direct naar inhoud van Toelichting (ontwikkel-/postzegelplannen)
Plan: Nijmegen Woenderskamp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP27000-VG01

Toelichting (ontwikkel-/postzegelplannen)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 1991 kwam de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra uit waarin het Rijk de bouw van honderduizenden nieuwe huizen op uitbreidings(Vinex) locaties aankondigde. Tussen 1991 en 2015 werden 81 Vinexwijken gebouwd voor circa 800.000 nieuwe bewoners. Eén van de laatste Vinexlocaties die nog in ontwikkeling is, is de Waalsprong.

Het gebied de Waalsprong is tevens de belangrijkste Nijmeegse uitbreidingslocatie en is gesitueerd aan de noordzijde van de rivier de Waal. In deze Vinex-locatie worden in totaal circa 12.000 woningen gerealiseerd.

In 2003 is voor het beoogd bouwprogramma een MER gemaakt, welke in 2007 is aangevuld met een MER Verkeersinfrastructuur. Om te kijken of nog steeds sprake is van dezelfde milieueffecten als destijds, is door Royal HaskoningDHV de MER Waalsprong Actualisatietoets Hof van Holland, Woenderskamp en Broodkorf gemaakt . In verband met een op te stellen Passende Beoordeling voor de effecten op de nabijgelegen natuurgebied is ook een Plan MER gemaakt (zie bijlage bij deze toelichting) .

Onderdeel van de ontwikkeling van de Waalsprong is het gebied Woenderskamp. Van de genoemde circa 12.000 woningen worden er circa 510 woningen gerealiseerd in het plangebied. Tevens is er ruimte voor circa 6.000 m2 voor een school en sportzaal. De realisatie van enkele wijkgebonden horeca-voorzieningen (bijvoorbeeld een cafetaria e.d) behoort eveneens tot de mogelijkheden.

Met het plan wordt beoogd om deze genoemde ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk te maken.

Voorafgaand aan het bestemmingsplan is een zogenoemd Ambitiedocument opgesteld, waarin ook het gebied Woenderskamp is opgenomen. Dit document is op 30 maart 2016 in de raad besproken.

In het Ambitiedocument worden de stedenbouwkundige kaders voor de verdere ontwikkeling geschetst. Daarvoor behoort bij het Ambitiedocument onderstaande "essentie kaart".

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0001.png"

Het Ambitiedocument kan worden beschouwd als opmaat naar het voorliggende bestemmingsplan.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied wordt aan de oostzijde globaal begrensd door de bestaande bebouwing aan de oostzijde van de Griftdijk Noord ( De Grift Noord is dus voor een deel opgenomen in het plangebied) en aan de zuidzijde door de Graaf Alardsingel. Op enige afstand ten westen van het plangebied bevindt zich de Oosterhoutsedijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0002.png"

 
Afbeelding: concept verbeelding Nijmegen Woenderskamp


Aan de noordkant raakt het plangebied verweven met het toekomstig natuur- en recreatiegebied De Waaijer, terwijl de Graaf Alardsinge zich aan de zuidzijde bevindt.

Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 24,5 ha.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan betreft in de eerste plaats het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent. Dit bestemmingsplan is door de raad op 28 november 1989 vastgesteld; het besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland omtrent goedkeuring dateert van 9 juli 1990 en het Koninklijk Besluit van 6 augustus 1992.

Het plangebied is overwegend agrarisch bestemd ingevolge dit bestemmingsplan. De beoogde ontwikkeling met hoofdzakelijk woningbouw en maatschappelijke voorzieningen, alsmede wijkgebonden horeca past niet in dit vigerend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0003.png"

Afbeelding: overzicht vigerende bestemmingsplannen in plangebied

Daarnaast geldt voor het plangebied het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent -36( HOV-Woenderskamp). Dit plan is vastgesteld op 26 februari 2014 en maakt de aanleg van vrijliggende (bus)infrastructuur tussen de Graaf Alardsingel en de Griftdijk Noord mogelijk. Dit plan laat geen autoverkeer toe over de (beoogde) Italiëstraat. Op dit punt is sprake van strijdigheid met de voorgenomen ontwikkeling.

Overige vigerende plannen betreffen de plannen Buitengebied Dorp Lent -25 ( Griftdijk Noord naast 23) en het Facet bestemmingsplan Archeologie. Op grond van laatstgenoemd plan is aan een deel van het plangebied een dubbelbestemming Waarde Archeologie 3 en 2 toegekend, terwijl het merendeel van de gronden een Gebiedsaanduiding wetgevingzone - waarde archeologie 1 kent.

Vigerende plannen   raad   GS van Gelderland   vervolg  
Buitengebied Dorp Lent   28 februari 1989   9 juli 1990   Kroon 6 augustus 1992  
Griftdijk Noord 13   10 november 1999   4 april 2000   Raad van State 20 juni 2001  
Landschapszone   16 december 2009   n.v.t.   Raad van State 22 december 2010  
Buitengebied Dorp Lent -25 ( Griftdijk Noord naast 23)   13 april 2011   n.v.t   onherroepelijk 11 augustus 2011  
Buitengebied Dorp Lent -36 ( HOV-Woenderskamp)   26 februari 2014   n.v.t   onherroepelijk april 2014  
facet bestemmingsplan Archeologie   25 juni 2014   n.v.t   onherroepelijk augustus 2014  

Conclusie: in verband met de strijdigheid van het beoogd programma met de vigerende plannen is een planherziening noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving.Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

2.1.1 Historische ontwikkeling

Voor de historische ontwikkeling wordt verwezen naar de uitgebreide cultuurhistorische analyse in de bijlagen van deze toelichting. Deze kijkt overigens verder dan sec alleen naar het plangebied.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

Direct ten noorden van het 'Hart van de Waalsprong” ontstaat aan de noordzijde van de Graaf Alardsingel de nieuwe woonwijk Woenderskamp. Het gebied omvat een tweetal onderscheidende woonmilieus voor verschillende doelgroepen,, zoals deze zijn benoemd in het Ambitiedocument Hof van Holland en de bijbehorende Essentiekaart, waarbij de grens van de Italiestraat geen harde overgang hoeft te zijn tussen deze twee woonmilieus. Het gebied is gunstig gelegen ten opzichte van voorzieningen (winkels, maatschappelijk en recreatief), werkgelegenheid en het openbaar vervoersknooppunt Station Lent. Bestaande structurerende elementen zijn de Griftdijk en de Italiestraat. De laatste is nu een vrije busbaan, maar zal worden omgevormd tot ontsluitingsweg voor autoverkeer en bus, met aan weerszijden fietspad.

Er worden verbindingen gecreëerd met Griftdijk, gebied Broodkorf, Lent west, de Dijkzone, en het Rivierpark, alsmede met het Landgoed Oosterhout en het gebied de Waaijer.

Stedenbouwkundige karakteristieken

Het totale gebied Woenderskamp, Broodkorf, Hof van Holland krijgt een brede diversiteit aan woonmilieus. Het varieert van een meer stedelijke woonomgeving tot meer groenstedelijke wijken, woonmilieus voor diverse doelgroepen, zoals gezinnen met kinderen, maar ook starters, studenten, 1- 2 persoons huishoudens, ouderen en andere groepen met specifieke wooneisen.

Het (deel)gebied Woenderskamp bestaat (afgeleid uit het ambitiedocument) uit twee woonmilieus, het gedeelte tussen Italiestraat en Griftdijk enerzijds en het gedeelte tussen Italiestraat en de aan te leggen Watersingel. Echter de scheiding hiertussen en de verschillen zijn marginaal afleesbaar en niet letterlijk op de Italïestraat gelegd. De structurerende elementen als Italiëstraat, Griftdijk, Watersingel en Graaf Alardsingel zijn daarbij niet de harde overgangen tussen verschillende woonsferen. Deze lopen juist op een soepele manier in elkaar over en spelen in op en ontlenen hun identiteit aan deze structuren en aan karakteristieke elementen in en om het gebied. Het gebied tussen Griftdijk en Italiestraat ontleent zijn uitstraling aan de bestaande (lint)bebouwing langs de Griftdijk. Het heeft een dorpskarakter met een een losse bebouwingsstructuur en een diversiteit aan woningtypen. Dit levert een woonmilieu op met een ongedwongen karakter, een ruim opgezet beeld met (ruimere) vrijstaande woningen, tweekappers en (kortere) rijtjes.

Dit deel biedt tevens ruimte aan particuliere initiatieven (PO en mogelijk CPO). De Italiëstraat wordt hoofdzakelijk begeleid door rijwoningen. Dit schermt het achtergelegen gebied tevens af voor verkeersgeluid. Achter deze rijen, richting Griftdijk kenmerkt de stedenbouwkundige opzet zich door een erven- en hofjes structuur in een losse setting, die naadloos aansluit bij de bestaande losse bebouwing langs de Griftdijk.

Aan de zuidzijde bevindt zich de Graaf Alardsingel. Deze belangrijke stedelijke ontsluiting wordt aan beide zijden begeleid door een stedelijke wandbebouwing. Belangrijke identiteitsdrager in het gebied is de Historische Tuin. Deze zal in de ruimtelijke opbouw van de buurt als structurerend element worden opgenomen. Ook deze wordt afgeschermd van de Graaf Alardsingel door wandbebouwing. De Historische Tuin (zie ook paragraaf 4.11) heeft een belangrijke functie voor de wijk.

Op stedenbouwkundig belangrijke, markante plekken is eveneens gestapelde bebouwing mogelijk (16-19 m hoogte) . Zoals bij de aansluiting van de Italiestraat en de Margaretha van Mechelenweg op de Graaf Alardsingel. Deze kruisingen zijn tevens de directe toegangswegen voor het centrumgebied van Hof van Holland.

Het gedeelte tussen Italiestraat en aan te leggen Watersingel kent een meer traditionele uitstraling. Het wordt gekenmerkt door rijwoningen langs de Italiestraat met daarachter een stedenbouwkundige opbouw middels rijwoningen, tweekappers en vrijstaande woningen. De bouwhoogte is hier maximaal 10 m.

De watersingel en aan de andere oever gelegen Dijkzone gebied zijn daarbij belangrijke aanknopingspunten. Wonen in een groene setting met directe goede langzaamverkeersverbindingen met dijkzone en Rivierpark. In dit deel van het plangebied is ruimte voor een kindcluster (school) met in ieder geval een gymzaal en eventueel een sportzaal. Langs de watersingel loopt ook de doorgaande fietsverbinding tussen centrum en Waaijenstein Oosterhout in noord- zuid richting. Deze fietsroute (onderdeel van het Groene Lint) kruist samen met de watersingel de Graaf Alardsingel door middel van een onderdoorgang en verbindt ook de scholen in Hof van Holland en Woenderskamp met elkaar.

In oostelijke richting wordt aansluiting gezocht met de fietsverbinding richting Laauwik via het tunneltje onder het spoor en de Prins Mauritssingel. Deze route vormt de directe fietsverbinding met de dijk en het Rivierpark. Aan de noordzijde kent dit deelgebied een aansluiting en oriëntatie op Park Waaijenstein, het landgoed Oosterhout en de Oosterhoutseplas. In de punt van het gebied is hier ruimte voor een bebouwingsaccent in de vorm van een appartementencomplex. Het is een woonmilieu dat duidelijk een voelbare relatie heeft met het groene dijkzonegebied en de watersingel, daar direct goed mee verbonden is, opgebouwd uit straten en mogelijk hofjes, parkeren op straat en op eigen terrein en in functionele straatprofielen. De watersingel vormt enerzijds de grens tussen dijkzone en Woenderskamp, maar is tegelijkertijd een belangrijk structurerend en verbindend element met een bijzonder openbare ruimte. De (flauwe) oevers zijn en groen ingericht en dragen sterk bij aan het karakter en de kwaliteit van het aanliggende woonmilieu.

Door het totale gebied Hof van Holland, Woenderskamp, Broodkorf is een groen Lint geprojecteerd. Een route voor ontspanning, recreatie, sport en spel, dicht bij huis met aantakkingen van routes naar Waal, Rivierpark, dijk en overige gebieden in de Waalsprong.

Het Lint verbindt ontmoetingsplekken,schoolpleinen, het hart met de voorzieningen, en de groene elementen als boomgaard en Historische tuin. De route heeft een duidelijk herkenbare uitstraling , wordt nieuw aangelegd en is deels onderdeel van bestaande infrastructuur.

De bebouwing langs de Graaf Alardsingel is zoveel mogelijk aaneengesloten en verhoogd als begeleiding van de weg en met een geluidsafschermende werking voor het achtergelegen gebied. De wijk bevat zowel grondgebonden eengezinswoningen als vormen van gestapelde bouw (appartementen, boven-benedenwoningen).

In het gebied wordt gestreefd naar een grote mate van afwisseling in architectuur. Dit zal samen met de gewenste kwaliteit van de verschillende stedelijke ruimtes worden beschreven in een Beeldkwaliteitsplan.

2.2.1 Wonen
2.2.1.1 Wonen

De opgave is om een woongebied te creëren waar een goede mix is van woonmilieu's. Grote concentratie van dezelfde woningtypes en prijscategorieën moet voorkomen worden.

Belangrijk voor (toekomstige) bewoners is dat de wijk mogelijkheden biedt om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen. Dit houdt in dat er binnen de wijk mogelijkheden moeten zijn voor mensen om te verhuizen van een gezinswoning naar een gelijkvloerse woning, waarbij voorzieningen en activiteiten dichtbij huis bereikbaar zijn. Mensen moeten steeds langer thuis wonen en dit vraagt ook meer aandacht voor beschikbaarheid van gelijkvloerse woningen en de positionering daarvan in combinatie met de belangrijke voorzieningen zoals huisarts, apotheek, supermarkt en ontmoeting. Appartementen boven of in de buurt van voorzieningen zijn dan ook aan te bevelen. Maar ook de relatie tot andere voorzieningen en soorten woningen is van belang. Er zijn diverse interessante initiatieven waar voorzieningen voor jong en oud worden gecombineerd, zoals ontmoeten en dagopvang met kinderdagverblijf en generatie- tuinen.

Woningen voor speciale groepen

Met de ontwikkeling van scheiden van wonen en zorg en de afbouw van de residentiele zorg wonen ouderen, mensen met een beperking en mensen met psychiatrische problematiek steeds meer zelfstandig of in een groep in de wijken. Voor deze groepen zijn geschikte en betaalbare woningen nodig.

2.2.2 Maatschappelijke voorzieningen

Woenderskamp wordt niet alleen een aantrekkelijk woongebied, maar daarbij hoort tevens een dekkend netwerk van voorzieningen. De gemeente Nijmegen heeft de zorgplicht voor de huisvesting van basisscholen. De gemeente Nijmegen werkt daarbij samen met partners in het maatschappelijke domein, waaronder schoolbesturen, aanbieders van kinderopvang en buitenschoolse opvang.

Op basis van de prognose van inwoners en kinderen in de leeftijd van 0-12 jaar, zal er in het gebied Woenderskamp onderwijsvoorzieningen moeten worden ondergebracht in een zogenaamde Brede school. Bij de school is tevens een sportvoorziening benodigd.

De Brede school en sportvoorziening in Woenderskamp bevinden zich aan de noordzijde van de Graaf Alardsingel, ligt centraal in het voedingsgebied, heeft een groot openbaar toegankelijk speelplein, is gesitueerd aan het Groene Lint en is goed bereikbaar voor langzaam verkeer.

Voor de sportvoorziening wordt in Woenderskamp uitgegaan van een gymzaal of een sportzaal (= 2 x de omvang gymzaal). De komst van een sportzaal staat op dit moment namelijk nog niet vast. Dit houdt ook verband met de vraag of in het plangebied van het bestemmingsplan Nijmegen Hof van Holland-centrumgebied (dat gelegen is ten zuiden , aan de andere zijde van Graaf Alardsingel) een school met of zonder gymzaal landt. Ook in dat gebied is een Brede School nodig.

Aangezien de twee Brede scholen ( enerzijds in het onderhavige bestemmingsplan, anderszijds in het genoemde bestemmingsplan Hof van Holland centrumgebied) op relatief korte afstand van elkaar zullen komen te staan en er een nieuwe 'langzaam verkeer onderdoorgang' onder de Graaf Alard Singel gerealiseerd zal worden, biedt dit mogelijkheden twee losstaande gymzalen te combineren tot één sportzaal. Om voornoemde reden wordt voor de Brede school in Woenderskamp een totale ruimtereservering gedaan van circa 6000 m2. Op dit moment is het de verwachting dat de Brede school in Woenderskamp in schooljaar 2020/2021 in gebruik moet worden genomen.  

2.2.3 Groene Lint
2.2.3.1 Groene Lint

Hof van Holland biedt een brede diversiteit aan woonmilieus. Bewoners komen met het 'Groene Lint' in verbinding met elkaar en hun omgeving. Naast de unieke ligging aan de Waal, is 'Het Lint' een bijzondere identiteitsdrager voor het gebied.

Groene wijkverbinding

Het Lint heeft een verbindende functie voor ontmoeten, spelen, bewegen en sport. Het Lint koppelt/ verbindt daarbij de bestaande en nieuwe elementen van Hof van Holland / Woenderskamp / broodkorf (het Fort, de Historische Tuin, Boomgaarden en toekomstige winkels en maatschappelijke voorzieningen). Dit betekent dat er naast reguliere ruimte voor wegen en trottoirs er extra ruimte beschikbaar is voor verbreding in verband met spelen, ontmoeten, bewegen en sportief gebruik.

Het Lint is in het totale gebied van Woenderskamp, Broodkorf en Hof van Holland Centrumgebied ongeveer 2,5 kilometer lang.

De verbreding is ten minste op 50% van het Groene Lint aanwezig en wordt met kleur aangeduid. De reguliere weg wordt daarbij verbreed met ten minste 3 meter exclusief voor het Lint. Gemiddeld is het Lint over de gehele lengte 2 meter verbreed.

Knopen

Bij de ontwikkeling van het Lint is rekening gehouden met 'knopen'. Een knoop is letterlijk een 'aanknopingspunt' aan het Lint waar bewoners ( van 0 tot 99) gericht kunnen spelen, sporten of bewegen. Dit kan een school zijn, een sportveld, een plek voor fitness, speeltuin, etc.. Uitgangspunt is dat er circa 10 knopen worden gerealiseerd, waaronder 2 speelpleinen bij de scholen en één multifunctioneel sportveld. De overige knopen bedragen gezamenlijk ten minste 1500 m². In de sfeer van het Lint zijn alle knopen openbaar. De ontwikkeling van de overige knopen gebeurt samen met bewoners en (commerciële) partijen. De knopen kunnen ook gekoppeld gekozen worden aan reeds bestaande elementen in het plangebied.

Vormgeving

Het Groene Lint zal een consequent groene uitstraling krijgen. Het Lint is gedurende de volledige lengte herkenbaar voor gebruikers. De identiteit wordt met deze uniforme uitstraling gewaarborgd. Denk in de uitwerking aan een uniforme stijl voor meubilair, lichtvoorziening , knopen en omgeving. Deze stijl kenmerkt zich als 'groen' en 'natuurlijk'. Het gaat dan om afwisseling in groen, uitnodigend, diversiteit, afwisseling in structuren en lagen en niet alleen grasveld.

Mobiliteit

Het Lint is bij meervoudig gebruik aangemerkt als autoluw. Kwetsbare gebruikers hebben daarbij terugkerende zitgelegenheid nodig (elke 350 meter). Waar het Lint kruist met andere verbindingen is er bijzondere aandacht voor de veiligheid van gebruikers op het Lint.

Regiofunctie

Het Lint verbindt sport, bewegen, recreëren en ontmoeten voor een groot verzorgingsgebied. Een 'gezonde' horecazaak naast het Lint is expliciet mogelijk. De bereikbaarheid van watersport en de bestaande loop- wandel- en fietsroutes wordt gewaarborgd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Relevant rijksbeleid

3.1.1 Cultuurhistorie

Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en die in het bestemmingsplan te verankeren.

De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Voor het wijzigen en slopen van rijksmonumenten is een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.

