Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Wezep Oost 2010
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0269.WZ105-VG01

Artikel 13 Cultuur en ontspanning - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een kinderboerderij;
  2. cultuurgrond; 
  3. groenvoorzieningen;
  4. verhardingen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  2. terreinen;
  3. water.

13.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van de in artikel 13 lid 1 sub a vermelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: 
    1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en van de overkappingen mag niet meer dan 200 m2 bedragen;
    2. de bouwhoogte van de gebouwen en van de overkappingen mag niet meer dan 5,00 meter bedragen.
  2. Voor het bouwen van de in artikel artikel 13 lid 1 sub e vermelde bouwwerken gelden de volgende regels: 
    1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen, met uitzondering van lichtmasten;
    2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen; 
    3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen; 
    4. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden geplaatst.

13.3 Nadere eisen

  1. Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:
    1. de cultuurhistorische waarden;
    2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    3. een goede woonsituatie; 
    4. de landschappelijke waarden; 
    5. de milieusituatie; 
    6. de natuurlijke waarden; 
    7. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    8. de sociale veiligheid;
    9. de verkeersveiligheid.
  2. Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 13 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepassing:
    1. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
    2. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
    3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
    4. gedurende de in artikel 13 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  2. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  3. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  4. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-perceelgebonden handelsreclame;
  5. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  6. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid;
  7. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen; 
  8. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot; 
  9. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  10. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13 lid 4 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.