direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen De Stelt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP23000-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het gebied "de Waalsprong" is de belangrijkste Nijmeegse uitbreidingslocatie en is gesitueerd aan de noordzijde van de rivier de Waal. In deze Vinex-locatie worden in totaal circa 12.000 woningen gerealiseerd. Onderdeel van de ontwikkeling van de Waalsprong is het gebied de Stelt. De Stelt ligt direct ten zuiden van het bestaande dorp Lent en direct ten noorden van de rivier de Waal. Het is de bedoeling dat in het gebied de Stelt in totaal circa 400 tot 460 woningen worden gerealiseerd. Ook is de mogelijkheid geboden om één zogenoemd ´beschermd wonen cluster´ te realiseren. Het gaat om een beschermd wonen cluster met 24-uurs zorg. Verder dienen er in de Waalsprong voldoende onderwijsvoorzieningen te komen. Het bestemmingsplan maakt daarom tevens één basisschool mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0001.jpg"

Positionering van de Stelt ten opzichte van andere wijken in de Waalsprong

1.2 Bestaande situatie

Het gebied de Stelt is gelegen tussen de Bemmelsedijk, Prins Mauritssingel, Lentse Tuinstraat en Steltsestraat en is een zeer bijzonder gebied in Nijmegen en de Waalsprong. Het ligt ingeklemd tussen de kern van Lent en de rivierdijk; een locatie met prachtige uitzichten over de rivier, de stad, de stuwwal en de Waalbrug. De Stelt ligt dicht bij de uiterwaarden van de Waal en de Gelderse Poort, een uniek en Europees beschermd Natura2000 gebied. Het is hiermee een unieke locatie.

De Stelt is een agrarisch poldergebied dat tot voor kort in gebruik was als landbouwgrond. De vruchtbare grond bood een goede bodem voor bijvoorbeeld fruitteelt en boomgaarden. Relicten van de land- en tuinbouw (akkers, bongerds, weiden, moestuinen) zijn hier en daar nog te zien. Er zijn in en rond het gebied verder diverse beeldbepalende elementen:

  • De dorpsrand van Lent;
  • De dijk met de uiterwaarden, de Waal, de polder en het zicht op de stuwwal;
  • De zichtlijnen op de St. Stevenskerk en de Lentse kerk (Maria Geboorte kerk);
  • Het Wijnfort;
  • De Waalbrug;
  • Aangrenzend de nieuwe Lentse kade en het nieuwe eiland Veur Lent.

1.3 Voorgenomen ontwikkeling

Met de realisatie van de nieuwe woonwijk de Stelt wordt de Waalsprong verbonden met de Waal. Het motto voor de ruimtelijke visie op de Stelt is 'van dorp naar dijk'. Hiermee wordt aangegeven dat het gebied een overgang vormt van het oude dorp Lent naar de nieuwe dijk en nevengeul en de Waal. Het gebied de Stelt is op te delen in twee delen. Een noordelijk deel (dorpsrand) en een zuidelijk deel (dijkzone), doorsneden door de aan te leggen Verlengde Turennesingel en de watergang.

Bij de ontwikkeling van de Stelt is het belangrijk om het noordelijk deel goed aan te laten sluiten bij de bebouwing aan de Steltsestraat en deze bebouwing zoveel mogelijk herkenbaar en beleefbaar te houden. Dit kan door dit gebied een openbaar karakter te geven bijvoorbeeld een plantsoen of ontsluiting. De intentie is om geen grote bebouwingswanden te maken, maar middels kleinschalige bebouwing aan te sluiten bij het dorpse karakter van Lent. Voor het zuidelijk deel kan er een duidelijke profilering naar het water komen, met bijvoorbeeld op sommige punten een hoogteaccent (uitkijken over de dijk). Centraal door het gebied loopt een 'utilitaire' zone, met de Verlengde Turennesingel en de watersingel als belangrijke structurerende elementen. Ook de cultuurhistorische dragers, zoals de Steltsestraat, de achterkade/dwarskade en het oude zeeg tracé, zijn structurerend en van belang om te gebruiken voor de identiteit van het gebied.

De Stelt zal ontsloten worden door de aan te leggen Verlengde Turennesingel. Ook zal deze weg de verbinding vormen tussen enerzijds de (toekomstige) woongebieden Visveld en Vossenpels en anderzijds de woongebieden Hoge Bongerd, Veur Lent en Citadel. De woongebieden Stelt noord en Stelt zuid zullen direct ontsloten worden op de Verlengde Turennesingel.

Uit de laatste woningmarktverkenningen Nijmegen 2012 blijkt een grote vraag naar groenstedelijk wonen. De Stelt is een prima plek om dit woonmilieu te realiseren. Bij een groenstedelijk woonmilieu gaat het in beginsel om een woonmilieu met ruime woningen met voldoende ruimte eromheen, groene lanen, voortuinen, plantsoenen, hofjes, parkeren zoveel mogelijk uit het straatbeeld, en groene erfafscheidingen. Maar ook een variatie in woningtypen zoals vrijstaand, twee-onder-een-kap en rijwoningen met voldoende mogelijkheden voor spelen, past binnen het groenstedelijk woonmilieu. Uitgangspunt is verder dat de woningen toegankelijk en levensloopgeschikt worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0002.png"

De ligging van het plangebied de Stelt (met rood omlijnd) in z'n omgeving

1.4 Ambitiedocument

Ten behoeve van de ontwikkeling van het gebied de Stelt, is een ambitiedocument opgesteld. In het ambitiedocument zijn de ambities, hoofdlijnen en aandachtspunten bij de herontwikkeling van het gebied onderzocht en uiteengezet. Het vormt daarmee een voorloper op het bestemmingsplan, dat de ontwikkeling planologisch mogelijk moet maken. Het ambitiedocument vormt de basis van het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan.