Conclusie: in het plangebied bevinden zich geen rijksmonumenten. Het plan is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 Bro een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de "ladder duurzame verstedelijking").

De volgende treden dienen toegepast te worden:

a. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

b. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

c. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De Minister van I&M heeft op 23 juni 2016 voorgesteld de ladder voor duurzame verstedelijking zoals neergelegd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, aan te passen.
Inwerkingtreding van de wijzigingen is voorzien in 2017. Dat is ook het moment waarop het voorliggend plan ter vaststelling in de raad zal worden gebracht.

Omdat het nog niet zeker is dat deze wijzigingen in het Bro zullen plaatsvinden, wordt in deze plantoelichting uitgegaan van de huidige Ladder in het Bro.

De in het plan voorziene ontwikkeling (met circa 510 woningen en 6.000 m2 ten behoeve van een school en sportzaal) kan worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Hiermee is artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro van toepassing .

Onderbouwing actuele regionale behoefte t.a.v. woningbouw

ad a Kwantitatieve behoefte wonen

Nijmegen is een stad die voorlopig blijft groeien. Dit wordt veroorzaakt door een geboorteoverschot en door een immigratieoverschot. Demografische trends laten zien dat jongeren, hoogopgeleiden en ouderen naar de steden trekken vanwege het woonmilieu, de werkgelegenheid en voorzieningen. In Nijmegen wordt dit versterkt door de aantrekkingskracht van Universiteit en Hogeschool. Daardoor komen er veel jongeren naar de stad. Een deel van hen blijft hier ook wonen. Daarmee heeft Nijmegen een jonge bevolking. Nijmegen is met ruim 172.000 inwoners (per 1 januari 2016), de 10e stad van Nederland.

Volgens heel recente prognoses van het CBS/PBL blijft de bevolking voorlopig groeien. De prognoses gaan uit van groei tot in ieder geval 2040. Daarmee is Nijmegen in de regio de stad die sterk en het langst doorgroeit. Voor dit bestemmingsplan gaan we uit van de groei tot 2025. In deze periode wordt een groei van ongeveer 6% verwacht. Dat betekent een bevolkingsgroei van ongeveer 10.500 in de komende 9 jaar.

De bevolkingsgroei en de grote woningvraag waarbij de woningvraag in Nijmegen nog steeds het aanbod overstijgt, maakt de verdere ontwikkeling van Nijmegen Noord noodzakelijk. Met name Nijmegen Noord neemt nog sterk in inwonertal toe (per 1 januari 2016 wonen in Nijmegen Noord 15.408 inwoners.

De grootste vraag naar woningen in Nijmegen is enerzijds gericht op het centrum en de directe omgeving daarvan en anderzijds op de meer groene randen van de stad. Uit de resultaten van het woningmarktonderzoek WoON2012 blijkt deze uitbreidingsbehoefte nog steeds te bestaan, al is door de crisis de vraag wat meer verschoven naar de huursector. Sinds begin 2015 is het consumentenvertrouwen weer toegenomen, waardoor de vraag naar koopwoningen ook weer gegroeid is. Daarbij spelen gunstige financieringsvoorwaarden met historische lage rentestanden en veranderende huurwetgeving met stijgende huurprijzen een belangrijke rol.

Uit jurisprudentie ( o.a. ABRvS 4 september 2013, 201304485/1/R6, ABRvS 31 juli 2013, 201301703/1/R6 ) blijkt dat de gemeente zich bij de onderbouwing van de behoefte ook mag baseren op de gemeentelijke Woonvisie.

In de Woonvisie Nijmegen 2015-2020 (vastgesteld door raad op 27 januari 2016) wordt uitgegaan van een uitbreidingsbehoefte van woningen in de Waalsprong, waar het plangebied toe behoort. Gezien de groei van de stad en de beperkte uitbreidingsmogelijkheden in de stad is de Waalsprong en de ontwikkeling van Hof van Holland noodzakelijk om in die groei te voorzien.

In (sub)regionaal verband zijn afspraken gemaakt over de woningbouwaantallen. De woningbouwcijfers zijn in juni 2015 vastgesteld door Gedeputeerde Staten en vervangen het oude KWP3 (zie bijgevoegde brief hierover aan de Stadsregio). De regio heeft afgesproken woningbouwplannen te prioriteren door gebruik te maken van een stoplichtmodel. Nieuwe woningbouwplannen kunnen alleen in procedure gebracht worden als deze op 'groen' staan.

Bij brief van 15 maart 2016 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland laten weten dat - op basis van het nieuwe subregionale cijfer - tot 2025 ruimte is voor 13.100 woningen voor plannen die op "groen" staan. De circa 510 geplande woningen van dit bestemmingsplan Woenderskamp staan "op groen" en maken hier deel van uit en passen daarmee binnen de kwantitatieve behoefte.

Kwalitatieve behoefte wonen

Ten aanzien van de regionale (kwalitatieve) behoefte van het type woningen kan het volgende worden opgemerkt. De verkopen van andere "vlekken" in de Waalsprong verlopen zeer voorspoedig. De specifieke vraag naar eengezinswoningen en grondgebonden woningen is zo groot, dat er nog maar beperkt aanbod elders beschikbaar is. De ontwikkeling van grondgebonden en betaalbare woningen in Woenderskamp is dan ook zeer belangrijk.

Uit de woonvisie wordt duidelijk dat de woningvraag enerzijds gericht is op de (centrum) stedelijk w oonmilieus, en anderzijds juist op de mee groenstedelijke laagbouw woonmilieus. Deze gegevens zijn gebaseerd op woningmarktonderzoek uit 2012 (WoON 2012).

Woenderskamp moet voorzien in de behoefte aan groenstedelijke laagbouw woonmilieusEr is hier ruimte voor zowel grondgebonden woningen in de goedkope categorie huur-koop, als ruimte voor de duurdere woningen (halfvrijstaand en vrijstaand).Eind 2016 worden de resultaten van het woningmarktonderzoek WoON2015 verwacht en deze resultaten zullen verdere richting geven aan een verfijning van de gewenste woningtypologie en prijscategorieën.

ad b Aanbod in Waalsprong en bestaande stad

Aanbod Waalsprong

De ontwikkelingen in de Waalsprong zijn recentelijk zo voorspoedig verlopen dat uit recente cijfers blijkt dat er nog maar beperkte voorraad aan bouwkavels voorhanden is de andere gebieden van de Waalsprong. Onderstaande afbeelding illustreert dit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0004.png"

Afbeelding: beschikbare voorraad in de Waalsprong per 1 juli 2016

Wordt echter gekeken naar juridisch-planologisch harde plancapaiteit, dan komen ook gebieden als de Stelt Zuid en het Zuiderveld (gronden behorend tot het bestemmingsplan Nijmegen Groot Oosterhout) in beeld. Voor de Stelt Zuid wordt gewerkt aan een combi van etagewoningen en grondgebonden woningen (ca. 250 woningen). Verder wordt in Zuiderveld gewerkt aan een plan van circa 500 woningen.

Uit de woningvraag uit de Woonvisie blijkt dat de vraag naar laagbouwwoningen groter is. Hierbij moet gerekend worden met bandbreedtes, maar de verwachting is dat het gaat om minimaal 300 laagbouwwoningen per jaar. Dat betekent rond de 3000 laagbouwwoningen tot 2025. De beschikbare, juridisch-planologisch harde plancapaiteit in de Waalsprong (circa 1250 laagbouwwoningen) is onvoldoende om hierin tot 2015 te kunnen voorzien.

Aanbod bestaande stad

In de bestaande stad (ten zuiden van de Waal) is nauwelijks ruimte om in te spelen op de vraag naar grondgebonden woningen in groenstedelijke en stedelijk grondgebonden woonmilieus.

In de Structuurvisie Nijmegen 2013 is beschreven dat gefocused wordt op drie ontwikkelgebieden in de stad: Waalfront, Waalsprong en Nijmegen CS. Recentelijk, bij de behandeling van de zomernota in de raad is dit standpunt bevestigd. Daarbij is immers het volgende amendement aangenomen:

"Het heeft onze voorkeur om de woningbouw in de Waalsprong en het Waalfront te bevorderen door prioriteit te geven. Mocht dit echter ten koste gaan van ontwikkelingen elders in de stad, waardoor de kwaliteit, leefbaarheid en identiteit in het geding komt, zullen we hier een uitzondering voor maken'".

Voor de lokatie Waalfront geldt dat deze ruimte biedt voor een meer stedelijke woonvraag, maar geen ruimte biedt voor de grote vraag naar (groenstedelijke) grondgebonden woningen . Voor Nijmegen CS geldt hetzelfde.

Voor de bestaande wijken in de bestaande stad kunnen volgens het beleid uit de Structuurvisie alleen nog woonmogelijkheden worden toegevoegd als die iets toevoegen aan de wijk of buurt, zoals woningen met zorg aan huis en ontmoetingsmogelijkheden. We zijn terughoudend met verdere inbreiding vanwege het belang dat we hechten aan groene ruimten, speelplekken en waterpartijen in een dichte stedelijke omgeving. Qua aantallen gaat het hier om niet meer dan circa 75 grondgebonden woningen in het groenstedelijke woonmilieu (Neboklooster, Klokkenberg, Ooijse Sluispad e.d ).

Conclusie

In het plangebied worden in totaal circa 510 woningen gebouwd. Binnen het bestaand stedelijk gebied in de Waalsprong en in de bestaande stad kan onvoldoende worden voorzien in deze specifieke woonbehoefte.

Ad c.

Woenderskamp wordt ontwikkeld in de nabijheid van hoogwaardig openbaar vervoer. De volgende OV voorzieningen zijn nabijgelegen:

  • station Lent (Stadsregiorail, Intercity Zwolle-Den Bosch)
  • HOV buslijnen, o.a. naar Arnhem

Buslijnen ontsluiten de wijk vanaf de Italiëstraat en Griftdijk. Er is speciale aandacht voor de ontsluiting van HOV haltes op de Graaf Alardsingel en Italiëstraat.

Maatschappelijke voorzieningen

Binnen het plangebied dient rekening te worden gehouden met circa 6000 m2 ruimtebeslag ten behoeve van een basisschool en sportzaal.

De Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking spreekt ook over "andere stedelijke voorzieningen". Onder 'andere stedelijke voorzieningen' vallen onder meer sociale en culturele voorzieningen, alsook voorzieningen voor onderwijs en een maatschappelijke bestemming (o.a. een zorginstelling met 16 zorgeenheden), aldus de jurisprudentie ( Vz. ABRvS 26 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1192, r.o. 3.6 en ABRvS 6 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1400, r.o. 8.3.). De Afdeling laat in het midden of een veldsportcomplex een "andere stedelijke voorziening" is (ABRvS 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:165, r.o. 7.3.) .

Accomodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure vallen volgens de Afdeling onder de "overige stedelijke voorzieningen" (ABRvS 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:448, ro. 6.1) .

Op basis van deze jurisprudentie gaan we er vanuit dat voor de basisschool en sportzaal van circa 6000 m2, die in het plangebied van Nijmegen Woenderskamp een plek moeten kunnen krijgen, de Laddertoets doorlopen moet worden.

 Trede 1 en 2 : behoefte en beschikbaar aanbod

De behoefte aan grondgebonden en betaalbare woningen in Woenderskamp brengt ook een behoefte aan maatschappelijke voorzieningen in het plangebied met zich mee. Waar immers wordt gewoond, zal ook gesport en gerecreëerd moeten worden. Ook onderwijs zal moeten worden gegeven.

In dat kader kan worden opgemerkt dat Nijmegen Noord per 1 januari 2016 15.408 inwoners kende. Het aantal schoolgaande leerlingen in het basisonderwijs bedroeg op de jongste teldatum van 1-10-2015 in totaal 2.308 leerlingen. Het aantal kinderen dat op het speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs lessen volgde, bedroeg op die datum 111 leerlingen.

Het aantal schoolgaande kinderen in het reguliere basisonderwijs is te relateren aan het aantal kinderen in de basisgeneratie: een algemene stelregel is dat 95% van de kinderen in de basisgeneratie naar een school voor het reguliere basisonderwijs gaat. Begin 2015 waren er in de Waalsprong circa 2.400 kinderen in de basisgeneratie in Nijmegen Noord. Dit aantal zal door toekomstige ontwikkeling van Nijmegen Noord en oplevering van nieuwe woningen oplopen naar circa 4.700 kinderen rond 2030.

Totaalbeeld Nijmegen Noord

De verwachte effecten voor de huisvesting van de scholen zijn zichtbaar gemaakt door de capaciteit van de beschikbare accommodaties en de geplande (nieuwe) huisvesting voor het onderwijs in het gehele gebied Nijmegen Noord te vergelijken met de verwachte ruimtebehoefte volgens de laatste leerlingenprognose. In de grafiek ruimtebehoefte Nijmegen Noord (figuur 1) is de verwachte ontwikkeling zichtbaar gemaakt in m2 ruimtebehoefte onderwijshuisvesting voor het reguliere basisonderwijs. In de grafiek zijn de gegevens verwerkt van de aanwezige basisscholen, aangevuld met geplande uitbreidingen en realisatie van nieuwe reguliere basisscholen in de periode 2016 - 2035.

De volgende gegevens zijn naast elkaar gezet:

  • De ruimtebehoefte in m2 op basis van de leerlingenprognose (blauwe kolommen)
  • De beschikbare en geplande huisvestings-capaciteit in m2 voor het basisonderwijs. (groene kolommen)
  • Verwachte overcapaciteit in m2 (rode kolommen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0005.png"

De grafiek in figuur 1 toont dat volgens de nu bekende planning in het gehele gebied Nijmegen Noord voldoende capaciteit voor huisvesting van het basisonderwijs aanwezig zal zijn. De overcapaciteit die vanaf 2027 ontstaat, bevindt zich met name in het westelijke deel van Nijmegen Noord. We verwachten deze overcapaciteit in de toekomst nodig te hebben voor de verdere ontwikkeling van de vlek Zuiderveld. Meer informatie hierover is vermeld in onderstaande gedeelte 'Nijmegen Noord westelijk deel'.

Wanneer wordt ingezoomd op het oostelijk (rechter) deel of het westelijk (linker) deel van Nijmegen Noord dan verschilt de ruimtebehoefte en beschikbaarheid onderwijshuisvesting ten opzichte van het hier gepresenteerde totaalbeeld.

  • Het oostelijk deel van Nijmegen noord beslaat het gebied aan de rechterzijde van de Prins Mauritssingel
  • Het westelijk deel van Nijmegen noord beslaat het gebied aan de linkerzijde van de Prins Mauritssingel.

Nijmegen Noord oostelijk deel

In het oostelijk deel van Nijmegen noord zijn vier accommodaties voor primair onderwijs aanwezig, waarvan één school voor speciaal basisonderwijs. Deze laatste is buiten beschouwing gelaten omdat het hier geen regulier basisonderwijs betreft en de leerlingen van deze school niet tot eerder vermelde de 95% worden toegerekend. Het betreft zodoende:

  • Basisschool De Verwondering (Conexus); capaciteit 540 leerlingen, na uitbreiding per 2018
  • Basisschool Het Talent (Conexus); capaciteit 600 leerlingen
  • Basisschool De Geldershof; capaciteit 450 leerlingen, na uitbreiding per 2017
  • School voor speciaal basisonderwijs De Windroos (Conexus); buiten beschouwing gelaten.

In de grafiek ruimtebehoefte Lent Oost (figuur 2) is de verwachting voor dit gebied zichtbaar gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0006.png"

Er is gerekend met een toename van de huisvestingscapaciteit door de uitbreiding van basisschool De Geldershof in 2017 en De Verwondering in 2018. Daarnaast is gerekend met de realisatie van een nieuwe basisschool in De Stelt in 2020. In de periode daarvoor blijkt enige ondercapaciteit te ontstaan ten opzichte van de normatieve ruimtebehoefte in m2. In de grafiek weergegeven met de rode kolommen onder de 0-lijn.

De ruimtebehoefte in m2 is zichtbaar gemaakt in de blauwe kolommen. De groene kolommen geven de beschikbare m2 huisvestingscapaciteit aan.

Voor de gesignaleerde tijdelijke ondercapaciteit van de huisvesting van het onderwijs zal binnen de regels van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Gemeente Nijmegen 2015 worden voorzien. Daarover zal nader overleg met de schoolbesturen worden gevoerd.

Nijmegen Noord westelijk deel

In figuur 3 is de ruimtebehoefte van het westelijk deel (linkerdeel) van Nijmegen noord afgezet tegen de totale capaciteit in m2 van de schoollocaties in het gebied. De capaciteit onderwijshuisvesting is weergegeven in de groene kolommen, de ruimtebehoefte in de blauwe kolommen. De normatieve overcapaciteit is in figuur 3 zichtbaar gemaakt met de rode kolommen.

In het westelijk deel van Nijmegen noord zijn de volgende accommodaties voor primair onderwijs aanwezig. Het betreft:

  • Hoofdvestiging van basisschool De Oversteek in voorzieningenhart De Klif;
  • Dependance van basisschool De Oversteek; capaciteit hoofdvestiging en dependance in totaal 1.100 leerlingen;
  • Basisschool De Uitdaging. Deze school is reeds gestart. Het eigen pand zal per 2018 in gebruik worden genomen; capaciteit 480 leerlingen

Vanaf 2021 en 2027 is de capaciteit van nieuwe basisscholen voor de plangebieden Woenderskamp en Hof van Holland toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0007.png"

De veronderstelde overcapaciteit (rode kolommen) vanaf wordt grotendeels veroorzaakt door de verwachte overcapaciteit in locaties van De Oversteek. Deze locaties liggen echter op dusdanige afstand van de gebieden Woenderskamp en Hof van Holland dat de veiligheid voor de leerlingen niet kan worden gewaarborgd. Bovendien is de planontwikkeling van de vlek Zuiderveld, gelegen naast het voedingsgebied van De Oversteek en ten noorden van De Grote Boel, van invloed op deze overcapaciteit. In bovenstaande grafieken is al gerekend met de realisatie van 450 woningen in Zuiderveld in de jaren 2018-2020 (fase 1). De verwachting is dat over 10 tot 15 jaar Zuiderveld verder zal worden ontwikkeld (fase 2). De getoonde overcapaciteit zal dan als sneeuw voor de zon verdwijnen.

Voor de te ontwikkelen Brede scholen in Woenderskamp en Hof van Holland is er zodoende geen duurzaam beschikbare capaciteit voorhanden. Bovendien rechtvaardigen de te verwachten aantallen leerlingen ook de realisatie van een Brede school in beide gebieden.

In de toelichting is het aantal kinderen in zowel de basisgeneratie als in het basisonderwijs per nieuw te ontwikkelen woongebied Noordrand West (zie tabel 2) en Hof van Holland (zie tabel 3) weergegeven.

De basis voor deze cijfers vormt het aantal woningen in meest recente prognoses in de GREX (planning woningbouw). Ook is van belang of deze woningen grondgebonden zijn of niet. Daarbij maakt plangebied Woenderskamp onderdeel uit van het woongebied Noordrand West. Dit gebied omvat naast voorliggend plangebied Woenderskamp ook de later in te vullen dijkzone Woenderskamp en plangebied Broodkorf. In de GREX zijn hier zo'n 1.471 woningen gepland, waarvan circa 510 in het voorliggende bestemmingsplan voor Woenderskamp. In dit voorliggende plangebied Woenderskamp is een Brede School voorzien voor 480 leerlingen die geheel Noordrand West als voedingsgebied heeft.

Het woongebied Hof van Holland omvat tevens het naastgelegen plangebied Hof van Holland en de dijkzone Hof van Holland. In het plangebied Hof van Holland is een Brede school voorzien voor 480 leerlingen die geheel woongebied Hof van Holland als voedingsgebied heeft en daarnaast ruimte kan bieden aan leerlingen uit Noordrand West (Woenderskamp en Broodkorf) die niet meer geplaatst kunnen worden in de school in Woenderskamp.

Trede 3: OV ontsluiting.

De eis van een goede OV-bereikbaarheid geldt vanuit gemeentelijk beleid niet voor basisscholen. Uiteraard is een goede bereikbaarheid van de beoogde basisschool middels fiets- en voetpaden uitgangspunt.

3.2 Relevant provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie Gelderland op 9 juli 2014 vastgesteld. In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsvisie relevant .

Krachtige steden

De steden in Gelderland zijn een belangrijke motor voor de Gelderse economie, als concentratiepunt van sociaal-culturele en economische activiteiten. Steden zijn van belang voor de stedelijke bevolking èn voor de bewoners in de omliggende gebieden. Iedere stad heeft zijn eigen unieke kwaliteiten en invloedssfeer. De landschappelijke ligging en het groene karakter dragen bij aan de kracht van de Gelderse steden.

Conclusie: De ontwikkeling van het centrumgebied van Hof van Holland kan bijdragen aan een krachtig Nijmegen en aan de ontwikkeling van de Gelderse economie.

Wonen in de stadsregio

In de Regionale Woonagenda agenderen partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De provincie is een van de partijen. De Stadsregio heeft met de provincie afgesproken dat er in 2014 bestuurlijk vastgestelde subregionale programma's zijn. Op basis van het Woon Onderzoek Nederland (WoON 2012), een actuele huishoudensprognose en de actuele verstedelijkingsvisie. Om te komen tot deze subregionale programma's heeft de stadsregio een 'Monitor bestaande voorraad' opgesteld, een regionale woningmarktanalyse en een verhuisbewegingenanalyse. Zo geeft de regio invulling aan het uitgangspunt dat de bestaande woningvoorraad en de bestaande situatie op de regionale woningmarkt centraal staat.

Een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming zijn op de woningmarkt onmisbaar: de gemeente stelt bestemmingsplannen vast, maakt afspraken met corporaties en andere partijen en koopt eventueel grond. Het inzicht groeit dat op termijn een vorm van strategisch voorraadbeheer nodig is. Dit beheer is gericht op alle woningen binnen een gemeente en liefst afgestemd met de regio. Dit is nodig om vraag en aanbod met elkaar in balans te brengen en houden. Dit vraagt om kennis van de kansen en mogelijkheden voor:

  • aanpassing van de bestaande voorraad;
  • sloop met vervangende nieuwbouw;
  • verdunning;
  • functieverandering van bestaand vastgoed.



Op basis van deze kennis kan de meest geschikte locatie bepaald worden voor:

  • eventuele nieuwbouw;
  • het benutten van mogelijkheden in de bestaande voorraad;
  • functieverandering

Conclusie: het plan past binnen deze uitgangspunten.

Gelders Natuurnetwerk

In de Omgevingsverordening zijn de bijbehorende regels vastgelegd.

Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Voor bestaande functies zijn er beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, namelijk voor gevallen waarbij er geen reële alternatieven zijn voor verplaatsing van de functie naar een plek buiten het Gelders Natuurnetwerk. De provincie stelt bij een aantasting van de kernkwaliteiten steeds de voorwaarde dat er een compensatieplan gemaakt wordt waarbij de bestaande natuurwaarden worden versterkt.

Groene ontwikkelingszone

De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een substantiële versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De oude ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0008.png"

Afbeelding: GNN volgens Omgevingsverordening Gelderland (december 2015) en globale aanduiding plangebied

Het plangebied behoort niet tot het GNN. Vanuit het provinciale beleid heeft het GNN geen externe werking. Het plan is dan ook niet in strijd met het provinciaal natuurbeleid.

Voor dit bestemmingsplan is een quickscan 'Effecten op beschermde natuurwaarden Hof van Holland e.o.' uitgevoerd (22-12-2015, Bureau Waardenburg). Daarin wordt aanbevolen op basis van de uiteindelijke plannen te bepalen of er mogelijk effecten kunnen optreden waarvoor een nadere effectbepaling zoals een Nee-Tenzij toets (GNN) noodzakelijk is. Voor wat betreft GNN moet worden bepaald of er mogelijk wezenlijke waarden en kenmerken worden aangetast. Als er natuurwaarden worden aangetast binnen het GNN kan het nodig zijn compenserende maatregelen te treffen zoals het realiseren van nieuwe natuur.

Ook is een Passende Beoordeling opgesteld door Bureau Waardenburg (zie bijlage) . De conclusies daarin is dat "negatieve effecten op De Rijntakken (deelgebieden Uiterwaarden Waal en Gelderse Poort) (...) zijn uitgesloten".

3.2.2 Ruimtelijke verordening Gelderland

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland. Op 24 september 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Op 17 oktober 2014 zijn de visie en verordeing in werking getreden. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

Conclusie: De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid .

3.3 Regionaal beleid

Sinds 1 juli 2015 bestaat de Stadsregio Arnhem-Nijmegen niet meer als officiële bestuurslaag. Hierdoor is er geen instantie meer direct verantwoordelijk voor het regionale beleid op het gebied van mobiliteit, ruimte, wonen en werken. Voor de beleidsvelden wonen, detailhandel en bedrijventerreinen geldt dat provincie Gelderland in haar omgevingsvisie en omgevingsverordening nog wel verwijst naar de regionale afspraken. Voor deze beleidsvelden worden nog steeds regionale afspraken vastgelegd in gezamenlijk overleg met regiogemeenten en provincie. Ook voor andere beleidsvelden blijft regionale afstemming in veel gevallen noodzakelijk.

Conclusie: De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid .

3.4 Beleid Waterschap

3.4.1 Legger 2016

Het Algemeen Bestuur van het Waterschap Rivierenland heeft op 24 juni 2016 de leggers van de primaire waterkeringen vastgesteld. Voor het plangebied is dijkpaaltraject Doornenburg-Dodewaard relevant.

In de legger zijn onder meer beschermingszone en buitenbeschermingszones opgenomen. Het plangebied overlapt niet met de beschermingszone en evenmin met de (binnendijks gelegen) buitenbeschermingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0009.png"

Afbeelding : beschermingszone en buitenbeschermingszone (lichtgeel) uit de Legger 2016 in relatie tot plangebied

3.5 Relevant gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie Nijmegen 2013, kansen voor ontwikkeling tot 2030

De Structuurvisie 2013 geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong. Duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie en kent een brede invulling. In de Structuurvisie is gekozen voor duurzame stedelijke ontwikkeling als leidend principe en de de volgende speerpunten:

  • Typisch Nijmegen, de ambitie is om de bestaande en voor Nijmegen unieke kwaliteiten zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken. De typerende kwaliteiten zijn: de unieke ligging in het landschap, de ruimtelijke dragers van de stad, de historische gelaagdheid, de dynamiek: Nijmegen is een stad in beweging en de duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie met een brede invulling;
  • Economische structuurversterking, de ruimtelijke kwaliteit van een stad is afhankelijk van de economische aantrekkingskracht. We willen ruimte bieden voor de ontwikkeling van de economische dynamiek van een wijk. We willen de creativiteit van ondernemers de ruimte geven;
  • Karakteristieke wijken, onze ambitie is om wijken te hebben waarin mensen graag wonen met een variatie in het aanbod van woningen (zowel in woningtype als in prijsklasse).

Onder het speerpunt Karakteristieke wijken is bij de ruimtelijke ambitites aangegeven dat we in de bestaande wijken alleen nog woonmogelijkheden willen toevoegen als die iets toevoegen aan de wijk of buurt zoals woningen met zorg aan huis en ontmoetingsmogelijkheden. We zijn terughoudend met verdere inbreiding vanwege het belang dat we hechten aan groene ruimten, speelplekken en waterpartijen in een dichte stedelijke omgeving. In de bestaande stad is de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in de wijken met een voorraad aan verouderde sociale huurwoningen en sociaal-maatschappelijk kwetsbare bewoners. Ook zijn er voorzieningenharten en scholen gebouwd. Behalve in de Waalsprong, het Waalfront en Nijmegen CS worden de komende jaren geen grote woningbouwontwikkelingen voorzien. In de bestaande stad zetten we in op consolidatie van de bestaande kwaliteiten. Toch zijn ook hier specifieke plekken en gebieden aan te wijzen met een verouderde woningvoorraad, waar de komende jaren een transformatie nodig is. Zo zijn er in de stad verschillende gebieden aan te wijzen. We onderscheiden drie gebieden. In sommige wijken hebben we de ambitie om te investeren (ontwikkelen, transformeren), terwijl andere gebieden zich juist op eigen kracht verder kunnen ontwikkelen (consolideren).

Conclusie: in Woenderskamp ligt de kans een karakteristieke wijk te realiseren hetgeen past binnen de verdere ontwikkeling van de Waalsprong.

3.5.2 Coalitieakkoord 2014-2018, Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend

De coalitie wil initiatieven van inwoners, ondernemers en organisaties aanmoedigen. Nijmegenaren krijgen de ruimte om met initiatieven te komen, de rol van de coalitie is het verbinden van initiatiefnemers en het stimuleren van partnerships. De afgelopen jaren zijn al belangrijke stappen gezet om onze stad nog groener en duurzamer in te richten. Dit proces wordt voort gezet. Er is veel draagvlak en initiatief bij bewoners, grote en kleine bedrijven om duurzamer te bouwen en meer natuur en landbouw binnen onze stadsgrenzen te brengen.

Het is de ambitie dat Nijmegen een aantrekkelijke woon- en groeistad blijft. Betaalbaarheid en kwaliteit van woningen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Door een goede samenwerking met partners werken we aan een evenwichtige woningvoorraad in Nijmegen. Samen met hen pakken we de bouwopgave om Nijmegen in de toekomst te kunnen laten groeien voortvarend op, met prioriteit voor de Waalsprong en Waalfront. Dat betekent echter niet dat de ontwikkeling van de bestaande stad tot stilstand komt. Maar we gaan scherper beoordelen wat de toegevoegde waarde is van een project op basis van de criteria die door de Raad zijn vastgesteld: strategische maatschappelijke relevantie, versterking voorzieningen, leefbaarheid, verbetering differentiatie woningaanbod, doelgroepenbeleid, stadium ontwikkeling en financieel.

Conclusie: het plan past binnen de ambitie van het Coalitieakkoord.

3.5.3 Ontwikkelingsstrategie Waalsprong

Op 29 mei 2013 heeft de raad de ontwikkelingsstrategie Waalsprong vastgesteld. Voor de wijk Woenderskamp wordt uitgegaan van de "realisatie van met name moderne eengezinswoningen in redelijk compacte dichtheden. Langs de Graaf Alard Singel wordt gedacht aan (gestapelde) woningen in aaneengesloten bebouwing".

De ontwikkeling van de Woenderskamp stond in beginsel op de agenda voor de periode 2016-2023.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0010.png"

Afbeelding: kaart ontwikkelingsstrategie : realisatie 2016-20123

In de ontwikkelingsstrategie wordt gesteld dat door marktomstandigheden hiervan kan worden afgeweken.

Blz. 31: " Een alternatief is om bij een aanhoudende vraag naar goedkopere en kleinere kavels te overwegen om de realisatie van de gebieden Hof van Holland en/of Woenderskamp naar voren te halen".

Conclusie: ontwikkeling van de Woenderskamp past binnen de uitgangspunten van de ontwikkelingsstrategie Waalsprong.

3.5.4 Woonvisie Nijmegen 2015-2020

Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2015-2020 ”Samen werken aan goed wonen”. In deze woonvisie wordt het woonbeleid tot 2020 uiteengezet. Ambitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke en toekomstbestendige woonstad blijft voor iedereen. We willen dat het in Nijmegen goed wonen is voor arm en rijk, jong en oud, autochtoon en allochtoon, nu en in de toekomst. Bewoners binden in een ongedeelde stad, dat is de constante in ons woonbeleid door de jaren heen. Betaalbaarheid van het wonen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Wonen kan ook duurzamer, met minder energiegebruik en lagere woonlasten.

We willen toekomstbestendige en gevarieerde wijken die voorzien in de woningbehoefte. Dit betekent op stedelijk niveau een mix van woonmilieus en per wijk een wisselende mix van woningtypen. We ontwikkelen en beheren met respect voor de identiteit van buurten en wijken.

Wonen met zorg en maatschappelijke voorzieningen.

Als woonservice wijk: In de leeftijdsgroep 70-80+, beter gezegd met mensen met mobiliteitsbeperking, is nabijheid van voorzieningen belangrijk: Dus woonvormen voor deze doelgroep in de directe omgeving van de voorzieningen.

Woningen voor speciale groepen

Met de ontwikkeling van scheiden van wonen en zorg en de afbouw van de residentiele zorg wonen ouderen, mensen met een beperking en mensen met psychiatrische problematiek steeds meer zelfstandig of in een groep in de wijken. Voor deze groepen zijn geschikte en betaalbare woningen nodig. Precieze aantallen zijn op dit moment nog niet bekend en wordt nader onderzocht.

Woenderskamp kan op de vraag van betaalbare woningen en op de vraag van betaalbare woningen met eventuele begeleiding inspelen

  • Om een sociaal duurzame wijk te realiseren is flexibiliteit en aanpasbaarheid van belang.
  • Belangrijk voor (toekomstige) bewoners is dat de wijk mogelijkheden biedt om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen. Dit houdt in dat er binnen de wijk mogelijkheden moeten zijn voor mensen om te verhuizen van een gezinswoning naar een gelijkvloerse woning, waarbij voorzieningen en activiteiten dichtbij huis bereikbaar zijn. Mensen moeten steeds langer thuis wonen en dit vraagt ook meer aandacht voor beschikbaarheid van gelijkvloerse woningen en de positionering daarvan in combinatie met de belangrijke voorzieningen zoals huisarts, apotheek, supermarkt en ontmoeting.
  • Maar ook de relatie tot andere voorzieningen en soorten woningen is van belang. Er zijn diverse interessante initiatieven waar voorzieningen voor jong en oud worden gecombineerd. Onder andere ontmoeten en dagopvang met kinderdagverblijf en generatie- tuinen.
  • Levensloopgeschikt bouwen conform maatvoering Woonkeur en toekomstbestendig en duurzaam bouwen met gebruik van het meetinstrument GPR zijn uitgangspunt.

Leefomgeving en openbare ruimte

  • Goede toegankelijkheid en maatvoering van de openbare ruimte met o.a. brede veilige stoepen geschikt voor de ouderen, die afhankelijk zijn van een rolstoel of rollater als voor de jonge ouder met een wandelwagen; fiets en wandelpaden gescheiden, veilige routes en ruimte voor ontmoeting.
  • Water en het groene lint vormen extra kwaliteiten in Woenderskamp.
  • Het Groene Lint zorgt in zijn profilering samen met de watersingel voor een geleidelijke overgang van het stadsuurt woonmilieu naar een meer dorps/groenstedelijk en stedelijk grondgebonden woonmilieu in Woenderskamp.
  • Parkeren: goede parkeeroplossingen in woonvlekken en bij de basisschool om een veilige en goede woonkwaliteit te borgen.
3.5.5 Groen beleid

Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" (2007) en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand.

In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. In voorliggende plan zijn de bestemmingen Groen en Groen -Historische Tuin opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0012.png"

Conclusie: in dit bestemmingsplan wordt de hoofdgroenstructuur in stand gehouden.

Ecologie van de stad

Natuur komt niet alleen voor in groene gebieden buiten de stad. Vogels en vleermuizen zijn onlosmakelijk verbonden met de stad en het stedelijk groen. Ze hebben het niet altijd makkelijk in de stedelijke omgeving bijvoorbeeld bij het vinden van geschikte nestgelegenheden en verblijfsplekken. Naast het openbaar groen zijn tuinen ook van belang voor vogels en andere fauna. Doordat heggen verdwijnen, tuinen verstenen en hedendaagse huizen vrijwel helemaal gesloten zijn, ontstaan minder mogelijkheden voor stadsvogels en vleermuizen. Bij nieuwe ontwikkelingen ontstaan kansen voor de natuur in de stad. Het bewust aanbrengen van schuil en nestgelegenheden aan nieuwe of bestaande gebouwen is een kans die veelal eenvoudig benut kan worden. Bij het inrichten van het (openbaar) groen dient aandacht besteed te worden aan de biodiversiteit door variatie aan te brengen in het type vegetatie (gras/struiklaag/boomlaag ) en bij de soortkeuze rekening te houden met de meerwaarde voor flora en fauna.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0013.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0015.png"

In het plangebied zijn waardevolle natuur- en landschapselementen aanwezig (zoals de historische tuin lent).

Ook rondom het plangebied liggen waardevolle (groen-)gebieden die aanknopingspunten bieden zoals de uiterwaarden, de dijkzone, landgoed oosterhout, oosterhoutse waarden en de landschapszone.

Groen en gezondheid

Groen heeft niet alleen een ecologische waarde, het draagt bij aan de gezondheid van mensen, het zorgt voor een aantrekkelijke omgeving voor wonen, werken en recreëren Groen bevordert de gezondheid, het nodigt uit om te bewegen en patiënten herstellen sneller in een groene omgeving. Voor kinderen is het belangrijk om juist al op jonge leeftijd in contact te komen met een groene leefomgeving. Bij de inrichting van de (school-)omgeving is dit nadrukkelijk een aspect om rekening mee te houden.

Groen en klimaat

Door de klimaatsveranderingen ontstaan er steeds meer milieuproblemen in de stedelijke omgeving. Door overmatige regenval ontstaat wateroverlast; de temperatuurstijging veroorzaakt hitte eilanden in overmatig stenige omgevingen en door het fijnstof probleem krijgen steeds meer mensen gezondheidsklachten. Groen kan ingezet worden om deze milieuproblemen te verzachten. Hemelwater kan opgevangen worden in groengebieden; door het vergroenen van stenige pleinen zal de temperatuur iets afnemen en diverse planten nemen fijnstof op uit de lucht. Groen kan op deze wijze bijdragen aan een beter en gezonder leefklimaat.

Ambities voor groen in relatie tot water

Vanwege de onlosmakelijke relatie tussen groen/natuur en water zal een deel van de waterberging in de groene ruimte worden gezocht. We streven naar een goed evenwicht tussen beide functies zodat het resultaat een impuls oplevert voor natuurwaarden en natuurontwikkeling.

De watersingel biedt op plekken waar wat meer ruimte is door de aanleg van natuurvriendelijke oevers aanknopingspunten voor de relatie met natuur.

Topindicator groen (2010)

In 2010 heeft de raad voor groen de topindicator “binnen 300 meter van iedere woning 0,5 hectare aaneengesloten vlakgroen” vastgesteld. De topindicator refereert aan onderzoeken van Alterra waarin 300 meter als realistische loopafstand naar groen voor kinderen en ouderen wordt geadviseerd. De 0,5 hectare komt daarbij voort uit ervaringscijfers. Na nuancering en verfijning van de topindicator is in 2013 een overzicht gemaakt van gebieden waar de toevoeging van groen gewenst is.

We passen de topindicator toe bij veel plannen en beleidsstukken. Bijvoorbeeld in de nota 'Samen gezond verder. Lokaal gezondheidsbeleid Nijmegen 2013-2016' wordt het belang van groen genoemd en is de topindicator onderdeel van het beleid. De indicator is nuttig om gebieden te identificeren waar een groentekort is.Het is zaak om nieuwe woongebieden dusdanig in te richten dat aan de topindicator groen wordt voldaan en dat er voldoende groen op loopafstand beschikbaar is.

Het ontwikkelgebied dient voldoende openbaar toegankelijk groen te bevatten met een diversiteit aan structuur en hoogtes (gras/struiklaag/boomlaag) wat zowel de biodiversiteit als de belevings- en gebruikswaarde bevorderd.

Er dient voor gewaakt te worden dat niet te veel druk ontstaat op de openbare ruimte, dat geldt met name voor de stedelijke woonmilieus. Het risico bestaat dat op termijn de beschikbare openbare ruimte en het groen (en spelen) wordt opgeofferd aan de invulling met andere functies, bijvoorbeeld parkeeroplossingen.

Handboek stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.

De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.

De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

-Optimale inzet van middelen;

-Waarborgen van een vitaal bomenbestand;

-Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.

-Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.

Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.

