Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Wezep West 2011
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0269.WZ109-VG01

Artikel 16 Groen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. beplanting en bermen;
  2. buitenspeelruimte;
  3. groenvoorzieningen;
  4. hondenuitlaatstrook;
  5. in- en uitritten;
  6. paden;  
  7. speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijk afval en tuinafval;
  2. kunstwerken;
  3. wadi’s/retentievijvers, waterberging en waterinfiltratie ten dienste van de waterhuishouding;
met de daarbij behorende:
  1. andere werken, waaronder begrepen een geluidswal;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels

  1. In of op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen, met uitzondering van bouwwerken die benodigd zijn voor de beveiliging, voor de geleiding en voor de regeling van het verkeer, geluidsschermen en lichtmasten. 
  3. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen.

16.3 Nadere eisen

  1. Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van: 
    1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 
    3. de sociale veiligheid; 
    4. de verkeersveiligheid. 
  2. Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 16 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepassing:
    1. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage; 
    2. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze; 
    3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen; 
    4. gedurende de in artikel 16 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend: 
  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  2. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  3. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  4. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van handelsreclame;
  5. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting of prostitutie;
  6. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  7. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  8. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  9. het gebruik van de gronden voor het tippelen van prostituees en het daaruit voortvloeiende contact tussen prostituees en weggebruikers;
  10. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16 lid 4 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    2. het aanleggen van verharde paden en/of het verbreden van bestaande verharde paden.
  2. De in artikel 16 lid 6 sub 1 vermelde verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden welke:
    1. het normale beheer en/of het normale onderhoud betreffen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan, met een daarvoor verleende omgevingsvergunning.
  3. Een omgevingsvergunning zoals vermeld in artikel 16 lid 6 sub 1 wordt geweigerd, indien de werken en/of de werkzaamheden in strijd zijn met het bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen;