Plan: | Nijmegen Centrum - Binnenstad - 3 (Stratemakerstoren) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP5003-VG01 |
Aan de oostelijke Waalkade aan de voet van het Valkhof ligt de Stratemakerstoren, ooit onderdeel van de 2e vestingmuur. De Stratemakerstoren is decennia lang onzichtbaar geweest maar met de sloop van het bedrijf Alewijnse eind jaren '80 vorige eeuw is de toren weer tevoorschijn gekomen. Al jaren wordt gestreefd naar de realisatie van een centrum voor natuur- en cultuurhistorie. Dit gaat tevens functioneren als 'poort' naar de Ooijpolder en Gelderse Poort. Initiatiefnemers zijn Staatsbosbeheer, museum de Stratemakerstoren, Natuurmuseum Nijmegen, Milieu Educatiecentrum Nijmegen, IVN Rijk van Nijmegen en de gemeente. Omdat de Stratemakerstoren zelf onvoldoende ruimte biedt voor een centrum voor natuur- en Cultuurhistorie is de locatie verruimd met het gebied onder en aan de Lange Baan terzijde van de muur van het Groene Balkon.
De ontwikkeling van de Stratemakerstoren heeft de werktitel 'Bastei' gekregen.
De gemeente Nijmegen wil met de ontwikkeling van De Bastei een bijdrage leveren aan de aantrekkingskracht en leefbaarheid van het Waalkade-gebied. De centrale doelstelling van het project is als volgt:
Het realiseren van een natuur- en cultuurcentrum en daarmee bijdragen aan het versterken van de economische, cultuurhistorische en toeristische waarden van het Waalkade-gebied.
Vanuit deze centrale doelstelling zijn een aantal doelstellingen gedefinieerd:
De bedoeling is dat De Bastei de aantrekkingskracht van het gebied versterkt door inwoners en recreanten naar het gebied te trekken. In dit gebied kunnen de 'bezoekers' zich ontspannen aan de rivier, de omliggende natuur ontdekken, gebruikmaken van de ruime keuze aan horeca-faciliteiten aan de Waalkade en/of de dag afsluiten in het nabijgelegen casino. Verwacht wordt dat door de toenemende economische activiteiten die hiermee gepaard gaan ook ondernemers naar het gebied zullen trekken. Op deze wijze zorgt De Bastei er mede voor dat de perifere ligging van het gebied transformeert naar een meer centrale ligging in het stedelijke gebied.
Nijmegen, de oudste stad van Nederland werkt momenteel rondom de Waal aan een uitdagende, complexe opgave. De hoogwaterproblematiek noopt tot meer ruimte voor de rivier, de bereikbaarheid vraagt om de aanleg van een nieuwe stadsbrug en de rivier vormt het middelpunt van de toekomstige stedelijke opgave. Onderdeel van de stedelijke opgave is de herstructurering van het westelijk deel van Nijmegen met mogelijkheden voor een nieuw waterfront. Aan de noordzijde van de Waal worden in het kader van de Vinexopgave 12.000 woningen gerealiseerd met een centrumgebied op de noordelijke oever van de Waal. De capaciteitsverruiming van de Waal vindt plaats tegenover de historische binnenstad. Daarbij ondergaat het rivierenlandschap een transformatie. Ook wordt de bestaande Waalkade opnieuw onder de loep genomen. De opgave waarvoor Nijmegen zich gesteld ziet vindt plaats tegen de achtergrond van een rijk cultuurhistorisch verleden met Romeinse vestigingsplaatsen aan de rivier, de vestingstad met een ring van verdedigingswerken en een uniek dijkenlandschap met bijbehorende kolken, landgoederen en relicten. In de structuurvisie is het thema “Stad aan de rivier” een belangrijk ruimtelijke thema's. Hieraan wordt momenteel nadere invulling gegeven. Steeds scherper worden de contouren zichtbaar van de planontwikkeling van een aantal beeldbepalende ruimtelijke ingrepen aan weerszijden van de rivier. De Stadsbrug is inmiddels een functionele, maar zeker ook symbolische verbinding tussen de verschillende stadsdelen. Aan de noordzijde krijgt het project Ruimte voor de Waal steeds meer vorm.
Aan de zuidzijde gaat de planvorming van het Waalfront met de aanstaande bouw van de Handelskade en de ontwikkelingen op het Honig terrein een volgend stadium in. Naast de grote ingrepen rond de Waal zijn er ook kleinere opgaven, die echter wel een sterke impact zullen hebben op het ruimtelijk beeld.
Dit programma, een onderdeel van het provinciale programma WaalWeelde, is leidend voor de diverse ontwikkelingen in het gebied. Hiermee beoogt de gemeente de stedelijke oriëntatie van Nijmegen te veranderen. Het verbindt de Waalkade met de binnenstad en de met de groengebieden rond de Waal. Grote deelprojecten binnen dit project worden in de volgende sub paragrafen beschreven.
Door het opknappen van de Waalkade buit Nijmegen haar ligging aan de rivier nog meer uit. Er is een visie opgesteld voor dit gebied tussen de spoorbrug en de verkeersbrug. Belangrijk is vooral de verbinding met aangrenzende gebieden.
Hoewel de ontwikkeling van De Bastei voor de meeste deelprojecten nauwelijks relevant is, past het wel binnen de visie van het algehele programma: het veranderen van de stedelijke oriëntatie. Het deelproject Waalkade, met de bijbehorende visie, wordt hieronder toegelicht.
In 2005 is vanwege actuele ontwikkelingen een nieuwe visie voor de Waalkade opgesteld die door de gemeente als leidraad wordt gebruikt voor te ontwikkelen projecten. Met de visie wil de gemeente Nijmegen de ligging aan de Waal beter benutten, onder meer door het opknappen van de Waalkade en het verbeteren van de verbindingen met de omliggende gebieden. Het aantrekkelijker maken van Nijmegen vormt daarbij een belangrijke uitdaging. In de visie wordt het oostelijk deel van de Waalkade (waar De Bastei gelegen is) geïsoleerd en te weinig intiem genoemd. Om het gebied weer aantrekkelijker te maken schetst de gemeente een aantal kansen:
Door het opknappen van de Waalkade en het verbeteren van de verbindingen met de omliggende gebieden wil de gemeente de ligging aan de rivier veel beter uitbuiten. Met de visie wordt de Waalkade verankerd in de toekomstige stedelijke ontwikkelingen. De visie Waalkade strekt zich uit tussen de spoorbrug en de verkeersbrug. Een belangrijk element hierin is het verbeteren van de verbindingen met de aangrenzende gebieden.
Met een hoogwaardige inrichting en een intensief programma kan de kade weer een dynamische zone worden die het in historische zin lang geweest is. De Waal krijgt een meer centrale positie in het stedelijk weefsel van Nijmegen. In dit licht moeten ook de voorstellen worden gezien voor een verbinding van de Waalkade in westelijke richting met het Waalfront. De stedenbouwkundige ontwikkelingen die hier gepland zijn maken een verbinding onder het spoor en over de binnenhaven in westelijke richting van cruciaal belang. Hiermee ontstaat er een directe en aantrekkelijke verbindingslijn met de historische binnenstad en vice versa en wordt het waterfront van Nijmegen als stad aan de rivier verlengt.
Aan de rand van Nijmegen begint De Gelderse Poort. Iets meer dan 10 jaar geleden is men in dit unieke natuur- en cultuurlandschap langs de Rijn begonnen om ruimte te geven aan de dynamiek van de rivier. Hierdoor keerden veel planten- vissen-, insecten- en vogelsoorten terug. De Gelderse Poort speelt een belangrijke rol als voorbeeldgebied waar duurzaam uiterwaardenbeheer wordt gekoppeld aan natuurontwikkeling. Inmiddels is een voetgangersverbinding gerealiseerd naar de Ooijpolder.
De verbinding met de overzijde van de rivier via een voetveerpontje kan een centrale rol vervullen. Het voetveerpontje kan een snelle verbinding vormen met het nieuwe eiland Veur/Lent en het nieuwe Waalfront en het centrum aan de overzijde van de rivier.
Middels verschillende routes is de Waalkade verbonden met de Binnenstad. Deze routes dienen in de loop der jaren ontwikkeld te worden tot aantrekkelijke routes. Voorgesteld wordt om de Veerpoorttrappen beter toegankelijk te maken door een lift en/of roltrappen te realiseren. De herinrichting van het Valkhof en de ontwikkeling van de Donjon zijn de sleutels om dit tot een aantrekkelijke route te maken. De Voerweg wordt aangepakt in het kader van de ontwikkeling van het Valkhof/Hunnerpark.
De huidige Waalkade eindigt min of meer ter hoogte van de Veerpoorttrappen. Ten oosten van de veerpoortrappen bevindt zich historische bebouwing rondom de Stratemakerstoren (onderdeel van de vesting). In deze bebouwing zijn aantrekkelijke functies zoals hotel en Velorama gehuisvest. Door de huidige inrichting van de Voerweg is de wisselwerking tussen genoemde functies en de kade en de Waal niet mogelijk. Voorgesteld wordt om de Voerweg enigszins te verlagen tot het huidige niveau van de Waalkade. Hierdoor ontstaat voor de bebouwing een verblijfsgebied in aansluiting op het evenementengebied. In samenhang met de renovatie van de Lindenberghaven kan een zeer interessant stedelijk gebied ontstaan. Nieuwe functies zoals de Bastei kunnen hier worden toegevoegd. De bebouwing richting brug kan worden afgerond zodat een poortwerking naar het Valkhof ontstaat Noodzaak project.
Nijmegen wil zich nadrukkelijker manifesteren als oudste stad van Nederland. De ontwikkeling van de Donjon en de reconstructie van het Valkhofpark vinden plaats in het Valkhofkwartier. Initiatiefnemers rondom het Valkhof hebben de stichting 'Valkhofkwartier', opgericht. In de stichting nemen plaats: De Lindenberg, de Valkhofvereniging, De Stratemakerstoren en Huis voor de Binnenstad en het Museum Het Valkhof, Stichting Donjon en de gemeente Nijmegen.
De stichting 'Valkhofkwartier' is opgericht om de verschillende organisaties die belangen hebben op en rond het Valkhof de mogelijkheid te bieden om deel te nemen aan lopende en of nieuwe projecten met een gezamenlijk doel. Het streven van de stichting is het creëren van een plek waar kunst en cultuur, horeca en winkelaanbod samenkomen in een mooie, springlevende en betekenisvolle omgeving die 2000 jaar historie herbergt.
Onder de noemer Valkhofkwartier worden een aantal initiatieven ontplooid die zowel inwoners van Nijmegen als toeristen naar de binnenstad van Nijmegen moeten trekken.
Verschillende partijen zijn met elkaar in gesprek om de afzonderlijke ontwikkelingen met elkaar in verband te brengen en meer samen op te trekken. Het is de bedoeling dat de diverse ontwikkelingen elkaar versterken en om te verkennen.
