direct naar inhoud van Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1
Plan: Oostelijk Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.OostelijkBG-0004

Artikel 10 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1' aangewezen gronden worden bestemd voor:

  • a. het middels een bedrijfsmatige exploitatie bieden van verblijfsrecreatie aan personen -die elders hun hoofdverblijf hebben-, in recreatieverblijven;
  • b. de bij a behorende voorzieningen waaronder een kantine, kampwinkel en ruimten voor sport en spel;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven, conform het gestelde in lid 24.2;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, erven en terreinen.

Het aantal recreatiewoningen, stacaravans en kampeermiddelen is beperkt tot het vergunde aantal per aangegeven bestemmingsvlak, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Naam terrein   Adres   Aantal kampeermiddelen/ recreatiewoningen  
De Rusthoeve   Garderenseweg 168   - 167 kampeermiddelen
- 87 recreatiewoningen  
De Vriendschap   Hessenweg 8   - 15 kampeermiddelen
- 16 recreatiewoningen  
Reewold   Wildforsterweg 17   - 182 kampeermiddelen en/of recreatiewoningen
- 2 recreatiewoningen
- 10 kampeermiddelen  
De Herdershof   Hoorneweg 17   - 17 stacaravans
- 1 recreatiewoning  
De Heykraaij   Hoorneweg 17B   - 12 stacaravans
- 34 recreatiewoningen  
Born Free   Milligerweg 8   - 20 kampeermiddelen en/of recreatiewoningen
- 1 recreatiewoning  
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend beheersgebouwen, bedrijfswoningen, recreatiewoningen en stacaravans toegestaan overeenkomstig het bestaande aantal, met dien verstande dat:

Recreatiewoningen 

  • a. de oppervlakte en de bouwhoogte van een recreatiewoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, niet meer mag bedragen dan 60 m² respectievelijk 4,0 m;
  • b. de oppervlakte en de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 20 m² respectievelijk 4,0 m;
  • c. recreatiewoningen niet mogen worden onderkelderd.

Stacaravans

  • d. de oppervlakte en de bouwhoogte van een stacaravan, inclusief bijbehorende bouwwerken, niet meer mag bedragen dan 55 m² respectievelijk 3,0 m;
  • e. de oppervlakte en de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 7 m² respectievelijk 3,0 m;

Beheersgebouwen 

  • f. de oppervlakte van beheersgebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte, vermeerderd met 10%;
  • g. de bouwhoogte van beheersgebouwen niet meer mag bedragen dan 8,0 m;
  • h. een beheersgebouw binnen de buitenwerkse gevelvlakken voorzien mag worden van een onderbouw met een maximale diepte van 3,0 m;
  • i. de afstand tussen beheersgebouwen en de perceelsgrens mag niet minder dan 10,0 m bedragen;

Bedrijfswoning

  • j. per bedrijf 1 bedrijfswoning is toegestaan;
  • k. de inhoud van een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud vermeerderd met maximaal 100 m³ tot een maximum van 660 m³ per woning, met dien verstande, dat de inhoud van een vrijstaande bedrijfswoning tenminste 400 m³ mag bedragen;
  • l. de goothoogte van een bedrijfswoning niet meer dan 3,0 m mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 8,0 m;
  • m. gebouwd wordt in 1 bouwlaag met kap;
  • n. een bedrijfswoning binnen de buitenwerkse gevelvlakken voorzien mag worden van een onderbouw met een maximale diepte van 3,0 m;
  • o. bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van 50 m² per bedrijfswoning, een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale bouwhoogte van 6,0 m;
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van individuele recreatiewoningen en stacaravans mag per woning respectievelijk stacaravan niet meer dan 15 m² respectievelijk 3,0 m bedragen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van bouwwerken - inclusief gebouwen – per stacaravan niet meer dan 55 m² mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van onoverdekte zwembaden mag niet meer dan 100 m2 per bouwvlak bedragen, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,30 m en mits gebouwd wordt achter de achtergevelrooilijn;
  • c. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van recreatiebedrijven, mag niet meer dan 20 m2 per bedrijf bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,0 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de algemene inrichting van het recreatieterrein mag niet meer dan 10,0 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het ruimtelijk beeld;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verkeersveiligheid

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen indien de afstand tot de grens van het bouwperceel minder dan 3,0 m bedraagt;
  • b. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder bedraagt dan 20 m.
10.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.2.1 onder h en n voor het vergroten van een onderbouw onder een hoofdgebouw buiten de buitenwerkse muren met maximaal 10 % van de bestaande oppervlakte;
  • b. het bepaalde in lid 10.2.1 onder k voor het vergroten van de inhoud van de woning met niet meer dan 60 m³ tot een maximum van 720 m³ ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning van een huishouden, mits dit niet leidt tot woningsplitsing;
  • c. het bepaalde in lid 10.2.1 onder o voor het vergroten en gebruiken van bijbehorende bouwwerken voor gedeeltelijk zelfstandige inwoning tot niet meer dan 60 m2, mits de noodzaak om het bijbehorend bouwwerk te gebruiken in plaats van het hoofdgebouw, is aangetoond;
  • d. het bepaalde in lid 10.2.2 onder d voor het vergroten van de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale hoogte van 15,0 m;
  • e. het bepaalde in lid 10.2.2 onder b voor het toestaan van onoverdekte zwembaden vóór de achtergevelrooilijn, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de omliggende functies en waarden.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het permanent bewonen van recreatiewoningen, stacaravans en kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van gronden voor het beoefenen van lawaaisporten;
  • c. het gebruik van gronden, voor zover gelegen binnen een afstand van 5,0 m uit de bestemmingsgrens, anders dan ten behoeve van afschermende beplanting.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk verharden van on- en halfverharde wegen en paden;
  • b. het vellen of rooien van houtopstanden;
  • c. het aanbrengen van beplantingen.
10.6.2 Uitzondering op verbod

De in lid 10.6.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken of werkzaamheden:

  • a. die op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren of die konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
  • b. die plaatsvinden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • c. met het oog op natuurontwikkeling.
10.6.3 Toepassingsvoorwaarden

De in lid 10.6.1 bedoelde werken en werkzaamheden zijn alleen toelaatbaar, indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening wijzigen voor het omschakelen tussen het aantal kampeermiddelen en recreatiewoningen met dien verstande dat:

  • a. per hectare (exclusief groenstrook voor afschermende beplanting) maximaal zijn toegestaan:
    • 1. 50 standplaatsen voor kampeermiddelen;
    • 2. 35 stacaravans;
    • 3. 20 recreatiewoningen

Dan wel een combinatie van deze categorieën.

  • b. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
  • c. aangetoond dient te worden dat omschakeling van het aantal recreatieverblijven plaatsvindt in het kader van op continuïteit gerichte bedrijfsmatige exploitatie van het recreatieterrein;
  • d. aangetoond dient te worden dat omschakeling van recreatieverblijven uit bedrijfseconomisch oogpunt een belangrijke bijdrage levert aan het exploitabel houden van het recreatiebedrijf;
  • e. aangetoond dient te worden dat omschakeling van recreatieverblijven uitsluitend plaatsvindt ten behoeve van recreatief verblijf;
  • f. het terrein dient voorzien te worden van een goede landschappelijke inpassing, waaronder in elk geval wordt verstaan dat, voor zover op het terrein geen afschermende beplanting met een breedte van 5,0 m inwaarts gemeten uit de terreingrens aanwezig is, hierin alsnog moet voorzien;
  • g. toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid alleen mag plaatsvinden indien en voor zover deze niet leidt tot onevenredige aantasting van archeologische resten;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is uitgesloten, indien op het betreffende recreatieterrein permanente bewoning plaatsvindt van recreatieverblijven, behoudens in de gevallen dat dat voorlopig door het gemeentebestuur is geaccepteerd (woonverklaring/gedoogbeschikking);
  • j. van de wijzigingsbevoegdheid alleen gebruik kan worden gemaakt voor zover uit onderzoek is gebleken dat de natuurwetenschappelijke/ecologische waarden niet onevenredig worden aangetast; hierbij wordt met name gedoeld op de mogelijke (significante) gevolgen van de voorgenomen wijziging voor gebieden die zijn aangewezen als Natura2000 gebied; indien de wijziging significante gevolgen heeft op deze gebieden en redelijkerwijs te verwachten is dat daarvoor geen vergunning/ontheffing kan worden verleend, blijft deze wijzigingsbevoegdheid buiten toepassing;
  • k. na wijziging gelden voor de recreatieverblijven de bebouwingsmogelijkheden van lid 10.2.