In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0016.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0017.png"

Conclusie: in dit bestemmingsplan wordt de hoofdbomenstructuur in stand gehouden

Bijzondere bomen

Bomen in een stedelijke omgeving worden gemiddeld enkele tientallen jaren oud. Het aantal bomen dat de maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen van de laatste decennia wèl heeft doorstaan is dus beperkt. Dat maakt dat de oudere bomen binnen het bomenbestand een bijzondere categorie vormen, waarvoor een zwaarder beschermingsregime is gewenst en een zo goed mogelijke ontwikkeling en bescherming van deze bomen is gegarandeerd.

Monumentale bomen weerspiegelen net als monumentale gebouwen de geschiedenis van de stad. Om de cultuurhistorische betekenis van het groen in de stad te waarborgen, zijn de monumentale bomen geïnventariseerd. Van de gemeentelijke bomen zijn alle monumentale, bijzondere en waardevolle bomen opgenomen. Monumentale en waardevolle bomen zijn minstens 50 jaar oud, hebben een cultuurhistorische betekenis en hebben een goede levensverwachting. De waardebepaling van monumentale bomen ligt hoger dan bij de waardevolle bomen.

Daarnaast is er een aantal bijzondere bomen aan de lijst toegevoegd. Dit zijn de bomen die een bijzondere betekenis hebben of een geplant zijn vanwege een bijzondere gebeurtenis zoals o.a. de Wilhelminaboom, Julianaboom, Beatrixboom.

Alleen de, vanaf openbaar terrein, zichtbare monumentale bomen op particulier grondgebied zijn opgenomen. Alle bijzondere bomen vallen onder het regime van de omgevingsvergunning, het kappen van houtopstanden.

Op dit moment bevinden zich geen bijzondere bomen in het plangebied. Dit kan echter in de toekomst wijzigen, bijvoorbeeld wanneer herdenkingsboom in het plangebied wordt geplant in verband met een bijzondere gebeurtenis.

3.5.6 Onderwijs en onderwijshuisvestingsbeleid

Om de school in Woenderskamp te kunnen realiseren dient deze op het zogenoemde "Plan van Scholen" te worden geplaatst. Overleg tussen gemeente Nijmegen en schoolbestuur zal worden opgestart zodat het betreffende schoolbestuur hiervoor tijdig een verzoek kan indienen.De intentie is om deze nieuwe school door te decentraliseren: sinds 2008 is er in Nijmegen sprake van doordecentralisatie van de middelen voor onderwijshuisvesting van de gemeente naar de schoolbesturen. Met een overeenkomst voor doordecentralisatie zijn de schoolbesturen zelf verantwoordelijk voor de huisvesting. Met de schoolbesturen zijn afspraken gemaakt over de spreiding van de onderwijsvoorzieningen: het streven is gericht op minimaal één basisschool binnen een wijk en minimaal één school voor voortgezet onderwijs per stadsdeel.

3.5.7 Gezondheid, Sport en Bewegen en Spelen

De gemeente legt elke vier jaar het beleid vast als het gaat om Gezondheid en Sport en Bewegen en Spelen. IDe gezondheidsagenda 2017-2020 kent 3 ambities waarvan één is het creëren van een Groene, gezonde stad in beweging,.

Gezond zijn, gezond voelen en gezond blijven is voor iedereen belangrijk. Iedereen heeft daarin ook een verantwoordelijkheid, tegelijkertijd heeft ook de fysieke omgeving waarin iemand woont, leert, speelt en werkt invloed op de gezondheid. Dit vraagt om een inrichting van een fysieke omgeving waar de druk op gezondheid zo laag mogelijk is, gezond gedrag (bewegen) wordt gestimuleerd en je je zo prettig mogelijk voelt.

In de startnotitie voor het beleidsplan Sport en Bewegen sportnota 2017-2020 is als centraal thema “laagdrempelig en dichtbij” benoemd. .Mensen sporten vaker buiten verenigingsverband. Dit zijn met name volwassenen, die sporten in de openbare ruimte, in informeel groepsverband, wandel-en hardloopgroepjes, bootcamps en dergelijke.

In Nijmegen zien wij onder meer de combinatie van de Waalbrug en de Oversteek als aantrekkelijke wieler, hardloop- en wandelroute. De combinatie tussen sport, bewegen en spelen vervaagt. Zo maken bijvoorbeeld de vele bootcampclubs in onze stad gebruik van o.a. het Goffertpark en de Limos en bieden ze middels simpele speelattributen een uitdagend sportaanbod aan. Het is van belang om al bij de initiatieffase bij de inrichting van onze openbare ruimte rekening te houden met de mogelijkheden die wij kunnen bieden aan deze vormen van sport en bewegen.

In het Uitvoeringskader Speelruimte 2015 en volgende jaren is het beleid van de komende jaren gericht op het natuurlijk spelen, de vervanging van speeltoestellen en het anders inrichten van de speelplekken c.q. openbare ruimte waardoor het spelen weer een natuurlijk (i.p.v. apart gefaciliteerd en afgeschermd) onderdeel wordt van de gehele openbare ruimte. Wij kiezen daarbij voor maatwerk en zullen, binnen de mogelijkheden die er zijn, aan de voorkant afspraken maken met bewoners. Ook zal er meer aandacht zijn voor het inrichten van speelplekken voor kinderen met een beperking, zodat alle kinderen samen kunnen spelen. Goede en voldoende speelvoorzieningen zijn belangrijk voor de leefbaarheid van een wijk (het 'kleine geluk'). Naast de aanleg en het beheer van formele speelplekken, richten we ons ook op de mogelijkheden die de totale openbare ruimte biedt voor spelen. Dit doen we o.a. in samenspraak met bewoners waarbij we zelfbeheer stimuleren. Tot besluit willen we bij nieuw te ontwikkelen gebieden onderzoeken of het beter is om speelplekken te clusteren, zodat er in aantal minder speelplekken, maar in oppervlakte grotere speelplekken ontstaan voor jong en oud.

Conclusie:

in het plan wordt door diverse elementen (Groene Lint, ondertunneling van GAS, langzaam verkeerroutes, aanwezigheid van groen) rekening gehouden met het belang van gezondheid en de mogelijkheid van bewegen, sporten en spelen.

3.5.8 Cultuurhistorisch beleid

Monumentenverordening

De aanwijzing van gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, identiteitsbepalende objecten en beschermde stadsbeelden met stadsbeeldobjecten geschiedt op basis van de monumentenverordening. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.

Aandachtslijst Cultureel Erfgoed

De aandachtslijst betreft een inventarisatie van onbeschermd waardevol erfgoed en is bedoeld om ongewenste sloop van cultureel erfgoed te voorkomen en herbestemming te stimuleren. De lijst is globaal getoetst aan de selectiecriteria uit de Monumentenverordening. Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan. Pas als er sprake is van een beschermingsprocedure zal dit onderzoek worden gedaan en worden de exacte cultuurhistorische waarden vastgesteld. Het college heeft de mogelijkheid om bij sloopplannen een beschermingsprocedure te starten.

Op 18 maart 2015 is de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld. Binnen het plangebied staat het volgende object op deze lijst:

- Griftdijk Noord 11 (lentse Tuin/ Historische Tuin)

Nota Cultureel Erfgoed

Het gemeentelijk erfgoedbeleid is vastgelegd in de Nota Cultureel Erfgoed (vastgesteld 15-5-2013).

Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.

De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij ruimtelijke ontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kunnen we niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0019.png"

Het plangebied valt hoofdzakelijk binnen gebiedstype 1 van de cultuurhistorische beleidskaart.

Bij gebiedstype 1 wordt bij ruimtelijke plannen alleen gestreefd naar behoud en herkenbaarheid van historische structuren

Voor gebiedstype 4 gebieden is het uitgangspunt de bestaande situatie zoveel mogelijk te handhaven en ontwikkelingsmogelijkheden af te stemmen op de cultuurhistorische waarden en karakteristieken.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Inleiding

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het vestigen van nieuwe woningen en slechts op zeer beperkte schaal voor bedrijvigheid. De uitgangspunten, met betrekking tot deze ontwikkelingen, zijn in dit bestemmingsplan bepaald conform de methodiek zoals omschreven in de VNG- brochure “Bedrijven en Milieuzonering” (verder: “de VNG-brochure”).

Hierin zijn voor een groot aantal milieubelastende activiteiten (gerangschikt naar SBI-code) richtafstanden opgenomen. Hiermee wordt de minimale afstand uitgedrukt van de omschreven bedrijvigheid naar “gevoelige objecten” in een rustige woonwijk. De richtafstand kan vervolgens worden vertaald naar een zgn. 'milieuzone' waarvan de straal enerzijds wordt gegeven door de richtafstand, maar anderzijds ook door de aard van het betrokken gebied.

De specifieke VNG-methodiek, zoals toegepast in dit plan, wordt uitgebreid omschreven in de toelichting bij de Staat van bedrijvigheid (SvB), opgenomen in bijlage 1 bij de regels.

Typering van de aanwezige gebieden

Zoals in de toelichting van de Staat van bedrijvigheid nader wordt uitgewerkt, is het onderscheid tussen 'rustige woonwijken' en 'gemengd gebied' van groot belang bij de toepassing van milieuzonering bij bestemmingsplannen. Gelet echter op de gewenste flexibiliteit die het plan beoogt te bieden, is er voor gekozen om de 'gemengde gebieden' niet op de verbeelding vast te leggen.

Dit alleen al omdat gebieden zich gedurende de planperiode van een bestemmingsplan veelal op vaak moeilijk voorspelbare wijze ontwikkelen. In twijfelgevallen of verschillen van inzicht tussen aanvrager en bevoegd gezag, ten aanzien van de aard van de omgeving, wanneer het gaat om de inpasbaarheid van een nieuw bedrijf, of juist nieuwe milieugevoelige activiteit, zal de initiatiefnemer zelf de aard van de omgeving, gemotiveerd dienen te bepalen. Dit bijvoorbeeld aan de hand van onderzoek naar bepaalde relevante milieu-hygiënische indicatoren, zoals ten aanzien van het heersende achtergrondgeluidniveau, verkeersonderzoek, etc.

Aanwezige bedrijven in het plangebied

Voor het plangebied geldt dat er op dit moment geen bedrijvigheid is gevestigd welke in principe belemmerend zou kunnen zijn voor de vestiging van de overige geplande functies. Richtinggevend voor de kwalificatie van dergelijke activiteiten is het gestelde in de VNG-brochure (2009) p.36. Bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorie 3.2 en hoger zijn niet gewenst in gebieden waar nieuwe gevoelige functies zijn gewenst.

Het vigerend bestemmingsplan bevat wel 2 bedrijfsbestemmingen (aan weerszijden van de toekomstige Italiëstraat), maar deze gronden krijgen in voorliggend plan een bestemming Woongebied.

Bedrijven buiten het plangebied

Met betrekking tot de hinder die mogelijk wordt veroorzaakt door bedrijven en inrichtingen van buiten het plangebied zijn de volgende bedrijven van belang:

- Classeerinstallatie van de ontzanding waarbij de Lentse Plas, de Zandse Plas en tenslotte de Oosterhoutse Plas ontstaan (plan Landschapszone)

In principe dient voor “overige delfstofwinningbedrijven” een minimale afstand te worden aangehouden van 500 meter (bedrijfscategorie 5.1, SBI 0899), met name ten aanzien van het geluidsaspect.

Ten aanzien van deze classificeerinstallatie kan verder worden opgemerkt dat hiervoor op 12 november 2011 een omgevingsvergunning is verleend. De aanvraag, daterend van 8 april 2011, gaat uit van een tijdelijk bouwwerk dat 10 jaar aanwezig zal moeten zijn in verband met de zandwinning. Aangezien de planperiode naar verwachting loopt tot 2028, zullen milieueffecten zich niet gedurende de gehele planperiode voordoen.

Menselijk stemgeluid

Hierbij valt te denken aan stemgeluid bij het schoolplein dat in de buurt mogelijk wordt gemaakt. Het is duidelijk dat in de nabijheid van het schoolgebouw sprake is van woongebied, waardoor een minimale afstand naar gevoelige objecten aangehouden dient te worden van 30 meter. Woningen dichterbij zijn alleen toegestaan indien aan de hand van een akoestisch rapport aannemelijk kan worden gemaakt dat het woonklimaat - ondanks de geringere afstand van de woningen tot de school - toch acceptabel is.

4.2 Geluid

Verkeerslawaai

Het gebied Woenderskamp ligt binnen de geluidszones van een aantal wegen en de spoorlijn Nijmegen-Arnhem. Bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen deze geluidszones moet de geluidsbelasting door de afzonderlijke wegen en de spoorlijn worden berekend.

De Wet geluidhinder laat geluidsbelastingen tot en met 48 dB wegverkeerslawaai zondermeer toe. Voor spoorweglawaai is dat 55 dB. Hogere geluidsbelastingen zijn wel toegestaan als hiervoor een apart besluit wordt genomen. In het bijbehorende akoestisch onderzoek (zie bijlage in de plantoelichting) staat ook welke maatregelen de geluidsbelasting kunnen verlagen. In het hogere waarden besluit staat welke maatregelen worden getroffen en welke afwegingen zijn gemaakt om de hogere geluidsbelastingen toe te staan. Woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen moeten voldoende geluidsisolerend worden gebouwd. Afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting kunnen aanvullende eisen worden gesteld aan de indeling en de plaats ten opzichte van de geluidbron.

Bestemmingsplan Woenderskamp is een globaal bestemmingsplan en er is geen uitgewerkt stedenbouwkundig ontwerp. Het gebied zal in fasen worden uitgewerkt en ontwikkeld. Het is dus niet mogelijk en wenselijk om de exacte geluidsbelasting per nieuwe geluidgevoelige bestemming vast te leggen. Daarom is een inschatting gemaakt van de minimale afstand van de bebouwing langs de verschillende wegen en de spoorweg. Op deze afstand is de geluidsbelasting berekend op een representatieve hoogte boven het maaiveld.

Resultaten akoestisch onderzoek:

Geluidbron   Geluidsbelasting in dB
(bij wegverkeerslawaai inclusief aftrek art 110 Wgh)  
Wegverkeer   Voorkeurswaarde   Maximale waarde   Berekende geluidsbelasting op 7,5 m hoogte, op eerstelijns bebouwing  
Graaf Alardsingel   48   63   63  
M. van Mechelenweg   48   63   61  
Italiëstraat   48   63   58  
Griftdijk Noord   48   63   57  
Spoorverkeer   voorkeurswaarde   Maximale waarde   Berekende geluidsbelasting per bouwlaag.  
Nijmegen-Arnhem   55   68   Bgg-3e <55
6e = 56-58
 

De bovenstaande resultaten zijn de hoogste waarden die zijn berekend op de eerstelijns bebouwing langs de Graaf Alardsingel en het spoor. De eerstelijns bebouwing langs de Graaf Alardsingel en de Italiëstraat zal zo gesloten mogelijk worden uitgevoerd en dient als geluidsscherm voor de achterliggende bebouwing. Bij de Griftdijk worden de openingen tussen de bestaande bebouwing opgevuld. De verkaveling langs deze weg is opener en zal minder afscherming bieden aan het achterliggende gebied. Dit is wenselijk om de bestaande structuur te kunnen behouden.

Geluid reducerende maatregelen

Op de Graaf Alardsingel ligt al een geluid reducerende wegdek. In principe zouden geluidsschermen kunnen worden toegepast maar deze zijn in stedelijk gebied niet wenselijk. Wellicht dat op termijn lage schermen (1 à 1,5 m) worden ingepast als het past in de stedenbouwkundige uitwerking van het plan. Bij dit bestemmingplan is nog geen rekening gehouden met het effect van eventueel nog te plaatsen schermen.

Op de Italiëstraat zal SMA NL5 worden toegepast. Dit asfalt is ca 1,5 dB stiller dan standaard asfalt. Mogelijk wordt dit asfalt op termijn ook toegepast op de Griftdijk Noord. Dit zal worden gecombineerd met groot onderhoud. Bij de berekening van de geluidsbelasting vanwege de Griftdijk Noord is nog geen rekening gehouden met dit stillere wegdek.

Er is geld gereserveerd voor geluid reducerende maatregelen aan het spoor. We gaan nu nog uit van normale geluidsschermen met een effectieve hoogte van 1,5 m en raildempers op de sporen tussen station Lent en de spoorbrug over de Waal. In overleg met ProRail onderzoeken we of minischermen kunnen worden toegepast. Deze voor Nederland vrij nieuwe minischermen staan dichter langs het spoor en zijn niet hoger dan een standaard perron en zijn toch effectief omdat ze dicht langs de geluidbron staan. De bestaande woningen in de Hoge Bongerd profiteren overigens ook van de raildempers.

Trillinghinder spoor

Het bestemmingsplan maakt nieuwbouw dicht langs het spoor mogelijk. Om te voorkomen dat toekomstige bewoners last hebben van trillingen van het spoor doen we onderzoek naar de kans op trillinghinder en gebouwschade. Als de onderzoeksresultaten daartoe aanleiding geven dan moeten extra maatregelen worden getroffen bij de nieuwbouw. Deze zullen worden getoetst bij de aanvraag Omgevingsvergunning.

Cumulatie

Op drie locaties (locaties A, B en C in de bijlage geluid bij deze plantoelichting ) is er sprake van cumulatie van geluid. Op één daarvan is sprake van zowel weg- als spoorweglawaai. Voor alle drie de locaties geldt dat geluidsoverlast beperkt kan worden met goede gebouwontwerpen en voldoende geluidsisolatie. De woningen moeten voldoen aan het gemeentelijk beleid en moeten dus een geluidsluwe zijde en een geluidsluwe buitenruimte hebben. Hier moet veel aandacht worden besteed bij het ontwerpproces.

Geluid van bedrijven

In het plangebied wordt straks gewoond en gewerkt. Het geluid van bedrijvigheid in en rond het plangebied is onvermijdelijk. Bij de inrichting van het plangebied zal rekening worden gehouden met de geluidruimte die bedrijven nodig hebben om te kunnen werken. De bedrijven moeten voldoen aan de geluidseisen die de Wet milieubeheer en het Bouwbesluit.

4.3 Trillingshinder

Het plangebied ligt nabij de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. In opdracht van de gemeente Nijmegen heeft DGMR het onderzoek "Nijmegen Lent , Trillingsonderzoek" verricht. De centrale onderzoeksvragen waren:

  • Voldoen de trillingsniveaus in de toekomstige woningen aan de normen uit de Richtlijn B “Hinder voor personen in gebouwen door trillingen, Meet- en beoordelingsrichtlijn” van de Stichting Bouwresearch (SBR richtlijn-B)?
  • Welke maatregelen kunnen toegepast worden om te voldoen aan de richtlijn?


De SBR richtlijn-B richtlijn maakt gebruik van streefwaarden die gericht zijn op hinder door trillingen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Overschrijding van deze streefwaarden dient dan ook zoveel mogelijk te worden vermeden.

Trillingshinder wordt beoordeeld aan de hand van het maximaal optredende trillingsniveau (Vmax) en het gemiddeld trillingsniveau (Vper), vergelijkbaar met het maximale geluidsniveau en het langtijdgemiddelde geluidsniveau bij de beoordeling van geluid.

Conclusies & maatregelen

Uit het onderzoek volgt dat de waarden van vper in de woning voldoen op een afstand van 35 meter aan de normen uit de SBR-B richtlijn. De waarden voor Vmax voldoen pas op een afstand van 62 meter aan de grenswaarden uit de SBR-B richtlijn voor de nachtperiode. Dit betekent dat zonder aanvullende maatregelen woningbouw alleen mogelijk is op een afstand van 62 meter uit het hart van het spoor.

Het plangebied ligt op meer dan 62 m van het hart van het spoor. In dit geval zijn dus geen aanvullende maatregelen nodig om te voldoen aan Vmax voor trillingshinder.

4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriele regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

  • a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit en
  • b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit

Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden voor de volgende stoffen: stikstofdioxide (NO2); fijn stof (PM10); benzeen (C6H6); zwaveldioxide (SO2); koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP). In Nederland worden in het algemeen alleen voor NO2 en PM10 mogelijk overschrijdingen verwacht.