De volgende plannen zijn in ontwikkeling:
Samen met de aanwezige functies Valkhofmuseum, Velorama, Architectuur Centrum Nijmegen en de Lindenberg zal als eindresultaat een Nijmeegs Museumkwartier ontstaan.
In Nijmegen vindt langs de Waal een grote stedelijke gebiedstransformatie plaats, van “Nijmegen aan de Waal” naar “Nijmegen omarmt de Waal”. De Bastei is een belangrijk element in deze transformatie, het vormt een vanzelfsprekende “stepping stone” in de herinrichting van de Waalkade. Naast de ontwikkeling van De Bastei zijn de volgende ontwikkelingen in het gebied actueel:
Nijmegen ondergaat aan weerszijden van de Waal een ongekende transformatie. De oriëntatie van de stad en haar inwoners veranderen daardoor fundamenteel. De perifere ligging van stadscentrum en Waal verandert in een centrale. De Bastei staat in het brandpunt van “Nijmegen omarmt de Waal” en maakt deel uit van de nieuwe stedelijke oriëntatie, door haar historie, ligging en toekomstige functie. Het Waallandschap opent zich in de afgelopen jaren meer en meer voor toeristen en recreanten, met faciliteiten als autovrije dijken, terrassen, wandelpaden en kleine informatiecentra voor natuur en (cultuur-)historie. Deze nieuwe oriëntatie biedt de Nijmeegse Waalkade het perspectief uit te groeien tot vanzelfsprekende centrale toegangspoort van de stad. De Bastei vormt daarin het middelpunt en gaat diepgang geven aan wat bezoekers buiten, in en rond 'Nijmegen omarmt de Waal', voelen, zien en ruiken. Zo kan de Bastei het verhaal vertellen over klimaatverandering en waterveiligheid, de historie van scheepvaart riviervisserij, pogingen om steur, otter en zalm terug te brengen in de Waal en over de successen rond visarend en bever.
De Bastei komt in het middelpunt te liggen van de 'kern van Nijmegen'. Naast toegang tot de rivier en de omliggende natuur zoekt De Bastei ook nadrukkelijk de koppeling met het economische centrum. De nieuwe stedelijke oriëntatie vergemakkelijkt die zoektocht, omdat de perifere ligging van het gebied verandert in een centrale. De herontwikkeling van het Waalfront, met ondermeer de revitalisering van de Waalkade, verbetert de verbinding tussen het huidige perifere gebied met het traditionele stadshart van Nijmegen. De hoogwaardige ligging aan de Waal, de verbeterde bereikbaarheid en het herbergen van publiekstrekkers als Holland Casino, Museum Het Valkhof en De Bastei gaan het Waalkade-gebied economisch versterken.
De verwachting is met het nieuwe centrum zo'n 50.000 bezoekers te bereiken. Dat is meer dan de partners nu ieder afzonderlijk bereiken. Door de ligging van de Bastei in het Valkofkwartier zal het bezoek aan de Bastei ook effect hebben richting andere bezienswaardigheden in het gebied en verderop in de stad.
In de Bastei zal ondersteunende horeca komen. De Bastei is gevestigd aan de oostelijke Waalkade waar veel horeca gelegenheden zijn. Overleg is gevoerd met de ondernemers en zij zien de Bastei als een goede ontwikkeling. Er is nu te weinig loop naar dit gebied en met de Bastei zal dat veranderen, waardoor een toename van bezoek aan de horeca op de kade wordt verwacht.
De Bastei vormt een belangrijke schakel in de keten van de integrale gebiedsontwikkeling Valkhofkwartier. Met het rijksmonument het Valkhofpark, het museum Valkhof, de kapel, de Belvedère, de Lindenberg, de herbouw van de Donjon en de toekomstige museumhaven ontstaat een stedelijk gebied aan de Waal met een flinke toeristische potentie. Om de Bastei deze ruimtelijke betekenis te geven zal de nieuwbouw veel zichtbaarder moeten zijn dan de huidige huisvesting van de Stratemakerstoren. Met een hoogwaardig ontwerp waarin een goede combinatie bestaat tussen de 'oude' elementen van de toren en nieuwe toepassingen, wordt deze zichtbaarheid bereikt.
De investering in de Stratemakerstoren straalt uit naar alle bedrijvigheid op de Waalkade. De Bastei ligt naast het fietsmuseum Velorama en in de directe omgeving van diverse horeca en hotelgelegenheden. Door de investering in het gebouw en de directe openbare ruimte neemt ook voor deze bedrijven de aantrekkelijkheid en bereikbaarheid toe.
Met de ontwikkeling van De Bastei, als onderdeel van de gehele gebiedsontwikkeling, probeert de gemeente Nijmegen de relatieve perifere ligging van het gebied te veranderen in een centrale. Het is de bedoeling dat De Bastei een belangrijke rol gaat spelen op zowel economisch, cultuurhistorisch en toeristisch vlak. Het versterken van deze waarden biedt de oplossing om het gebied weer leefbaar en attractief te maken. De noodzakelijke nieuwbouw en verbouwing van de Stratemakerstoren creëert een nieuwe binnenstedelijke werk-, leer- en cultuurlocatie en leidt daarnaast tot een betere beeldkwaliteit van de Waalkade. Hiermee levert het project een bijdrage aan de realisatie van de programmadoelstelling.
Voor de ontwikkeling van het natuurcentrum De Bastei is een verbouwing van de Stratemakerstoren inclusief een stuk nieuwbouw noodzakelijk. De verbouwing van dit Rijksmonument draagt bij aan een leefbare en aantrekkelijke uitstraling van de openbare ruimte aan de Waalkade. Bovendien geeft het natuurcentrum een positieve impuls aan de steeds belangrijkere rol die de Waalkade speelt op het gebied van economie, cultuurhistorie en toerisme in Nijmegen.
Het project richt zich op de verbouw van de oude Stratemakerstoren in een natuur- en cultuurcentrum. Omdat het gebouw van de Stratemakerstoren niet groot genoeg is om alle functies te herbergen, wordt ook het terrein achter de Stratemakerstoren benut. Aan de overkant van de Lange Baan wordt aan de voet van het Valkhof tegen de Veerpoorttrappen een entreegebouw gebouwd. De keuze om de entree aan de Lange Baanzijde te situeren is o.a. ingegeven door het feit dat de toren aan de Waalzijde altijd gesloten is geweest. Om een waardige entree te creëren worden de bestaande parkeergarages meegenomen in het ontwerp. Hier wordt voorgesteld om de bestaande garages van een voorzet gevel te voorzien. De Valkhofheuvel wordt over het entreegebouw getrokken tot tegen de muur naast de Veerpoorttrappen. In het entreegebouw gaat een trap naar beneden om onder de Lange Baan door een verbinding te maken met de bestaande Stratemakerstoren. In de Stratemakerstoren zelf worden op de kelder verdieping nog 4 verdiepingen toegevoegd. De begane grond, eerste en tweede verdieping waar zich de exporuimten bevinden, zijn gelegen achter de ronde muur aan de Waalkade. Boven op de muur komt nog een extra verdieping met een geheel eigen uitstraling. Hier bevindt zich het museumcafé/restaurant. De Stratemakerstoren is als locatie voor het Natuurcentrum Rivieren zeer geschikt.
Het centrum zal op ecologisch en sociaal duurzame wijze worden gerealiseerd. Gebruik van natuurlijke materialen, zorgvuldige inpassing in het landschap, aansluiten bij de lokale ecologische en cultuurhistorische karakteristieken en de betrokkenheid van ondernemers en organisaties uit de regio zijn hierin belangrijke elementen.
Programma
Staatsbosbeheer benut De Bastei als 'nationaal' rivierencentrum waar verbindingen worden gelegd met andere rivieren en bijzondere locaties. Het Natuurmuseum gaat het centrum gebruiken om haar collectie tentoon te stellen en gasten de verscheidenheid van de natuur te laten beleven. De stichting Stratemakerstoren wil op zijn beurt het verhaal van het gebouw en zijn historie in relatie tot de rivier vertellen. Het MEC is in de regio makelaar tussen de scholen voor primair en voortgezet onderwijs en de vele organisaties die NME-diensten en –producten aanbieden, zoals het Natuurmuseum en het IVN. Het IVN voorziet het centrum van de benodigde lokale kennis en begeleidt veel educatieve activiteiten. Voor alle organisaties biedt het natuur- en cultuurcentrum bovendien de kans om met hun activiteiten het grote publiek te bereiken.
De bedoeling is dat natuur- en cultuurcentrum De Bastei meerdere functies gaat huisvesten die hieronder worden beschreven.
Het te ontwikkelen centrum gaat diverse publieke ruimtes huisvesten. Het gaat om 1.850 m2 verbouw en nieuwbouw. De nieuwbouw is ongeveer 1.700 m2 netto. Circa 150 m2 zit in het bestaande appartementencomplex.
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.
De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:
Het Rijksbeleid staat de ontwikkeling van het plangebied niet in de weg.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte)
In het Barro zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit Ruimtelijke Ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
In het Barro zijn geen onderwerpen die het plangebied beïnvloeden.
De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en van huidige strategische plannen voor water, milieu en mobiliteit.
Er komt een sterker accent te liggen op stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. Dit zijn de gebieden waar nu al de meeste mensen wonen en werken en die ook in de toekomst met name veel jongeren zullen trekken. Voor de versterking van (boven)regionale voorzieningen ligt de focus op drie stedelijke netwerken: dit zijn sterk verstedelijkte zones die de vorm aannemen van een netwerk van grotere en kleinere compacte steden, elk met een eigen karakter en profiel binnen het netwerk. Stedelijke netwerken zijn van groot belang voor Gelderland als geheel: als motor voor de economie en vanwege de voorzieningen voor de gehele regio. In Gelderland zijn drie stedelijke netwerken:
Ook de zes stadsregio's in de provincie Gelderland krijgen aandacht in de Omgevingsvisie. Voor de stadsregio zijn de speerpunten: innovatie en economische structuurversterking. Binnen deze speerpunten zijn de volgende clusters geformuleerd: energie- en milieutechnologie, logistiek, agro, toerisme, sociaal-economische vitaliteit en verstedelijking en het benutten van gebiedskwaliteiten.
De doelstellingen uit de Omgevingsvisie worden juridisch vertaald in de (ontwerp) Omgevingsverordening. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.
De ontwerp-Omgevingsverordening heeft, net als de ontwerp-omgevingsvisie, ter visie gelegen van 21 mei tot en met 2 juli 2013. Op dit moment is echter nog de Ruimtelijke Verordening Gelderland van kracht.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft de Provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de Provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Provincie richt zich daarbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Deze wordt binnenkort vervangen door de Omgevingsverordening. In de verordening worden nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio.
De komst van een natuurcentrum draagt bij aan het aspect toerisme en past binnen de nieuwe (ontwerp) Provinciale Omgevingsvisie en ook binnen de nu nog geldende Ruimtelijke Verordening Gelderland.