1.5 De Stelt en de omgeving

De ontwikkelingsgebieden in de zuidrand van de Waalsprong, namelijk Hof van Holland, Hoge Bongerd, Veur-Lent en de Stelt, grenzen aan de Waal en zijn gericht op de bestaande stad. De gebieden bepalen de identiteit in dit deel van de Waalsprong en de omarming van de Waal en verdienen een invulling met bijzondere woonvormen en functies.

Direct grenzend aan de Stelt wordt het project dijkteruglegging Lent uitgevoerd. Het gaat om een dijkteruglegging en het graven van de nevengeul in het kader van het nationale project 'meer ruimte voor de rivier'. Aan de oostkant van de Waalbrug, direct ten zuiden van de Stelt, wordt een volledig nieuwe dijk aangelegd ter vervanging van het gedeelte dijk dat in de nevengeul verdwijnt. De Stelt komt dus in de toekomst te liggen aan een nevengeul met een nieuwe dijk en grenzend aan de zogenaamde drempel die voor de waterinlaat in de nevengeul zorgt. Via deze drempel is het eiland Veur Lent te bereiken. De huidige afgraving in de uiterwaard wordt straks aangesloten op de nevengeul.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0003.png"

Bijzondere gebieden die het gezicht van de Waalsprong bepalen

1.6 Vigerend planologisch regime

Voor het plangebied gelden op dit moment nog (delen van) de volgende bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent (vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Elst op 28 november 1989, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 9 juli 1990, en onherroepelijk bij Kroonbesluit van 6 augustus 1992);
  • bestemmingsplan Kern Lent - Visveld (vastgesteld door de raad op 27 juni 2012 en onherroepelijk op 6 november 2012);
  • bestemmingsplan Nijmegen Ruimte voor de Waal (vastgesteld op 21 maart 2012 en onherroepelijk bij uitspraak van de Raad van State van 27 december 2012).

Bovengenoemde plannen maken de voorgenomen ingreep niet mogelijk, waardoor de noodzaak van een bestemmingsplanherziening is ontstaan.

1.7 Proces

Bij de totstandkoming van het ambitiedocument en het bestemmingsplan is overleg gepleegd met alle relevante gemeentelijke vakinhoudelijke disciplines, andere overheden en diensten (zoals de Provincie Gelderland, Rijkswaterstaat en het Waterschap), met diverse bewoners van de Steltsestraat en de Lentse Tuinstraat, en met marktpartijen om te komen tot een zo integraal mogelijk product. Tevens is het Platform Waalsprong en de bewonersgroep Belang Stelt geïnformeerd over het ambitiedocument en het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is tevens in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan diverse instanties (de reacties van deze instanties zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Vooroverleg van deze plantoelichting).

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Barro zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet. Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere pkb's en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen volgen de nahangprocedure en kunnen vervolgens in werking treden. Het betreft de volgende onderdelen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Daarnaast zijn er recent onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe is in artikel 3.1.6 van het Bro een artikellid ingevoegd (artikel 3.1.6, tweede lid, nieuw), op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In dit bestemmingsplan moet voldaan worden aan deze duurzaamheidsladder. Hieronder wordt hierop nader ingegaan.

Sub a. (Actuele) regionale behoefte

Nijmegen is een stad die voorlopig blijft groeien. Dit wordt veroorzaakt door een geboorteoverschot en door een immigratieoverschot. Uit het woningmarktonderzoek Woningmarktverkenningen Nijmegen 2010-2020 blijkt dat er de eerstkomende 10 jaar nog 1.000 woningen per jaar gerealiseerd moeten worden. Demografische trends laten zien dat jongeren, hoogopgeleiden en ouderen naar de steden trekken vanwege het woonmilieu, de werkgelegenheid en voorzieningen. Nijmegen is, met ruim 165.000 inwoners, de 10e gemeente van Nederland. De verwachting is dat Nijmegen tot 2030 blijft groeien, waarna de groei afvlakt. Daarmee is Nijmegen in de regio de stad die het langste doorgroeit. Een inwoneraantal tussen de 170.000 en 175.000 in 2020 lijkt aannemelijk. De groei in Nijmegen is relatief sterk en ook de woningvraag is nog altijd groot. Slechts in twee van de andere twaalf kennissteden (Delft en Utrecht) groeit de bevolking de komende jaren harder. Maar de stad groeit niet gelijkmatig. Met name Nijmegen Noord, met de grote nieuwbouwlocatie Waalsprong, neemt nog sterk in inwonertal toe. Hier worden de meeste nieuwe woningen gebouwd. In andere wijken zoals Dukenburg en Lindenholt neemt de bevolking af. De woningvraag in Nijmegen overstijgt nog steeds het aanbod. Ondanks de stagnatie in de woningmarkt blijft er een grote (latente) woningvraag in Nijmegen. De grootste vraag naar woningen in Nijmegen is enerzijds gericht op het centrum en de directe omgeving daarvan en anderzijds op de meer groene randen van de stad. Uit de resultaten van het recente woningmarktonderzoek WoON2012 blijkt deze uitbreidingsbehoefte nog steeds te bestaan, al is door de crisis de vraag wat meer verschoven naar de huursector. De resultaten van WoON2012 zijn richtinggevend voor planning en programmering van de woningbouw in Nijmegen.