De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.

Getalsmatig kan de normering voor NO2 en PM10 als volgt weergegeven worden:

  norm   ingangsdatum  
Jaargemiddelde grenswaarde NO2   40 ug/m3   1-1-2015
 
Jaargemiddelde grenswaarde PM10   40 ug/m3   1-6-2011  
Daggemiddelde grenswaarde PM10   max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3   1-6-2011  

Vaststelling van een ruimtelijk plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat het plan niet leidt tot het overschrijden van een grenswaarde (vanaf ingangsdatum) danwel niet leidt tot een toename van reeds bestaande overschrijding van een grenswaarde;
  • aannemelijk is gemaakt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het plan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; danwel bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit, door een met het plan samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (saldering);
  • aannemelijk is gemaakt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen (zgn. NIBM-plan);
  • (art. 5.16 lid 1 onder d Wm) de activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd is genoemd, beschreven ofwel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een vastgesteld programma, bijvoorbeeld het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

Een in betekende mate (IBM)-plan mag geen bijdrage leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit op plaatsen waar de grenswaarden overschreden worden of dreigen te worden. Indien door een IBM-plan wel een bijdrage geleverd wordt aan een verslechtering boven de grenswaarde, dan moet aan het plan maatregelen gekoppeld worden om deze bijdrage te compenseren.

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht geworden. Het NSL is een programma als bedoeld in artikel 5.16 lid 1 onder d Wm. Het NSL bevat een pakket van ruimtelijke ontwikkelingen c.q. projecten (bijvoorbeeld (rijks)wegen, woningen, landbouw en industrie) en maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Met deze maatregelen zal Nederland tijdig aan de Europese luchtnormen voldoen. Deze maatregelen zijn onder meer: nationale, generieke maatregelen van het Rijk (stimulering roetfilters, belastingvoordeel voor schone auto's, etc.) en daarnaast maatregelen op het hoofd- of onderliggend wegennet zoals doorstromingsmaatregelen, snelheidsverlaging en schermen.

Het plangebied past binnen de ontwikkeling van de Waalsprong welke als IBM-project os opgenomen in dit NSL. Tevens is de hoofdinfrastructuur van de Waalsprong (o.a. Nijmegen Stadsas onder IB-nr. 298, nu geheten Prins Mauritssingel) onderdeel van het NSL. In het NSL zijn tevens maatregelen opgenomen om de doorstroming op de Prins Mauritssingel te verbeteren. Het onderhavige bestemmingsplan maakt deze maatregelen niet onmogelijk.

Ten behoeve van de definitieve vaststelling van het NSL is het rekeninstrument Saneringstool (versie 3.1) ontwikkeld. De omvang van "de saneringsopgave" voor luchtkwaliteit wordt met dit instrument op een eenduidige en uniforme wijze in kaart gebracht. Het positieve effect op de luchtkwaliteit van de maatregelen is bepaald door middel van de Saneringstool 3.1. In deze Saneringstool leidt het inbrengen van de IBM-projecten in Nijmegen alsmede de voorgestelde maatregelen tot het tijdig oplossen van de knelpunten in de luchtkwaliteit in Nijmegen.

Het onderhavige bestemmingsplan voldoet met haar projectkenmerken aan de in het NSL opgenomen projectkenmerken. In de gebruikte verkeersmodellen voor de Saneringstool (versie 3.1) zijn de verkeerseffecten opgenomen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in Nijmegen (waaronder de eerdergenoemde in het NSL opgenomen IBM-projecten). Het onderhavige bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitsregelgeving.

Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit

Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • geen afstandscriterium;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1e lijnsbebouwing);
  • GGD Amsterdam heeft het advies "niet in 1e lijnsbebouwing" aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

Gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze GGD-richtlijnen. Op de verbeelding wordt ten noorden van de Graaf Alardsingel een zone "uitsluiting gevoelige bestemmingen" opgenomen.

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Externe veiligheid

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Tevens word het plangebied beoordeeld op risicovolle transportroutes volgens het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en buisleiding risico's volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. De volgende risicobronnen hebben invloed op het bestemmingsplan gebied.

Transportrisico's

  • het Spoor Nijmegen-Arnhem;
  • de routering vervoer gevaarlijke stoffen gemeente Nijmegen (N325, Prins Mauritssingel);
  • de Betuweroute;
  • de rivier de Waal

Er liggen dus geen bedrijven in de buurt die vallen onder het Bevi en een invloedsgebied hebben over het plangebied.

Toetsing aan Plaatsgebonden risico (PR)

Onder het PR wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden (PR*10-6) als toetsingswaarden aangegeven voor kwetsbare objecten en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Daar waar gesproken wordt van een PR contour wordt de PR*10-6 contour bedoeld. Er ligt geen PR contour over het plangebied.

De verantwoording van het groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron. Het groepsrisico dient verantwoord te worden.

Transportrisico's

Het vervoer van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied leidt tot risico's in het plangebied. Naast het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor van Nijmegen naar Arnhem en terug, de Betuwelijn, de Waal en de N325/Prins Mauritssingel.

Het spoor van Nijmegen naar Arnhem

Naast het plangebied ligt de spoorlijn van Nijmegen naar Arnhem. Hierover worden gevaarlijke stoffen vervoerd van de categorieën A,B2 C3, D3 en D4; respectievelijk 700, 200, 1050,50 en 50 wagons per jaar volgens de prognose van het 'basisnet vervoer gevaarlijke stoffen'. In werkelijkheid zijn in 2015 respectievelijk 1200, 46, 193, 11 en 5 wagons vervoerd over dit traject.

In het Bevt is een aandachtgebied gedefinieerd waarbinnen het groepsrisico verantwoord dient te worden (200 meter vanaf het spoor). Buiten deze zone dient in het invloedsgebied alleen ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Het plangebied Woenderskamp ligt voor een klein deel binnen deze 200 meter zone. In de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART, 2015) zijn vuistregels geformuleerd op basis waarvan een inschatting kan worden gemaakt van het groepsrisiconiveau. Hieruit blijkt dat een RBM II berekening noodzakelijk is.

De ODRN heeft voor het plangebied een nieuwe berekening (ODRN HvH, sept 2016 a en b) gemaakt van het groepsrisico voor de bestaande situatie en voor de situatie na de planontwikkeling. Hieruit blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied relatief laag is en ook niet substantieel toeneemt. Beide berekeningen zijn samengevat in één beter leesbaar document (Risico's spoor Nijmegen-Noord, 10-10-2016).

In onderstaande figuur is het groepsrisiconiveau weergegeven van de hoogst belaste kilometer en het gehele traject na de beoogde planontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0020.png"

Groepsrisico (Fn curve) ter hoogte van het plangebied.

Voor de berekening van het groepsrisico is de uitgangssituatie (nul-situatie) vergeleken met de ontwikkeling van het plan Hof van Holland (kerngebied), het gebied Woenderskamp en Broodkorf.

Ondanks dat deze gebieden hun eigen planproces hebben zijn ze onderdeel van één ambitiedocument en is er dus al een goed beeld van de toekomstige ontwikkeling. Al deze ontwikkelingen (worst case) zijn dus nu al meegenomen in de berekening van de eindsituatie.

De dichtheid van het aantal personen in het gebied is momenteel zeer laag (<25 personen /ha) en neemt in enkele delen van het plangebied toe tot 120-150 personen per ha. Het berekende groepsrisico ligt echter ook in de nieuwe situatie nog ver onder de 0,1* de oriëntatiewaarde.

Hierdoor kan volgens het Bevt worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico (Bevt, art 8 lid 2a).

De woningen die worden gerealiseerd in het plangebied zijn kwetsbare objecten volgens de definitie van het Bevt/Bevi. Volgens de beleidsvisie externe veiligheid van Nijmegen (feb 2014) dient de groepsrisicoverantwoording zwaar te worden uitgevoerd indien (zeer) kwetsbare objecten worden gerealiseerd binnen de 200 meter contour van het spoor. Dit beleidskader is echter vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheidsbelangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling waarbij alle mogelijke risico's en beoogde functies integraal worden beoordeeld. De visie is daarnaast ook opgesteld voordat het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen in werking is getreden. Met dit basisnet zijn de risico's langs het spoor aanzienlijk gereduceerd. Hierdoor staan aanvullende bouwkundige maatregelen niet meer in verhouding tot een eventueel verder reduceren van het risico. Alleen de zeer kwetsbare objecten worden uitgesloten binnen een veiligheidszone van 200 meter vanaf het spoor.

De veiligheidsregio Gelderland Zuid (VRGZ, oktober 2016) heeft in haar advies aangegeven dat de bereikbaarheid van het plangebied voldoende is. Ook is in de directe omgeving van het spoor voldoende bluswater voorhanden. Voor wat betreft de stedebouwkundige inrichting van het plan wordt geadviseerd de personendichtheid in de directe omgeving van het spoor te beperken en voor voldoende vluchtmogelijkheden te zorgen die van het spoor af leiden. Tevens wordt geadviseerd om met toekomstige bewoners te communiceren over de aanwezige risico's.

Betuwelijn

De Betuwelijn ligt op ongeveer 2,5 km van het plangebied. De ongevalsscenario's die het plangebied kunnen bereiken dragen niet bij aan een toename van het groepsrisico. In de beleidsvisie van de gemeente Nijmegen (Beleidsvisie, februari 2014) is hiervoor een standaardverantwoording opgesteld op pagina 33.

Routering vervoer gevaarlijke stoffen over N325

Over de N325 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het daaraan gepaard gaande externe veiligheidsrisico over de weg is relatief laag (zie Beleidsvisie, februari 2014). De weg wordt gebruikt ter bevoorrading van langs de weg gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen (LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas (GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 300 meter. Op basis van een telling van Rijkswaterstaat van 2007 kan worden ingeschat dat het vervoer van (zeer) brandbare vloeistoffen 1000 wagens in totaal is en van zeer brandbare gassen 130. De beoogde ontwikkeling ligt echter buiten het invloedsgebied van een plasbrand (30 meter). Het groepsrisico van deze weg ligt dan ook ruim beneden de oriëntatiewaarde. De kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen op de weg in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. Gezien het beperkt risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen voor de risico's op van de weg niet realistisch. Voor ontwikkelingen binnen een afstand van 30-200 meter van deze weg is in de Beleidsvisie EV van de gemeente Nijmegen op pagina 34 een standaard verantwoording opgenomen.

Rivier De Waal

Het plangebied ligt in het invloedsgebied van de Waal. De afstand vanaf de oeverlijn is echter dusdanig (>300 meter van de hoofdvaarweg) dat alleen zeer onwaarschijnlijke toxische scenario's het plangebied kunnen bereiken. Deze ongevalsscenario's dragen niet bij aan een toename van het groepsrisico. In de beleidsvisie van de gemeente Nijmegen (Beleidsvisie, februari 2014) is hiervoor een standaardverantwoording opgesteld op pagina 33.

Cumulatie en domino-effecten:

De kans op domino-effecten is verwaarloosbaar. Hiervan zou alleen sprake kunnen zijn indien bijvoorbeeld een spoorwagon met gevaarlijke stoffen ontspoort en op een vrachtauto met gevaarlijke stoffen botst. De kans daarop is nihil mede vanwege het feit dat de Oversteek niet gebruikt wordt als routering vervoer gevaarlijke stoffen. Ook de cumulatie van risico's in het plangebied leidt niet tot andere inzichten. De overlap van risicozones in het plangebied (Waal, spoor, weg, etc.) bestaat veelal uit zeer onwaarschijnlijke toxische scenario's. Het grootste risico komt van het spoor waarvan uit bovenstaande berekening al blijkt dat het risico zeer laag is. Het optellen van deze zeer kleine risico's leidt tot een nieuw zeer klein geaccumuleerd risico en is derhalve ook acceptabel.

Conclusie:

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.5.2 Brandveiligheid

De brandweerpost Nijmegen Noord ligt in de directe omgeving: de brandweer kan dus binnen 8 minuten ter plaatse zijn. Voor medische hulpverlening geldt dat de ambulance binnen de normtijd van 15 minuten ter plaatse kan zijn. Bij ontsluiting van de wijken is het belangrijk dat alle panden bereikbaar zijn voor hulpverleningsdiensten langs twee, niet samenvallende routes. In beginsel moet de (brandweer)ingang van een pand tot op 10 m benaderbaar zijn door brandweervoertuigen en overige hulpverleningsvoertuigen.

Het plangebied zal binnen de normtijden bereikt worden door de hulpdiensten. Voor de bereikbaarheid op gebouwniveau kunnen op basis van de voorgelegde documenten nog geen conclusies worden getrokken; bij de verdere uitwerking van de plannen is het belangrijk om aandacht te schenken aan het aspect bereikbaarheid. De Veiligheidsregio kan hierbij betrokken worden.

4.6 Bodem

Binnen het plangebied bevinden zich voormalige kassen en boomgaarden. Tevens zijn er enkele lokaties met mogelijk asbest aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0021.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0022.png"

Voormalige boomgaarden (oranje)

Ter plaatse van de ( voormalige) boomgaarden is nauwelijks specifiek onderzoek op bestrijdingsmiddelen uitgevoerd. Vroeger analyseerde men alleen op EOX die een indicatie gaf van een mogelijk verontreiniging met bestrijdingsmiddelen: bij een gehalte boven de 0,3 mg/kg werd het grondmonster pas op specifieke bestrijdingsmiddelen onderzocht.
Over het algemeen blijven de gehaltes aan EOX onder de 0,3 mg/kg. Daarom wordt er geen sterke verontreiniging met bestrijdingsmiddelen (met name DDT's) verwacht. Ook in de situaties waarbij specifiek op bestrijdingsmiddelen is onderzocht vanwege een te hoog EOX gehalte, is er geen sterke verontreiniging met DDT's aangetroffen.

 
Voormalige kassen (blauw gestippeld)

Ter plaatse van de voormalige kassen is nauwelijks specifiek onderzoek op bestrijdingsmiddelen en asbest uitgevoerd. Waarom dat niet is gebeurd voor bestrijdingsmiddelen is al hiervoor uitgelegd onder het kopje voormalige boomgaarden. Wat betreft asbest: ten tijde van het onderzoek (jaren 90) was asbest geen bodemprobleem (er waren geen normen voor) en bestonden er geen onderzoeksprotocollen. Later zijn er normen en protocollen voor vastgesteld en kan er daardoor sprake zijn van een bodemverontreiniging.
Voormalige bebouwing en woonerven met puinverharding (licht blauw en zwart)

Ter plaatse van de voormalige bebouwingen en woonerven kan een verontreiniging met asbest in de grond aanwezig zijn. Er is daar in het verleden niet op asbest onderzocht.
De kans op aantreffen van asbest wordt gering geacht.

Actualisatie bodemonderzoeken.

In het 4e kwartaal van 2016 wordt de bodem van het hele plangebied milieukundig onderzocht volgens de NEN 5740 en NEN 5707. 

4.7 Water

4.7.1 Algemeen

Plangebied Woenderskamp ligt in het zuidwesten van het Waalspronggebied, begrensd aan de noordzijde door Landschapszone, aan de oostzijde door de spoordijk en aan de zuidzijde de rivierdijk. Midden door het plangebied loopt de singel (watergang). Deze watergang vormt een onderdeel van het waterhuishoudings-systeem van de Waalsprong. In het gehele gebied worden woningen gerealiseerd.

Het huidig waterbeleid dat van belang is voor de ontwikkeling van Woenderskamp is hieronder kort samengevat.

4.7.2 Oppervlaktewater

Watersysteem Waalsprong

Het stedelijk watersysteem van de Waalsprong bestaat in de eindsituatie in 2020 uit een netwerk van onderling verbonden singels, sloten en drie grote plassen. De singels hebben een meervoudige functie. Allereerst hebben ze een waterbergende functie om het regenwater op te vangen. Verder hebben ze een transportfunctie om onder natte omstandigheden het teveel aan regenwater af te voeren naar de plassen in de landschapszone. Bij hoge waterstanden voeren ze het kwelwater uit de Waal af naar deze plassen. Tevens hebben ze de functie om bij lage waterstanden water uit de plassen te ontvangen. De singels hebben verder een drainerende functie voor de tussenliggende woongebieden. Tenslotte hebben de singels een ecologische functie en bepalen ze sterk de kwaliteit van de leefomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0023.png"

Het watersysteem bestaat uit de plassen in de Landschapzone waarin het waterpeil sterk kan fluctueren, vooral over het seizoen. Het singelsysteem heeft een gemiddeld peil over het jaar heen van 7,90 m+NAP (watergang/-systeem mag niet leeglopen) maar kent sterke fluctuaties. In de zomermaanden zal vaker een peil optreden van 7,60 m+NAP optreden. Vanuit de plassenzone zal middels gemalen het singelsysteem doorgespoeld worden. Het singelsysteem bestaat uit een drietal lussen aan de plassenzone:

  • singelsysteem Stadseiland, waartoe Woenderskamp behoort;
  • singelsysteem Oosterhout;
  • de kleine lus van Laauwik;

Het watersysteem van de Waalsprong heeft een uitlaatstuw naar de Linge. De uitlaat bevindt zich aan het einde van de Rietgraaf, in de noordwestzijde van het singelsysteem Oosterhout. Er wordt geen water ingelaten in het watersysteem, in de plassenzone vindt seizoensberging van water plaats die het surplus en tekort in waterbehoefte kan opvangen. De watergangen en singels zijn in beheer en onderhoud bij Waterschap Rivierenland. Alleen kolken/wielen worden door de gemeente en de slotgracht door Staatsbosbeheer beheerd. De kolken/wielen hebben met name een natuurfunctie. De slotgracht heeft, vanwege de mogelijk ontstane piping door de dijk ter plaatse ook een beschermende functie. Door mee fluctueren van de slotgracht met de waterstand van de Waal ontstaat een beperking van piping.

Alle singels leveren naast hun waterafvoer- en waterbergingsfuncties ook nog een bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving.

Singel in Woenderskamp

Er zullen rondom dorp Lent enkele waterhuishoudkundige wijzingen plaatsvinden. De huidige kwelsloten (zegen), zoals de sloot langs de Rietgraaf, fluctueren nu mee met de waterstand van de Waal. Bij lage rivierwaterstanden vallen deze sloten droog. Bij hoge rivierwaterstanden of in perioden met veel regen voeren deze watergangen water af naar het noorden. In de nieuwe situatie worden deze sloten grotendeels gedempt.

De waterkwaliteit in de singels en de vijvers wordt door het Waterschap Rivierenland gemonitord. De verwachting was dat de hoeveelheden nutriënten (stikstof en fosfaat) mogelijk boven de MTR-normen zitten. Uit de monitoring over 2015, gepresenteerd op 15 januari 2016, blijkt dat, bij het meetpunt, de totaal nutriëntenbalans onder de gestelde norm van 0,08 mg/l ligt.

Bij de nieuwe singels zullen zoveel mogelijk natuurlijke oevers aangelegd (minimaal eenzijdig) worden, die een deel van de zuivering van het water zullen realiseren. De verwachting is dat, zodra er een volwaardig oppervlaktewatersysteem is, de waterkwaliteit zal toenemen. De plassen zullen dienen als een soort bezinkput voor het stof waaraan zich voedingsstoffen hechten. Regelmatig wordt in de toekomst water rondgepompt door de singels wat ook bevorderlijk is voor de waterkwaliteit. Een eerste ecologische monitoring door het waterschap geeft aan dat de nieuwe oevers en vijvers zelf zich al goed aan het ontwikkelen zijn.

In de toekomstige situatie zal een singel worden gerealiseerd ten behoeve van het oppervlaktewatersysteem van de Waalsprong. Het profiel van de watergang in het plangebied heeft een natte doorsnede van minimaal 8,3 m2 bij waterpeil NAP +7,90 m, een bodem NAP +6,60 m en taluds van vooralsnog 1:2 en 1:2 Dit geeft een bovenbreedte van circa 17 meter. Dit profiel geldt als minimum vanuit afvoercapaciteit en als maximum vanuit doorspoeling en kwel/inzijging. De watergang heeft een variabel peil. Het gemiddeld peil bedraagt NAP +7,90 m. In droge periode wordt via opmaling uit de plassen gestuurd op een minimaal peil van NAP +7,60 m (watergang mag niet leeglopen). De maximaal berekende waterstand in de watergang bedraagt NAP +8,60 m (bij bui T=10).