De structuurvisie van de gemeente Nijmegen legt de komende jaren het accent op meer consolidatie en kleinschalige vernieuwing in de wijken. De focus ligt daarbij op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen en transformatie van bestaande woningen en gebouwen. De realisatie van het natuur- en cultuurcentrum, met de nieuwbouw en verbouwing van de Stratemakerstoren, sluit naadloos op deze visie aan. In de visie is ook een prominente rol weggelegd voor duurzaamheid. Onder een duurzame stad wordt verstaan: 'een stad waarin de historische gelaagdheid voel- en zichtbaar is in identiteitsbepalende en markante gebouwen'. Daarnaast wil de gemeente voldoende plekken in de buurt creëren waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, waar kan worden gewandeld, gespeeld en van de natuur kan worden genoten. De vestiging van het centrum in een identiteitsbepalend gebouw, het creëren van een ontmoetingsplek en de aansluiting op de nabijgelegen natuurgebieden past uitstekend binnen de visie die de gemeente met dit gebied voor ogen heeft.
Het project maakt onderdeel uit van een tweetal gebiedsontwikkelingen. Nijmegen omarmt de Waal; beleid dat de gemeente Nijmegen heeft ingezet om met majeure projecten de Waal onderdeel van de stad te maken. Daarmee heeft het een relatie met o.a. Waalfront, Dijkteruglegging Lent, Oosterhoutse waarden, nieuwe stadsbrug, Stadswaard en de Waalsprong. Daarnaast vormt het een onderdeel van het Valkhofkwartier. Het Valkhofkwartier is een samenhangende gebiedsontwikkeling met verschillende bijdragen aan cultuur- en natuurtoerisme. Het is een cultuurhistorisch draaipunt van waaruit bezoekers kennismaken met het landschap aan de Waal, op de stuwwal en in de Ooijpolder met een verbinding naar de historische binnenstad.
Het project staat niet op zich zelf maar is een schakel in de verbinding van West naar Oost langs de Waal vanaf het Waalfront tot en met de Gelderse Poort (via het WaalWeeldeproject de Stadswaard). Tevens wordt de verbinding gelegd tussen de bovenstad en benedenstad. Nijmegen wil zo de synergie creëren tussen de Waalkade met zijn evenementenplein, het natuurcentrum de Bastei, de Lindenberghaven en het Valkhofkwartier (project Stadscontract Nijmegen).
Het westelijk deel van de Waalkade wordt momenteel versterkt en geschikt gemaakt voor de aanleg van cruiseschepen. Voor het oostelijk deel is samen met ondernemers en andere belanghebbenden in een interactief proces een masterplan opgesteld.
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen gebouwen, objecten en structuren met cultuurhistorische waarde te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.
De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Het plangebied van de Bastei en de lift is gelegen in het van rijkswege beschermde stadsgezicht Benedenstad. Het zuidelijk deel van het plangebied ligt tevens in het rijksmonument Valkhof en in het archeologisch rijksmonument Valkhof. De Stratemakerstoren aan de Waalkade 84, waarin de Bastei gevestigd wordt, heeft sinds 1976 de status van rijksmonument. Wijziging van een rijksmonument is vergunningsplichtig. Het College van Burgemeester en Wethouders verleent de vergunning na advies in te hebben gewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (in sommige gevallen, waaronder het onderhavige) en de Commissie Beeldkwaliteit. Sloop- en bouwactiviteiten in het beschermde stadsgezicht zijn vergunningsplichtig. De twee naastgelegen panden aan de westzijde, Waalkade 80-83 en Waalkade 70-79 zijn eveneens rijksmonumenten. De panden, die nu appartementen herbergen, maakten evenals het pand waarin de Stratemakerstoren was opgenomen, deel uit van het Alewijnsecomplex. Het rijtje panden aan de oostzijde is aangemerkt als beeldbepalend in het beschermde stadsgezicht.
Het plangebied ligt volledig in het rijksbeschermde stadsgezicht “Benedenstad”, aangewezen in 1980. De begrenzing van het gezicht is aangegeven door middel van de roze lijn. In rood zijn de rijksmonumenten gemarkeerd, in groen de gemeentelijke monumenten en in blauw de beeldbepalende objecten.
Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest om ook het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld.
Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet:
De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit van de locatie te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De beleidskaart onderscheid vier gebiedstypen: 1. Gebieden waar alleen ingezet zal worden op behoud van historische structuren. 2. Gebieden waar het hoofdzakelijk gaat om de samenhang tussen structuur en bebouwing. 3. Gebieden met een rijke cultuurhistorische gelaagdheid. 4. Beschermde gebieden.
Het bestemmingsplangebied, dat wordt begrensd door de Waalkade, het Valkhof en de Veerpoorttrappen valt geheel binnen gebiedstype 4 van de cultuurhistorische beleidskaart. In beschermde gebieden is cultuurhistorie de bepalende factor bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Er is in deze gebieden sprake van een bijzonder karakter, met een samenhang tussen het stedenbouwkundig plan, het bebouwingsbeeld, de architectuur van de bebouwing en eventueel het aanwezige groen. De cultuurhistorische waarden liggen ten grondslag aan de bescherming en zijn daarom geïnventariseerd en veelal bekend.
Uitgangspunt is de bestaande situatie zoveel mogelijk te handhaven of te versterken en ontwikkelingsmogelijkheden af te stemmen op de cultuurhistorische waarden en karakteristieken. Er is gedetailleerde aandacht voor cultuurhistorie. In bestemmingsplannen zorgen planregels en passende functies voor behoud van de cultuurhistorische waarden. Er is in deze gebieden sprake van overwegend conserverende bestemmingsplannen. Ten behoeve van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal van de initiatiefnemer een cultuurhistorisch onderzoek gevraagd worden, waarin de kansen en beperkingen met betrekking tot cultuurhistorie zijn benoemd en wordt aangegeven op welke wijze deze in de plannen kunnen worden ingepast. Aan deze voorwaarde is voldaan. De volgende onderzoeken zijn in 2011 in het kader van de toekomstige ontwikkeling uitgevoerd, respectievelijk een gebiedsanalyse en een bouwhistorisch onderzoek: Cultuurhistorisch profiel Oostelijke Waalkade/ omgeving Stratemakerstoren en Nijmegen, naar het ideaal van Albrecht Dürer, de Stratemakerstoren.
De Monumentenverordening is de juridische basis om monumenten en gebieden te kunnen beschermen. De aanwijzing tot gemeentelijk monument wordt ingezet voor objecten en gebouwen die dusdanig belangrijk en karakteristiek zijn voor Nijmegen dat ongewenste wijzigingen en sloop op voorhand voorkomen moeten worden. Niet alle cultuurhistorisch waardevolle objecten zijn beschermd. Daarom heeft de gemeente ter completering van het monumentenbestand een aandachtslijst in voorbereiding, die naar verwachting eind 2013 zal worden vastgesteld. Op de aandachtslijst staan alle gebouwen, objecten en terreinen die in aanmerking komen voor plaatsing op de gemeentelijk monumentenlijst, als gemeentelijk of archeologisch monument of als identiteitsbepalend object. De aanwijzing tot gemeentelijk beschermd stadsbeeld wordt ingezet voor (delen van) buurten/ wijken met een bijzondere verkaveling, een vanuit cultuurhistorisch belangwekkend stratenplan of stedenbouwkundige structuur. Onder de bescherming kunnen onder meer voor- en zijgevels vallen, erfafscheidingen, straatprofielen en straatmeubilair.
Het plangebied kent geen gemeentelijke monumenten noch gemeentelijk beschermde gebieden.
De Stratemakerstoren is gebouwd tussen 1537-1542 door Quirijn Peters en Claes de Waell ter plekke van een 14de-eeuwse muurtoren in een knik in de 14de-eeuwse stadsmuur. In deze tijd werden vanwege de ontwikkeling van het geschut hoge middeleeuwse muurtorens vervangen door lagere brede rondelen, die aan de achterzijde werden opgevuld met aarde. De grotendeels uit mergelblokken opgetrokken Stratemakerstoren is een voorbeeld van een rondeel van een geavanceerd type. Het wijst vooruit naar het bastion, dat pas aan het einde van de 16de eeuw wordt ontwikkeld. Deze mengvorm tussen een middeleeuws rondeel en een bastion uit de renaissance heet in het Duits Bastei. Mogelijk heeft de beroemde kunstenaar Albrecht Dürer, die ook als vestingbouwontwerper werkzaam was en in 1520 Nijmegen heeft bezocht, invloed gehad op het ontwerp van de Stratemakerstoren.
In de loop van de achttiende eeuw verloor de Stratemakerstoren zijn functie binnen de verdedigingsring van de vesting Nijmegen. In 1789 kreeg P. van Boven, timmerman, van het stadsbestuur toestemming om het open terrein op de toren te bebouwen. Het torenlichaam met zijn gangenstelsel bleef behouden. Na de opheffing van de vestingstatus van Nijmegen in 1874, werden vestingwerken en stadsmuren in hoog tempo gesloopt. In 1880 was de ontmanteling afgerond. Fragmenten van stadsmuren met enkele torens waren gespaard als aankleding van het Kronenburgerpark en Hunnerpark. De Stratemakerstoren bleef gespaard, omdat deze inmiddels bebouwd was.
Aan het einde van de negentiende eeuw werd voor en op de toren een pakhuisachtige bebouwing geplaatst, die samen met de twee westelijk ervan gelegen rijksmonumentale gebouwen Waalkade 70-79 en Waalkade 80-83 deel uitmaakte van het complex van elektrotechnisch bedrijf Alewijnse. Het torenlichaam werd door de Alewijnsepanden volledig ingekapseld, zodat deze uit het zicht verdween. Om binnen extra ruimte te creëren werd het enorme dikke muurwerk met haar taps toelopende buitengevelzijde recht afgekapt.
Bij de sloop van het pakhuis in 1987 kwam de gehavende torenromp van de Stratemakerstoren weer tevoorschijn. Toen werd besloten de toren aan de binnenzijde vrij te graven zodat de binnengevel voor het eerst sinds de bouw in de jaren dertig van de 16de eeuw in het zicht kwam. De naastgelegen rijksmonumenten werden verbouwd tot appartementencomplex. Het complex werd aan de achterzijde langs de Lange Baan voorzien van acht garages, waarvan er vier zijn gebouwd bovenop de ondergrondse ruimte van de Stratemakerstoren.
In 1995 werd voor de torenromp aan de Waalkadezijde een nieuwe gemetselde en gestuukte schil geplaatst door architect D.Pouderoyen. De schil werd geplaatst op de onderste lagen van het oorspronkelijke muurwerk (met schietgaten) dat zich door de diverse ophogingen van de Waalkade inmiddels onder het maaiveld bevond. De Stratemakerstoren werd ingericht als museum. Door het uitgraven van de binnenzijde en weersinvloeden ontstonden in de loop van de tijd diverse problemen zoals scheuren in het muurwerk.
Omgeving
In de jaren vijftig, zestig en zeventig vond de sanering van de benedenstad plaats. In het verloop van enkele decennia verdween een grotendeels middeleeuws stadsgedeelte aan de Waal. De huizen aan de Lange Baan die overigens dateerden uit de negentiende eeuw werden rond 1950 gesloopt. In 1953 werd in het oostelijk deel van de benedenstad het Groene Balkon aangelegd naar een oorspronkelijk ontwerp van de bekende stedenbouwkundige en architect Pieter Verhagen. Het Groene Balkon is een robuuste, ongeveer 10 meter hoge keermuur die het voorheen meer geleidelijk verlopende hoogteverschil in de benedenstad in een gebaar overbrugt. Het Groene Balkon is veel soberder uitgevoerd dan het oorspronkelijk ontwerp uit 1939. Door de aanleg van het Groene Balkon werd de oostelijke toegang tot de Waalkade via de Lindenberg ter plekke van de voormalige Veerpoort afgesloten. De Waalkade was vanaf de oostelijke binnenstad enkel nog te bereiken via de Voerweg (autoverkeer) en via de Valkhoftrappen (voetgangers). In 1988-1989 werden in het verlengde van de Lindenberg de Veerpoorttrappen aangelegd naar ontwerp van toenmalige stadsarchitect Paul Hoeke, waarbij een flinke bres in het Groene Balkon werd gemaakt. De verbinding tussen Lindenberg en Waalkade werd daarmee hersteld. Tevens werden de Valkhoftrappen gedeeltelijk gesloopt.
De afgelopen jaren zijn verscheidene plannen gepresenteerd om enerzijds de bouwkundige situatie van de toren te verbeteren en tegelijkertijd meer ruimte voor het museum te creëren en anders het gebouw een grotere attentiewaarde aan de Waalkade te geven. Omdat de Stratemakerstoren van oudsher een gesloten gevel aan de Waalkade heeft en de achterzijde letterlijk meer ruimte biedt voor een entreeruimte is het idee ontstaan om de ingang van de Bastei aan de zuidzijde van de Lange Baan te plaatsen. Hier wordt het maaiveld opgetild om een ruime entree te scheppen. Vandaar wordt ondergronds de Stratemakerstoren bereikt, waar in en boven de ronding van de toren vier vloeren worden aangelegd, waardoor vijf bouwlagen ontstaan. Op de bovenste vloer, die tevens als uitzichtsplatform dienst zal doen, komt een paviljoen in glas en hout. Aan de Waalzijde wordt de huidige buitenschil uit 1995 wordt vervangen door een nieuwe halfronde en taps toelopende muur, opgetrokken uit baksteen, die enkele meters boven het historische muurwerk uitsteekt. Door de buitenschil steekt een rechthoekig glazen doosje, dat van binnenuit toegankelijk is. Het maaiveld wordt voor de buitenschil verlaagd, zodat het oorspronkelijke muurwerk met de schietgaten goed zichtbaar en beleefbaar wordt. Bovenop de toren is een paviljoen voorzien met een horecavoorziening.
De Stratemakerstoren heeft vanwege zijn ouderdom, (bouw)geschiedenis, zijn functie, zijn ligging en bijzondere architectuur grote cultuurhistorische waarde. Het is voorzover bekend is de enige bastei (tussenvorm rondeel en bastion) in de Nederland. De toren weerspiegelt de nieuwste Europese ideeën op het gebied van de vestingbouw. Behoud van de torenmassa en het gangenstelsel zowel fysiek als visueel is van groot belang. Vanaf de Waalkade en vanaf het 'balkon' bij de Sint Nicolaaskapel op het Valkhof moet de halfronde vorm van de toren herkenbaar blijven. Een hogere, taps toelopende buitenschil zal het oorspronkelijke karakter van de oorspronkelijke toren beter weerspiegelen dan de huidige schil, die door zijn vorm, afwerking, kleur en geringe hoogte niet goed herkenbaar is als rondeel. Door het compleet uitgraven van de onderste, nog originele zone met de schietgaten wordt deze beter beleefbaar. Door de diverse ophogingen van de Waalkade in de loop der tijd is de onderste bouwlaag geheel onder het maaiveld komen te liggen, waardoor de toren veel minder hoog lijkt. Dit effect is nog versterkt door het verhogen van de aanloop van de Voerweg voor de toren langs. De hoogte van de nieuwe schil sluit visueel aan bij de hoogte van de historische toren. Het is van belang dat de toren niet zo hoog wordt dat hij - bezien vanaf een afstand - de Sint Nicolaaskapel aan het oog onttrekt. Het glazen uitkijkpunt weerspiegelt door zijn afmetingen en positie het historische arkeltorentje. De paviljoenbebouwing bovenop de toren roept een latere fase in herinnering, waarbij bovenop het rondeel bebouwing stond.
Het verleggen van de ingang van de Basteinaar de zuidzijde van de Lange Baan biedt de kans om dit verwaarloosde deel van het rijksmonument Valkhofpark te rehabiliteren. Het toegankelijk maken van de oorspronkelijke trap draagt hieraan bij. Het eventueel plaatsen van een wand voor de beeldverstorende garages stuit vanuit cultuurhistorisch oogpunt niet op bezwaren.
Lift
In het plangebied wordt de mogelijkheid opgenomen om een lift te plaatsen in de omgeving van de Veerpoorttrappen teneinde de verbinding tussen de Waalkade en de bovenstad te verbeteren. Het Groene Balkon heeft cultuurhistorische waarde, maar is nog voor een groot deel aanwezig in de benedenstad. Een doorbraak is mogelijk. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zijn er geen overwegende bezwaren om een lift te plaatsen in de buurt van de Veerpoorttrappen. Plannen voor een lift zullen moeten worden getoetst in relatie tot een eventueel verlies aan cultuurhistorische waarde.
Het bodemarchief van Nijmegen is van nationale, zelfs van internationale waarde. Verschillende terreinen binnen de Nijmeegse gemeentegrenzen zijn aangewezen als archeologisch rijksmonument ex artikel 3 van de Monumentenwet. Hoewel de wettelijke bescherming er in principe toe zou moeten leiden dat deze terreinen onaangetast blijven, heeft in al deze monumenten inmiddels meer of minder grootschalig archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Aanleiding daarvoor waren over het algemeen plannen voor woningbouw, die het bodemarchief ernstig zouden aantasten.
In 1991 is het Valkhof, samen met het Hunnerpark, aangewezen als archeologisch rijksmonument, onder het monumentnr. 395952. Deze aanwijzing betekent dat de bodem beschermd is ex artikel 3 van de Monumentenwet. Ingrepen in de bodem zijn vergunningplichtig. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is degene die namens de minister van OC&W een vergunning tot wijziging van het monument kan verlenen.
Het archeologisch monument Valkhof herbergt, zo hebben enkele waarnemingen en kleinschalige onderzoeken aangetoond, sporen uit verschillende perioden, namelijk de Bronstijd, vroeg- en laat Romeinse tijd, vroege en Late Middeleeuwen.
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen, vastgelegd in de Erfgoednota 2013, is er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.
Op de Valkhofheuvel zijn twee grafheuvels uit de urnenveldenperiode aangetroffen. Een van de twee graven bevatte een urn uit de Late Bronstijd. De Romeinse nederzetting Oppidum Batavorum uit de 1e eeuw na Chr., waarvan vele resten o.a. op Kelfkensbos zijn aangetroffen, moet zich tevens over het Valkhof hebben uitgestrekt. De sporen en vondsten uit de nederzetting tonen een sterk geromaniseerde samenleving. De gebeeldhouwde, monumentale pijler die op Kelfkensbos is gevonden en uit ca. 17 na Chr. stamt, is een aanwijzing voor de stedelijke allure van de nederzetting.
In de Laat-Romeinse periode werd op en aan de voet van het Valkhof een militaire versterking aangelegd, waarvan de bijbehorende grachten en een muur zijn opgegraven. De militaire versterking ging aan het eind van de 5e eeuw over in Merovingische handen, nadat de Romeinen zich definitief uit onze streken hadden teruggetrokken.
In de 7e eeuw moet op het Valkhof een belangrijke nederzetting hebben gelegen, en ook kreeg een deel van het terrein een religieuze functie met de bouw van de eerste parochiekerk in Nijmegen. Dat op het terrein toen ook werd begraven, getuigt de vondst van enkele graven rond de Barbarossa-ruïne.
Van de 8e-eeuwse Karolingische palts is boven de grond niets meer bewaard gebleven, maar de bodem bevat ongetwijfeld nog wel resten. Het complex is in de loop der eeuwen enkele malen verwoest en hersteld. Het oudste nog overeind staande gebouw van Nijmegen, de Valkhofkapel, is mogelijk al aan het eind van de 10e eeuw of in de eerste helft van de 11e eeuw gebouwd. De Barbarossa-ruïne is het enig overgebleven zichtbare deel van de burcht die in 1155 werd gebouwd. Resten van deze burcht zijn, na de sloop in 1795-1797, naar verwachting in de bodem bewaard gebleven.
In het plangebied en in de directe nabijheid zijn diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd die het belang van het bodemarchief ter plaatse onderstrepen. Zo is bij de bouw van het casino in de tachtiger jaren van de vorige eeuw een tientallen meters lange Romeinse muur aangetroffen. Bij de sloop van enkele panden aan de Waalkade kwam de laatmiddeleeuwse Stratemakerstoren tevoorschijn. Deze is in de periode 1989-1993 onderzocht. Daarbij zijn diverse ruimtes uitgegraven die later in gebruik zijn genomen door Museum De Stratemakerstoren.
Verder is in 1989 door de toenmalige Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek een kleine sleuf aangelegd (opgravingsput 1056). De gemeente Nijmegen heeft in 1993 op de plek waar een transformatorhuisje zou worden gebouwd, een klein onderzoek uitgevoerd.
Ter voorbereiding van de bouw van de Bastei zijn in 2011 twee proefsleuven aangelegd. In één ervan is een brokstuk van Romeins muurwerk aangetroffen, waarvan niet kon worden bepaald of het ooit van de helling is afgerold en dus afkomstig is van een bouwwerk op de heuvel of dat het heeft toebehoord aan een Romeinse bouwwerk aan de voet van de heuvel. Verder zijn er een fundering uit de late middeleeuwen en enkele vloerniveaus uit de 18e en 19e eeuw blootgelegd.
Een deel van het plangebied valt onder de bescherming van de Monumentenwet. Voor alle bodemingrepen in dit deel van het plangebied is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig.
In het gedeelte dat geen rijksbescherming geniet, geldt het beleid van de gemeente Nijmegen die hieraan een zeer hoge archeologische waarde(waarde 3) heeft toegekend. Dit betekent dat het uitgangspunt behoud in situ is. Wanneer behoud in situ niet mogelijk is, dan dient de archeologische informatie veiliggesteld te worden door middel van een opgraving. Dit deel van het plangebied krijgt de dubbelbestemming: waarde-archeologie 3 met bijbehorende voorschriften.
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
In 2001 is de beleidsnotitie Ondersteunende Horeca vastgesteld. Hierin is een beleidslijn opgenomen voor ondersteunende horeca bij de functies bijzondere of recreatieve doeleinden. In panden met een sociaal-culturele functie worden veelal als nevenactiviteit consumpties aangeboden aan bezoekers. Deze instellingen mogen echter niet als “normaal” horecabedrijf worden geëxploiteerd.
