Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Wezep Oost 2010
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0269.WZ105-VG01

Artikel 8 Bedrijf - 5

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse bestaande bedrijf; 
  2. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van één bedrijf dat staat vermeld in de bij de regels van dit bestemmingsplan behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' met de categorieën 1 en 2; 
  3. bedrijfsbovenwoning ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit; 
  4. kantoorruimten, ten behoeve van en ondergeschikt aan de toegelaten bedrijven;
  5. uitsluitend autostalling ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autostalling'; 
  6. showroom ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – showroom';
  7. verkooppunt motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  8. verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
met daaraan ondergeschikt:
  1. ondersteunende horeca;
  2. productiegebonden detailhandel;
met de daarbij behorende:
  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfsbovenwoning;
  2. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  3. erven, terreinen en tuinen; 
  4. groenvoorzieningen; 
  5. (ontsluitings)wegen, paden en straten; 
  6. opslag van goederen ten dienste van het op het bouwperceel gevestigde bedrijf; 
  7. parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van de in artikel 8 lid 1 sub a en artikel 8 lid 1 sub b vermelde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels: 
    1. de bedrijfsgebouwen en de overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. de maatvoering van de bedrijfsgebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Maximale goothoogte gebouwen
      Maximale bouwhoogte gebouwen
      Maximale bouwhoogte overkappingen
      Maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte ten opzichte van het bouwvlak
      7,00 meter
      7,00 meter
      4,00 meter 
      100%
    3. de maximale bouwhoogte van de overkapping behorende bij de in artikel 8 lid 1 sub g en artikel 8 lid 1 sub h vermelde verkooppunten motorbrandstoffen, mag niet meer bedragen dan 5,50 meter;
    4. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 8 lid 1 sub a en artikel 8 lid 1 sub b toegestane bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat er ter plaatse van de functieaanduiding 'showroom' alleen een showroom mag worden gebouwd;
  2. Voor het bouwen van de in artikel 8 lid 1 sub c vermelde bedrijfsbovenwoning gelden per bestemmingsvlak de volgende regels:
    1. de bedrijfsbovenwoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit mag niet meer bedragen dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfsbovenwoning inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 100 m2;  
    3. de maatvoering van de bedrijfsbovenwoning dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Maximale goothoogte
      Maximale bouwhoogte
      Totale woonoppervlakte ten opzichte van de gebouwenoppervlakte per bouwperceel  
      7,00 meter
      7,00 meter
      50% met een maximum van 150 m2
    4. het aantal bedrijfsbovenwoningen mag maximaal één bedragen.
  3. Voor het bouwen van de in artikel 8 lid 1 sub k vermelde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning gelden per bestemmingsvlak de volgende regels:
    1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
    3. de maatvoering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:  
      Maximale goothoogte gebouwen
      Maximale bouwhoogte gebouwen
      Maximale bouwhoogte overkappingen
      Maximale gezamenlijke oppervlakte waaronder een zwembad
      3,50 meter 
      5,50 meter
      3,00 meter
      100 m2
  4. Voor het bouwen van de in artikel 8 lid 1 sub l vermelde bouwwerken gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen, met uitzondering van lichtmasten;
    2. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
    3. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
    4. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 7,00 meter bedragen;
    5. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden geplaatst;
    6. er mogen geen magazijnstellingen buiten de gebouwen worden geplaatst.

8.3 Nadere eisen

  1. Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. een goede woonsituatie;
    3. de milieusituatie;
    4. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    5. de sociale veiligheid;
    6. de verkeersveiligheid.
  2. Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 8 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepassing:
    1. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
    2. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
    3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
    4. gedurende de in artikel 8 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
  1. buitenopslag van goederen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  2. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  3. het gebruik van de bedrijfsbovenwoning anders dan ten behoeve van het bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  4. het gebruik van de bedrijfsbovenwoning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
  5. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen, anders dan voor eigen gebruik gedurende een periode van maximaal vier weken per jaar;
  6. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  7. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting seksinrichting of prostitutie;
  8. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-perceelgebonden handelsreclame;
  9. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  10. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor andere bedrijven dan op grond van artikel 8 lid 1 sub a en artikel 8 lid 1 sub b, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 8 lid 5 sub 2;
  11. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen, behalve ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autostalling';
  12. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien: 
    • het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfsbovenwoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen en/of de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 100 m2
    • er detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel; ;
  13. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  14. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  15. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen, anders dan krachtens de bestemming toegelaten verkoop, behalve ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autostalling'; 
  16. het opdelen van een bestaand bedrijfsperceel in meerdere bedrijfspercelen.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 4 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 
  2. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 1 sub b en toestaan dat er een bedrijf wordt gevestigd dat niet in de bij de regels van dit bestemmingsplan behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' staat vermeld, mits het bedrijf aantoont dat:
    1. de eventueel aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;
    2. de bedrijfsactiviteiten wat aard, hinder en omvang betreft toelaatbaar zijn op de gewenste locatie;
    3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de daarop voorkomende bouwwerken;
    4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het leef- en woonmilieu.
  3. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 4 sub p en toestaan dat een bestaand bedrijfsperceel in meerdere bedrijfspercelen wordt opgedeeld, mits:
    1. de noodzaak daartoe kan worden aangetoond;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • de bedrijfssituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de milieusituatie;
      • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de woonsituatie.