name op de artikelen. 3.4, 3.6, 4.3, 5.4, 5.6, 7.4, 8.4, 8.5, 14.4, 15.4, 16.4, 17.4, 17.6, 18.4, 18.6 en 22.3.

EHS (dubbelbestemming). Het bestemmingsplan geeft geen specifieke dubbelbestemming als EHS voor gronden die hiertoe behoren. Reclamant verzoekt dit alsnog op te nemen evenals de beschermingskaders hiervoor.

Evenementen. Het plan maakt evenementen mogelijk binnen alle bestemmingen. Op welke wijze de natuurwaarden worden beschermd is niet duidelijk, of op welke wijze de zorgplicht wordt toegepast. Zo maakt artikel 25.1 het bijvoorbeeld mogelijk dat EHS-waarden worden aangetast via het houden van evenementen. Weliswaar is een toets op de natuurbeschermingswetgeving vereiste maar de wetgeving is in Nederland zodanig beperkt dat ecosystemen, biodiversiteit en kernkwaliteiten en omgevingscondities voor natuur alsmede algemene soorten daarmee niet worden beschermd. Reclamant verzoekt om artikel 25 te schrappen, te meer daar in andere bestemmingen al specifieke terreinen zijn aangegeven.

Grafheuvel. Een bestemming als grafheuvel kan niet onderhevig zijn aan de mogelijkheid de bestemming hier weg te halen. Reclamant verzoekt om artikel 19.3 te schrappen.

reactie:

Het bestemmingsplan 'Doorwerth 2013' betreft een beheerbestemmingsplan. Dat wil zeggen dat bestaande bouw- een gebruiksrechten uit de voorheen geldende bestemmingsplannen worden overgenomen. Dus als er in de voorheen geldende bestemmingsplannen, en dat is ook zo, geen vergunningplicht voor het kappen van bomen was opgenomen dan is dat ook zo opgenomen in het bestemmingsplan Doorwerth 2013. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. De Wro bepaalt dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn van tien jaar. Bestemmingsplannen die voor de inwerkingtreding van de Wro vijf jaar of ouder zijn moeten voor 1 juli 2013 vastgesteld zijn. Dit houdt in dat het bestemmingsplan voor Doorwerth voor die datum vastgesteld moet zijn. Van het opstellen van een bomeninventarisatie kan dus geen sprake zijn.

De gemeente Renkum werkt, net als vrijwel elke gemeente in Nederland, met standaardbestemmingen een standaardregels. Alleen in de bestemmingen 'Bos' en 'Natuur' is in de standaardregels van de gemeente een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Hieronder wordt onder andere gedoeld op de volgende handelingen: het ophogen en afgraven van gronden, verharden van paden en het rooien van bomen. De omgevingsvergunning is echter niet nodig voor het normale beheer en onderhoud. In alle andere bestemmingen, zoals Wonen, Tuin, Maatschappelijk, Bedrijf, Verkeer en Groen, is dat niet opgenomen. Dit geldt voor alle bestaande bestemmingsplannen in de gemeente Renkum, maar ook voor vrijwel elke gemeente in Nederland. Als voorbeeld kan het volgende worden genoemd. De wijk Wageningen-Hoog in de gemeente Wageningen bestaat net als het noordelijk deel van Doorwerth uit woningen (villa's) in een bosachtige omgeving met veel bomen. Het recent vastgestelde bestemmingsplan ter plaatse heeft geen omgevingsvergunningstelsel voor bijvoorbeeld het kappen/rooien van bomen opgenomen in de bestemmingen 'Wonen, Tuin, Verkeer en Groen'. Ook in Arnhem, Ede en Bennekom (villa's in bosachtige omgeving) geldt hetzelfde.

Voor de bossen (buiten de woonkernen) in onze gemeente geldt dat, naast een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, de Boswet van toepassing is voor het kappen van bomen. Het opnemen van een omgevingsvergunning moet wel een toegevoegde waarde hebben en niet alleen maar beperkend werken. Als in elke bestemming een dergelijke bepaling is opgenomen, schiet het zijn doel voorbij en leert de praktijk dat de handelingen toch zonder vergunning plaatsvinden. Daarnaast heeft het opnemen van voornoemde onnodig beperkende regels planschade tot gevolg. Voorheen golden bij bijvoorbeeld woningen geen beperkingen op grond van het bestemmingsplan voor het kappen van bomen. Daarvoor golden de bepalingen van de gemeentelijke APV, te weten de Bomenverordening.

Reclamant vraagt eigenlijk om in heel Doorwerth een omgevingsvergunningstelsel in te voeren voor het kappen van bomen. Deze bepaling is dan grotendeels gelijk aan het geen in de Bomenverordening 2009 is opgenomen. Op 31 oktober 2012 heeft de gemeenteraad van Renkum besloten de Bomenverordening 2009 in te trekken (af te schaffen) en de effectuering te laten plaatsvinden na aanpassing van de APV en na vaststelling van de lijst met monumentale bomen (door het college). Eind 2013 vindt de feitelijke uitvoering daarvan plaats. Op dit moment wordt gewerkt aan een beperkte lijst met (maximaal enkele honderden) monumentale bomen. Dit lijst bevat dus lang niet alle bomen in de gemeente. Het opstellen van een bomeninventarisatie voor het bestemmingsplan is ook daarom niet nodig en niet gewenst.

Vele burgers zijn zich bewust van de waarde van de bomen en de groen in de woonomgeving. Uiteraard zullen er ook enkele burgers zijn die daar minder waarde aan hechten. De gemeenteraad heeft voor afschaffing van de Bomenverordening 2009 besloten omdat de verordening in sommige situaties onnodig beperkend was voor burgers, burgers al weinig kappen, burgers best zelf verantwoordelijkheid kunnen dragen voor het bomenbestand op hun percelen en vanwege kostenbesparing. Het nu via een omweg opnemen van een vergunningstelsel voor het kappen van bomen via het bestemmingsplan vindt daarom geen gehoor en wordt niet overgenomen. De bepalingen van de Flora- en Faunawet blijven uiteraard onverminderd van toepassing.

Vrijwel al het grootschalige groen, alle laanbeplanting en de bermen zijn in eigendom bij de gemeente. De gemeente gaat zorgvuldig om met het groen en het bomenbestand. Indien gekapt wordt, vindt herplant plaats. De gemeente heeft een Groenstructuurplan opgesteld waarin onder andere is aangegeven hoe omgegaan wordt met het groen. Daarmee is er geen reden te veronderstellen dat het (openbare) bomenbestand in Doorwerth verloren zal gaan. Ook niet nu de Bomenverordening binnenkort vervalt.

Alleen de gronden van het plangebied van het bestemmingsplan Doorwerth 2013 waar bossen liggen en die gelegen zijn in de Ecologische Hoofdstructuur en het ontwerp Natura 2000-gebied De Veluwe hebben de bestemming 'Bos' gekregen, net als in het voorheen geldende bestemmingsplan. Hier is dan ook ter bescherming van die natuurwaarden (EHS en Natura-2000) een omgevingsvergunningsstelsel opgenomen ter bescherming van die waarden. Alle andere gronden waar bomen op staan hebben conform de daarvoor geldende bestemmingsplannen een groenbestemming, woonbestemming of andere bestemming gekregen. Hierin zijn en worden geen voorwaarden gesteld aan het kappen van bomen.