Ondersteunende horeca in de Stratemakerstoren is toegestaan, mist voldaan wordt aan de volgende criteria:
Bij panden met een sociaal-culturele bestemming is vaak een klein gedeelte ingericht voor de verkoop van producten. Deze detailhandelsfunctie is toegestaan mits het een ondersteunend karakter heeft met een maximale omvang van 150 m2.
Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgelegd in de nota “Nijmegen Duurzaam Bereikbaar”. Hieronder volgt een beknopte beschrijving van het gemeentelijk beleid:
De gemeente Nijmegen stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal, waarbij de reiziger een keuze wordt aangeboden uit een aantal aantrekkelijke alternatieven: soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van vervoerswijzen. Daarnaast neemt de gemeente maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken. Hierbij is de samenhang tussen het mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en met het openbaar vervoer. Ook nieuwe grootschalige woning- bouwontwikkelingen zoals de Waalsprong moeten goed ontsloten worden voor fiets, openbaar vervoer en auto. Voor bedrijventerreinen geldt dat deze zoveel mogelijk aan de rand van de stad worden gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen op het HOV mogelijk is. Bij elke geplande nieuwe ontwikkeling wordt onderzocht wat de effecten zijn op de bereikbaarheid. Dat kan leiden tot extra maatregelen, de keuze voor een andere locatie of in het meest extreme geval tot het niet doorgaan van de ontwikkeling. Tenslotte richt het beleid zich op maatregelen die leiden tot een betere benutting van de bestaande infrastructuur en het stimuleren van duurzame vervoerswijzen. Waar al deze maatregelen onvoldoende soelaas bieden, komt het vergroten van de capaciteit als optie in beeld.
De realisatie van De Oversteek heeft de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderd. Ook door de maatregelen op het rijkswegennet (verbreding A50) zal de doorstromingsproblematiek verschuiven van het gebied ten noorden van de Waal naar de zuid- en westflank van de stad. In het gebied ten zuiden van de Waal en ten oosten van het Maas-Waalkanaal is nu al sprake van hoge verkeersdruk. De ruimtelijke mogelijkheden om nieuwe infrastructuur te bouwen zijn hier beperkt. De aanleg van De Oversteek is door de gemeente Nijmegen aangegrepen om door dynamisch verkeers- management het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren.
Een goede bereikbaarheid van Nijmegen per auto is in de eerste plaats gediend met een goede en betrouwbare afwikkeling van het verkeer op de autosnelwegen rondom de stad. Het is van groot belang dat deze autowegen goed functioneren. Er is dan namelijk geen noodzaak om dóór Nijmegen te rijden als je niet ín Nijmegen moet zijn. Al het doorgaande verkeer gaat buiten de stad om, terwijl het bestemmingsverkeer de stad vanuit de beste windrichting kan benaderen. Binnen de stad hanteren we 3 beleidslijnen: doorstromen, doseren, overstappen.
Nu De Oversteek gereed is, zal de bereikbaarheid van de (binnen)stad verbeteren. Echter kan de aanpak van aanleg en renovatie van wegen in de Waalsprong tijdelijk de doorstroming beperken. Tevens zijn er nog werkzaamheden die de bereikbaarheid beïnvloeden, zoals de Dijkteruglegging en het groot onderhoud aan de Waalbrug. Daarom zal voor het autoverkeer in sterke mate worden aangestuurd op het zo goed mogelijk managen van de verkeersstromen en het stimuleren van het spitsmijden.
Het plangebied ligt in het centrumgebied aan de Waalkade en Lange Baan. De ontsluiting vindt ook vanaf deze wegen plaats. Op eigen terrein bevinden zich geen parkeerplaatsen , de ontsluiting is vooral bedoeld voor voetgangers, fietsers, expeditie en hulpdiensten.
In Nijmegen liggen veel bestemmingen op korte afstand van elkaar. De fiets is hier een goed alternatief voor de auto. Van alle korte ritten (tot 7,5 kilometer) wordt 37% per fiets afgelegd. Dit percentage willen we laten toenemen. De gemeente gaat daarom de komende jaren door met het opwaarderen van het fietsroutenetwerk en het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. Snelfietsroutes zijn doorlopende en aantrekkelijke fietsroutes dwars door de stad, die woonlocaties verbinden met belangrijke stedelijke bestemmingen, ook vanuit de regio. Snelfietsroutes zijn zo direct mogelijk en bieden de fietser extra kwaliteit in de vorm van doorstroming (voorrang, minder oponthoud, groen bij verkeerslichten), vlakke verharding en aantrekkelijkheid (autoluw, schone lucht, sociale veiligheid, omgeving). Door de snelfietsroutes willen wij meer forenzen op de (elektrische) fiets krijgen. Ook werkt de gemeente de komende jaren aan de uitbreiding van het fietsnetwerk. Naast de hoofdfietsroutes moet het fietsverkeer aantrekkelijker worden door de inrichting van parallelle (schone lucht) routes en fijnmazige verbindingen door de verblijfsgebieden. Een fijnmazig fietsnetwerk is belangrijk, omdat de fiets een belangrijk onderdeel moet gaan uitmaken van de vervoersketen, het verwisselen van vervoerssysteem, bijvoorbeeld van fiets op trein. Minstens zo belangrijk als goede fietsverbindingen zijn goede en veilige stallingen. Bij woningen moet dit op eigen terrein worden gerealiseerd.
Het plangebied kan vanuit de Waalkade en de Lange Baan ontsloten worden voor fiets- en voetgangers.
Voor de berekening van de fietsparkeervraag is gebruik gemaakt van de door het CROW opgestelde publicatie 'fietsparkeerkencijfers'. Voor een museum wordt gerekend met een fietsparkeernorm van 1,4 per 100m2 BVO. In totaal zijn dus 28 fietsparkeerplekken nodig. De inpassing van deze fietsparkeerplekken dient bij voorkeur in de directe omgeving van de functie plaats te vinden.
Fietsers kunnen gebruik maken van de omliggende mogelijkheden om de fiets te stallen, tevens zal de Gemeente in de directe omgeving 28 extra fietsparkeerplekken plaatsen.
Het OV moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. Het streven is een toename van het gebruik van het OV. De kracht van het OV ligt vooral bij zoveel mogelijk gebundelde vervoersstromen.
De bestaande spoorwegen vormen de ruggengraat van het OV. Om regionale verplaatsingen beter te kunnen bedienen, wordt StadsregioRail ontwikkeld. StadsregioRail voorziet in meer regionale treinen per uur en extra stations op de verbinding tussen Duiven, Arnhem, Nijmegen en Wijchen. In aanvulling hierop wordt een netwerk van Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) ontwikkeld. Het HOV bedient de belangrijkste knooppunten en bestemmingen in Nijmegen en omgeving en is vooral geschikt voor afstanden tussen de 3 en 10 kilometer. De stadsregio heeft zes te ontwikkelen regionale HOV-lijnen vastgelegd, waarvan er vier liggen op Nijmeegs grondgebied. Als eerste zal de lijn Heijendaal - Nijmegen Centraal - Centrum - Waalsprong worden ontwikkeld. Voor deze verbinding wordt gestreefd naar een tramverbinding, die wordt doorgetrokken naar Bemmel en aansluit op de verbinding Arnhem - Huissen - Bemmel - Nijmegen. De andere twee HOV-lijnen lopen van Nijmegen Centraal Station, via Plein '44 naar Beuningen en van de Waalsprong naar Nijmegen-Dukenburg. Het HOV-lijnennet gaat de knooppunten, transferia en omliggende woongebieden met elkaar verbinden. Hiervoor is ook het normale, onderliggende lijnennet van belang voor de verbinding van de knopen met de wijken en de wijken onderling. De fijnmazigheid van een openbaar vervoer netwerk is van belang voor de bereikbaarheid, maar zorgt er ook voor dat het openbaar vervoer een aantrekkelijk alternatief is voor de auto.
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aangewezen op de haltevoorzieningen aan de Waalkade, Burchtstraat en Kelfkensbos. Deze bevinden zich op loopafstand van het plangebied.
Op het gebied van (beroeps)goederenvervoer streeft Nijmegen naar een marktconform beleid, waarbij de overheid de randvoorwaarden schept om de markt tot kwalitatieve oplossingen te verleiden. Het streven is om tot een reductie van het aantal verkeersbewegingen te komen en daarbij zowel CO2-reductie als een gezonde businesscase te realiseren. Dit wordt bereikt door transportbedrijven die voorop durven lopen extra te belonen in de vorm van specifieke privileges. Daarnaast is ook afstemming op regionaal niveau van belang. Dit gebeurt door continue afstemming met de markt en omliggende gemeenten (vooral Arnhem). De gemeente Nijmegen werkt mee aan het stimuleringsprogramma Lean & Green en kent tenslotte ook nog de Groene Hub. Dit is een project voor het verduurzamen van het goederen- en busvervoer. In dit project zorgen deelnemers uit de regio Arnhem-Nijmegen ervoor dat lokaal opgewekt groen gas gebruikt wordt voor het openbaar vervoer. De expeditie zal plaatsvinden via de Waalkade en Lange Baan.
Logistiek De Bastei
gebruik | Frequentie | |
tentoonstellingen | circa 7 keer per jaar (vrachtwagen) | |
winkel | circa 12 keer per jaar (bestelbus) | |
ondersteunende horeca) | circa 1 á 2 keer per week (bestelbus) |
De afgelopen jaren zijn stedelijke, maar ook regionale en landelijke ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en economie, van invloed geweest op het parkeerbeleid. Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota “Kiezen en Delen” parkeren in Nijmegen, parkeernota 2013-2017 (Parkeernota). De Parkeernota biedt voldoende ruimte en mogelijkheden voor maatwerk met het oog op toekomstige ontwikkelingen. Samen met stakeholders in de stad wordt gewerkt aan een verdere vervolmaking van de parkeerproducten. Daarbij worden de ontwikkelingen op het mobiliteitsvlak op de voet gevolgd, zoals de ingebruikname van de Oversteek, de vernieuwde Waalbrug, de stadsuitbreiding in Nijmegen Noord en de wenselijkheid van meer transferia. Verder wordt er ruimte gecreëerd voor nieuwe technologische ontwikkelingen op parkeergebied (o.a. routeringsysteem, digitalisering en meer mogelijkheden tot het bieden van maatwerk).
Het parkeerbeleid wordt gestuurd op de uitgangspunten leefbaarheid, aantrekkingskracht van de binnenstad en bereikbaarheid:
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde Parkeervisie (2012) en de hierin verbonden Nota Parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Centrum/binnenstad”. De volgende normen zijn van toepassing van het plan:
Voorziening | Centrum | Eenheid | Aandeel bezoekers |
museum | 0,40 | per 100 m2 bvo | 95% |
hotel toeristisch | 0,75 | per kamer | 80% |
horeca (restaurant) | 9,00 | per 100 m2 bvo | 80% |
horeca (bar, café) | 5,00 | per 100 m2 bvo | 90% |
Het aantal vaste parkeerplaatsen moet in principe op eigen terrein worden opgelost. Via de omgevingsvergunning is in bepaalde gevallen ontheffing mogelijk. Het aandeel bezoekers wordt in het centrum in de openbare parkeergarages opgelost. De dichtbijzijnde garages zijn in de Kelfkensbosgarage en de Eiermarktgarage.