De definitieve uitvoering van de taluds is mede afhankelijk van het ontwerp van de natuurvriendelijke oevers. Zie hiervoor hoofdstuk 6.

4.7.3 Grondwater

Door het te ontwikkelen gebied van Woenderskamp loopt de Griftdijk. Het wegpeil ligt hier op gemiddeld NAP + 10,90 m.

De planvorming bevindt zich op het niveau van het stedenbouwkundig proces. Ten aanzien van het aspect oppervlaktewater zijn goede uitgangspunten nodig om het stedenbouwkundig plan verder uit te kunnen werken en het te ontwikkelen gebied optimaal mogelijk te laten aansluiten op het bestaande bebouwd gebied en de te behouden natuurhistorische elementen in het plangebied.

In de omgeving van Woenderskamp heeft een dijkteruglegging plaatsgevonden, waarbij o.a. een waterkerend scherm (kwelscherm) en een pipingscherm gerealiseerd zijn. De verwachte effecten van de veranderde waterhuishouding t.g.v. de dijkteruglegging zijn in het verleden, in het kader van het bestemmingsplan Dijkteruglegging, doorgerekend en beoordeeld.

De werkelijke effecten van de werkzaamheden in het kader van de dijkteruglegging zijn de afgelopen jaren gemonitord. In de gemonitorde periode is er echter geen Hoog Water situatie in de Waal geweest, waarbij het effect ook meetbaar zou zijn geweest.

Door Royal HaskoningDHV is in de afgelopen maanden het grondwatermodel, welke de afgelopen 10 jaar is gebruikt voor MER, Bestemmingsplannen en invloeden van grondwater op Nijmegen Noord, aangepast op basis van de laatste meetresultaten, exacte liggingen van watergangen, dikte van deklagen etc.

De gehele rapportage is nog niet beschikbaar, maar wel de 1e uitkomsten m.b.t. de ontstane grondwaterstanden in Woenderskamp bij hoogwater in de Waal.

De hoogste grondwaterstand kan dicht achter de Oosterhoutsedijk bijna tot aan het maaiveld komen. In het plangebied Woenderskamp kan de grondwaterstand tot 0,50 meter onder maaiveld komen. Zolang het watersysteem nog niet afgerond is in de Waalsprong, is sprake van een tijdelijke situatie. De waterstand in de singels varieert nu in normale tijden tussen 7,60 – 7,90 m+NAP, maar dat kan bij heftige regenbuien of hoge Waalstanden oplopen tot ver boven de 8,00 m+NAP. Het maximale oppervlaktewater peil zal volgens berekeningen NAP +8,55m bedragen bij een bodemhoogte van NAP +6,60 m.

In het geval er toch kwelsloten direct achter de dijk gehandhaafd blijven, zullen deze kwelwater afvoeren naar het watersysteem.

De grondwaterstand wordt, bij het in het Waterhuishoudkundige Inrichtingsplan Waalsprong 2009 (W.I.W.) omschreven peilbeheer, primair gereguleerd door het oppervlaktewatersysteem.

De secundaire structuur bestaat uit de drainage onder de wadi's en aanwezig cunet drainage in de wegen.

Deze secundaire systemen zullen alleen functioneren bij bui T=10 en/of een hoge waterstand in de Waal. Bij lagere intensiteiten en waterstanden zullen deze systemen geen grondwater afvoeren naar oppervlaktewater. Hiermede wordt voldaan aan de eis van grondwater neutraal bouwen, uitgaande van de definitie zoals deze is opgenomen in het W.I.W.

Weg- en vloerpeilen

Een belangrijk aspect in de bepaling van de toekomstige maaiveldhoogten is het beperken van wateroverlast door hoge grondwaterstanden.

Wegpeil

Bij het vaststellen van de toekomstige wegpeilen worden de volgende algemene randvoorwaarden gehanteerd:

  • aan droogleggings- en ontwateringnormen;
  • aansluiten op bestaande wegen in de omgeving door maaiveldhoogten zo natuurlijk mogelijk op te vangen (minimaliseren civieltechnische constructies);
  • het beperken van het grondverzet;
  • toepassen van goten voor oppervlakkige afvoer HWA;

Vloerpeilen

Vloerpeilen dienen in principe minimaal 0,15 m boven de kruin van de weg te liggen. De kruin van de weg is hier gedefinieerd als het hoogste punt van de aan te leggen verharding.

Drooglegging en ontwateringsdiepte

De ontwatering betreft het verschil tussen maaiveld en het grondwaterpeil. De drooglegging betreft het verschil tussen maaiveld en het oppervlaktewaterpeil. De benodigde drooglegging kan worden afgeleid aan de hand van de uitgangspunten vanuit het waterbeheer:

  • garanderen van voldoende mogelijkheden tot afwatering;
  • garanderen van afvoer van hemel- en overstortwater;
  • rekening houden met rioolberekeningen en overstortdrempels;
  • rekening houden met peilstijgingen oppervlaktewater;
  • respecteren van de lokale watersituatie.

Deze eisen worden vertaald naar een toekomstig aanlegpeil voor de wegen binnen het plan.Met betrekking tot het bouwrijp maken van het terrein, zal voldaan moeten worden aan en aantal technische uitgangspunten. Te weten:

  • een minimale drooglegging van 1,0 m;
  • een minimale ontwateringsdiepte van:
    • 1. 0,70 m beneden maaiveld ter plaatse van wegen/verharding;
    • 2. 0,85 beneden vloerpeil ter plaatse van bebouwing;
    • 3. 0,5 m beneden maaiveld ter plaatse van woningen zonder kruipruimten tuinen en groenvoorzieningen;
  • hierbij wordt verondersteld dat deze niveaus gemiddeld eenmaal per jaar mogen worden overschreden;
  • om de afvoer van drains naar het oppervlaktewater onder vrij verval te laten plaatsvinden, verdient het de voorkeur dat het oppervlaktewaterpeil beneden de uitmonding van de drain ligt. Om dit te kunnen realiseren is er een zekere drooglegging noodzakelijk. Voor een goede ontwatering wordt een drooglegging van 1,0 m gehanteerd.

In onderstaande figuur zijn enkele begrippen met betrekking tot drooglegging en ontwatering weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0024.png"

Uit de voorlopige rapportage van Royal HaskoningDHV blijkt dat het gemiddeld maaiveld naar ca. 10,20 – 10,30 + NAP zal gaan.

De ontwateringsdiepte bij maatgevende grondwaterstanden geeft aan of aanvullende maatregelen genomen dienen te worden. De maatgevende grondwaterstand (GHG)voor de aanleg van de watersingels is gebaseerd op langdurige meetreeksen van bestaande grondwaterpeilbuizen rondom het plangebied (B40C3169 t/m B40C3177 en B40C3517) . Deze gemiddelde GHG is vastgesteld op NAP +8.65 m (Notitie Jaarevaluatie monitoring grondwater Dijkteruglegging Lent van 6 september 2012, Grontmij referentienummer GM-0073172).

Voor de planvorming van Woenderskamp is de nieuwe GHG relevant, welke ontstaat na uitvoering van de Dijkteruglegging en de aanleg van het complete singelsysteem.

4.7.4 Hemelwater

Het hemelwater uit plangebied Woenderskamp zal zo veel mogelijk, conform het beleid, over straat of middels een goot afgevoerd met een verhang van 5 ‰ naar een wadi. De wadi's hebben conform het W.I.W. een minimale berging van 10 mm, uitgedrukt in mm ten opzichte van het afwaterende oppervlak naar de wadi. De wadi's filteren het hemelwater van nutriënten en zware metalen. Onder de wadi's is drainage aanwezig voor het transport van het gefilterde water naar oppervlaktewater. Voor het geval van extreme neerslag is bij de meeste wadi een bypass aanwezig. De bypass wordt een slokop genoemd en voert het water direct af naar de aanwezige drain onder de wadi.

De afvoercapaciteit van de slokop dient te voldoen aan de minimale afvoercapaciteit uit de meeste recente versie van de “Beleidsnota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer”.

Voor de wadi's geldt dat er niet in gebouwd mag worden en het groen heeft een dubbelfunctie als groen en als waterfilterberging. De Beleidsnota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer geeft richtlijnen voor het combineren van bomen en wadi's. In principe worden in wadi's geen bomen toegepast en bij voorkeur komt de kroonprojectie niet verder dan insteek van de wadi. De beleidsnota geeft ook richtlijnen voor het scheiden van de functies spelen en infiltratie.

Uitgangspunt bij de uiteindelijke keuze, voor verwerking van hemelwater, is om er voor zorg te dragen dat er zo weinig mogelijk hemelwater op het afvalwatersysteem wordt aangesloten

Ten behoeve van controle van de benodigde waterberging in Hof van Holland/Woenderskamp is er gecontroleerd of deze voldeed aan hetgene voor en in het W.I.W. is berekend en vastgelegd.

Woenderskamp zelf is gebied 12, welke binnen het grotere deelgebied 3b van de Waterboekhouding Waalsprong valt. Dit deelgebied bestaat uit: Spoorstraat/Griftdijk Zuid, Westelijke Parallelroute, Broodkorf en Woenderskamp. Voor deelgebied 3b staat in de Waterboekhouding Waalsprong een verhard oppervlak van 47,20 ha en een wateroppervlak van 1,04 ha.

De inschatting van het totaal verhard oppervlak van deelgebied 3b is als volgt.

  • Spoorstraat / Griftdijk Zuid 3,2 ha (bestaand)
  • Westelijke parallelroute 3,0 ha (gerealiseerd)
  • Broodkorf 9,7 ha (verwacht)
  • Woenderskamp 21,6 ha (verwacht)

Totaal 37,5 ha

De te graven singel in gebied Woenderskamp realiseert zo, op 7,90 m+NAP, een wateroppervlak van ca. 9.400 m2.

Langs de Westelijke parallelroute is reeds 0,2 ha water gerealiseerd..

Voor het gebied 3b:

W.I.W.

Verhard oppervlak   wateroppervlak  
47,2 ha   1,04 ha  

Huidige status planvorming

verhard oppervlak   wateroppervlak  
37,5 ha   0,96 ha  

Uit bovenstaande cijfers blijkt dat er beduidend minder verhard oppervlak (ca. 21 %) wordt gerealiseerd dan waar het W.I.W. van is uit gegaan. Daarnaast wordt er ook minder wateroppervlak (ca. 8%) gerealiseerd dan waarvan het W.I.W. is uitgegaan.

Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat er een relatie is tussen verhard oppervlak en te realiseren wateroppervlak, waardoor kan worden gesteld dat het plan voldoet aan de uitgangspunten van het W.I.W.

In overleg met Waterschap Rivierenland wordt afgestemd of deze relatie er ook daadwerkelijk is. Eventuele aanpassingen ten gevolge van deze afstemming zullen worden doorgevoerd in de planvorming.

Daarnaast kan nog worden gemeld dat uit de Waterboekhouding Waalsprong, stand 31 december 2015, voldoende ruimte binnen het totale plan aanwezig is om het ontbrekende wateroppervlak te compenseren.

Voor de benoemde gebieden is het nog niet geheel duidelijk hoe het gebied zich de komende jaren gaat ontwikkelen. Zodra er meer duidelijkheid ontstaat, is een controle aan de hand van het W.I.W. vereist. In de tussentijd monitoren gemeente en waterschap de voortgang middels de Waterboekhouding Waalsprong. Hierin wordt vooral ingegaan op de fasering in tijd van ontwikkeling en aanleg van de wateroppervlakte per fase.

4.7.5 Afvalwater

Er wordt een DWA-riolering aangelegd, die hoofdzakelijk huishoudelijk afvalwater inzamelt en afvoert (duurzaam gescheiden systeem). Voor de doorspoeling van het afvalwaterriool ontvangt elke beginstreng, middels aansluiten van een kolk, voldoende regenwater. Het “Handboek openbare ruimte voor de Waalsprong” gaat nader in op de hiervoor technische randvoorwaarden.

Voor Woenderskamp zal een eigen pompgemaal worden geplaatst. Dit is overeenkomstig het Pompenplan Waalsprong 2016, RoyalHaskoningDHV van 5 februari 2016.

In dit plan is voor beide gebieden uitgegaan van een gescheiden rioolsysteem en een benodigde pompcapaciteit van 35 m³/u.

Het Pompenplan 2016 is dus geen belemmering voor de ontwikkeling van Hof van Holland.

4.7.6 Waterkwaliteit en ecologie

Een ecologisch uitgebalanceerde inrichting draagt bij aan de waterkwaliteit. De natuurvriendelijke oevers worden conform het W.I.W. aangelegd.  In het inrichtingsplan wordt gestreefd naar zoveel mogelijk toepassen van natuurvriendelijke oevers, waarbij tenminste de helft van de oevers van de watervoerende singels in het hoofdsysteem natuurvriendelijk wordt uitgevoerd. Dit gebeurt in de vorm van een talud van 1:5 of flauwer, of een gelijkwaardig profiel

4.8 Flora en Fauna

De Nederlandse Flora- en faunawet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ, de uitvoerende dienst is de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Voor alle nieuwe ontwikkelingen moet een quick scan flora en fauna uitgevoerd worden.

Voor dit bestemmingsplan is een quickscan 'Effecten op beschermde natuurwaarden Hof van Holland e.o.' uitgevoerd (22-12-2015, Bureau Waardenburg). Daaruit blijkt dat aanvullend veldonderzoek nodig is om te bepalen welke beschermde soorten binnen de invloedsfeer van het plangebied voorkomen en wat de functie van het terrein voor deze soorten is. Met deze informatie kan worden bepaald welke effecten kunnen optreden voor beschermde soorten en indien nodig een ontheffing worden aangevraagd van de Flora- en faunawet. Het betreft de volgende soorten: rapunzelklokje, vleermuizen (meerdere soorten), huismus, steenuil, buizerd, havik, boomvalk, sperwer, ransuil, kamsalamander, rugstreeppad en steenmarter.

Bureau Waardenburg heeft in november 2016 gerapporteerd over het nader onderzoek dat is uitgevoerd naar de eerder genoemde soorten. Voor het plangebied is relevant dat in het noordoostelijk deel, ter plaatse van Griftdijk Noord 27B, een nest van de ransuil is aangetroffen. Het plan heeft geen gevolgen voor de nestlocatie. Geschikt foerageergebied vermindert vanwege de planontwikkeling weliswaar in omvang door de huizenbouw, maar niettemin zijn de bosranden van Huis Oosterhout en de uiterwaarden omvangrijk genoeg om als leefgebied voor één of meerdere broedparen te fungeren,aldus Bureau Waardenburg.

Er wordt voor de ransuil een aanvraag ontheffing in het kader van de Wet Natuurbescherming aanvraagd bij het bevoegd gezag, de provincie Gelderland.

Nieuwe Natuurwet

In 2016 wordt de nieuwe Natuurwet van kracht. Deze wet vervangt de huidige boswet,Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet. Voor wat betreft de soortenbescherming wordt beter aangesloten bij Europese richtlijnen en internationale verdragen. De strikte bescherming gaat alleen gelden voor de dier- en plantensoorten zoals die genoemd staan in de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn. Dat komt neer op de bescherming van alle vogels en ongeveer honderd andere dier- of plantensoorten. Zoogdieren, reptielen en amfibieën die niet in deze verdragen voorkomen, worden beschermd door een verbod op het opzettelijk doden. Verder blijft de algemene zorgplicht bestaan zoals die nu ook in de Flora- en faunawet staat. Bureau Waardenburg verwacht dat voor plangebied Waalsprong geen extra soorten flora en fauna relevant zijn voor de effectbeoordeling volgens de Nieuwe Natuurwet.

Tijdelijke natuur.

Voor bepaalde locaties in het plangebied kan het zinvol zijn om de natuur tijdelijk zijn gang te laten gaan. Braakliggende percelen die minimaal 1 jaar niet gebruikt worden kunnen waardevol zijn voor soorten flora en fauna die afhankelijk zijn van pionierssituaties.

4.9 Natuurbeschermings - en boswet

Natura 2000 en Natuurbeschermingswet

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0025.png"

Afbeelding: Natura 2000 gebieden 

De voorgenomen activiteiten kunnen negatieve effecten hebben op genoemd Natura 2000-gebied.

Als het stroomschema van http://www.gelderland.nl/Natuurbeschermingswet,-vergunning  wordt doorlopen, dan blijkt in dit geval evenwel geen noodzaak tot vergunningplicht noch meldingsplicht. Althans als wordt uitgegaan van de mate van stikstofdepositie toename en de daarvoor gemaakte AERIUS berekening (bijlage 2).

De maximale depositie is minder of gelijk dan 0,05 mol/ha/jaar.

Los van de vergunning of meldingplicht bestaat er - op grond van jurisprudentie - een plicht tot het opstellen van een passende beoordeling. Deze is opgesteld door Bureau Waardenburg.

De conclusie in de Passende beoordeling (zie bijlage) is dat "negatieve effecten op De Rijntakken (deelgebieden Uiterwaarden Waal en Gelderse Poort) als gevolg van de realisatie van Hof van Holland zijn uitgesloten".

Tevens is een PLAN MER opgesteld (Royal HaskoningDHV, november 2016, zie bijlage) , welke verplichting voortvloeit uit artikel 7.2.a, lid 1, Wet milieubeheer. De PLanMER, inclusief conclusies is opgenomen als bijlage bij deze toelichting. De ontwikkeling die het voorliggend plan mogelijk maakt, past binnen de bandbreedte van het PlanMER.

De Commissie voor de m.e.r. heeft op 24 februari 2017 een positief advies uitgebracht. Het Toetsingsadvies Commissie mer is toegevoegd aan de plantoelichting.

Boswet

Bij houtopstanden die buiten de bebouwde kom Boswet liggen, is de Boswet van kracht. Bij de kap van deze houtopstanden, moet een melding gedaan worden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Een melding is verplicht bij het kappen van een houtopstand groter dan 10 are of bij meer dan 20 bomen uit een laanbeplanting. De Boswet verplicht tevens dat er binnen 3 jaar herplant moet worden op dezelfde locatie. Wanneer dit niet mogelijk is, moet elders gecompenseerd worden. De herplant en compensatie is geregeld in de Regeling meldings- en herplantplicht. Met deze regeling is de oude Richtlijn Bos en natuur van de provincie komen te vervallen.

In sommige gevallen kan naast de meldingsplicht, ook een gemeentelijke kapvergunning noodzakelijk zijn. Voor het plangebied is de Boswet niet van toepassing.

Inmiddels is de Boswet opgegaan in de Wet Natuurbescherming.

4.10 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied liggen geen gemeentelijke of rijksmonumenten, hetgeen op onderstaande afbeelding goed te zien is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0026.png"

Dit betekent echter niet dat het plangebied geen cultuurhistorische waarde heeft. Hieronder staan belangrijke cultuurhistorische elementen in / direct grenzend aan het plangebied.

Historische weg:

Griftdijk Noord: weg die het tracé van de aan het begin van de 17de –eeuw gegraven trekvaart met naastgelegen jaagpad tussen Nijmegen en Arnhem volgt.