Sub b. Benutting van beschikbare gronden

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte aan (stedelijk) wonen. De ontwikkeling maakt onderdeel uit van de Waalsprong, waarvoor een bouwopgave ligt van in totaal circa 12.000 woningen. De keuze om in het Waalspronggebied te voorzien in de uitbreidingsbehoefte van Nijmegen, is reeds gemaakt in de jaren negentig van de vorige eeuw (Vinex). Hierover heeft besluitvorming plaatsgevonden op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In die zin maakt de ontwikkeling van De Stelt onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. Ook in de recent vastgestelde Verstedelijkingsvisie van de Stadsregio (2011) wordt de Waalsprong benoemd als essentiële schakel:

"De Vinex-locaties (Schuytgraaf, Westeraam en Waalsprong) voorzien in een woonbehoefte en zijn, net als de doortrekking van de A15, een essentiële schakel in het realiseren van de doelstellingen uit het Regionaal Plan. Deze locaties gaan uit van de integraliteit van wonen, mobiliteit en werken. Daarnaast hebben diverse overheden reeds grote investeringen gedaan in de bijbehorende infrastructuur zoals de tweede stadsbrug bij Nijmegen en de aanleg van een HOV-netwerk. De stadsregio zet zich dan ook met blijvende aandacht in om deze locaties in zijn geheel te realiseren ook gelet op het feit dat het stedelijk kerngebied met hun Vinex-locaties verantwoordelijk zijn voor het merendeel van de vestigers in de stadsregio. Uit het WoON 2009 blijkt dat de vraag van externe vestigers naar een zelfstandige woning in de stadsregio voor 75 procent in de Vinex-gemeenten ligt".

Ook is te lezen dat "de steden Arnhem en Nijmegen de economische en culturele dragers van de stadsregio zijn. De gezamenlijke inzet van de steden is de versterking van het stedelijk kerngebied om een aantrekkelijk en concurrerend woon- en werkklimaat te creëren. Een aantal majeure projecten draagt daaraan bij: Centrale OntwikkelingsZone Arnhem (onder meer Sleutelproject Arnhem Centraal, Rijnboog, Stadsblokken Meinerswijk), Nijmegen Omarmt de Waal (onder meer Tweede Stadsbrug, Waalfront, dijkteruglegging Lent, Citadel Waalsprong)".

In de recent vastgestelden Structuurvisie Nijmegen 2013 is beschreven dat gefocused wordt op drie ontwikkelgebieden in de stad: waalfront, Waalsprong en Nijmegen CS. In de bestaande wijken willen we alleen nog woonmogelijkheden toevoegen als die iets toevoegen aan de wijk of buurt zoals woningen met zorg aan huis en ontmoetingsmogelijkheden. We zijn terughoudend met verdere inbreiding vanwege het belang dat we hechten aan groene ruimten, speelplekken en waterpartijen in een dichte stedelijke omgeving.

In het plangebied De Stelt worden in totaal circa 400-460 woningen gebouwd. Een dergelijk aantal woningen kan niet meer binnen reeds bebouwd stedelijk gebied worden gerealiseerd. En dat is dus ook in strijd met de vastgestelde Structuurvisie. In het bebouwd stedelijk gebied Waalfront bijvoorbeeld ten zuiden van de Waal vindt al herstructurering plaats van bedrijventerrein naar woongebied.

Sub c. Alternatieve locaties

De locatie is met de auto goed bereikbaar. Daarvoor wordt de Turennesingel verbonden met de Parmasingel, die ontsloten is op de Prins Mauritssingel. Deze nieuw aan te leggen Verlengde Turennesingel is onderdeel van een doorgaande fietsroute tussen Bemmel en de Vossenpels/centrum van Nijmegen. Ook de fietsverbinding van Waalbrug via Lentse Tuinstraat naar dorp Lent zal door De Stelt gaan. De Verlengde Turennesingel is onderdeel van de lijnvoering van de bus tussen Bemmel en Nijmegen. Een halte wordt aangelegd in de Stelt. Hiermee is de locatie dus via fiets, openbaar vervoer en auto ontsloten.

2.1.4 Conclusie Rijksbeleid

De realisatie van het woongebied de Stelt past in het rijksbeleid.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 (ontwerp) Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en van huidige strategische plannen voor water, milieu en mobiliteit.

Er komt een sterker accent te liggen op stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. Dit zijn de gebieden waar nu al de meeste mensen wonen en werken en die ook in de toekomst met name veel jongeren zullen trekken. Voor de versterking van (boven)regionale voorzieningen ligt de focus op drie stedelijke netwerken: dit zijn sterk verstedelijkte zones die de vorm aannemen van een netwerk van grotere en kleinere compacte steden, elk met een eigen karakter en profiel binnen het netwerk. Stedelijke netwerken zijn van groot belang voor Gelderland als geheel: als motor voor de economie en vanwege de voorzieningen voor de gehele regio. In Gelderland zijn drie stedelijke netwerken:

  • a. Apeldoorn-Zutphen-Deventer
  • b. Arnhem-Nijmegen
  • c. Ede-Wageningen

Ook de zes stadsregio's in de provincie Gelderland krijgen aandacht in de Omgevingsvisie. Voor de stadsregio zijn de speerpunten: innovatie en economische structuurversterking. Binnen deze speerpunten zijn de volgende clusters geformuleerd: energie- en milieutechnologie, logistiek, agro, toerisme,sociaal-economische vitaliteit en verstedelijking en het benutten van gebiedskwaliteiten.

Goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw in landelijk en stedelijk gebied zijn belangrijk. Het uitgangspunt is dat grote ontwikkelingen in of dichtbij stedelijke gebieden plaatsvinden. De ontwikkeling van de Stelt voldoet hieraan.

2.2.2 (ontwerp) Omgevingsverordening

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie worden juridisch vertaald in de (ontwerp) Omgevingsverordening. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

In de Omgevingsverordening wordt voorgesteld om de woningbouwcontour die momenteel van kracht is in de Stadsregio te verlaten en de Gelderse Ladder voor duurzame verstedelijking in te voeren. De ontwerp-Omgevingsverordening heeft, net als de ontwerp-omgevingsvisie, ter visie gelegen van 21 mei tot en met 2 juli 2013. Op dit moment is echter nog de Ruimtelijke Verordening Gelderland van kracht.

2.2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft de Provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de Provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Provincie richt zich daarbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Deze wordt binnenkort vervangen door de Omgevingsverordening. In de verordening worden nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio.

De beoogde realisatie van het woongebied de Stelt ligt binnen de woningbouwcontour en is verder ook niet strijdig met de andere bepalingen in de verordening.