Op de locatie van de huidige Stratenmakerstoren wordt voorzien in een museumfunctie die ongeveer 50.000 bezoekers op jaarbasis trekt. de nieuwe functie zal ongeveer 2.000m2 BVO omvatten. Deze functie komt in plaats van de reeds aanwezige museumfunctie van de Stratenmakerstoren. Daarnaast zal het Natuurmuseum aan de Gerard Noodstraat in het pand gevestigd worden.
Natuurcentrum Gerard Noodstraat
Stratenmakerstoren Museum
De Bastei zal een samentrekking worden van bovenstaande in het stadscentrum reeds aanwezige functies. Deze functies genereren een parkeervraag. De parkeervraag wordt in het merendeel van de Nederlandse steden en zo ook in Nijmegen, gerelateerd aan het vloeroppervlak van de betreffende functie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de berekeningsmethodiek zoals vastgesteld in de Nota Parkeernormen en gebaseerd op de kengetallen opgeteld door het Kenniscentrum CROW, een onafhankelijke kennisorganisatie op het gebied van infrastructuur, openbare ruimte en verkeer & vervoer.
Conform de Nijmeegse berekeningsmethodiek wordt aan een in het centrum gevestigd museum een parkeernorm toegerekend van 0,4 parkeerplaatsen per 100m2 BVO. Hiervan is 95% toe te rekenen aan bezoek.
Functie | BVO m2 | Parkeervraag vast | Parkeervraag bezoek | Parkeervraag totaal | |
Natuurmuseum | 750m2 | 0,15 | 2,85 | 3 | |
Stratenmakerstoren | 500m2 | 0,1 | 1,9 | 2 | |
De Bastei | 2.000m2 | 0,4 | 7,6 | 8 |
In bestaande situaties (bijvoorbeeld uitbreiding van een bestaande winkel of woning) kan het reeds aanwezige aantal parkeerplaatsen op eigen terrein in mindering worden gebracht op de nieuwe totaal (bestaande bebouwing en uitbreiding) vast te stellen parkeerbehoefte. Dit geldt uitsluitend als er sprake is van overcapaciteit.
Nu gebleken is dat de parkeerplaatsen van het Nijmeegse stadscentrum een overcapaciteit kennen1, kan volstaan worden met 3 extra parkeerplaatsen ten behoeve van de functie. Als we hierbij betrekken dat voor het centrum gerekend wordt met de noodzaak tot het opvangen van de vaste parkeerbehoefte dan volstaat voor deze functie het toevoegen van 0,15 parkeerplaatsen. Initiatiefnemer zal hiervoor een parkeervergunning kunnen aanvragen.
Gezien de geringe behoefte die deze nieuwe functie met zich meebrengt, wordt voorgesteld de noodzaak tot het uitbreiden van de parkeerareaal achterwege te laten.
1 parkeerbalans Nijmegen, 23 oktober 2011, Ecorys BV
In de Nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar is verkeersveiligheid de randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in Nijmegen. Aan de hand van de wegencategorisering kaart is bepaald welke snelheidsregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. Voor alle wegen rondom het Valkhofpark geldt een maximum snelheid van 50 km/h en voor de Lange Baan geldt 30 km/h.
Het aspect (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De brandweer heeft geadviseerd op het aspect fysieke veiligheid.
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw/de gebouwen goed aansluiten op de omgeving.
Op basis van het voorliggende plan ziet de brandweer op voorhand geen bijzondere beperkingen.
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.
Op basis van het voorliggende plan ziet de brandweer op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor dit pand minimaal 60 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang van het gebouw dient maximaal 40 meter te bedragen.
Indien gekozen wordt om de brandweertoegang van de toren aan de Waalkade te situeren voldoet deze situatie per definitie (t.o.v. bestaande brandkranen). Met de huidige inzichten heeft een brandweertoegang aan de Waalkade de voorkeur. Indien men de brandweertoegang bij de bezoekersingang situeert dan wordt deze afstand van 40 meter licht overschreden. De locatie van de brandweertoegang wordt definitief vastgesteld bij verstrekking van de omgevingsvergunning.
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de brandweertoegang van het gebouw vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Zowel bij een brandweertoegang aan de Waalkade als aan de Lange Baan wordt de afstand van 10 meter gehaald. Met de huidige inzichten heeft een brandweertoegang aan de Waalkade de voorkeur. Zie ook de opmerkingen onder 'bluswatervoorziening'.
Op basis van het voorliggende plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
De locatie kende in het recente verleden nagenoeg geen gebruik van het object. De nieuwe invulling kan als passend in de naaste omgeving worden aangemerkt waarin een mix van wonen en diverse andere functies aanwezig zijn.
De beoogde functie als museum wordt in de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering" editie 2009 van de VNG in tabel "Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging" aangemerkt als een categorie A-inrichting, "Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor de directe omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend".
In de naaste omgeving bevinden zich geen bedrijven/inrichtingen die het bouwplan kunnen beïnvloeden. Ook zal het plan geen negatieve invloed veroorzaken voor bedrijvigheid in de directe omgeving.
Met betrekking tot de parkeerbehoefte kan gesteld worden dat in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied een drietal parkeergarages en een openbaar parkeerterrein aanwezig zijn, zodat de toename van de parkeerdruk volledig opgevangen kan worden.
Vanuit dit aspect zijn er geen belemmeringen voor herziening van het plangebied.
Voor de bestemmingsplanparagraaf is het Bodem Informatie Systeem, incl. de historische kaarten van archeologie van de gemeente Nijmegen geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er in de omgeving een bodemonderzoek is uitgevoerd:
Uit het bodemonderzoek aan de Waalkade 70-84 dat in 2008 door Grontmij is gedaan n.a.v. historische bedrijfsactiviteiten (= onderaan het Valkhofpark) blijkt:
Ter plaatse van het Kelfkensbos heeft een sanering in 1995 plaatsgevonden van sterk loodhoudende grond ten behoeve van de nieuwbouw van het Valkhofmuseum en de parkeergarage Kelfkensbos.
De conclusie van het historisch onderzoek is dat er ophooglagen zijn die eventueel verontreinigd kunnen zijn met zware metalen en PAK omdat er ook veel puin in die lagen zit. Voor deze bestemmingsplanherziening hoeft nu nog geen bodemonderzoek uitgevoerd te worden om te toetsen of de bodem geschikt is voor de gewenste ontwikkeling. In het kader van de omgevingsvergunning is het straks wel noodzakelijk om een NEN 5740 bodemonderzoek uit te voeren.
De bodem is vooralsnog geschikt voor realisatie van een museum.
Bodem en klimaat
In de opzet van het gebouw wordt rekening gehouden met de parkachtige structuur. Ook blijft het oppervlakte open bodem praktisch onaangetast. Dat is positief voor (water) kringloop, bodemprocessen en dus biodiversiteit. Een open bodem helpt daarbij met de regulering van het klimaat. Ook het verblijfsgebied wordt aangenamer, vanwege schaduwvorming, verdamping/afkoeling en dus vermindering van hittestress).
Geluidgevoelige bestemmingen als wonen zijn niet voorzien. Een eventuele beoordeling aan de hand van de Wet geluidhinder (Wgh) is daarom niet aan de orde. Vanuit de Wgh behoeven er verder geen procedures te worden gevolgd.
Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende twee zaken:
Ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uit- gewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal.
Het plan heeft een beperkte extra (gemotoriseerde) verkeersaantrekkende werking. Van een museum met een globaal bruto vloeroppervlak van 2000m2, wordt ingeschat dat de ritgeneratie (=verkeersstroom) 90 ritten per etmaal bedraagt.
De verkeersaantrekkende werking van het plan blijft ruim onder bovenstaande grens. Het plan is derhalve NIBM en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.
Ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel: het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2 ), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen, verpleeg- huizen en bejaardentehuizen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.
Het plan betreft geen van de bovengenoemde gevoelige bestemmingen. Het plan voldoet daarmee aan de regelgeving.
Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden:
a) externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven en
b) externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen.
De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's:
Ad a) Inrichtingen
De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Dit besluit kent een verdeling naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's, zoals hierboven aangegeven.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van TWO Chemical Logistics B.V., een op- en overslagbedrijf voor gevaarlijke stoffen, gelegen aan de Vlotkampweg 67. Deze inrichting heeft een invloedsgebied van 4250 meter, het plangebied ligt op 4150 meter van deze inrichting.
Ad b) vervoer van gevaarlijke stoffen
Hier is van toepassing de “circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”. Voor de externe veiligheid met betrekking tot vervoer van gevaarlijke stoffen wordt voor wegen, spoorwegen, vaarwegen en buisleidingen thans eveneens aangehaakt bij de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van juni 2013.
Voor vervoer over het spoor en het water wordt nu eveneens rekening gehouden met de Basisnetten spoor en water.
In de nabijheid van het plangebied zijn de volgende transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig:
Alle bovenaangehaalde routes gevaarlijke stoffen hebben een invloedsgebied van 1500 meter.
Onderstaand wordt nader ingegaan op:
Met betrekking tot het plaatsgebonden risico van de onderscheiden bronnen kan het volgende worden opgemerkt:
Voor deze routes gevaarlijke stoffen geldt dat of de plaatsgebonden 10-6 risicocontour valt binnen de begrenzing van de transportas zelf, dan wel het plaatsgebonden risico zo laag is dat geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour is te bepalen.
Met betrekking tot de plaatsgebonden risico's van alle genoemde risicobronnen kan de conclusie worden getrokken dat die voor dit plangebied niet van belang zijn. Op het plaatsgebonden risico zal (PR) daarom onderstaand dan ook niet meer worden ingegaan.
Zone-indeling risicocontouren groepsrisico (GR)
Hieronder worden de onderscheiden risico's voor TWO Chemical Logistics B.V. en de onderscheiden routes gevaarlijke stoffen verantwoord.
Voor de risicobronnen zijn in de “Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen” van juni 2013 drie zones vastgesteld waarbinnen bepaalde verantwoordingsniveaus gelden. De zones zijn globaal gebaseerd op de reikwijdte van incidenten met gevaarlijke stoffen. Omdat verschillende risicobronnen verschillende rampscenario's (kunnen) hebben, verschilt ook de zone-indeling per risicobron. De zone indeling is schematisch weergegeven in onderstaande figuur:
Zone 1 | Zone 2 | Zone 3 | |
Rijks- en spoorwegen, provinciale- en gemeentelijke wegen | 30 meter (invloedsgebied plasbrand) | 200 meter (aandachtsgebied blève) | 1500 meter (invloedsgebied toxisch) |
Vaarwegen | 25 meter (invloedsgebied plasbrand) | 90 meter (invloedsgebied blève) | 1500 meter (invloedsgebied toxisch) |
Aardgastransportleidingen | PR 10-6 contour | 100% Letaalgrens | 1% letaalgrens |
LPG tankstations | PR 10-6 contour | 150 meter (invloedsgebied | - |
LNG tankstations | PR 10-6 contour | 300 meter (invloedsgebied) | - |
Overige Bevi-inrichtingen | PR 10-6 contour | PR 10-8 contour | Invloedsgebied |
Het plangebied ligt voor wat bedrijvigheid betreft alleen binnen het invloedsgebied van TWO Chemical Logistics B.V. aan de Vlotkampweg 67. Binnen deze inrichting worden gevaarlijke stoffen op- en overgeslagen. Zij valt daarmee onder het Bevi.