    • 1. Beleefde kwaliteit: hoewel het kanaal zelf gedempt is, is deze ruim 400 jaar oude ruimtelijke structuur nog altijd goed herkenbaar in het beloop van de Griftdijk en de aan weerszijden daarop gerichte lintbebouwing en parcelering.
    • 2. Fysieke kwaliteit: hoewel gehavend door het dempen van de vaart is de Griftdijk een cultuurhistorisch belangrijke ruimtelijke drager in het gebied. De Griftdijk heeft ten opzichte van het omliggende landschap een hogere ligging. Links en rechts van de weg staan de oude kavels dwars op de weg, waardoor bij het afkijken van sloten en singels er steeds sprake is van lange zichtlijnen. De bebouwing aan de westzijde staat dicht bij de weg, langs het voormalige jaagpad dat aan deze zijde lag. Aan de oostzijde van de Griftdijk staat de bebouwing op grotere afstand van de weg. Ter plekke van de tussenliggende zone liep in het verleden de Grift. Dit is nog herkenbaar aan de lagere ligging van deze gronden. De bebouwing aan de oostzijde van de Griftdijk is gesitueerd op de oude kanaaldijk.
    • 3. Inhoudelijke kwaliteit: de op initiatief van het stadsbestuur van Nijmegen aangelegde trekvaart tussen Arnhem en Nijmegen behoorde tot de oudste trekvaarten van Nederland. De huidige ruimtelijke structuur herinnert aan de inspanningen die zijn verricht om een kortere vaarroute tussen beide steden te bewerkstelligen.Doordat de aanwezigheid van de trekvaart het bepalend is geweest voor de wijze van verkaveling van de gronden aan weerszijden ervan vormen het tracé van de vaart en de parcelering aan weerszijden een samenhangend geheel, waarbij het tracé van de vaart als ruggengraat van het gebied is te beschouwen.

Cultuurhistorisch waardevolle zegen en afwateringssloten:

Beneden Zeeg: gegraven watergang die in Oosterhout uitmondt in de Rietgraaf.

-Beleefde kwaliteit: 

De watergang is in het huidige landschap een opvallend landschapselement dat voor afwisseling zorgt. De telkens wisselende waterstand maakt de waterhuishouding in het gebied zichtbaar.

-Fysieke kwaliteit:

kenmerkend voor de Beneden Zeeg is het “kunstmatige” karakter (recht verloop, haakse bochten) en de nauwe relatie met de aangrenzende kavelsloten, die dwars op de richting van deze hoofdwatergang staan.

- Inhoudelijke kwaliteit:

Na de bedijking werden, in dit laaggelegen komgebied, watergangen zoals de Beneden Zeeg aangelegd om het overtollige water kwijt te raken. Dwars hierop werden sloten gegraven. De watergang heeft cultuurhistorische waarde omdat deze getuigt van de intensieve strijd tegen het water in het gebied en omdat het beloop van de zeeg bepalend is geweest voor de wijze van ontginning en de daarbij behorende parcelering van de landbouwgronden aan weerszijden ervan.

Cultuurhistorisch waardevolle groenstructuren

Historische tuin Lent Griftdijk Noord 11:

- Beleefde kwaliteit:

de tuin is een in het huidige landschap beeldbepalend, operationeel tuindersbedrijf.

-Fysieke kwaliteit:

de bongerd, de typische Lentse (kweek)bakken, de kassen en de verzameling tuindersgereedschap geven gezamenlijk een volledig beeld van een gemengd tuindersbedrijf.

- Inhoudelijke kwaliteit:

de historische tuin geeft een beeld van het verdwenen warmoezeniersbedrijf zoals dat in de jaren dertig volop te vinden was in Lent en omgeving.

De Historische Tuin staat op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed (zie ook paragraaf 3.4.6).

In dit bestemmingsplan wordt de Historische Tuin behouden. Deze krijgt de bestemming "Groen-Historische Tuin". Met deze bestemming wordt de inrichting van het perceel als een weergave van het in Lent verdwenen karakteristieke warmoezeniersbedrijf, met een publieksfunctie, geborgd. Wel verandert ten gevolge van de planontwikkeling de oorspronkelijke vorm van de Historische tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0027.png"

Afbeelding: oorspronkelijke vorm Historische tuin

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0028.png"

Afbeelding : Toekomstige vorm Historische Tuin

De tuin verliest circa 2.775 m2 aan de zuidzijde, maar dit wordt ruimschoots gecompenseerd door een toevoeging van 2.874 m2 perceel aan de westzijde. In totaliteit zal de tuin een oppervlak hebben van circa 1,4 ha.

Op 11 mei 2016 heeft de gemeenteraad de motie "Geef de warmoes meer ruimte" unaniem aanvaard. Hiermee wordt gepleit voor behoud van de historische tuin en op uitbreiding naar de zuidzijde. Met de westelijke compensatie voor het verlies van gronden aan de zuidzijde, blijft het totale areaal grond intact van de tuin.

In de bijlage bij deze toelichting is een uitgebreidere cultuurhistorische analyse opgenomen voor het plangebied en omgeving. Deze omvat overigens niet alleen het gebied Woenderskamp maar ook de deelgebieden Hof van Holland en Broodkorf.

4.11 Archeologie

Het plangebied lag in een gebied met grotendeels de bestemmingsplanwaarde archeologie 1. Een gedeelte kende de dubbelbestemming waarde archeologie 2 en aan de noordzijde bevindt zich de randzone van een gebied met de dubbelbestemming waarde archeologie 3. De waarde archeologie 1 heeft betrekking op gebieden waar de verwachting op het aantreffen van archeologische waarden laag of middelhoog is. Tevens, en dat speelt hier een rol, betreft het gebieden waar we op basis van onze huidige kennis onvoldoende informatie hebben om tot een andere waardestelling over te gaan. Gebieden met de waarde archeologie 2 hebben een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden. Bij een gebied met de waarde archeologie 3 is er sprake van hoge archeologische waarden. Veelal zijn deze op basis van archeologisch onderzoek vastgesteld.

Aan deze waarden zijn ondergrenzen verbonden voordat archeologisch onderzoek in het kader van een omgevingsvergunning verplicht wordt. Voor de wetgevingszone waarde 1 is die ondergrens een verstoring dieper dan 30 cm ten opzichte van het maaiveld en een oppervlak van het plangebied groter dan 2.500 m2. Voor de dubbelbestemming waarde archeologie 2 is dat eveneens dieper dan 30 cm en een oppervlak van meer dan 100m2. Bij de dubbelbestemming waarde archeologie 3 is de diepte eveneens op 30 cm gezet, en het oppervlak is op 50m2 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0029.png"

Afbeelding. Het plangebied met de huidige bestemmingsplanwaarden. Oranje is dubbelbestemming archeologie waarde 3, geel is dubbelbestemming archeologie waarde 2 en grijs is de wetgevingszonde archeologie waarde 1.

Binnen het plangebied is inmiddels een aantal onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om zowel booronderzoeken als vormen van gravend onderzoek.

De conclusie die op basis van al deze onderzoeken getrokken moet worden is dat de inventariserende fase van de AMZ-cyclus nog niet geheel doorlopen is. Het gebied is in deze fase nog onvoldoende onderzocht. Dit zal nog moeten gebeuren, waarbij de aandacht met name uitgaat naar een mogelijk Romeinse weg welke min of meer oost-west door het plangebied zou lopen. De ten noorden en noordwesten gelegen bekende nederzettingsterreinen kunnen in dit gebied de bijbehorende grafvelden hebben liggen, naast andere gerelateerde activiteiten.

Aanpassen verbeelding noodzakelijk t.a.v. archeologie

Op basis van de verwachtingen op het aantreffen van archeologische waarden, in combinatie met het a priori al aan te geven belang van een Romeinse weg wordt de verbeelding van het gebied aangepast.

Bij het vaststellen van de nieuwe waarden in het gebied is uitgegaan van bekende historische, archeologische en landschappelijke of geografische gegevens en modellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0030.png"

Afbeelding: Nieuwe verbeelding met de verwerkte waarden en verwachtingen. Het grootste deel heeft nu de waarde 2 (geel), een deel is nog waarde 1 (lichtgroen, eigenlijk geen kleur) en twee terreindeel hebben de waarde 3 gekregen (oranje)

De motivatie voor de wijzigingen wordt hieronder gegeven.

De oudste kadastrale kaart van het gebied is opgesteld aan het begin van de negentiende eeuw. De gebouwen die hierop staan vermeld staan vaak op locaties waar al lang gewoond werd. Dit kan teruggaan tot de middeleeuwen, en soms verder terug. Vaak is er een koppeling te maken met zogenaamde woerden, al dan niet kunstmatig opgehoogde terreindelen die in de verder natte omgeving van de Betuwe het mogelijk maakten voor mens en dier om droog te verblijven.

In het gebied zelf komen geen gebouwen of opstallen voor die op de oudste kadastrale kaar vermeld staan. Pas op twintigste eeuwse kaarten komt er bewoning in het gebied voor, o.a. langs de Zaligesetraat en op de Woenderskamp. Van die laatste locatie zijn echter ook (niet gepubliceerde) vondsten uit diverse perioden bekend, wat kan wijzen op de aanwezigheid van een woerd die gedurende lange perioden bewoning heeft gekend. Om die reden is dit gebied opgenomen met de waarde archeologie waarde 3.

Ten westen van het gebied is in een archeologische begeleiding een mogelijk Romeinse weg geregistreerd. Het gaat om een kiezelpakket dat verstrooid is, tot in twee parallel lopende greppels. Tussen het grind komen o.a. Romeinse aardewerkscherven, munten en beslagstukken voor. In dit plangebied is de weg nog niet eerder aangetroffen. Er is een extrapolatie gemaakt van het mogelijke verloop door het plangebied en daaromheen is een zoekzone gedefinieerd. Deze zone heeft de waarde archeologie 2 (hoge verwachting) gekregen.

De door het rijk en provincie vastgelegde Limeszone omvat een groot deel van het gebied. Deze zone heeft de waarde archeologie 2 gekregen.

4.12 Verkeer en vervoersaspecten

4.12.1 Duurzaam bereikbaar

Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgesteld in de nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar. In de Nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar is verkeersveiligheid de randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in Nijmegen. Nieuw aan te leggen infrastructuur wordt aangelegd conform de richtlijnen van Duurzaam Veilige Weginrichting.

4.12.2 Ontsluitingsstructuur

De stedelijke hoofdwegen in de Waalsprong zijn onderdeel van de toegangswegen naar de stad en vervullen een functie voor het verbinden van stadsdelen en de bereikbaarheid met de regio.

De ontsluitingsstructuur voor gemotoriseerd verkeer wordt gevormd door de gebiedsontsluitingswegen Graaf Alardsingel (GAS), Griftdijk Noord en Italiëstraat. De GAS is een belangrijke gebiedsontsluitingsweg in het Nijmeegs verkeerssysteem en verbindt de Prins Mauritssingel met stadsbrug De Oversteek. De weg maakt onderdeel uit van de S100, de belangrijkste doorstroomroute in de stad. De doorstroming en verkeersafwikkeling op de S100 heeft op stedelijk niveau de hoogste prioriteit, evenals HOV-bus

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0031.png"

Afbeelding : S100 met ligging plangebied Woenderskamp

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0032.png"

Afbeelding: principeprofiel Graaf Alardsingel

Doorgaand verkeer wordt in de toekomst geweerd van de Griftdijk Noord door middel van een bewonersvriendelijke knip. De preciese vorm en locatie daarvan zijn recentelijk vastgesteld. De knip komt te liggen direct ten zuiden van de Terralaan (busbaan). Voor de knip wordt nog een verkeersbesluit genomen. Hiertoe - evenals tot het nemen van aanvullende verkeersmaatregelen - heeft de raad op 13 juli 2016 besloten.

De knip wordt in de eerste fase gerealiseerd in de vorm van een spitsknip. Tijdens werkdagen kunnen alleen ontheffingshouders tijdens de ochtend- en avondspits gereguleerd voorbij de knip. Met deze maatregel wordt de verkeersintensiteit in deze fase van de ontwikkeling van de Waalsprong voldoende beheerst. Zodra de verkeersintensiteit toeneemt richting de huidige verkeersintensiteit, wordt bepaald of de werking van de knip moet worden uitgebreid over een groter deel van de dag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0033.png"

Afbeelding: locatie knip Griftdijk 

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0034.png"

Afbeelding: Ontheffinggebied knip Griftdijk Noord

Het verkeer van aanliggende erven wordt niet direct ontsloten op de Italiestraat en de Graaf Alardsingel. Daarvoor worden in het wegprofiel ventwegen opgenomen met een verzamelfunctie voor aanliggende erven en achterliggende woonstraten Zijstraten kunnen wel aansluiten op de Italiestraat of Griftdijk Noord, niet op de Graaf Alardsingel .

Binnen het gebied Woenderskamp zijn leidende principes voor de afwikkeling van het autoverkeer:

  • 1. inrichting als verblijfsgebied
  • 2. geen doorgaand verkeer binnen de wijk
  • 3. ontsluiting dijkzone

Woenderskamp wordt ingericht als verblijfsgebied en krijgt een autoluw karakter met uitzondering van de Italiestraat. Alle woonstraten hebben een maximumsnelheid van 30 km/u. Doorgaand verkeer in de woongebieden wordt voorkomen. Autoverkeer wordt zo snel en effectief mogelijk op de hoofdinfrastructuur afgewikkeld. Een middel daarbij is compartimentering, waardoor autoverkeer niet tussen de deelgebieden kan stromen. Het oostelijk deel van de wijk kan ontsloten worden op de Griftdijk Noord.

De woonstraten in het gebied hebben een erfstructuur of een ruime opzet om de veiligheid van het verkeer te kunnen waarborgen.

In de toekomst is aan de westkant van het plangebied een uitbreiding vanuit de dijkzone geprojecteerd. Deze woningen worden tevens afgewikkeld via de Italiestraat, en de woonstraten aan die zijde.

4.12.3 Snelfietsroutes

Langzaam verkeer

De Waalsprong wordt ontsloten door een netwerk van doorgaande snelfietsroutes. Snelfietsroutes spelen een belangrijke rol in het stedelijk verkeerssysteem en de duurzaamheidsdoelen: mensen fietsen meer en vermijdbare autoritten worden voorkomen.

Snelfietsroutes liggen waar mogelijk door de wijk en niet langs hoofdwegen voor autoverkeer. Lent en de binnenstad van Nijmegen liggen op korte afstand en zijn uitstekend bereikbaar per fiets. Snelfietsroutes maken stedelijke- en wijkbestemmingen makkelijk bereikbaar en zijn aantrekkelijk om te gebruiken.

Bij station Lent (knoop Lent) komen veel belangrijke snelfietsroutes in Nijmegen Noord samen. Het is een verdeelpunt richting fietsbrug De Snelbinder en de Waalbrug. Het netwerk van snelfietsroutes zorgt tevens voor goede verbindingen met andere bestemmingen in de stad en de regio. Het fietsbeleid voor de Waalsprong is vastgelegd in het Uitvoeringsplan Fietsinfrastructuur Waalsprong.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0035.png"

Afbeelding : Uitvoeringsplan Fietsinfrastructuur 

Om de S100 Graaf Alardsingel zoveel mogelijk te ontlasten is het uitgangspunt de kruisingen met fietsroutes ongelijkvloers op te lossen. Naast fietsbrug 't Groentje wordt daartoe een nieuwe fietsonderdoorgang gerealiseerd in het stadsbrugtracé ten westen van de Italiestraat. De fietstunnel komt naast de watersingel te liggen.

De fietstunnel wordt onderdeel van de snelfietsroute Lent-Oosterhout die door de wijk loopt. Deze verbindt station Lent met Waaijenstein en Oosterhout.

Een tweede snelfietsroute in Woenderskamp is oost-west georiënteerd: vanaf de Eisenhowertunnel ter hoogte van de Vrouwe Udasingel via de Italiestraat naar De Oversteek. Deze is voor een belangrijk deel uitgevoerd als fietsstraat. De fietsstraat is autoluw, autoverkeer is te gast, en biedt bereikbaarheid voor aanliggende percelen. Er is geen doorgaand autoverkeer.

Gezien de ligging van de wijk is een hoog fietsgebruik kansrijk. De vormgeving van de fietsverbindingen wordt daarop vormgegeven. Uitgangspunt voor de hoofdfietsroutes door het gebied zijn directe verbindingen en die autovrij of autoluw zijn.

4.12.4 Parkeren

Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota “Kiezen en Delen” parkeren in Nijmegen, parkeernota 2013-2017 (Parkeernota). In een gebied zoals Woenderskamp is parkeren een belangrijk thema. De oplossingen die nu gekozen worden zijn van grote invloed op het leefklimaat, op het toekomstig autogebruik, de toekomstbestendigheid en op de verkoopbaarheid of verhuurbaarheid van woningen en voorzieningen. Omdat parkeren ruimte intensief is maakt het deel uit van de duurzame stedelijke ontwikkeling. Vooraf moet goed in beeld gebracht worden wat de effecten zijn van parkeeroplossingen. De invloed van geparkeerde auto's op verkeersveiligheid en de kwaliteit van de openbare ruimte moet meegewogen worden.

In de Nota Parkeernormen en in de beleidsregels wordt helderheid gegeven over het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij diverse functies en de werkwijze bij het bepalen van de normen. De omgevingsvergunning wordt getoetst aan de op dat moment geldende parkeernormen conform de dan geldende beleidsregels. Bij het beoordelen van een ontwikkeling kijkt de gemeente of rekening is gehouden met het vereiste aantal parkeerplaatsen. Op deze manier wordt overlast in de omgeving zoveel mogelijk beperkt. De parkeernormering is bepaald aan de hand van de stedelijkheidsgraad. Nijmegen is aangeduid als sterk stedelijk. Conform de gebiedsindeling valt Hof van Holland grotendeels in de categorie 'Centrumgebied' en deels in 'Schil/overloopgebied'. Uitgangspunt is dat parkeren voor bewoners op eigen terrein moet gebeuren. Bezoekersparkeren in het centrumgebied mag in de openbare ruimte worden opgelost, in de schil moeten deze bezoekersparkeerplaatsen opbaar toegankelijk zijn.

4.12.5 Openbaar vervoer

Het gebied is goed ontsloten per hoogwaardig openbaar vervoer (HOV). Dit is een uitwerking van de stedelijke bereikbaarheidsdoelstellingen en de duurzaamheidsdoelen. Woenderskamp ligt op korte –befietsbare- afstand van station Lent. Vandaar rijden met hoge frequentie treinen vanuit de Stadsregiorail.

De HOV bus over de Italiestraat-Graaf Alardsingel zorgt voor een goede verbinding met de rest van de stad en de regio. Op de Italiëstraat is een HOV halte geprojecteerd.

De Italiestraat ligt midden door het plangebied. Momenteel is de weg een busbaan met fietsstroken, onderdeel van de HOV route door de wijk. Deze weg krijgt in de toekomst een bredere functie als ontsluitingsweg voor alle verkeer. Door de knip in de Griftdijk Noord is de verkeersintensiteit beheersbaar en is menging van gemotoriseerd verkeer acceptabel, cq is een exclusieve busbaan niet aan de orde. Dit is belangrijk om aan de hoge eisen van afwikkelingskwaliteit voor het HOV te kunnen voldoen. Om de HOV doorstroming op kruisingen met zijstraten te kunnen garanderen kan een plaatselijke verbreding van het wegprofiel nodig zijn.

De aansluiting van de Italiestraat op de Graaf Alardsingel moet ter hoogte van het kruispunt worden voorzien van een gedeelte vrije busbaan om de wachtrij ter plaatse te kunnen passeren. Deze kan veilig geconfigureerd worden in de wegindeling terplaatse.

De vormgeving van de aansluiting van de Italiestraat op de Griftdijk is thans nog niet bekend. Naast veiligheid speelt hier ook de doorstroming HOV een rol. In dit bestemmingsplan wordt een rotonde ter plaatse niet uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP27000-VG01_0036.png"

Afbeelding: principeprofiel Italiëstraat

4.13 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat, de duurzaamheidsagenda 2011-2015 en de nota Duurzaamheid in Uitvoering 2013-2017 vastgelegd.

Hoofddoelstelling is da Nijmegen op termijn energieneutraal wordt en dat de stad zich voorbereidt op klimaatverandering. Kernbegrippen hierbij zijn mitigatie en adaptatie.

Mitigatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.

Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.

Opwekking duurzame energie en duurzame mobiliteit

Nijmegen wil in 2045 een stad zijn die in zijn eigen energiebehoefte voorziet. Energiebesparing en duurzame energie zijn de leidraad en iedereen in de stad kan straks meewerken aan deze lange termijn energievisie. Inzetten op duurzaamheid is tegelijk een belangrijke kans voor economische groei. Nijmegen kan in 2045 een energieneutrale stad zijn door 50% energie te besparen en 50% energie duurzaam op te wekken (ten opzichte van totaal stedelijk energieverbruik 2009). Het plan biedt ruimte op duurzame energie op daken op te wekken.

