18.1 	bestemmingsomschrijving
						De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de  archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde). 
					 
					
						18.3 	Ontheffing van de bouwregels
						
							18.3.1 	Ontheffingsbevoegdheid
							Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 18.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, voor zover niet wordt voldaan aan de in het voornoemde lid gestelde voorwaarden.  
							
						 
						
							18.3.2 	Toelaatbaarheid
							Ontheffing kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 
							
						 
						
							18.3.3 	Adviesprocedure voor ontheffingen
							Alvorens omtrent het verlenen van een ontheffing te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de ontheffing archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de ontheffing moeten worden verbonden. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden zoals:
							
								- 
									a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
 
								- 
									b. het doen van archeologisch onderzoek;
 
								- 
									c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige.
 
							
						 
					 
					
						18.4 	Aanlegvergunning
						
							18.4.1 	Werken en werkzaamheden
							Het is verboden op of in de in lid 18.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
							
								- 
									a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, 			mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het 			graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere 				wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande 			funderingen;
 
								- 
									b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
 
								- 
									c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
 
								- 
									d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of 		parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, 
 
								- 
									e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven 			van voorwerpen in de grond;
 
								- 
									f. het verlagen van het waterpeil;
 
								- 
									g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden 				verwijderd;
 
								- 
									h. het omzetten van grasland in bouwland;
 
								- 
									i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.	
 
							
							
						 
						
							18.4.2 	Uitzonderingen
							Het in lid 18.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien:
							
								- 
									a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast;
 
								- 
									b. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld;
 
								- 
									c. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, met inbegrip van onderhouds-en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
 
								- 
									d. de werken en werkzaamheden:
										- 
											1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
 
										- 
											2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
 
										- 
											3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
 
										- 
											4. het archeologisch onderzoek betreffen.
 
									
								 
							
							 
						 
						
							18.4.3 	Adviesprocedure voor aanlegvergunningen
							Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de aanlegvergunning moeten worden verbonden.
						 
					 
					
						18.5 	Sloopvergunning
						
							18.5.1 	Sloopverbod
							Het is verboden op of in de in lid 18.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) bestaande bouwwerken te slopen, tenzij:
							
								- 
									a. het slopen van een bestaand bouwwerk binnen het archeologisch waardevol terrein op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan niet sloopvergunningplichtig was en waarvan de sloop reeds in uitvoering was ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
 
								- 
									b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
 
								- 
									c. de sloopwerken niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld.
 
							
							
						 
						
							18.5.2 	Adviesprocedure voor sloopvergunningen
							Alvorens omtrent het verlenen van een sloopvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de sloopvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de sloopvergunning moeten worden verbonden.
						 
					 
					
						18.6 	Wijzigingsbevoegdheid
						Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
						
							- 
								a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 18.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken 	locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
 
							- 
								b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.