direct naar inhoud van Artikel 18 Waarde - Archeologie 3
Plan: Nijmegen Bottendaal Galgenveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP7000-VG02

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

18.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde).

18.2 bouwregels
18.2.1 Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd.

18.2.2 Specifieke bouwregels
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn;
  • b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 2. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
    • 3. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 cm onder maaiveld.
18.3 Ontheffing van de bouwregels
18.3.1 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 18.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, voor zover niet wordt voldaan aan de in het voornoemde lid gestelde voorwaarden.

18.3.2 Toelaatbaarheid

Ontheffing kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

18.3.3 Adviesprocedure voor ontheffingen

Alvorens omtrent het verlenen van een ontheffing te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de ontheffing archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de ontheffing moeten worden verbonden. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige.
18.4 Aanlegvergunning
18.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 18.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  • c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen,
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het verlagen van het waterpeil;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

18.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 18.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast;
  • b. de werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld;
  • c. de werken en werkzaamheden het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, met inbegrip van onderhouds-en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. de werken en werkzaamheden:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 4. het archeologisch onderzoek betreffen.

 

18.4.3 Adviesprocedure voor aanlegvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de aanlegvergunning moeten worden verbonden.

18.5 Sloopvergunning
18.5.1 Sloopverbod

Het is verboden op of in de in lid 18.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) bestaande bouwwerken te slopen, tenzij:

  • a. het slopen van een bestaand bouwwerk binnen het archeologisch waardevol terrein op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan niet sloopvergunningplichtig was en waarvan de sloop reeds in uitvoering was ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de sloopwerken niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld.

18.5.2 Adviesprocedure voor sloopvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van een sloopvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de sloopvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de sloopvergunning moeten worden verbonden.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 18.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
  • b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.