De woningen zullen via het warmtenet van duurzame warmte en warm water voorzien worden. Duurzame elektriciteit kan o.a. met zonnecellen opgewekt worden. Gezien de behoefte die ook voor duurzame elektriciteit ontstaat om elektrische voertuigen op te laden heeft het de voorkeur dakvomen en oriëntaties zoveel mogelijk op een optimale zonne-expositie af te stemmen.

Klimaataspecten

In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.

Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Door groenontwerp en waterhuishouding te combineren kunnen de aanwezige en potentiele ecologische waarden van het gebied vergroot worden.

In de Waalsprong zijn de grotere groen- en waterstructuren gekoppeld. Het regenwater wordt grotendeels afgekoppeld en over het oppervlak naar wadi's afgevoerd. Omdat deze afvoerstructuur niet door de maatvoering van buizen beperkt wordt is ze uitermate geschikt om zwaardere buien tijdelijk in de openbare ruimte op te vangen.

Op een kleiner schaalniveau moet het optreden van hitte-eilanden voorkomen worden. Dit geldt in het bijzonder voor versteende delen van het plangebied, zoals door bebouwing omsloten parkeerterreinen. Waar mogelijk moeten deze door beplanting in de vorm van bomen en of pergola's beschaduwd worden.

Voor woningbouw en utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.

Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. Nijmegen en de corporaties hebben het Groen Akkoord ondertekend, dat voorziet in het gebruik van de GPR-methodiek om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen, voor zorgwoningen is een aanvullende checklijst opgesteld.

4.14 Gezondheid

Gezondheid wordt bepaald door persoonlijke factoren en omgevingsfactoren. Deze laatste factoren worden onder meer beïnvloed door de activiteiten in en om het bestemmingsplangebied. In de hierboven beschreven ordeningssystematiek wordt het aspect gezondheid niet rechtstreeks genoemd. De huidige bestemmingsplansystematiek biedt geen instrumenten om voor dit aspect een integraal formeel bindend kader op te stellen. De door de VNG gehanteerde bedrijfscatregorieindeling is wel op de belangrijkste omgevingsfactoren (hinder door geluid, stof, luchtverontreiniging en bestrijdingsmiddelen en externe veiligheid) gericht en geeft daarmee, samen met de onderzoeken naar bodem-, lucht- en geluidskwaliteit een basis voor het verantwoorden van gezondheidsaspecten in het bestemmingsplan.

Uit deze paragrafen in de toelichting van dit bestemmingsplan blijkt dat het plan binnen wettelijke - en beleidsnormen realiseerbaar is, maar dat voor de woningen langs de grotere weg- en railinfrastructuur ontheffingen noodzakelijk zijn. Bij deze woningen treedt ook cumulatie op met de milieuaspecten lucht, stof en externe veiligheid.

In de ontwerpen zal daarom niet alleen met geluids-aspecten, maar ook met deze andere milieu-aspecten nadrukkelijk rekening gehouden moeten worden.

In het plan is ruimte voor een basisschool. Dit zijn extra-gevoelige bestemmingen, die daarom ook niet binnen veiligheidscontouren of aan drukke wegen gepland zijn.

Daarnaast zijn terrein-inrichtingsaspecten (ontsluitings- en groenstructuur, de verkeersstructuur en langzaam verkeersroutes bepalend voor de mate waarop de invloed van de omgevingsfactoren op gezondheid van omwonenden en gebruikers van het terrein wordt teruggedrongen.

In het plan bieden zowel de interne groenstructuur als de aan de randen liggende groene gebieden goede mogelijkheden voor beweging en actieve recreatie. Binnen het plan wordt een fit-track gerealiseerd, die extra aanleidingen tot gezond bewegen genereert.

Een derde belangrijk aspect is gezondheidsbeleving. Duidelijke informatie over activiteiten op het terrein geeft omwonenden en gebruikers de mogelijkheid een reëel beeld van hun situatie te vormen. Een specifiek onderwerp waar dit voor geldt in dit bestemmingsplan is de risicobeleving vanwege de aanwezigheid van de route gevaarlijke stoffen, Hiervoor wordt verwezen naar de paragraaf externe veiligheid.

Resumerend kan gesteld worden dat binnen dit plan gezondheidsaspecten voldoende zijn afgewogen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de StandaardVergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP), de verbeelding is getekend conform Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012) en wordt uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).

5.2 Systematiek van de planregels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).

5.3 Beschrijving per bestemming

Enkelvoudige bestemmingen

De bestemmingen Groen, Verkeer, Wonen, Groen -Historische Tuin zijn allemaal enkelvoudige bestemmingen. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar slechts één hoofdfunctie is toegestaan.

In dit bestemmingsplan wordt de Historische Tuin behouden. Deze krijgt de bestemming "Groen-Historische Tuin". Met deze bestemming wordt de inrichting van het perceel als een weergave van het in Lent verdwenen karakteristieke warmoezeniersbedrijf, met een publieksfunctie, geborgd. Wel verandert ten gevolge van de planontwikkeling de oorspronkelijke vorm van de Historische tuin.

De aanwezige dienstwoning is opgenomen binnen een bouwvlak; overige bebouwing valt daarbuiten. Daarvoor geldt een maximum bebouwingspercentage zoals op de verbeelding is aangegeven. De randen van het nieuwe gebied van de Historische Tuin dienen gevrijwaard te blijven van nieuwe bebouwing.

Combinatiebestemming

De bestemming Woongebied is een combinatiebestemming. Deze bestemming is opgenomen om meerdere hoofdfuncties toe te staan. Het gaat in dit geval om de functies wonen en maatschappelijke voorzieningen.

Dubbelbestemmingen

De bestemmingen Waarde Archeologie - 2, Waarde Archeologie - 3, en Waterstaat - Waterlopen zijn dubbelbestemmingen. Deze bestemmingen kunnen samenvallen met enkelvoudige bestemmingen alsmede met de combinatiebestemming. De dubbelbestemmingen kunnen onderling ook samenvallen. Er gelden dan meerdere dubbelbestemmingen voor dezelfde gronden. Bij de algemene regels is een voorrangsregeling opgenomen voor de situatie dat dubbelbestemmingen samenvallen.

De dubbelbestemming Waterstaat-Waterlopen betreft in feite een zoekgebied. Deze bestemming zal ruimer zijn dan het daadwerkelijke trace van de aan te leggen watersingel.

Algemene aanduidingsregels

Er is in het bestemmingsplan sprake van 4 gebieden met een aanduiding.

-veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen;

-overige zone - zoekgebied openbaar vervoerverbinding;

-wetgevingzone - waarde archeologie 1;

-overige zone-uitsluiting gevoelige bestemmingen

In de eerstgenoemde zone worden zeer kwetsbare objecten uitgesloten in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor Arnhem-Nijmegen. De tweede zone heeft betrekking op de Italiëstraat. De zone met waarde archeologie 1 heeft betrekking op gebieden waar de verwachting op het aantreffen van archeologische waarden laag of middelhoog is. Tevens betreft het gebieden waar er op basis van de huidige kennis onvoldoende informatie is om tot een andere waardestelling over te gaan.

In de "overige zone-uitsluiting gevoelige bestemmingen" worden kinderdagverblijven en scholen uitgesloten, in verband met de dichte nabijheid van de Graaf Alardsingel.

Overige regels

De overige regels hebben betrekking op de uitsluiting van de aanvullende werking van de bouwverordening, de berging van hemelwater, en de, reeds eerder genoemde voorrangsregeling bestemmingen.

Overgangs- en slotregels

Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels (naam bestemmingsplan).

 

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Kostenverhaal

De voorgestelde bestemmingsplanwijziging maakt het mogelijk woningbouw in het plangebied Woenderskamp in Nijmegen Noord te realiseren. De gemeente is eigenaar van het terrein. Dit heeft tot gevolg, dat de financiële regie via een gemeentelijke grondexploitatie loopt.

Het plangebied maakt deel uit van de grondexploitatie Waalsprong, deelplan Woenderskamp, welke op 11 mei 2016 door de gemeenteraad van Nijmegen is vastgesteld.

De grondexploitatie bevat onder andere kosten voor aankoop van grond, het bouw- en woonrijpmaken en de gemeentelijke plankosten. Dekking van de kosten vindt plaats door verkoop van kavels. Er is sprake van een sluitende deelexploitatie Woenderskamp, dit houdt in, dat de kosten worden gedekt door de opbrengsten.

Voor de twee percelen langs de Griftdijk Noord waar een extra bouwkavel wordt toegevoegd (Griftdijk Noord 19 en 25), is een anterieure overeenkomst afgesloten met de initiatiefnemers, waardoor ook voor die gronden van het plangebied kostenverhaal verzekerd is.

Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar is. Via de grondprijs is het kostenverhaal in het ontwikkelgebied anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld .

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Voorafgaand aan het PLAN MER is een Notitie Reikwijdte en Detailniveau opgesteld. Deze is onderworpen aan inspraak. De terinzageperiode liep van 14 juli 2016 tot en met 24 augustus 2016. Er is één reactie ontvangen.

7.2 Overleg

7.2.1 Overleg NRD

Voorafgaand aan het PLAN MER is een Notitie Reikwijdte en Detailniveau opgesteld. Deze is voorgelegd aan de wettelijke adviseurs.

Van 3 wettelijke adviseurs (Waterschap Rivierenland, provincie Gelderland en de GGD) is een inhoudelijke reactie ontvangen.

7.2.2 Wettelijk vooroverleg

Reactie Prorail

Reactie Prorail   Reactie gemeente Nijmegen  
Prorail mist een onderzoek naar trillingshinder voor toekomstige bewoners bij het ontwerpplan. Prorail verzoekt bij de uitwerking van het plan eisen mee te geven t.a.v. de constructie van gebouwen zodat trillinghinder in de gebouwen vanwege het spoorgebruik zo min mogelijk wordt ervaren.   De gemeente Nijmegen is van mening dat ProRail inderdaad een punt heeft en dat het inderdaad verstandig is om dit te onderzoeken.
De gemeente gaat op 13 december a.s. met Prorail overleggen hoe dit verder vorm te geven.  

Reactie GGD Gelderland Zuid

Reactie GGD   Reactie gemeente Nijmegen  
In de actualisatietoets (bijlage 1 van het MER van 3 november 2016) wordt geconcludeerd dat het thema Gezondheid geen reden is om het MER Waalsprong uit 2003 (of aanvulling uit 2007) aan te vullen. De milieuaspecten geluidhinder, luchtkwaliteit en veiligheid, structuur voor langzaam verkeer, groen en recreatie zouden het thema Gezondheid in het MER van 2003 voldoende dekken. De GGD had graag wel een aanvulling op het MER van 2003 (of aanvulling uit 2007) gehad voor het thema Gezondheid, of dit willen bespreken. Gezondheid is nu namelijk beoordeeld als een afgeleide van verschillende milieufactoren waarbij veelal zal zijn uitgegaan van wettelijke normen, terwijl ook onder of zonder normen gezondheidswinst kan worden behaald. Voor een verdere onderbouwing zie ook onze reactie op de Notitie Reikwijdte en detailniveau van 5 augustus 2016 (kenmerk OS 82403).

 
Wij zullen een gesprek met de GGD organiseren.

De perceptie dat in de beoordeling van de situatie op de aspecten geluid, lucht etc. alleen naar situaties boven normen gekeken is, is niet correct.
Enkele voorbeelden:
- in de Nijmeegse situatie worden de normen voor luchtkwaliteit niet overschreden, desondanks worden gevoelige bestemmingen niet in de eerstelijnsbebouwing van de GAS opgenomen.
- hogere waarden voor geluidsbelaste woningen langs de infrastructuur zijn gekoppeld aan de verplichting dat deze woningen daarmee een effectieve afschermende werking voor het daarachter gelegen woongebied moeten hebben.
 
De GGD vraagt vooral aandacht voor de gezondheidseffecten van de veranderingen van de verkeersinfrastructuur sinds 2003/ 2007. Aan de Prins Mauritssingel in Lent staan de woningen gezondheidskundig gezien te dicht op de weg.
 
Sinds 2007 is de verkeersinfrastructuur in dit gebied niet wezenlijk veranderd.  
Het is voor de GGD niet duidelijk of bij het beoordelen van de belasting voor de gezondheid van de huidige infrastructuur nagegaan is of:
 
- de nieuwe woonwijken Woenderskamp, Broodkorf, Hof van Holland leiden tot een grotere belasting door het verkeer voor de bewoners (van de eerste rijbewoning) aan de Prins Mauritssingel;   De ontwikkeling van Hof van Holland e.o. is een onderdeel van de totale Waalsprongontwikkeling. Deze zat dus al in de verkeersprognoses die gebruikt zijn bij de ontwikkeling van de prins Mauritssingel.  
- bij de beoordeling van de belasting door het verkeer in Lent (en Nijmegen) naast de berekende concentraties van verschillende luchtkwaliteitsindicatoren ook het aantal belaste personen is meegenomen;   De plannen die ter besluitvorming liggen zijn globale bestemmingsplannen. Het maximum aantal woningen is vastgelegd, maar de stedenbouwkundige verkaveling, woningtype en woningaantallen zijn niet gedetailleerd vastgelegd. De geografische verdeling van het aantal personen (bijvoorbeeld in eerstelijns bebouwing of daarachter) kan daarom niet bepaald worden  
- de effecten van de verkeersinfrastructuur op de doorstroming en routekeuze (via S100 of N325) voor een groter gebied is vergeleken, dus ook inclusief toekomstige bewoners dichtbij de bocht van de Graaf Alardsingel en de bewoners van Nijmegen-centrum   De beslissingen over de hoofdinfrastructuur zijn onderbouwd met het MER Stadsbrug (2004-2006) en de MER- aanvulling verkeersstructuur Waalsprong (2006).
In de nu ter beslissing liggende plannen wordt de verkeersstructuur niet gewijzigd.  
Als de voor de woonwijken Woenderskamp en Boordkorf bestemde gebieden zijn volgebouwd zal het praktisch onmogelijk zijn de nieuwe stadsbrug/ Graaf Alardsingel directer te verbinden met bijvoorbeeld de Griftdijk Noord of de Margaretha van Mechelenweg/ S111. Het verkeer richting Nijmegen wordt nu geleid via de Prins Mauritssingel in Lent. De nieuwe woonwijken zullen waarschijnlijk een extra belasting voor de gezondheid geven voor de al hoog belaste bewoners die wonen aan deze singel   De geplande wijken zijn onderdeel van de gehele Waalsprongontwikkeling en zijn meegenomen in het berekenen van de lucht- en geluidssituatie voor de overige Waalsprongwijken.  
Als een directere verbinding met de nieuwe stadsbrug ook leidt tot een betere verdeling van het verkeer over de N325 en de S100 dan in de huidige situatie dan zal dit ook een positief effect hebben op de belasting van bewoners in Nijmegen-centrum (Oranjesingel, Keizer Karelplein en Graafseweg). Ook Nijmegen-centrum is relatief hoog belast,   We zijn het met u eens dat een goede verdeling van het verkeer tussen de Prins Mauritssingel (N325) en de S100 leidt tot een positief effect voor bewoners in de binnenstad. Dit effect hebben wij in beeld gebracht bij de besluitvorming rond de aanleg van de stadsbrug de Oversteek (salderingsbenadering).  
en de gemeente Nijmegen wil de blootstelling aan roet reduceren met 40% in 2022 ten opzichte van 2016 (Collegebesluit van 28 september 2016)   De primaire insteek van dit programma is om de uitstoot van roet te beperken (rie ook beantwoordingen .  
De directere verbinding kan ook een positieve invloed hebben op het toekomstig leefmilieu in Lent omdat het doorgaand verkeer dan om de nieuw te bouwen woningen wordt geleid in plaats van er tussendoor via de bocht van de Graaf Alardsingel.   Een directere verbinding tussen de Oversteek en de A15 zou regionaal verkeer door de stad trekken. Dit is niet wenselijk voor het leefmilieu in de wijken die in Nijmegen west langs de S100 gelegen zijn. Bovendien is onlangs besloten tot een zuidelijke knip op de Griftdijk.
Het beleid van gemeente en regio is juist zoveel mogelijk regionaal verkeer via het hoofdwegennet (provinciaal en landelijk) af te handelen.
De bulk van het verkeer dat nu over de Prins Mauritssingel en de S100 rijdt, heeft zijn herkomst of bestemming in Nijmegen. Het is daarom niet mogelijk dit verkeer buiten de bebouwde kom van Nijmegen te houden.  
De afstand tot een drukke weg is een goede indicator voor de gezondheidseffecten van verkeer (luchtverontreiniging en geluid). Wonen en op een andere wijze verblijven aan een drukke weg gaat gepaard met meer gezondheidseffecten. De GGD adviseert geen nieuwe gevoelige bestemmingen, inclusief woningen, te bouwen binnen 50 meter van een
drukke provinciale of binnenstedelijke weg  
In eerdere versies van de GGD adviezen omtrent gevoelige bestemmingen langs wegen werden met name groepen als kinderen, zieken en bejaarden onder de gevoelige bestemmingen genoemd. Nijmegen heeft dat advies overgenomen en sluit specifieke gebouwen voor die kwetsbare groepen uit binnen 50 meter van de Graaf Alardsingel. Het volledig vrijlaten van deze zone van woningen zou echter planeconomisch en stedenbouwkundig niet haalbaar zijn.  

Reactie Waterschap Rivierenland

Het Waterschap Rivierenland geeft een positief advies, maar plaatst wel enkele opmerkingen.

De plannen houden voldoende rekening met de kaders en uitgangspunten van het WIW   De gemeente neemt instemmend kennis van deze opmerking.  
Het zuidelijke deel van het plangebied Hof van Holland Centrum igt binnen de binnendijkse buitenbeschermingszone van de primaire waterkering. Dit vormt geen belemmering voor woningbouw, maar stelt wel eisen aan onder andere diepe ontgravingen zoals bijvoorbeeld kelders. Het Waterschap stelt het op prijs indien in de toelichting aandacht wordt besteed aan de ligging van deze zone en de impact op de planontwikkeling.   Voor het plangebied van Woenderskamp is geen sprake van overlap met de (binnendijks gelegen) buitenbeschermingszone. Zie verder ook de paragraaf regionaal beleid, beleid Waterschap (legger).  
In de plantoelichting moet de meeste recente versie van de tussen gemeente en Waterschap overeengekomen waterparagraaf worden opgenomen.   Dit is reeds het geval.  
Het Waterschap stelt voor in het PlanMER een aangepaste variant als voorkeursvariant op te nemen.   In het PlanMER is ook een combi-variant opgenomen.  
Het Waterschap wijjst er op dat dat voor de dijkversterking Wolferen-Sprok een separate MER procedure zal worden doorlopen, specifiek gericht op de impact van de dijkversterking. De gemeente Nijmegen zal nauw bij dat proces worden betrokken.   De gemeente neemt instemmend kennis van deze opmerking.  

Reactie provincie Gelderland

Reactie provincie   reactie gemeente Nijmegen  
De woningen en school zijn goed onderbouwd op grond van de Ladder voor duurzame verstedelijking.   De gemeente neemt instemmend kennis van deze opmerking.  
Er zijn geen provinciale belangen in het geding .   De gemeente neemt instemmend kennis van deze opmerking.  

Gemeente Lingewaard

De gemeente Lingewaard heeft geen opmerkingen bij de planontwikkeling.

Gemeente Beuningen

De gemeente Beuningen heeft geen opmerkingen ten aanzien van het plan.

Reactie Gasunie

De Gasunie heeft laten weten geen opmerkingen te hebben bij het plan.

Reactie gemeente Lingewaard

De gemeente Lingewaard heeft geen opmerkingen ten aanzien van het plan.

Reactie gemeente Overbetuwe

De gemeente Overbetuwe heeft geen opmerkingen ten aanzien van het plan.