direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen (W)
Plan: Laauwik
Status: onherroepelijk
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.0268000025000-0001

Artikel 4 Wonen (W)

4.1 Doeleindenomschrijving

De gronden op de plankaart aangewezen voor Wonen (W) zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;

alsmede voor:

  • c. de instandhouding en bescherming van de op de plankaart als “beschermd monument” aangegeven bouwwerken;
  • d. de instandhouding en bescherming van (te verwachten) archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding “archeologisch waardevol” op de plankaart.
4.2 Inrichtingsvoorschriften

Bij de inrichting van de gronden binnen deze bestemming dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:

  • a. Indien op de plankaart een maximum aantal woningen is aangegeven, mag dit aantal niet worden overschreden.
4.3 Bouwvoorschriften
4.3.1 Algemene bouwvoorschriften
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en uitbouwen;
    • 3. bijgebouwen.
  • b. De oppervlakte van een woning en bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bouwperceel.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding “archeologische waardevol” op de plankaart dient, voor bouwwerken waarvan in geval van nieuwbouw het bijbehorende bouwperceel en in geval van uitbreiding de oppervlakte van die uitbreiding groter is dan 100 m², bij de aanvraag om bouwvergunning een rapport te worden overlegd waarvan de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • d. Indien uit het onder b bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • e. Bij de realisering van de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde Hogere waarde (Bijlage 3) en de daarin opgenomen voorwaarden.
4.3.2 Specifieke bouwvoorschriften

Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen:

  • a. Daar waar op de plankaart sprake is van een aanduiding ”bouwvlak” mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd
  • b. De goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven.
  • c. De nokhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven.
  • d. De voorgevel van nieuwe en van vervangende hoofdgebouwen dient te worden opgericht op een afstand van ten minste 3 m en ten hoogste 8 m van de naar de wegzijde gekeerde bestemmingsgrens.
  • e. De afstand een vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 2,5 m.
  • f. De afstand een halfvrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder bedragen dan 1 m.
  • g. Indien de afstand van een (gedeelte van het) bestaand hoofdgebouw minder bedraagt dan 2,5 m respectievelijk 1 m, geldt deze bestaande afstand voor het betreffende gedeelte van het hoofdgebouw als de minimaal aan te houden afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erfafscheidingen mag voor de voorgevel niet meer bedragen dan 1 m en achter de voorgevel niet meer dan 2 m.
  • b. De hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. De goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en de nokhoogte niet meer dan de hoogte van de tweede bouwlaag.
  • d. Aan- en uitbouwen aan de achterzijde van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd met een maximale diepte van 3 m.
  • e. De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen en de nokhoogte ten hoogste 4,5 m.
  • f. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • g. Het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 m².
4.4 Vrijstellingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4.3.1 sub b voor het vergroten van de toegestane oppervlakte van een woning en bijbouwen tot maximaal 85% van de oppervlakte van het bouwperceel met dien verstande dat:

  • a. de vergroting van het percentage noodzakelijk dient te zijn in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
  • b. belangen van derden niet onevenredig mogen worden aangetast en geen afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige samenhang van het gebied.
4.5 Aanlegvergunningenstelsel
4.5.1 Aanlegvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden op of in de in op de plankaart als “archeologisch waardevol” aangegeven gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het verlagen, vergraven of egaliseren van de bodem dieper dan 0,30 m.;
  • b. het aanbrengen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m².
4.5.2 Uitzonderingen
  • a. Het in lid 4.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • b. Het in lid 4.5.1 vervatte verbod geldt niet, indien met archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de bij de voorgenomen werken en werkzaamheden betrokken gronden geen sprake (meer) is van archeologische waarden, de aanwezige archeologische waarden door de voorgenomen werken en werkzaamheden niet zullen worden verstoord dan wel de aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.
4.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.5.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

4.5.4 Adviesprocedure voor aanlegvergunningen

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 4.5.1 wordt advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog.

4.6 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 4.1, wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik van woningen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca, tenzij dit in de voorschriften is toegestaan;
  • b. bewoning van bijgebouwen;
  • c. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.

Artikel 5. Gemengd (GD)