2.2.4 Conclusie Provinciaal beleid

De ontwikkeling van woongebied de Stelt past binnen de nieuwe (ontwerp) Provinciale Omgevingsvisie en ook binnen de nu nog geldende Ruimtelijke Verordening Gelderland.

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen

De Stadsregio Arnhem Nijmegen legt in het Regionaal Plan (2005) de gemeenschappelijke ambities vast voor de ontwikkeling van de regio Arnhem-Nijmegen. Het Regionaal Plan laat zien hoe de betrokken gemeenten binnen de Stadsregio streven naar hoogwaardige regionale ontwikkeling van het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen als geheel. Met dit Regionaal Plan ontwikkelt de stadsregio ruimtelijk beleid en ruimtelijk relevant beleid voor de lange termijn tot 2020. Voor wat betreft 'wonen' staat in het Regionaal Plan het volgende: Centraal in de ruimtelijke structuur van de stadsregio staat de ontwikkeling van het stedelijk kerngebied: een min of meer verstedelijkte, samenhangende zone die zich uitstrekt van Zevenaar via Arnhem en Nijmegen tot aan Wijchen. Taakstelling is om in de regio in de periode 2005-2015 tenminste 34.000 woningen toe te voegen aan de woningvoorraad. Binnen de 'Contour woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. De programmering van de woningbouw dient plaats te vinden met inachtneming van de vastgestelde kwalitatieve afspraken en inspanningsverplichtingen in de Concessies Wonen.

2.3.2 Verstedelijkingsvisie

De Verstedelijkingsvisie is een integrale visie waarin de hoofdlijnen van het Regionaal Plan worden herbevestigd. De Stadsregio streeft naar een sterke koppeling tussen de ambities voor wonen, werken en mobiliteit. De Stadsregio legt prioriteit bij de afronding van de al ingezette ontwikkeling op uitleglocaties, zoals de Vinex-locaties Schuytgraaf, Westeraam en Waalsprong. Uit WoON 2009 (woningbehoefteonderzoek) blijkt dat 75% van de externe woningzoekenden zich wil vestigen in het stedelijk kerngebied tussen Arnhem, Nijmegen en Overbetuwe. De landschappelijke kwaliteiten van het stedelijk kerngebied met Arnhem en Nijmegen, Elst, Huissen en Bemmel worden de komende jaren verder versterkt door de aanleg van Park Lingezegen. Groen en ruimte zijn onmisbaar in de wisselwerking met de stedelijke activiteiten en dragen bij aan het behoud van kwaliteit en karakter en vergroot de leefbaarheid. In de Verstedelijkingsvisie verwacht de Stadsregio Arnhem Nijmegen, op basis van de huidige prognoses, dat een uitbreiding van de huidige regionale woningvoorraad met ca 26.000 woningen nodig is.

2.3.3 Conclusie Regionaal beleid

De ontwikkeling van woongebied de Stelt past binnen de regionale plannen van de stadsregio Arnhem-Nijmegen en draagt bij aan de benodigde uitbreiding van de woningvoorraad in de regio.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Nijmegen 2013

In september 2013 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong. Duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie en kent een brede invulling. In de structuurvisie is gekozen voor duurzame stedelijke ontwikkeling als leidend principe en de speerpunten Typisch Nijmegen, Economische structuurversterking en Karakteristieke wijken.

2.4.2 MER Waalsprong 2003

Het MER Waalsprong is opgesteld op een moment dat de ontwikkelingen voor de Waalsprong al in volle gang waren. Ten tijde van het opstellen van deze rapportage waren er al besluiten genomen en plannen gemaakt op rijksniveau, provinciaal en regionaal niveau over de invulling van de Waalsprong. Het MER Waalsprong 2003 is opgesteld voor de volgende activiteiten: bouw van woningen, aanleg van recreatieve voorzieningen, uitvoering van een stadsproject, aanleg van een bedrijventerrein, oprichting van windmolens, aanleg van waterbekkens, aanleg van winplaatsen voor oppervlaktedelfstoffen en grondwateronttrekking bij bouwputten. Het MER voldoet volledig aan het gevraagde in de richtlijnen. Dat betekent dat in het verdere proces aanvullende informatie alleen nodig is als de plannen zo ingrijpend veranderen dat ze buiten de gehanteerde bandbreedte van het MER komen. De ontwikkeling van woongebied de Stelt past binnen de bandbreedte van het MER.

2.4.3 Ontwikkelingsbeeld 2007

Het Ontwikkelingsbeeld “Waalsprong, Nijmegen bouwt aan een nieuw stadsdeel” is vastgesteld op 29 mei 2007. In het Ontwikkelingsbeeld zijn de bestaande karakteristieken en waarden van het Waalspronggebied in beeld gebracht. Dit resulteert in een kaartbeeld waarop de “dragers van de Waalsprong” in beeld zijn gebracht. Deze dragers vormen belangrijke aanknopingspunten voor de ontwikkeling van de Waalsprong. Op basis van de bestaande ruimtelijke structuur en het programma (dat grotendeels is vastgelegd in het Voorkeursmodel 2003) is de ontwikkeling van de Waalsprong in beeld gebracht. Dit leidt tot een “nieuwe kaart van de Waalsprong”, waarin de ontwikkelingen op het gebied van wonen, winkelen, kantoren en bedrijvigheid, recreatie, voorzieningen, water en verkeer inzichtelijk zijn gemaakt. De “nieuwe kaart” geeft een beeld van de Waalsprong, zoals het gebied er op basis van de meest recente ontwikkelingen en inzichten in 2020 uit kan zien.

2.4.4 Ontwikkelingsstrategie Waalsprong 2013

De Stelt maakt onderdeel uit van de Waalsprong, die beoogt om ca. 12.000 woningen te realiseren aan de noordkant van de Waal. De Waalsprong kent een lange geschiedenis die teruggaat tot de jaren negentig van de vorige eeuw. In de ontwikkelingsstrategie Waalsprong 2013, een update van het ontwikkelbeeld Waalsprong uit 2007, wordt de nieuwe ontwikkelwijze van de Waalsprong beschreven aan de hand van tien uitgangspunten. Ook de Stelt wordt hierin behandeld. De Stelt is het gebied wat, op Veur Lent en de Hoge Bongerd na, het dichtst bij het centrum van Nijmegen ligt. Bovendien ligt het aan de Waal en vormt daarmee één van de toplocaties van de gehele Waalsprong. De Ontwikkelingsstrategie 2013 biedt geen blauwdruk met een gedetailleerd eindplaatje, maar is bedoeld als uitnodigend perspectief voor de verdere invulling van de Waalsprong. We willen (toekomstige) bewoners en ontwikkelende partijen met deze Ontwikkelingsstrategie inspireren en verleiden om mee te bouwen aan de Waalsprong. Volgens de planning in de Ontwikkelingsstrategie wordt in 2015 gestart met de ontwikkeling van de eerste woningen in het noordelijk deel van de Stelt, inclusief de aanleg van de verlengde Turennesingel. Vanaf 2016 wordt het zuidelijk deel van de Stelt in ontwikkeling genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0004.png"

Ontwikkelingsstrategie Waalsprong 2013

Hoofdstuk 3 Sectoraal beleid

3.1 Stedenbouw

Inleiding

De Stelt maakt onderdeel uit van de Waalsprong, die beoogt om ca. 12.000 woningen te realiseren aan de noordkant van de Waal. De Waalsprong kent een lange geschiedenis die teruggaat tot de jaren negentig van de vorige eeuw. In de ontwikkelingsstrategie Waalsprong 2013, een update van het ontwikkelbeeld Waalsprong uit 2007, wordt de nieuwe ontwikkelwijze van de Waalsprong beschreven aan de hand van 10 uitgangspunten. Ook de Stelt wordt hierin behandeld. De Stelt is het gebied wat, op Veur-Lent en de Hoge Bongerd na, het dichtst bij het centrum van Nijmegen ligt. Bovendien ligt het aan de Waal en vormt daarmee één van de toplocaties van de gehele Waalsprong.

Het gebied

Het gebied de Stelt is gelegen tussen de Bemmelsedijk, Prins Mauritssingel, Lentse Tuinstraat en Steltsestraat en is een zeer bijzonder gebied in Nijmegen en de Waalsprong. Het ligt ingeklemd tussen de kern van Lent en de rivierdijk; een locatie met prachtige uitzichten over de rivier, de stad, de stuwwal en de Waalbrug. De Stelt ligt dicht bij de uiterwaarden van de Waal en de Gelderse Poort, een uniek en Europees beschermd Natura2000 gebied. Dit is een belangrijke extra kwaliteit voor de wijk die bij veel wijken elders niet te vinden is. Daarbij heeft het gebied goede ontsluitingsmogelijkheden en ligt het gebied dicht bij het stadscentrum. Het is hiermee een unieke locatie.

Ook wat betreft de geschiedenis en cultuurhistorie is het een bijzondere plek in Nijmegen. De Stelt is genoemd naar Huis Stelt (ca 1355-ca 1649), een herenhuis dat was gelegen vlakbij de Kolk van Maters, die destijds ook wel de “Waeij van De Stelt” werd genoemd. De geschiedenis van het gebied is er één van de strijd tegen het water. Aan het eind van de elfde eeuw ging men kaden of waterkeringen opwerpen om de landbouwgronden te beschermen. In Lent zijn de Steltsestraat, Laauwikstraat en Zaligestraat waarschijnlijk zo ontstaan. Uiteindelijk werden ook aan de rivierzijde kades opgeworpen, die het wassende rivierwater in toom moesten houden. Zo ontstond een doorgaande bandijk langs de rivier, waardoor ook de komgebieden niet langer werden overstroomd bij hoog water. De Stelt is zo´n komgrond behorend bij de dorpspolder Lent, gelegen tussen een achterkade, de Steltsestraat, en de banddijk, de Bemmelsedijk, en is vele eeuwen in gebruik geweest als landbouwgrond. De vruchtbare grond bood een goede bodem voor bijvoorbeeld fruitteelt en boomgaarden. Het aantal tuinen en boomgaarden nam aan het eind van de negentiende eeuw flink toe. Relicten van de land- resp. tuinbouw (akkers, bongerds, weiden, moestuinen) zijn hier en daar nog te zien. Kenmerkend voor het gebied is de boomgaard van laagstam fruitbomen. Verder waren terpachtige hoogten aan de voet van de dijk aanwezig en bevonden zich boeren woonerven verspreid door het noordelijk deel van de Stelt. Sommige zijn oud, zoals de Porrenhofstede. Rondom de Stelt zijn ook nog sporen van een militaire geschiedenis van het gebied zichtbaar en herkenbaar. Zo ligt aan de Bemmelsedijk het fort Boven-Lent, een negentiende-eeuws buitenfort voor de verdediging van Nijmegen. Aan de Bemmelsedijk en ten noorden van de Waalbrug bevinden zich brugkazematten ter verdediging van de Waalbrug uit 1936, als onderdeel van de Rijn-IJssellinie. Deze kazematten zijn rijksmonumenten.

Identiteit

De Stelt ontleent haar identiteit mede aan haar geschiedenis en haar ligging aan het water. De Stelt is een poldergebied. Er zijn verschillende beeldbepalende elementen:

  • De dorpsrand van Lent;
  • De dijk met de uiterwaarden, de Waal, de polder en het zicht op de stuwwal;
  • De zichtlijnen op de St. Stevenskerk en de Lentse kerk (Maria Geboorte kerk);
  • Het Wijnfort;
  • De Waalbrug;
  • Aangrenzend de nieuwe Lentse kade en het nieuwe eiland Veur-Lent.

Het plangebied ligt tussen twee duidelijke randen; het bestaande dorp Lent (Steltsestraat en Lentse Tuinstraat) en de dijk langs de Waal (noord–zuid richting). In de oost–westrichting worden de randen van het gebied gekenmerkt door overgangszones. Ten westen van het gebied (ter hoogte van de toekomstige nieuwe aanbrug van de Waalbrug) gaat het gebied met een nieuw aan te leggen dijk over in de toekomstige Lentse kade met aangrenzend een compact woonmilieu (Hoge Bongerd). Ten oosten van het gebied gaat de dijkzone over in het agrarische gebied van de Vossenpels (ter hoogte van het Wijnfort) met een lagere dichtheid. Vanuit het gebied zijn er zichtlijnen op het kerkje van Lent. Ook het zicht op de dijk met daarachter het water is specifiek voor de locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0005.png"

De ruimtelijke dragers van het gebied de Stelt

Belangrijke projecten rondom de Stelt: Dijkteruglegging Lent

Rondom de Stelt spelen verschillende grote projecten die het plangebied beïnvloeden. De belangrijkste daarvan, en momenteel ook erg zichtbaar in het gebied, is de dijkteruglegging en het graven van de nevengeul (meer ruimte voor de rivier). Dit grote project grenst direct aan de Stelt. Recent is een bouwweg aangelegd dwars door de Stelt ten behoeve van dit project. Deze weg ligt deels langs het tracé van de toekomstige watergang die het plangebied doorsnijdt en die een belangrijke rol speelt in het watersysteem van de Waalsprong. Deze watergang maakt onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan maar is ook reeds opgenomen in het bestemmingsplan voor de dijkteruglegging en is inmiddels grotendeels aangelegd.

Aan de oostkant van de Waalbrug, direct ten zuiden van de Stelt, wordt een volledig nieuwe dijk aangelegd ter vervanging van het gedeelte van de dijk dat in de nevengeul verdwijnt. Deze groene dijk heeft hetzelfde klassieke profiel als de huidige dijk en is alleen toegankelijk voor fietsers, wandelaars en calamiteitenverkeer. Net als de Lentse Kade krijgt een deel van de groene dijk een kwelscherm. De Stelt komt dus in de toekomst te liggen aan een nevengeul met een nieuwe dijk en grenzend aan de zogenaamde drempel die voor de waterinlaat in de nevengeul zorgt. Via deze drempel is het eiland Veur-Lent te bereiken. De huidige afgraving in de uiterwaard wordt straks aangesloten op de nevengeul, waardoor de natuurwaarden van dit gebiedje nog verder zullen toenemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0006.png"

Ruimtelijke visie voor de Stelt in relatie tot de dijkteruglegging en de Hoge Bongerd.

Andere belangrijke projecten in de omgeving zijn Vossenpels: 'Plant je vlag', direct ten noordoosten van het plangebied. Hier kunnen geïnteresseerden zelf, of in een collectief, een kavel kopen en een eigen woning ontwerpen en bouwen. Er zijn ca. 200 kavels beschikbaar, van groot tot klein. Een ander project is Park Lingezegen. Dit is een groot landschapspark in wording tussen Arnhem en Nijmegen en dat grenst aan de Stelt (oostkant).

Ruimtelijke visie

Van dorp naar dijk

Het motto voor de ruimtelijke visie op de Stelt is 'van dorp naar dijk'. Hiermee wordt aangegeven dat het gebied een overgang vormt van het oude dorp Lent naar de nieuwe dijk en nevengeul en de Waal. Het gebied voor de Stelt is op te delen in twee delen. Een noordelijk deel (dorpsrand) en een zuidelijk deel (dijkzone), doorsneden door de Verlengde Turennesingel en de watergang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0007.png"

Het noordelijk deel is meer direct van invloed op de bewoners van de Steltsestraat dan het zuidelijk deel naar de dijk. In de ontwikkeling van de Stelt is het belangrijk om in het noordelijk deel goed aan te sluiten bij de bebouwing aan de Steltsestraat en deze bebouwing zoveel mogelijk herkenbaar en beleefbaar te houden. Dit kan door dit gebied een openbaar karakter te geven, bijvoorbeeld een plantsoen of ontsluiting. De intentie is om geen grote bebouwingswanden te maken, maar middels kleinschalige bebouwing aan te sluiten bij het dorpse karakter van Lent.

Voor het zuidelijk deel kan er een duidelijke profilering naar het water komen, met bijvoorbeeld op sommige punten een hoogteaccent (uitkijken over de dijk). Centraal door het gebied loopt een 'utilitaire' zone, met de Verlengde Turennesingel en de watersingel als belangrijke structurerende elementen. Ook de cultuurhistorische dragers, zoals de Steltsestraat; de achterkade/dwarskade en het oude zeeg tracé zijn structurerend en van belang om te gebruiken voor de identiteit van het gebied. Daarnaast dient in het gebied rekening te worden gehouden met een aantal zichtlijnen. Zoals bijvoorbeeld naar het kerkje van Lent en de dijk.

Het is belangrijk dat er verbindingen komen tussen bestaande routes in het dorp Lent en nieuwe routes. Op deze manier raakt het nieuwe deel verankerd aan de bestaande dorpsstructuur. Ook kunnen interessante ommetjes ontstaan en wordt de toegankelijkheid van het voormalig agrarisch gebied voor de huidige bewoners van dorp Lent vergroot. Deze 'ommetjes' bieden een route naar de karakteristieke dijk met uitzicht op de stuwwal, de binnenstad en het eiland Veur Lent. Vanaf de dijk ontstaan er mogelijkheden aan te sluiten op de zoeklichtterp, de Porrenhofstede en een logisch verloop naar de Lenste kade en het eiland Veur Lent.

De Turennesingel en de watersingel moeten in oost-west richting verbonden worden; aan de Turennesingel (oostzijde) en de Parmasingel (westzijde). Door deze traces te bundelen sluit het logisch aan op het tracé van de Turennesingel. De begeleiding van de verlengde Turennesingel zal door bebouwing en laanbeplanting plaatsvinden. Daarbij ligt het in de bedoeling een z.g. 'speelse' rand langs de singel te maken waarbij de bouwblokken niet strikt de weg hoeven te volgen, maar waar ook ruimte is voor verspringingen en een plantsoen. Samen met het bochtige verloop van de weg leidt dit tot variatie en diversiteit in de beleving (in tegenstelling tot het veelal rechte tracé van de Turennesingel).

Vanaf de Verlengde Turennesingel is er een drietal aftakkingen die de verschillende buurtjes in de Stelt noord ontsluiten en twee aftakkingen naar de Stelt zuid. Naar de dorpsrand in noordelijke richting zullen de wegen een dorpse sfeer krijgen en naar het zuiden een meer landschappelijk karakter.

De Stelt biedt kansen voor unieke woonsferen. Zo kan voor de Stelt noord gedacht worden aan plantsoenen, interessante achterkanten, hofjes, smalle straten, doorsteken, waarbij de historische achterkade die op sommige plekken door oude bomen/boomgroepen herkenbaar en beleefbaar is, ook herkenbaar en beleefbaar blijft.

Vooral de percelen in de Stelt zuid gelegen langs de dijk bieden bij gedeeltelijke ophoging volop mogelijkheden voor unieke woonvormen met prachtig uitzicht. Hier is bijzondere bebouwing denkbaar in een mix van laagbouw en gestapelde bouwvormen (gebruikmakend van zicht bovenuit de dijkhoogte) die geïnspireerd zijn op de typische bebouwing langs dijken, zoals gehuchtjes, landhuizen en forten, aangevuld met boomgaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0008.png"

Indruk van de ruimtelijke visie op hoofdlijnen

Beeldkwaliteit

In juni 2013 is door de gemeenteraad een nieuw algemeen beleid vastgesteld over Beeldkwaliteit (Kadernota Beeldkwaliteit 2013). Het idee daarachter is dat er meer maatwerk rondom beeldkwaliteit mogelijk moet worden. Ook voor de Waalsprong en de Stelt betekent dit dat de borging van beeldkwaliteit gericht is op samenwerking en overleg.

Voor grote ontwikkelingen zijn er Ruimtelijke Kwaliteitsteams (RKT's) door de gemeenteraad ingesteld. Deze teams zijn samengesteld uit een combinatie van externe deskundigen en een gemandateerd lid van de Commissie Beeldkwaliteit. Zo is er ook een RKT Waalsprong ingesteld. Zij zal samen met de projectstedenbouwkundige de verschillende bouwplannen begeleiden.

In het ambitiedocument en dit bestemmingsplan zijn het beeld en de sfeer die voor de Stelt geambieerd worden, op hoofdlijnen beschreven. Vervolgens wordt dit in een apart beeldkwaliteitsplan (vast te stellen door de gemeenteraad) verder uitgewerkt met consultatie van de marktpartijen. Hierbij wordt een algemeen kader opgesteld waarmee ruimte wordt geboden aan een meer 'vrije' architectonische uitwerking dan voorheen. Gezien het feit dat de Stelt zuid pas later wordt bebouwd (na 2016, zie in dit verband ook de Ontwikkelingsstrategie Waalsprong 2013) en nader onderzoek behoeft, wordt op dit moment uitsluitend een beeldkwaliteitplan opgesteld voor de Stelt-Noord.

Watersport op het plateau

Twee Nijmeegse roeiverenigingen (N.S.R.V. Phocas en N.R.V. de Waal) hebben de wens om gezamenlijk een nieuw botenhuis-complex te realiseren in de Waalsprong, aan de nevengeul van de Waal. Beide verenigingen hebben daartoe een programma van eisen opgesteld, waaraan het botenhuis-complex moet voldoen. Het botenhuis-complex dient bij hoog water buiten bereik van het water te blijven, terwijl de afstand van het botenhuis-complex naar het water zo kort mogelijk dient te zijn. Het terrein moet bovendien goed bereikbaar zijn voor gemotoriseerd verkeer en voor langzaam verkeer (vooral fietsers).

In verband met deze wens is een verkenning gedaan naar drie mogelijke locaties voor het botenhuis-complex. Dit betreffen de volgende locaties:

  • 1. de locatie ten oosten van de spoorbrug (in de ontwikkellocatie Hoge Bongerd);
  • 2. de locatie direct ten oosten van de verlengde Waalbrug (in de ontwikkellocatie de Stelt);
  • 3. de locatie op het nieuwe eiland Veur Lent, onder de verlengde Waalbrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0009.png"

Situering van de drie mogelijke locaties voor het botenhuis-complex

In de verkenning zijn de pro's en contra's van de drie locaties geïnventariseerd. Daaruit blijkt dat ook de locatie in de Stelt in beginsel in aanmerking komt.

Oranjewoud heeft in juni 2013 onderzocht wat de gevolgen zijn van de watersport (inclusief bijbehorende voorzieningen) voor de omliggende Natura 2000-gebieden Uiterwaarden Waal en Gelderse Poort. Daaruit blijkt dat de verstorende effecten als gevolg van enerzijds de accommodatie en anderzijds de activiteiten op het water zeer beperkt zijn voor habitattypen in de twee aangrenzende Natura 2000-gebieden. Wel zullen de verstorende effecten van watersport op de nevengeul voor met name de Kwartelkoning en niet-broedvogelsoorten negatief zijn. Om de waterrecreatie in de toekomst toch in de nevengeul mogelijk te maken, zullen aard en omvang van de activiteiten moeten worden beperkt. Hiervoor is een maatregelenpakket opgesteld. Naast beperking van geluidshinder zal de waterrecreatie zich vooral in het gebied mogen ontwikkelen dat zich strekt van 200 meter van het broedbiotoop van de Kwartelkoning tot 300 meter van de Lentse Waard. Uitvoering van dit pakket voorkomt zoveel mogelijk dat er er negatieve effecten zullen optreden. Bovendien blijft er daardoor voldoende alternatief en ongestoord leefgebied in de nevengeul over voor toekomstige vogelpopulaties en andere beschermde natuurwaarden.

