Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Wezep Oost 2010
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0269.WZ105-VG01

Artikel 10 Centrum - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandel;
  2. gebouwen en overkappingen ten behoeve van dienstverlening;
  3. gebouwen en overkappingen ten behoeve van horeca;
  4. gebouwen en overkappingen ten behoeve van parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende: 
  1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  2. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van de in artikel 10 lid 1 sub a, de in artikel 10 lid 1 sub b, de in artikel 10 lid 1 sub c en de in artikel 10 lid 1 sub d vermelde gebouwen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels: 
    1. de gebouwen en de overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. de maatvoering van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Maximale goothoogte gebouwen
      Maximale bouwhoogte gebouwen
      Maximale bouwhoogte overkappingen
      Maximale gezamenlijke bebouwde oppervlakte ten opzichte van het bouwvlak
      4,50 meter
      6,00 meter
      4,00 meter
      zie verbeelding
  2. Voor het bouwen van de in artikel 10 lid 1 sub e vermelde bouwwerken gelden per bestemmingsvlak de volgende regels: 
    1. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen; 
    2. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden geplaatst.

10.3 Nadere eisen

  1. Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van: 
    1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 
    2. een goede woonsituatie; 
    3. de milieusituatie; 
    4. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 
    5. de sociale veiligheid; 
    6. de verkeersveiligheid.
  2. Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 10 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepassing:
    1. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage; 
    2. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
    3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen; 
    4. gedurende de in artikel 10 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
  1. buitenopslag van goederen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
  2. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  3. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  4. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-perceelgebonden handelsreclame;
  5. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan ten behoeve van detailhandel, dienstverlening en horeca;
  6. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  7. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  8. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 4 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.