Het plangebied ligt in het invloedsgebied (zone 3), dus buiten de PR 10-8 contour. Alleen een toxisch scenario is van toepassing.
Met betrekking tot de boven aangevoerde routes gevaarlijke stoffen, kan opgemerkt worden dat omdat het plangebied voor de rivier de Waal en de spoorlijn Arnhem – Nijmegen in het invloedsgebied (zone 3) ligt waar alleen een toxisch scenario van toepassing is.
Voor de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Prins Mauritssingel - Generaal James Gavinweg - Terwindtstraat – Nieuwe Ubbergseweg dient opgemerkt te worden dat het plangebied nog net voor een marginaal deel binnen het aandachtsgebied blève (zone 2) ligt.
Bij een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen is, uitzonderingen daargelaten, het plasbrandscenario maatgevend. Het plangebied ligt echter op tenminste 190 meter uit deze gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, dus duidelijk buiten het invloedsgebied plasbrand (zone1). Alleen een toxisch scenario is daarom van toepassing. Voor de overige risicobronnen is eveneens het toxisch scenario van toepassing. De verantwoording groepsrisico wordt voor alle bronnen daarom gecombineerd uitgevoerd.
Invloedsgebied blève (zone 2)
Het plangebied ligt op ongeveer 50 meter uit de waterlijn van de rivier, en daarmee buiten het invloedsgebied plasbrand (zone 1) van de rivier, maar wel binnen het invloedsgebied blève (zone 2) indien de voormalige oeverlijn van de Waal als uitgangspunt wordt genomen. Echter ligt deze waterlijn op de buitenoeverlijn van de Passantenhaven (Lindenberghaven), die weliswaar stroomafwaarts in open verbinding staat met de rivier, echter ter plaatse niet de oeverlijn van de scheepvaartroute de Waal voorstelt. Deze Passantenhaven is met betrekking tot een plasbrand calamiteit voor een brandstoftanker nauwelijks/niet bereikbaar, de plasbrand kan echter via de open water verbinding wel de Passantenhaven bereiken.
Dit gaat echter niet op voor een gastanker en een blève calamiteit. Weliswaar betreft het hier vervoer van gassen in vloeibare toestand, op het moment echter dat hierbij een calamiteit optreedt, zal zich geen plasbrand op het water ontwikkelen, maar zal binnen enkele seconden het gas vervluchtigen en ontbranden (blève). De calamiteit zal zich daarom altijd buiten de Passantenhaven voordoen, nooit erbinnen. Het plangebied ligt daarom altijd op minstens 125 meter uit de waterlijn van de rivier zelf, en daarmee buiten het invloedsgebied blève (zone 2).
Het plangebied ligt daarom met betrekking tot de Waal alleen in het invloedsgebied toxisch (zone 3).
Verantwoording groepsrisico voor:
Inleiding
Ontwikkeling groepsrisico's
Vanwege de grote afstanden tot de risicobronnen zal een toe- of afname van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van de onderscheiden groepsrisico's. De beschouwing van de groepsrisico's en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.
Mogelijkheden tot beperking van de groepsrisico's
De mogelijkheid tot beperking van de onderscheiden groepsrisico's door het beïnvloeden van de personendichtheid behoort op dergelijke afstanden tot risicobronnen niet tot de mogelijkheden. Zoals gesteld heeft op de betreffende afstanden een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op een groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen in het plangebied zijn daarom niet realistisch.
De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grotere afstanden van de risicobronnen wordt daarom voor het plangebied niet verder beschouwd.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij belangrijke parameters.
Nieuwe bouwwerken, waar grotere massa's mensen aanwezig kunnen zijn, als bijvoorbeeld woonflats, kantoren en warenhuizen, zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandeling-installaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.
Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.
Advies Veiligheidsregio Gelderland Zuid
Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied van meerdere risicobronnen, te weten: de inrichting TWO Chemical Logistics BV, de rivier de Waal, de spoorlijn Arnhem - Nijmegen en gemeentelijke routering gevaarlijke stoffen. Om die reden moet het bestemmingsplan worden getoetst aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en dient de Gemeente het groepsrisico van één of meerdere risicobronnen te verantwoorden.
Verder informeren wij de Gemeente dat wij in dit specifieke geval geen uitgebreide beschouwing van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers hebben opgesteld. De reden daarvoor is dat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet of nauwelijks effect heeft op de externe veiligheidsrisico's. Wij verwijzen de Gemeente voor een beschouwing op hoofdlijnen naar de paragraaf 'bestrijdbaarheid risicobronnen' van de gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid.
Specifiek voor dit bestemmingsplan merken wij nog op dat de brede bestemming 'gemengd-4' (met daarin de mogelijkheid voor maatschappelijke voorzieningen) met het oog op zelfredzaamheid ongewenst is. Wij adviseren de Gemeente derhalve om hiervoor een meer specifieke bestemming op te nemen.
Reactie op het Advies Veiligheidsregio Gelderland Zuid (VRGZ).
Opgemerkt over het bovenstaande kan worden dat de VRGZ geen inhoudelijke adviezen met betrekking tot zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid geeft.
Wel acht zij de locatie voor verblijf van verminderd zelfredzame personen minder geschikt. Opgemerkt hierover kan echter worden dat in het bovenstaande is aangegeven dat ten opzichte van de diverse risicobronnen het plangebied in het invloedsgebied toxisch (zone 3) is gelegen, op een nagenoeg verwaarloosbaar gedeelte van het plangebied na dat in het aandachtsgebied blève (zone 2) van de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen ligt. De gemeente vind de beoogde bestemming 'gemengd-4' daarom aanvaardbaar, ook omdat het blève scenario voor een dergelijke gemeentelijke route gevaarlijke stoffen niet maatgevend is.
Conclusie Externe veiligheid
Externe veiligheid is, rekening houdend met de zeer lage risico's van de betreffende risicobronnen:
Gegeven de bovenstaande afwegingen, acht de Gemeente geen van deze risicobronnen een obstakel voor het realiseren van het plan.
Cumulatie groepsrisico's
Het plangebied ligt binnen de elkaar gedeeltelijk overlappende invloedsgebieden van één inrichting, de rivier de Waal, de spoorlijn Arnhem – Nijmegen en de route gevaarlijke stoffen Prins Mauritssingel - Generaal James Gavinweg - Terwindtstraat – Nieuwe Ubbergseweg.
Cumulatie van risico's is het optellen van het risico van afzonderlijke bronnen. Voor cumulatie van risico's geldt dat kwantificering lastig, dan wel onmogelijk is. Tevens bestaat er geen landelijk toetsingskader waaraan getoetst kan worden. Afwegen van cumulatie is onderdeel van de groepsrisicoverantwoording. Indien relevant, wordt dit aspect in de groepsrisicoverantwoording kwalitatief beschouwd. Gelet op de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied kan hier echter nauwelijks gesproken worden van relevantie. De groepsrisico's zijn, gezien de bovenstaande verantwoordingen, zeer laag en benaderen in alle gevallen de oriënterende waarden niet. Geen van de bovenaangehaalde risicobronnen springt er uit met betrekking tot het groepsrisico. Zij behoeven dan ook kwantitatief niet bepaald te worden en kunnen daarom ook indien zij kwalitatief bepaald zijn in feite niets aan de cumulatie toevoegen. Daarom is binnen het plangebied Nijmegen Centrum - Binnenstad - 3, Stratemakerstoren het toegevoegde risico van cumulatie zeer beperkt. Dit aspect werkt daarom niet door in de verantwoording groepsrisico.
Conclusie
In het bovenstaande zijn de van toepassing zijnde wegingspunten voor de relevante risicobronnen opgevoerd met betrekking tot het projectplangebied. Uit de afwegingen blijkt dat er nauwelijks/ geen sprake is van beïnvloeding van het plan op het groepsrisico.
Het plan Nijmegen Centrum - Binnenstad - 3, Stratenmakertoren is acceptabel vanwege de onderstaande redenen:
Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van de bovenstaande afwegingen en achten het groepsrisico, dat tengevolge van het plan Nijmegen Centrum - Binnenstad - 3, Stratemakerstoren niet significant stijgt, nu en in de in de toekomst, aanvaardbaar.
Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.
Gelet op het gegeven dat er een risico voor wat betreft externe veiligheid bestaat, dit echter zo laag is dat dit niet kwantitatief in berekeningen kan worden vervat, dit echter niet nul (0) zal zijn, zal er een zogenaamd restrisico overblijven.
Dit restrisico wordt door het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen expliciet geaccepteerd.
Verantwoording
De bovenstaande verantwoording groepsrisico dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van juni 2013 en de daarin gemaakte keuzes.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd.
Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.
Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Stadsregionaal verband wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen in beeld te brengen. Deze systematiek kan ook gebruikt worden om haar ontwerpen te optimaliseren.
Voor utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de archeologische en milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.
Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Benedenstad. Voor dit gebied zijn het "Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016" relevant. Er vinden geen wijzigingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
In de huidige situatie is binnen het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig, nabij het plangebied wel. In de Benedenstad kennen we een gemengd rioolstelsel waarbij het hemelwater bovengronds via kolken en ondergronds via rioolaansluitingen in het gemengd rioolstelsel komt.
Het regenwater wordt via het gemengd stelsel van de Benedenstad afgevoerd richting pompgemalen en vervolgens naar de zuivering. Hierbij wordt geen water geloosd op het oppervlaktewater. In dit geval de Waal.
Het plangebied bevindt zich in een grondwaterbeschermingsgebied. De betreffende grondwaterwinning wordt in 2015 beëindigd en heeft geen consequenties voor het bouwwerk. Alleen binnen een beschermingszone van 3 jaar geldt nog de noodzaak tot bovengrondse infiltratie. Het bouwwerk heeft, ook met ondergrondse infiltratie van hemelwater, geen negatieve effecten op de grondwaterwinning.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
De riooltechnische ontsluiting aan de noordkant van het plangebied bevindt zich aan de Waalkade. De ontsluiting van de zuidkant bevindt zich aan de Lange Baan. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Het is verplicht vuilwater op het openbaar riool aan te sluiten. Hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt tenzij dit niet mogelijk is. Gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater'.
Omdat in het plangebied sprake is van aanwezigheid van objecten/gebouwen met een archeologische waarde en er onvoldoende ruimte is voor het aanleggen van infiltratievoorzieningen, zal het hemelwater afkomstig van de daken en wegen naar het gemeentelijke rioolstelsel moeten worden afgevoerd.