Vrijwel heel Doorwerth is niet gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur of in het Natura 2000 gebied. Zeker het bebouwde gebied niet. Daar waar op kaart woonpercelen gelegen zijn binnen de EHS of het ontwerp-Natura 2000-gebied zijn deze tekstueel geëxclaveerd. Dat wil zeggen dat bestaand afwijkend gebruik is toegestaan binnen de EHS of het ontwerp-Natura 2000-gebied en dat deze daarmee niet gelegen zijn in deze gebieden. Reclamant suggereert dat vrijwel heel Doorwerth gelegen is binnen die gebieden. Dat is dus niet het geval.

De provincie heeft in het kader van het vooroverleg van het bestemmingspan Doorwerth 2013 geen inspraakreactie gegeven. Daarmee heeft de provincie aangegeven dat de gekozen bestemmingen niet in strijd zijn met het provinciale beleid (waaronder EHS en Natura 2000). Wij zien daarom geen reden en geen toegevoegde waarde om een algeheel vergunningplicht in het bestemmingsplan op te nemen en in te voeren voor het kappen van bomen.

In de recent vastgestelde bestemmingsplannen 'Heveadorp 2012' (vastgesteld oktober 2012), 'Oosterbeek veegbestemmingsplan 2012' (vastgesteld januari 2013), 'Kievitsdel 2013' (vastgesteld mei 2013) en in het ontwerpbestemmingsplan 'Renkum - Heelsum 2013' (vast te stellen in juni 2013) is in geen enkele bestemming, met uitzondering van de bestemmingen 'Bos' en 'Natuur' een omgevingsvergunning voor het kappen opgenomen. Dit terwijl in deze kernen de situatie (qua groen in de dorpen en tuinen) niet veel anders in dan in Doorwerth. Bestemmingsplannen gelden voor tien jaar. Dus in al die bestemmingsplannen zijn bomen ook de komende tien jaar niet via een omgevingsvergunning beschermd. Wij zien daarom ook geen reden om een dergelijke bescherming wel op te nemen in een nieuw bestemmingsplan voor Doorwerth.

Over de opmerking van reclamant over woonpercelen aan de Utrechtseweg kan het volgende worden gezegd. Kavelsplitsing en het daarmee realiseren van nieuwe woningen ter plaatse is al tientallen jaren niet (meer) aan de orde. De laatste bestemmingsplannen lieten geen nieuwe woningen toe. Indien en voor zover de opmerking van reclamant al juist zou zijn over de toegenomen kap van bomen op die percelen, dan hebben die plaatsgevonden onder de werking van de gemeentelijke Bomenverordening.

De afwijking voor groen naar tuin wordt alleen toegepast bij het verkopen van restgroen van de gemeente. Het gaat dus om kleine stukken gemeentegrond nabij woonpercelen. Vaak gaat het om bermen en plantsoenen waar slechts zelden een boom in staat. De angst dat daarmee hele bosgebieden worden omgezet in tuin is ongegrond.

De gemeente Renkum werkt, net als vrijwel elke gemeente in Nederland, met standaardbestemmingen en standaardregels. In het voorliggende bestemmingsplan zijnde gemeentelijke standaardregels, inclusief de gemeentelijke standaardafwijkingsregels opgenomen. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepalen dat de gemeente af kan wijken van de regels van een bestemmingsplan. In een bestemmingsplan kunnen afwijkingsregels worden opgenomen, de zogenaamde binnenplanse afwijkingen. Echter de Wabo heeft ook buitenplanse afwijkingen opgenomen. Dat wil zeggen dat ook afgeweken kan worden van bestemmingsplanregels zonder dat in het bestemmingsplan binnenplanse afwijkingsregels zijn opgenomen. Deze buitenplanse afwijkingsregels zijn ruimer, maken meer mogelijk dan binnenplanse afwijkingsregels. Dus het maakt in beginsel niet uit of er wel of niet afwijkingsregels zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

Een afwijking houdt in dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om af te wijken. Het is dus geen verplichting. Ook is een afwijking geen rechtstreeks (bouw- of gebruiks)recht. Het college kan afwijken maar kan ook bepalen niet af te wijken. Voordat eventueel gebruik gemaakt wordt van een afwijking worden alle belangen meegewogen, zoals de belangen van omwonenden en eventueel aanwezige natuurwaarden.

De standaardregels en standaardafwijkingen worden in de hele gemeente gebruikt en gelden dus voor elk perceel, dus ook voor die van reclamanten. Bij elke herziening van het bestemmingsplan worden die regels weer opgenomen in het volgende bestemmingsplan. De opgenomen standaardregels en standaardafwijkingen worden daarom niet uit het bestemmingsplan verwijderd.

Overigens kan worden opgemerkt dat de door reclamant genoemde afwijkingen geregeld gaat om het verhogen van bouwhoogtes gaat. Wat niet relevant is voor eventuele natuurwaardes, aangezien het bouwwerk al toegestaan is. Het verhogen leidt dan niet tot extra aantasting van de eventuele waarden. Daarnaast staat bij de afwijkingen genoemd dat de afwijking slechts verleend kunnen worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van onder andere de milieusituatie.

EHS. In het bestemmingsplan is inderdaad geen dubbelbestemming opgenomen voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er is namelijk ook geen enkele reden om dit op te nemen. Het gaat er om dat de bestemming van de gronden, waar de EHS is gelegen, de juiste is en voldoende bescherming biedt. Een dubbelbestemming voegt dan namelijk niets toe. Vrijwel heel (bebouwd) Doorwerth ligt buiten de EHS en buiten het ontwerp Natura 2000-gebied De Veluwe en/of zijn door bestaand gebruik daaruit geëxclaveerd. De bestaande bossen in de EHS hebben de bestemming 'Bos' waarin een natuurbeschermende omgevingsvergunningstelsel is opgenomen. Met dat stelsel wordt ook de EHS beschermd. Het opnemen van een EHS dubbelbestemming wordt nergens voorgeschreven en het niet opnemen van zo'n dubbelbestemming is ook niet in strijd met het provinciale beleid (waaronder EHS) en de provinciale Ruimtelijke Verordening Gelderland. In de Ruimtelijke Verordening Gelderland is bij artikel 18 alleen bepaald dat 'in een bestemmingsplan gebieden die gelegen zijn in de EHS geen bestemmingen zijn toegestaan waardoor wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast'. Dat is ook de reden dat de provincie in het kader van het vooroverleg van het bestemmingsplan Doorwerth 2013 geen inspraakreactie heeft gegeven. Wij zien daarom geen reden en geen toegevoegde waarde om een dubbelbestemming voor de EHS op te nemen.