In de huidige situatie zijn er rondom het plangebied kolken aangelegd voor de afvoer van het regenwater naar het gemeentelijke rioolstelsel. Het afvoerend oppervlak van de daken is via ondergrondse aansluitingen aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
In de toekomstige situatie wordt het regenwaterafvoersysteem aan de noordkant van het plangebied niet gewijzigd. Dit betekent dat het afvoerend verhard oppervlak van het plangebied evenals in de huidige situatie wordt aangesloten op het gemeentelijk rioolstel liggend onder de Waalkade.
Aan de zuidkant van het plangebied wordt het huidige rioolstelsel liggend onder de Lange Baan vanaf rioolputnummer 1919 tot 1921 verwijderd in verband met de ontgravingen en aan te leggen ondergrondse constructies. Het afvoerend verhard oppervlak van de Lange Baan welke in de huidige situatie aangesloten is op de te verwijderen rioolstrengen, wordt in de toekomstige situatie bovengronds aangesloten op rioolputnummer 1921. Het wordt geadviseerd om het afstromend regenwater afkomstig van de Lange Baan via gesloten goten te laten afstromen, om de overlast in de winterperiodes te beperken voor bezoekers van het centrum.
Het afstromend regenwater vanaf de daken aan de Lange Baan is in de huidige situatie ondergronds aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel. Met het verwijderen van deze twee rioolstelsels vervallen deze regenwaterrioolaansluitingen.
In de toekomstige situatie wordt het afstromend regenwater van deze daken bovengronds afgevoerd naar putnummer 1921.
Aan de zuidkant van de Lange Baan wordt een nieuw pand gebouwd. Het extra afvoerend verhard oppervlak bedraagt hierbij circa 200 m2. Het regenwater afkomstig van dit gebouw wordt bovengronds agfevoerd naar het gemeentelijk rioolstelsel. In dit geval Putnummer 1921.
Hierbij wordt een goot aangelegd met voldoende afvoercapaciteit op basis van het totaal bovengrondse afvoer naar putnummer 1921.
Het afvalwater van het nieuwe gebouw aan de zuidkant van de Lange Baan wordt aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel (putnummer 1921).
Het afvalwater afkomstig van de rest van het plangebied blijft aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel liggend onder de Waalkade (situatie wordt niet gewijzigd).
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura 2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura 2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:
In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.
Om te bepalen of de Natuurbeschermingswet aan de orde is, moet er een quick scan gedaan worden.
Het dichtstbijzijnde gebied dat is beschermd onder de Natuurbeschermingswet 1998 is het Natura 2000-gebied Gelderse Poort. Dit gebied ligt op ongeveer 170 m afstand ten oosten van het plangebied.
Conclusie:
Uit de quick scan (Toetsing beschermde natuurwaarden project herinrichting Valkhofpark, 11 februari 2013) is gebleken dat dit bestemmingsplan niet van invloed is op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.
Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.
Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd. Uit dat onderzoek (Toetsing beschermde natuurwaarden project herinrichting Valkhofpark, 11 februari 2013) blijkt het volgende:
Niet jaarrond beschermde vogels
Alle broedende vogels, hun broedplaatsen en de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het plangebied voor en tijdens de bouwfase, kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden.
Foerageergebied vleermuizen
Naast mogelijke verblijfsplaatsen is het gehele plangebied geschikt foerageergebied voor vleermuizen die in de omgeving een verblijfsplaats hebben. Effecten op foeragerende vleermuizen dient voorkomen te worden door de werkzaamheden overdag uit te voeren en van zonsondergang tot zonsopkomst geen bouwverlichting aan te laten staan tijdens de werkzaamheden.
Zorgplicht
Naast de bescherming van soorten uit tabel 1, 2 en 3 uit de Flora- en faunawet, kent deze wet een zorgplicht. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. Soorten van tabel 1 zijn vrijgesteld van ontheffingsverplichting, en zijn daarom niet meegenomen in voorliggende toetsing. Ook voor deze soorten geldt wel de zorgplicht.
Stratemakerstoren
Binnen of nabij Stratemakerstoren komen mogelijk verblijfsplaatsen van vleermuizen of nestlocaties van Huismus en Gierzwaluw voor. Door de werkzaamheden wordt hierdoor mogelijk een verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overtreden. Daarom dient nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de aanwezigheid van verblijfsplaatsen van vleermuizen en Huismus en Gierzwaluw
Indien uit het nader onderzoek blijkt dat er verblijfplaatsen voor vleermuizen, Gierzwaluw en/of Huismus in het pand aanwezig zijn dienen mitigrerende maatregelen te worden getroffen. Wanneer afdoende mitigrerende of compenserende maatregelen worden getroffen is er zicht op een ontheffing Flora- en faunawet.
Kering en groen
Binnen of nabij kering komen mogelijk verblijfsplaatsen van vleermuizen voor. Door de werkzaamheden wordt hierdoor mogelijk een verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overtreden. Daarom dient nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de aanwezigheid van verblijfsplaatsen van vleermuizen in de kering. Indien uit het nader onderzoek blijkt dat er verblijfplaatsen voor vleermuizen in de kering aanwezig zijn dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen. Wanneer afdoende mitigerende of compenserende maatregelen worden getroffen is er zicht op een ontheffing Flora- en faunawet.
Naar aanleiding van de quickscan is nader onderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek (Nader onderzoek Valkhofpark, 2 oktober 2013) blijkt het volgende:
Vleermuizen
Op basis van het uitgevoerde vleermuizenonderzoek wordt geconcludeerd dat negatieve effecten op essentiële gebruiksfuncties van het leefgebied van de vleermuizen door de geplande werkzaamheden zijn uitgesloten. De functionaliteit van het plangebied wordt niet aangetast door werkzaamheden en het plan. Tijdens de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van vleermuizen.
Huismus en gierzwaluw
Tijdens de onderzoeken zijn geen waarnemingen gedaan van huismus of gierzwaluw. Nestlocaties zijn niet aangetroffen. Een effect op deze soorten is uit te sluiten door de afwezigheid van nestlocaties.
Aanbevelingen
Hoewel er geen (vaste) verblijfplaatsen zijn aangetroffen in het plangebied maken vleermuizen wel gebruik van het gebied. Het gebruik van verlichting tijdens de werkzaamheden dient hierdoor tot een minimaal te worden beperkt. Daarnaast is het aan te bevelen de werkzaamheden tijdens daglicht uit te voeren, waardoor aanwezige vleermuizen niet worden verstoord.
Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode. Sloop van gebouwen, nieuwbouw en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het plangebied voor en tijdens de bouwfase, kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang.
Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur is de Waal. Dit ligt ongeveer 60 m ten noorden van het plangebied. Er is geen sprake van direct ruimtebeslag. Gezien het karakter en omvang van de ingreep worden effecten op Ecologische Hoofdstructuur niet verwacht.
Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van de EHS om geen effecten te verwachten.
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
Door de verbouw van de Stratemakerstoren tot natuurmuseum gaat een klein deel van de groenbestemming verloren. Met de komst van het natuurmuseum op deze locatie wordt een functie aan het park toegevoegd waardoor het gebruik van het park zal toenemen. Door de brug over het meertje ontstaat er een schakel tussen stad en natuur.
Door de planontwikkeling gaat een klein deel van de groene bestemmingen verloren. Hiermee verdwijnt een klein deel van de hoofdgroenstructuur. Gelet op de functie van het gebouw en de kansen die ontstaan, is deze wijziging acceptabel.
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.
In 2011 heeft het gemeentebestuur het belang van grote bomen in de stad onderstreept door een lijst van monumentale en bijzondere bomen vast te stellen. In het Handboek Stadsbomen staat de volgende tekst over deze bijzondere categorie bomen:
...// Bomen in een stedelijke omgeving worden gemiddeld maar enkele tientallen jaren oud... Het aantal bomen dat de maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen van de laatste decennia heeft doorstaan is dus beperkt...Daarmee ontstaat binnen het bomenbestand een bijzondere categorie bomen waarvoor een zwaarder beschermingsregime is gewenst en een zo goed mogelijke ontwikkeling en bescherming van deze bomen is gegarandeerd //...
De bomen in het Valkhofpark zijn in 2012 beoordeeld door Boomtotaalzorg (Advies 12A099), onder andere op toekomstverwachting. Alle 13 bomen hebben een toekomstverwachting van redelijk tot goed. Dat betekent dat de eerste 10 jaar geen problemen worden verwacht ten aanzien van de mechanische en/of fysiologische toestand.
In dit bestemmingsplan wordt de hoofdbomenstructuur in stand gehouden.
Middels deze bestemmingsplanherziening wordt de realisatie van een nieuwe museale locatie, waarin door meerdere organisaties op het gebied van natuur, milieu en cultuurhistorie, het verhaal wordt verteld van de ontwikkeling van Nijmegen als stad aan de Waal en direct grenzend en verbindingen leggend aan één van de mooiste natuurgebieden van Nederland, de Ooijpolder en omgeving, mogelijk gemaakt.
De betreffende locatie en het gebouw zijn in eigendom van de gemeente Nijmegen. De kosten van de realisatie o.a. voortvloeiende uit de aanpassingen van het bestemmingsplan, komen ten laste van de planexploitatie G210 De Bastei en brug 't Meertje, waarin de kosten en de dekking van deze kosten zijn opgenomen. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is.
Door de aangegeven dekking is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
Voor dit bestemmingsplan is op 30 oktober 2013 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter visie worden gelegd. De kennisgeving van de terinzagelegging zal plaats vinden via de website van de gemeente Nijmegen (http:/bekendmakingen.nijmegen.nl) en de Staatscourant. De stukken zullen fysiek ter inzage worden gelegd bij de informatiebalie van de gemeente Nijmegen.
Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop de mate waarin de Provincie betrokken willen worden bij het voorontwerp ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden.
De gemeente Nijmegen heeft tot op heden nog geen reactie ontvangen. Mocht er nog een reactie komen, dan zal deze in de volgende fase van het bestemmingsplan beoordeeld worden.
Bij email van 19 december 2013 heeft het Ministerie aangegeven dat de planregels specifieker dienen te worden gemaakt voor deze ontwikkeling. Het ministerie maakt de volgende opmerking:
Reactie Gemeente
De bestemming "Groen" maakt deel uit van het Valkhofpark. De voorschriften van het nu geldende bestemmingsplan Nijmegen Centrum - Binnenstad zijn overgenomen. Het park dient om te recreëren met alle bijbehorende voorzieningen. De gemeente ziet geen aanleiding om de bestemming "Groen" aan te passen.
Bij email van 19 december 2013 heeft de Kamer van Koophandel laten weten dat zij geen opmerkingen hebben.
De gemeente Nijmegen heeft tot op heden nog geen reactie ontvangen. Mocht er nog een reactie komen, dan zal deze in de volgende fase van het bestemmingsplan beoordeeld worden.
Bij email van 16 december 2013 heeft Rijkswaterstaat laten weten dat zij geen opmerkingen hebben.