Evenementen. De gemeente heeft een evenementenbeleid. Op grond daarvan zijn in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) regels opgenomen over de vergunningverlening. Indien een evenement voldoet aan die regels wordt de vergunning verleend. Dit is de huidige gang van zaken. In het bestemmingsplan wordt, via artikel 25, een koppeling gelegd met dit beleid en de regels van de APV. Dit betreft het gemeentelijke standaardbeleid wat onder andere is opgenomen in het in oktober 2012 vastgestelde bestemmingsplan 'Heveadorp 2012', het in januari 2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Oosterbeek veegbestemmingsplan 2012', het in mei 2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Kievitsdel 2013' en in het ontwerpbestemmingsplan 'Renkum - Heelsum 2013'.

Vergunningverlening voor het toestaan van een evenement blijft echter bij de APV liggen en niet in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is in artikel 25 opgenomen dat slechts een eendaags evenement toegestaan is. Het toestaan van een dergelijk evenement levert nagenoeg nergens een potentieel probleem op met de natuurwaarden. Alleen in de bestemming 'Bos' zou dat eventueel kunnen. Daarom is een aanvullende bepaling opgenomen voor het toestaan op grond van het bestemmingsplan van een eendaags evenement dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Bij een eendaags evenement kan gedacht worden aan: herdenkingsplechtigheid, braderie, theater, voorstelling, bijeenkomst, tentoonstelling, (week)markt, thematische markt, snuffelmarkt, (sport)manifestaties. Geen van deze evenementen vinden plaats in het bos, behoudens het jaarlijks terugkerende eendaagse evenement de Airborne wandeltocht. Artikel 25 is niet in strijd met het provinciale beleid (waaronder EHS) en de provinciale Ruimtelijke Verordening Gelderland. Dat is ook de reden dat de provincie in het kader van het vooroverleg van het bestemmingspan Doorwerth 2013 geen inspraakreactie heeft gegeven. Eendaagse evenementen leiden en kunnen daarnaast zelden leiden tot nooit een 'significante aantasting van de waarden van de EHS of de Natuurbeschermingswet 1998. Wij zien daarom geen reden om artikel 25 te schrappen.

Grafheuvel. Op basis van globaal (historisch) onderzoek is geconstateerd dat er twee locaties zijn in Doorwerth waar (restanten van) een grafheuvel aanwezig (kunnen) zijn. Deze locaties zijn echter niet goed onderzocht. Om te voorkomen dat die mogelijke grafheuvels beschadigd kunnen worden, voordat zeker is dat deze daadwerkelijk wel of niet aanwezig zijn, is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie grafheuvel' opgenomen met een bepaalde standaarddiameter (zone). Het kan op basis van nader onderzoek zo zijn dat deze grafheuvels niet (meer) aanwezig zijn of niet aanwezig zijn op de locatie waar de graaf- of bouwactiviteit plaatsvindt. Het kan namelijk zijn dat de zone van de beschermingszone te groot is opgenomen in het bestemmingsplan. Indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de activiteit geen grafheuvel aanwezig is dan kan vergunning worden verleend. Er is dan namelijk onterecht een beperkende bescherming op het terrein aanwezig. Puur om de graaf- en of bouwwerkzaamheden binnen de zone te kunnen toetsten aan de potentiële aanwezigheid en verstoring van de grafheuvel is een dubbelbestemming opgenomen.

Daarnaast staat op één van de twee mogelijke grafheuvels reeds een nutsgebouw. Het kan zijn dat die locatie daarom al verstoord is. In het verleden was het vermoeden dat op een andere locatie in Doorwerth een grafheuvel aanwezig was. Daar was toen een beschermingszone opgenomen in het bestemmingsplan. Inmiddels is gebleken dat er geen grafheuvel aanwezig is, waardoor de beschermingszone uit dat bestemmingsplan is weggehaald. Wij zien daarom geen reden om artikel 19.3 te schrappen.

Samenvattend kan het volgende worden vermeld. Het bestemmingsplan Doorwerth 2013 betreft een beheerbestemmingsplan. Dat wil zeggen dat bestaande bouw- en gebruiksrechten worden overgenomen in dit bestemmingsplan. Omdat de huidige bestemmingsplannen geen omgevingsvergunningstelsel kennen voor het kappen van bomen wordt dit ook nu niet opgenomen in het bestemmingsplan Doorwerth 2013. Het bebouwde deel van Doorwerth ligt niet in de EHS of in het ontwerp Natura 2000-gebied. De provincie heeft geen reactie gegeven op het conceptbestemmingsplan, dus daarmee is het bestemmingsplan Doorwerth 2013 niet in strijd met het provinciale beleid. Vrijwel al het openbare groen (bomen) in de kern Doorwerth is eigendom van de gemeente en is daarmee, daar waar geen bouwbestemming ligt, voldoende beschermd tegen ongebreideld kappen. De bestemmingsplannen voor de andere kernen van de gemeente Renkum bevatten allen geen omgevingsvergunningsstelsel voor het kappen van bomen. De gemeenteraad heeft in oktober 2012 besloten de Bomenverordening 2009 af te schaffen. Daarom wordt niet via een omweg (lees via het bestemmingsplan Doorwerth 2013) alsnog een vergunningplicht voor het kappen van bomen ingevoerd.

conclusie:

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

zienswijze 8

Naam: Erfgoedvereniging Heemschut, Provinciale Commissie Gelderland,

mevrouw G.J. Dorland

Adres: Coehoornsingel 60, 7201 AD ZUTPHEN

Ontvangst zienswijze: 16 april 2013 (pro forma), 24 april 2013 (inhoudelijk en ondertekend)

Inboeknummer: 119951 (pro forma), 120117 (inhoudelijk en ondertekend)

samenvatting zienswijze:

Reclamant geeft aan dat Doorwerth rijk is aan bomen en groen, onder meer in historische lanen en lommerrijke woonwijken waarvan het karakter voor een groot deel door bomen in tuinen bepaald wordt. Deze bomen vertegenwoordigen onder andere een belangrijke cultuurhistorische waarde. Omdat het ontwerpbestemmingsplan deze waarde niet expliciet beschermt en de gemeente tevens voornemens is de kap van de meeste bomen vergunningvrij te maken, vreest reclamant dat de cultuurhistorische waarden van aanzienlijke delen van Doorwerth onevenredig gevaar zullen gaan lopen.

Reclamant onderschrijft de uitgebreide zienswijze (adhesie betuigen aan) van de Gelderse Milieufederatie en verzoekt om het bestemmingsplan zo aan te passen dat het waardevolle bomenbestand en de daarmee samenhangende cultuurhistorische waarden een passende bescherming genieten.

reactie:

Verwezen wordt naar de reactie op de zienswijze van de Gelderse Milieufederatie (zienswijze 7) en die van zienswijze 5. Daar wordt het volgende aan toegevoegd. Doorwerth is pas echt bebouwd sinds de jaren 50 van de vorige eeuw (tot begin jaren 70). Daarvoor was het woeste grond met bossen. Toen is grootschalig gebouwd in het 'bosgebied', met name ten noorden van de Van der Molenallee. Tussen de woningen bleef nog wat groen (bos) over. Daarmee is Doorwerth een relatief jong dorp en is ook de cultuurhistorische waarde niet heel erg groot, laat staan oud. Dat het sinds de grootschalige bebouwing van circa 65 jaar geleden overgebleven groen kenmerkend is voor Doorwerth wil niet zeggen dat dit een (zware) cultuurhistorische waarde heeft.

conclusie:

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

zienswijze 9

Naam: de heer A. Hegeman

Adres: Kennedylaan 9, 6865 BG DOORWERTH

Ontvangst zienswijze: 16 april 2013 (pro forma), 24 april 2013 (inhoudelijk)

Inboeknummer: 119950 (pro forma), 120288 (inhoudelijk)

samenvatting zienswijze:

Reclamant is van mening dat het ontwerpbestemmingsplan Doorwerth 2013 onvoldoende bescherming biedt aan het natuurlijke boskarakter, de bomen in particuliere tuinen, groenstroken, wijken, parken en boomlanen in Doorwerth. Er is geen onderzoek verricht naar de natuurwaarden. Ook is er geen bomenbeleidsplan opgesteld. Zeer problematisch is het feit dat door de afschaffing van de Bomenverordening het Groenstructuurplan niet meer gehandhaafd kan worden. Veel bomen in particuliere tuinen dragen bij aan het boskarakter van de gemeente. Volgens het Groenstructuurplan moet dit behouden blijven. Volgens reclamant zouden in een Bomenbeleidsplan uitgangspunten van de gemeente Renkum moeten worden gehanteerd als de natuur en milieuwaarde, de landschappelijke waarde, cultuurhistorische waarde, de waarde van stads- en dorpsschoon, de waarde van recreatie en leefbaarheid. Dit alles is niet bij de voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan betrokken. Ook niet bij de voorbereiding van de eerdere besluitvorming van de gemeenteraad met betrekking tot de afschaffing van de 'Bomenverordening 2009'.

Door de afschaffing van de 'Bomenverordening 2009' met kapvergunningplicht en het ontbreken van een Bomenbeleidsplan zullen particuliere bomen, bos en groenstroken en de overige gevoelige natuurlijke leefomgeving volledig uit beeld verdwijnen. Het instrument om handhavend op te treden tegen ongewenste kap vervalt daarmee. Ook de herplantplicht. De visie van het Groenstructuurplan zal volgens reclamant volledig worden ondermijnd. Dat wordt in de toelichting van het college (28-08-2012) bij het intrekken van de Bomenverordening nog eens expliciet bevestigd. Zo schrijft het college in de kanttekening het volgende: 'De kans bestaat dat in een korte tijd particuliere bomen worden gekapt en dat op sommige plaatsen grotere bouwprojecten een kaalslag plaatsvindt. Dit potentieel aan particulier groen komt mogelijk niet meer terug. Het afschaffen van de Bomenverordening kan leiden tot het niet volledig realiseren van de doelstellingen van het Groenstructuurplan omdat particulier groen ook bijdraagt aan de groenstructuur van de gemeente.'

De planregels en verbeelding van het bestemmingsplan zijn onvoldoende concreet bestemd. De natuur wordt in het ontwerpbestemmingsplan onvoldoende beschermd. Bovengenoemde waarden dienen ter bescherming opgenomen in het bestemmingsplan Doorwerth 2013 en dienen daarom opgenomen te worden in het bestemmingsplan.

In het streekplan staat ook nadrukkelijk dat aantasting van oppervlakte en kwaliteit van natuur en bos niet acceptabel is mede vanwege de situering nabij het Centraal Veluws Natuurgebied (CVN) en de ecologische verbindingszone.

In dit verband merkt reclamant op dat in het ontwerpbestemmingsplan de huidige bomen en boskarakter op de locatie Van der Molenallee/Houtsniplaan in de bestemming 'Kantoor' niet worden vermeld en beschermd. Het terrein (perceel 4386) staat ten onrechte geheel als 'Kantoor' bestemd. Verder staan de daarnaast gelegen terreinen (4387, 4388 en 4389) bestemd als museum. Reclamant acht een dergelijke bestemming desastreus voor het nabij gelegen bos aan de Van der Molenallee (zoals geluid en drukte). Deze effecten zijn niet in kaart gebracht.

Volgens reclamant is ook feit dat artikel 25.1 (via evenementen) de natuurwaarden kan aantasten, is strijdig met de situering van de ecologische zone en daardoor onwenselijk. In de nadere eisen zoals genoemd in bijvoorbeeld artikel 10.3 staat niets vermeld over de natuurwaarden.

reactie:

Verwezen wordt naar de reactie op de zienswijze van de Gelderse Milieufederatie (zienswijze 8) en die van zienswijze 7. Aanvullend kan het volgende worden vermeld. Reclamant is niet woonachtig in het plangebied van het bestemmingsplan Doorwerth 2013. Reclamant woont in de wijk Kievitsdel van het dorp Doorwerth. Voor de wijk Kievitsdel geldt dat ook dit een woonwijk is die in een bosachtige omgeving is gelegen. Dus vergelijkbaar met Doorwerth. Tegen het recent (februari/maart 2013 in ontwerp ter inzage gelegen bestemmingsplan Kievitsdel heeft reclamant geen zienswijze ingediend. Waarom reclamant niet een vergelijkbare zienswijze heeft ingediend tegen dat bestemmingsplan is niet duidelijk, wellicht is dat plan aan zijn aandacht ontsnapt.

De besluitvorming over de afschaffing van de Bomenverordening 2009 staat hier niet ter discussie. Ten aanzien van de opmerking van reclamant over het kantoor en museum kan het volgende worden vermeld. De provincie heeft geen inspraakreactie gegeven, waarmee de provincie heeft aangegeven dat het bestemmingsplan niet in strijd is met het provinciale (natuur)beleid. Het pand aan de met de bestemming 'Kantoor' heeft dezelfde bestemming in het voorheen geldende bestemmingsplan. Daar is en wordt niets aangewijzigd. De bestemming 'Kantoor' is de juiste. Aan de Van der Molenallee is een kleinschalig (apothekers)museum gevestigd in de woning/bijgebouwen. Ter plaatse is in het bestemmingsplan de maximale oppervlakte, binnen hetgeen al gebouwd kan en mag worden op grond van de woonbestemming beperkt. De aanduiding museum biedt geen extra bouwruimte ten opzichte van wat gebouwd kan worden binnen de woonbestemming. In de bestemming 'Tuin' is de aanduiding opgenomen om te kunnen parkeren. Extra kappen van bomen is daarmee niet groter dan bij een willekeurige woning.

conclusie:

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.

5.3 Wijzigingen naar aanleiding van zienswijzen

  • Naar aanleiding van zienswijze 1 is de diepte van het bouwvlak van het perceel aan de Kerklaan 21 weer terug gebracht tot de in het voorheen geldende bestemmingsplan opgenomen diepte van circa 16,5 meter.
  • Naar aanleiding van zienswijze 2 is het volgende aangepast. In artikel 7.1 is het woord 'dienstverlening' aangepast in 'dienstverlenende bedrijven en/of instellingen'. Aan het begrip in artikel 1 'dienstverlenende bedrijven en/of instellingen' wordt 'waaronder geldautomaten' toegevoegd. Aan artikel 7.1 van bestemming 'Centrum - 2' is de functie 'bibliotheek' toegevoegd. De aanduiding 'supermarkt' op de verbeelding in de bestemming 'Centrum - 2' met de bijbehorende regel in artikel 7.1 zijn verwijderd. Dit is ambtshalve ook al aangegeven. Zie hiervoor de ambtshalve wijzigingen.
  • Naar aanleiding van zienswijze 3 is aan artikel 1.8 (begrip 'aan-huis-verbonden beroep') toegevoegd dat naast het bouwen van websites ook kantooractiviteiten zoals het ontwerpen en bouwen van softwareapplicaties en de analyse daarvan wordt verstaan.
  • Naar aanleiding van zienswijze 3 en 4 bleek dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de bestemming Bedrijf niet maximaal 4 meter maar maximaal 3 meter had moeten bedragen. Dit is aangepast.
  • Naar aanleiding van zienswijze 3 en 4 is de hoogte van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aangepast en verlaagd naar maximaal 1 meter hoogte in de bestemming Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.
  • Naar aanleiding van zienswijze 3 en 4 zijn de afwijkingen van artikel 3.6. 1, lid c en d (van het ontwerpbestemmingsplan) niet van toepassing verklaard ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.
  • Naar aanleiding van zienswijze 3 en 4 is de afwijking genoemd in artikel 3.6.1, lid a (van het ontwerpbestemmingsplan) weggehaald.
  • Naar aanleiding van zienswijze 3 en 4 is in artikel 3.1, lid b toegevoegd dat ten dienste van de drinkwatervoorziening en ondergeschikte functies zoals een gasreduceerstation zijn toegestaan.
  • Naar aanleiding van zienswijze 3 en 4 is op de verbeelding is een aanduiding opgenomen ter plaatse van het midgetgolfterrein en de strook groen langs het meest westelijke sportveld achter de percelen aan de Spechtlaan 21 en 23, waarbij in de regels van 'Sport' is aangegeven dat hier geen lichtmasten van 18 meter hoogte zijn toegestaan.Te weten 'specifieke bouwaanduiding - lichtmasten uitgesloten'.
  • Naar aanleiding van zienswijze 3 is in afwijking van de zienswijze van reclamanten geconstateerd dat er geen fout zit in artikel 17.4.1, lid f (dit gaat namelijk over de bouwhoogte van bijvoorbeeld aan- en uitbouwen) maar er dat een verkeerde verwijzing zit in artikel 17.4.1, lid e. De verwijzing is daar aangepast in een verwijzing naar artikel 17.2.2, lid b.
  • Naar aanleiding van zienswijze 3 en 4 is in paragraaf 4.8 van de toelichting het juiste adres van het rijksmonument (watertoren) opgenomen, te weten Spechtlaan 19.
  • Naar aanleiding van zienswijze 3 en 4 is in artikel 5.2.2, Tuin-1, in de een na laatste regel de juiste verwijzing naar 'Tuin - 1' opgenomen.

5.4 Ambtshalve wijzigingen

  • In de regels, toelichting en verbeelding zijn enkele type- en taalfouten hersteld en zijn enkele kleine redactionele aanpassingen/verduidelijkingen doorgevoerd in de toelichting en de regels.
  • Geconstateerd is dat recent vergunning is verleend voor de uitbreiding van de woning aan de Fazantenlaan 10 aan de zijkant over meer dan één bouwlaag (uitbreiding van het hoofdgebouw). Hierdoor is het bouwvlak van die woning vergroot ter plaatse van die uitbreiding en ligt die uitbreiding nu binnen het bouwvlak.
  • In overleg met de eigenaar van de tandartsenpraktijk aan het Schubertplein 2 is het volgende geconstateerd en aangepast. Bij de bouw van de panden met medische functies aan het Schubertplein was er ruimte geboden om in de toekomst uit te breiden. Die ruimte was ook opgenomen in het voorheen geldende bestemmingsplan en ook in het ontwerpbestemmingsplan Doorwerth 2013. Echter het terrein aan het Schubertplein maakt deel uit van een groter gebied waar één bestemming en dus ook één bouwvlak ligt waarvan maximaal 60% woning bebouwd mag worden. Dit kan inhouden dat grootschalige nieuwbouw ten noorden van het Schubertplein kan leiden tot het op souperen van alle te bouwen oppervlakte. Dat is niet wenselijk aangezien er dan geen ruimte meer is voor uitbreiding van de panden aan het Schubertplein. Om er zeker van te zijn dat zowel nieuwbouw in het noorden mogelijk is en uitbreiding bij de panden aan het Schubertplein, zonder dat de nieuwbouw van beiden elkaar beconcurreren over het bebouwbare oppervlakte, is het bouwvlak in twee delen gesplitst met elk zijn eigen maximaal te bebouwen oppervlak.
  • Geconstateerd is dat het (apothekers)museum in de woning aan de Van der Molenallee 14 een grotere oppervlakte heeft dan in het ontwerpbestemmingsplan werd toegestaan. Daarom is de maximale vloeroppervlakte vergroot naar 200 m².
  • De aanduiding 'supermarkt' in de bestemming 'Centrum - 2' is weggehaald. Dit omdat hier al supermarkten zijn toegestaan binnen het begrip 'detailhandel'. Zie ook de reactie op zienswijze 2.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

6.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (voorheen: bouwvergunning) en regels voor het verrichten van 'werken' (voorheen: aanlegvergunning).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • 2. het bebouwen van de gronden;
  • 3. het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.

6.1.2 Verbeelding, regels en toelichting

Een bestemmingsplan moet worden opgezet volgens de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) daaraan stelt en de wettelijk voorgeschreven opzet en vormgeving van de 'RO standaarden 2012'.

Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten een 'toelichting', de 'regels' en een 'verbeelding'. De verbeelding (voorheen bekend als 'plankaart') en de regels (voorheen bekend als 'voorschriften') vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan. Alleen deze twee zijn bindend voor de burger en de overheid. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemming met een bestemmingsvlak en soms via aanduidingen. De planregels van het bestemmingsplan bevatten de juridische verklaring, middels maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden, van de op de verbeelding weergegeven bestemmingen en aanduidingen.

Die toegekende gebruiks- en bouwmogelijkheden aan gronden kunnen, naast de rechtstreekse bestemming, op de verbeelding op twee manieren nader worden ingevuld:

  • 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkelbestemming' (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van een bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan, alleen indien de regels en de verbeelding nog onduidelijkheden bevatten.

6.1.3 Hoofdstukopbouw van de regels

De regels zijn, zoals voorgeschreven in de 'RO standaarden 2012', verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). Zo moet onder 'bouwperceel' verstaan worden: 'een aaneengsloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten'. Het moet dus gaan om gronden met dezelfde bestemming die ook in eigendom zijn van dezelfde persoon, dan wel gronden die gehuurd worden door die persoon.

  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouw- en gebruiksregels en, eventueel, ook een regels voor het 'uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.
    Ieder artikel van de hoofdbestemmingen kent, eveneens conform de 'RO standaarden 2012', een vaste opzet. Per hoofdbestemming is een bestemmingsregeling, opgenomen, voor zover van toepassing bestaande uit:
    a. bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden gebruikt worden in die bestemming;
    b. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
    c. nadere eisen;
    d. afwijken van de bouwregels;
    e. specifieke gebruiksregels;
    f. afwijken van de gebruiksregels;
    g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
    h. wijzigingsbevoegdheid.
    De situering van de toegelaten gebouwen is bepaald door bouwvlakken op de verbeelding en door de bepalingen (soms in combinatie met aanduidingen) in de planregels.
    Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.

  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens:
    • a. antidubbeltelregel: Deze bepaling regelt dat grond die reeds eerder bij een verleende bouw- of omgevingsvergunning is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. Deze regel is wettelijk verplicht om op te nemen in een bestemmingsplan en is rechtstreeks overgenomen uit het Bro;
    • b. algemene bouwregels: Hierin worden algemene bouwregels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. Zo wordt hierin het ondergronds bouwen geregeld en worden bouwwerken die afwijken van de regeling in het bestemmingsplan, maar wel met een vergunning zijn gebouwd, 'positief' bestemd;
    • c. algemene gebruiksregels: In dit artikel wordt een algemeen gebruiksverbod gegeven, wat geldt voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan, voor gebruik in strijd met de bestemming;
    • d. algemene afwijkingsregels: In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor algemene en geringe afwijkingen van de bouwregels (maatvoering) voor zover al elders in de planregels in afwijkingen is voorzien. Hiermee kan in specifieke situaties maatwerk worden geboden en biedt het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit.

  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen.
    • a. overgangsregels: Deze regel is wettelijk verplicht om op te nemen in een bestemmingsplan en is rechtstreeks overgenomen uit het Bro. Dit artikel bevat regels die als doel hebben bestaande situaties (gebruik of bouwwerken), welke niet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan, te regelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebruik en bouwen. Het overgangsrecht met betrekking tot bouwen en bouwwerken regelt dat bouwwerken die aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, maar in strijd zijn met het bestemmingsplan, onder overgangsrechtelijke bescherming vallen. Dat wil zeggen dat deze bouwwerken mogen blijven bestaan. Deze bescherming geldt ook voor bouwwerken die op deze peildatum legaal kunnen worden gebouwd, maar nog niet zijn gebouwd. De regeling bevat voorts een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om bij een omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van een beperkte uitbreiding (maximaal 10%) van het niet in het nieuwe bestemmingsplan passende bouwwerk. Bouwwerken die wel bestonden op de genoemde peildatum, maar zijn gebouwd zonder (omgevings)vergunning, zijn expliciet uitgesloten van de beschermende werking van het overgangsrecht. Het overgangsrecht voor met het nieuwe bestemmingsplan strijdig gebruik regelt dat het gebruik van gronden dat bestaat op het moment dat het nieuwe bestemmingsplan van kracht wordt, mag worden voortgezet. Het bestaande gebruik dat (ook) in strijd was met het voorgaandebestemmingsplan, is echter van deze beschermende werking van het overgangsrecht uitgesloten, indien het op grond van het recht nog mogelijk is om hiertegen op te treden.
    • b. slotregel: Dit artikel bevat de titel (naam) van het vast te stellen bestemmingsplan.

6.2 Planregels

6.2.1 Bestemmingen in dit bestemmingsplan

Het bestemmingsplan betreft de herziening van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen voor Doorwerth. De bestaande bouwrechten en planologische bestemmingen zijn zoveel mogelijk overgenomen en vertaald naar de huidig voorgeschreven bestemmingen.

Voorliggend bestemmingsplan kent de volgende eindbestemmingen: Bedrijf, Bedrijf - Nutsvoorziening, Bedrijventerrein, Bos, Centrum - 2, Groen, Groen - Park, Kantoor, Maatschappelijk, Maatschappelijk - Zorginstelling, Sport, Tuin, Tuin - 1, Verkeer, Wonen en Wonen - 1. Daarnaast kent het bestemmingsplan de volgende dubbelbestemmingen: Waarde - Archeologie hoge verwachting, Waarde - Archeologie middelhoge verwachting, Waarde - Archeologie grafheuvel en Waarde - Beschermingszone niet-waterdoorlatende lagen en grondwaterstromen.

6.2.2 Bestemmingen

Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan de binnen het plangebied voorkomende bedrijven. Het betreft de algemene bestemming 'Bedrijf' voor bedrijven met bijbehorende voorzieningen in de milieucategorie 1 met specifieke aanduidingen ter plaatse van bijzondere bedrijven. Het gaat in het plangebied om twee bijzondere bedrijven, te weten: een verkooppunt van motorbrandstoffen en een nutsvoorziening ten behoeve van de openbare drinkwatervoorzieningen. De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd.

Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding.

Bedrijf – Nutsvoorziening

De bestemming 'Bedrijf – Nutsvoorziening' is toegekend aan de binnen het plangebied voorkomende voorzieningen van openbaar nut, welke niet vergunningvrij op te richten zijn. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding.

Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' is toegekend aan de binnen het plangebied gelegen bedrijventerrein. Binnen deze bestemming, zijn afhankelijk van de ligging ten opzichte van woningen (dienstverlenende) bedrijven in de milieucategorie 1 of 2 en kantoren met bijbehorende voorzieningen als parkeren en kantoorfunctie toegestaan. De ter plaatse aanwezige bedrijfswoningen of met vergunning op te richten bedrijfswoningen zijn met een aanduiding aangegeven. Aanwezige en met vergunning toegestane bedrijven die niet geheel passen in de ter plaatse geldende milieucategorie zijn met een aanduiding aangegeven en toegestaan. Het gaat onder andere om een fitnesscentrum, garagebedrijf, zeefdrukkerij, installatiebedrijf, bouwbedrijf/aannemer, bedrijf in automatische deuren en een doe-het-zelf zaak / bouwmarkt met bijbehorende detailhandel en verkoop en opslag van vuurwerk. De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd.

Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding.

Bos

De bestaande bosgebieden hebben een passende, beschermende regeling gekregen binnen de bestemming 'Bos'. De gronden in deze bestemming zijn veelal gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur en in het ontwerp-Natura 2000-gebied 'De Veluwe'. Deze gronden zijn bestemd voor bos, het behoud en herstel en/of ontwikkeling van ter plaatse voorkomende ecologische, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden en morfologie, en de instandhouding herstel en/of ontwikkeling van de daar voorkomende waterlopen, watergangen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken.

Met deze bestemming woorden de genoemde waarden optimaal beschermd evenals de aanwezige dan wel benodigde watervoorzieningen.

Aangezien de bossen ook een recreatieve functie (met name wandelen) hebben is in deze bestemming opgenomen dat ondergeschikte extensieve recreatie toegestaan is met de bijbehorende wandelpaden. De aanwezige regenwateropvangbekken aan de Kerklaan is met een aanduiding aangegeven.

Centrum - 2

De bestemming 'Centrum - 2' is toegekend aan het bestaande winkelcentrum aan de Mozartlaan / Richtersweg. Binnen deze bestemming zijn de percelen bestemd voor detailhandel (zoals winkel en supermarkten), horeca, dienstverlenende bedrijven en instellingen. Met een specifieke aanduiding is verder aangegeven dat een fitnesscentrum is toegestaan. De bestaande gestapelde woningen op de verdiepingen zijn met een aanduiding 'gestapeld' aangegeven. De bij deze toegelaten bestemmingen zijn ook bijbehorende voorzieningen, zoals parkeren en terrassen en bouwwerken, toegestaan. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding. De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd tezamen met de bestaande vergunde situatie.

Groen

De bestemming 'Groen' is toegekend aan de binnen het plangebied voorkomende grotere en specialere groenvoorzieningen (vaak begrensd door kadastrale grenzen). Vaak gaat het hier om bos-achtige groenvoorzieningen of grotere grasvelden. Deze gronden zijn bestemd voor bedoeld voor groenvoorzieningen, (wandel)paden, speelvoorzieningen, watervoorzieningen en parken en plantsoenen. (Kleinere) groenstroken langs wegen hebben meestal de bestemming 'Verkeer' gekregen. Binnen de bestemming 'Groen' mogen geen gebouwen worden opgericht. Met een aanduiding 'evenemententerrein' is ter plaatse het in het gemeentelijke evenentenbeleid aangewezen terrein aan de Van de Molenallee wat gebruikt kan worden en gebruikt wordt als evenemententerrein. Ook is een aanduiding voor 'volkstuin' opgenomen ter plaatse van de volkstuinen aan de Johanniterweg.

Groen - Park

De bestemming 'Groen - Park' is toegekend aan de binnen het plangebied voorkomende grotere groenvoorzieningen (vaak begrensd door kadastrale grenzen) rondom de Clusterwoningen, en zijn bestemd voor bedoeld voor groenvoorzieningen, parken, bos, (wandel)paden, speelvoorzieningen, watervoorzieningen en plantsoenen. Wegen en parkeervoorzieningen kunnen niet in deze bestemming worden gerealiseerd. Binnen de bestemming 'Groen - Park' mogen geen gebouwen worden opgericht.

Kantoor

De bestemming 'Kantoor' is toegekend aan de bestaande kantoren aan de Houtsniplaan. Binnen deze bestemming zijn de percelen bestemd voor kantoren met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeren, en bouwwerken. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding. De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd.

Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' is toegekend aan percelen en panden met een maatschappelijke functie en gebruik en met een maatschappelijke bestemming in de voorheen gelden de bestemmingsplannen. Binnen deze bestemming zijn de percelen bestemd voor diverse maatschappelijke functies, zoals een bibliotheek, onderwijs, kinder(dag)opvang, creativiteitscentrum, (kunst)atelier, openbare dienstverlening (zoals een politiekantoor en een brandweerkazerne), scouting, verenigingsleven en welzijns- en zorginstellingen. In de begrippen is een omschrijving opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen. Binnen deze bestemming zijn de percelen daarnaast bestemd voor bijbehorende voorzieningen, zoals parkeren, groenvoorzieningen en bouwwerken. De bestaande sporthal en bridgeclub zijn met een specifieke aanduiding toegestaan. Dit geldt ook voor de kookstudio, het hostel en de kerken. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding.

Maatschappelijk – Zorginstelling

De bestemming 'Maatschappelijk – Zorginstelling' is toegekend aan bestaande en reeds planologisch bestemde maatschappelijke voorzieningen met een specifiek zorgcomponent. Binnen deze bestemming zijn de percelen bestemd voor diverse maatschappelijke functies, zoals een school, kinder(dag)opvang, woonzorgcentrum, verzorgingshuis, gezondheidszorg, creativiteitscentrum en welzijns- en zorginstellingen. In de begrippen is een omschrijving opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen - zorginstelling. Binnen deze bestemming zijn de percelen daarnaast bestemd voor bijbehorende voorzieningen, zoals parkeren, groenvoorzieningen en bouwwerken. Tevens is de bestaande bedrijfswoning met een aanduiding aangegeven. De bestaande bouwrechten uit de vorige bestemmingsplannen zijn gerespecteerd. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding.

Sport

De bestemming 'Sport' is toegekend aan de bestaande sportvelden en sportterreinen aan de W.A. Scholtenlaan. De gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen met ondersteunende horeca. Verder zijn de gronden onder andere bestemd voor bijbehorende groenvoorzieningen, wegen en paden, parkeervoorzieningen, verhardingen, speelvoorzieningen en bos. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak gebouwd worden, behoudens enkele kleine bijgebouwen. Verder zijn specieke bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de sportactiviteiten toegestaan zoals lichtmasten en ballenvangers. De op het sportpark aanwezige antennemast is met een aanduiding aangegeven.

Tuin

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan percelen gelegen bij de bestemming Wonen. De bestemming 'Tuin' is opgenomen ter plaatse van met name de voortuinen van de woningen. Daarnaast zijn op de verbeelding specifieke aanduidingen opgenomen voor enkele met vergunning gebouwde overkappingen en bijgebouwen. Ook zijn bestaande ondergrondse parkeergarages met een aanduiding aangegeven. Op percelen met de bestemming 'Tuin' zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en uitbouwen, die aan de voorgeschreven maatvoeringseisen voldoen, toegestaan.

Tuin - 1

De bestemming 'Tuin - 1' is toegekend aan enkele speciale percelen (tuinen) met een hoge waarde voor de openheid, gelegen bij de bestemming Wonen. De bestemming 'Tuin - 1' is opgenomen ter plaatse van voortuinen en achtertuinen van de woningen. Deze bestemming geldt ter plaatse van de 'clusterwoningen' en het gebied bekend als 'Tussen de Lanen'. Hier is het niet gewenst dat aanbouwen, gebouwen en hoge gebouwde erfscheidingen mogelijk gemaakt kunnen worden. Daarnaast zijn op de verbeelding specifieke aanduidingen opgenomen voor enkele met vergunning gebouwde en reeds planologisch toegestane 'overkappingen en bijgebouwen'. Ook zijn bestaande ondergrondse parkeergarages met een aanduiding aangegeven. Op percelen met de bestemming 'Tuin - 1' zijn alleen lage bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Uitbouwen zijn niet toegestaan.

Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is voornamelijk toegekend aan wegen, pleinen, paden, parkeergebieden, (kleinere) groenstroken en groenstroken langs wegen binnen het plangebied en enkele met name kadastraal begrensde achterpaden. Daarnaast zijn in deze bestemming ook andere functies toegestaan zoals waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen in- en uitritten naar parkeergarages. Ook bestaande garageboxen en een fietsenberging zijn in deze bestemming opgenomen met een aanduiding. Op de percelen met deze bestemming zijn alleen kleine gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer, wegverkeer of nutsvoorzieningen toegestaan.

Wonen

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de verschillende soorten woningen (vrijstaand, twee-aaneen, rijwoningen en gestapeld) in het plangebied. Het maximaal aantal woningen in een bouwvlak is aangeduid op de verbeelding. Bestaande bouwrechten, dus de bouwvlakken en en bouwhoogten, uit het vorige plan zijn gerespecteerd en overgenomen. Op enkele plaatsen in het bouwvlak anders gelegd doordat delen van de woningen voorheen buiten het bouwvlak lagen of doordat er met vergunning bijgebouwd is bij de woningen. Ook de goot- en bouwhoogte van enkele woningen is aangepast aan de feitelijke en vergunde situatie. De grens tussen het voorerf en het bebouwbare achtererf uit het vorige bestemmingsplan is aangepast aan de nieuw standaarden van de gemeente en de wettelijke bepalingen over het vergunningvrij bouwen. Dat wil zeggen dat het bebouwbare achtererf (bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak) nu dichter op de voorgevel van de woningen ligt. Verder zijn de maximale bouwhoogten aangepast aan de laatste gemeentelijke standaarden, zo geldt een standaard bouwhoogte van 10 meter. Woningen met een bestaande lagere bouwhoogte die ook veel lagere maximale bouwhoogtes hebben in de voorheen geldende bestemmingsplannen hebben een lagere bouwhoogte gekregen.

Bestaande, in de voorheen geldende bestemmingsplannen toegestane en met vergunning mogelijk gemaakte bijzondere functies in woningen zijn met een aanduiding opgenomen, zoals een fysiotherapie- en acupunctuurcentrum, een klein museum, detailhandel en dienstverlenende bedrijven. Ook zijn bestaande ondergrondse parkeergarages met een aanduiding aangegeven.

Hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. Een bouwvlak mag geheel worden volgebouwd. Binnen het bouwvlak gelden de op de verbeelding opgenomen maximale goot- en bouwhoogten. Buiten het bouwvlak geldt een in de regels opgenomen maximale oppervlakte en maximale goot- en bouwhoogte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

In deze bestemming zijn onder bepaalde voorwaarden, conform het gemeentelijke beleid, aan-huis-verbonden beroepen (alleen door de bewoners van de woning) toegestaan.

Om voldoende flexibiliteit te houden in het bestemmingsplan en om snel, via maatwerk, in te kunnen spelen op veranderende behoeftes in het gebruik van de woningen zijn afwijkingen opgenomen om kamerbewoning, zorgwoning, aan-huis-verbonden-bedrijf (alleen voor de bewoners van de woning), bed & breakfast, mantelzorg en zogenaamde twee- of drie-generatiewoning mogelijk te maken in de woningen en/of bijgebouwen.

In de regels van de bestemming Wonen zijn voorts afwijkingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van het toestaan van meer wooneenheden dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven (conform de bestemmingsplanvoorschriften van de voorheen geldende bestemmingsplannen), het toestaan van het gedeeltelijk bouwen buiten het bouwvlak en het toestaan van (kleine) overschrijding van bouw- en goothoogten.

Wonen - 1

De bestemming 'Wonen -1' is toegekend aan de woningen rondom onderandere de Bachlaan en Beethovenlaan, te weten de clusterwoningen. Vanwege de bijzondere verschijningsvorm hebben deze woningen een aparte bestemming gekregen. Rondom deze woningen is de bestemming 'Tuin - 1' toegekend.

In beginsel is aangesloten bij de regeling die ook geldt binnen de reguliere bestemming 'Wonen'. De bestemming 'Wonen - 1' is echter beperkt tot het bebouwde deel van het erf. Het bouwvlak valt samen met het bestemmingsvlak, en mag helemaal worden volgebouwd. Het erf is geheel gelegen in de bestemming 'Tuin - 1'. De bij de woningen behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen, overkappingen en carports zijn in die bestemming geregeld.

Op de verbeelding is de toegestane bouwhoogte gedifferentieerd: maximaal 10 meter of maximaal 7 meter. Daar waar geen bouwhoogteaanduiding is aangegeven geldt de in de regels opgenomen maximale maat van 4 meter.

Voor het overige zijn de regels die gelden voor de bestemming 'Wonen' overgenomen.

6.2.3 Dubbelbestemmingen

Het plan bevat verder vier zogenaamde dubbelbestemmingen. Dubbelbestemmingen vallen als het ware over “onderliggende” materiële bestemmingen heen en houden beperkingen in voor de bouw-, aanleg- en/of gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Dubbelbestemmingen dienen dus een specifiek ruimtelijk belang en zijn vrijwel allen eerder in het gemeentelijk beleid, waaronder de gemeentelijke bouwverordening,vastgelegd. Hierna worden de dubbelbestemmingen beschreven.

Waarde – Archeologische verwachting

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' en 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' zijn, conform gemeentelijk beleid opgenomen ter bescherming van de in grond potentieel (te verwachten) aanwezige archeologische relicten. De gebieden met deze bestemmingen hebben een beschermingsregime gekregen met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

In de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' is het verboden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de eindbestemmingen te bouwen indien de oppervlakte meer dan 200 m² betreft en de ondergrondse diepte (in de grond) meer dan 0,3 meter bedraagt. In de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' geldt hetzelfde maar dan voor een oppervlakte van meer dan 500 m². Dit ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in de ondergrond.

Een dezelfde bepaling geldt ook voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Voor beide archeologische dubbelbestemmingen geldt verder dat het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning af kan wijken voor het bouwen of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overeenkomstig de regels van de eindbestemmingen. Dat wil zeggen dat op die manier gebouwd kan worden met een grotere oppervlakte en een grotere ondergrondse diepte indien op basis van bijvoorbeeld een ingesteld archeologisch onderzoek geen archeologische waarden aanwezig zijn of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische waarden anderszins veilig worden gesteld.

Waarde - Archeologie grafheuvel

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie grafheuvel' is opgenomen ter bescherming van de in grond aanwezige en bekende archeologisch waardevolle grafheuvels. De gebieden met deze bestemmingen hebben een beschermingsregime gekregen met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Waarde - Beschermingszone niet-waterdoorlatende lagen en grondwaterstromen

De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermingszone niet-waterdoorlatende lagen en grondwaterstromen' heeft betrekking op de ondergrondse grondwaterstromen. Specifiek zijn deze gebieden mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in deze gronden verwachtte en reeds bekende geohydrologische situatie waaronder de (scheefgestelde) kleischotten/leemlagen (dit zijn niet-waterdoorlatende lagen) en grondwaterstromen ten behoeve van de toestroming van grondwater naar de beken en (schijn) grondwaterstanden.

Voor de gebieden binnen deze dubbelbestemming geldt dat in principe geohydrologisch onderzoek moet plaatsvinden naar de effecten op leemlagen en of kleischotten in de bodem, bij ingrepen in de bodem op een diepte van meer dan 1,5 meter, die op basis van de geldende eindbestemmingen zijn toegestaan. Onderzoek moet aantonen dat de ingreep de bestaande grondwaterstromen en de (schijn) grondwaterstand niet aantast. Alleen dan kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de voorgaande bepaling om dieper dan 1,5 meter te bouwen of te graven.