Omdat op dit moment nog niet met zekerheid gesteld kan worden dat het botenhuis-complex op de locatie in de Stelt zal worden gerealiseerd, is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarin is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn het plan, voor zover betrekking hebbend op de gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied', te wijzigen in de bestemming 'Sport - Watersport' met inachtneming van de onderstaande regels en voorwaarden:

  • a. op de gronden met de bestemming 'Sport - Watersport' zijn gebouwde en ongebouwde voorzieningen toegestaan ten behoeve van de watersport, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, verkeersfuncties (zoals wegen, trottoirs, fiets- en voetpaden), wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. er zijn maximaal twee botenhuizen (inclusief clubhuis, loods, werkplaats, en ondersteunende horeca) ten behoeve van de watersport toegestaan, binnen een daartoe op te nemen bouwvlak;
  • c. het onder b bedoelde bouwvlak dient op een minimale afstand van 50 meter van de bestemming Woongebied te worden geprojecteerd;
  • d. de botenhuizen mogen te samen maximaal een bebouwd oppervlak hebben van 2.200m2;
  • e. de botenhuizen mogen een maximale goot- en bouwhoogte hebben van 12 meter;
  • f. er dienen minimaal 50 parkeerplaatsen te worden aangelegd op eigen terrein;
  • g. de ondersteunende horeca dient te voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 13.5 Ondersteunende horeca van het bestemmingsplan Nijmegen De Stelt.

3.2 Wonen

3.2.1 Woonvisie Nijmegen 2009-2020

Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, Wonen Leeft! Daarin staan twee punten centraal:

  • Een ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen wijken en stadsdelen. Het doel is om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. Nijmegen richt zich op binnenwijkse wooncarrières en meer treden op de woonladder. Daarvoor is het ook nodig dat het aanbod, de spreiding en de kwaliteit van voorzieningen in orde is. Een ongedeelde stad vraagt om meer dan alleen een gedifferentieerde woningvoorraad.
  • Bewoners binden: is het tweede centrale uitgangspunt. De gemeente wil ervoor zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als er rekening wordt gehouden met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Dat kan met een adequaat nieuwbouwbeleid waarbij ook de kansen worden benut om nieuwe bewoners aan te trekken. Dat betekent sterke wijken waar mensen een wooncarrière kunnen maken, die levensloopbestendig zijn en waarin voldoende variatie is in huur en koop, woningtype en prijsklassen. Door een hoge kwaliteit van woningen en woonomgeving en de nodige keuzevrijheid te bieden kunnen bewoners aan Nijmegen gebonden worden. Hierbij spelen ook voorzieningen, economische structuur en cultureel klimaat een rol.
3.2.2 De woningmarkt in Nijmegen

In Nijmegen net als in de rest van Nederland is de woningmarkt de laatste jaren sterk veranderd als gevolg van recessie, strengere eisen van banken en de rijksoverheid en corporaties die moeten gaan betalen. Ondanks de lage rente en de lagere verkoopprijzen is het voor veel mensen veel moeilijker geworden om een woning te kopen en de financiering rond te krijgen. De Ontwikkelingsstrategie Waalsprong 2013 gaat in op de nieuwe werkelijkheid en beschrijft de nieuwe ontwikkelingsvisie voor de Waalsprong. Na jaren van nadruk op tempo in de productie, ligt nu, door de gewijzigde marktomstandigheden, de nadruk meer op kleinschalige en flexibele ontwikkeling, nauw aansluitend bij de wensen én mogelijkheden van de huishoudens die een nieuwe woning zoeken.

Nijmegen is een stad die voorlopig nog blijft groeien. Dit wordt mede veroorzaakt door een geboorte- en door een immigratieoverschot en huishoudensverdunning. Uit de Woningmarktverkenningen Nijmegen 2010-2020 en uit het recentste woningmarktonderzoek WoOn 2012 blijkt nog steeds een uitbreidingsbehoefte van enkele honderden woningen per jaar. Ook blijkt er een grote vraag naar het groenstedelijk woonmilieu, terwijl de compactere woonmilieus zoals stedelijk compact en stedelijk grondgebonden 'overgeprogrammeerd' zijn. Ook het levendige centrum- en stadsbuurtwoonmilieu zijn gewild en waar sprake is van een uitbreidingsbehoefte.

3.2.3 Unieke locatie: kansen voor een onderscheidend woonmilieu

De Stelt is een bijzondere plek, niet alleen vanwege de geschiedenis, maar ook vanwege de ligging aan de Waal en het dorp Lent. De Stelt heeft de kwaliteiten om een onderscheidende woonwijk te worden in de Waalsprong. Uit de Woningmarktverkenningen Nijmegen 2010 en de eerste uitkomsten van het WoOnonderzoek 2012 blijkt een grote vraag naar groenstedelijk wonen. De Stelt is bij uitstek een plek om invuling te geven aan deze vraag naar het groenstedelijk woonmilieu, zoals ook opgenomen in de ontwikkelingsstrategie Waalsprong 2013. Bij een groenstedelijk woonmilieu gaat het in beginsel om een woonmilieu met ruime woningen met voldoende ruimte eromheen, groene lanen, voortuinen, plantsoenen, hofjes, parkeren zoveel mogelijk uit het straatbeeld, en groene erfafscheidingen. Maar ook een variatie in woningtypen zoals vrijstaand, twee-onder-een-kap en rijwoningen met voldoende mogelijkheden voor spelen, past binnen het groenstedelijk woonmilieu. Zelf bouwen zou in De Stelt ook een goede optie kunnen zijn. De Stelt is geen locatie voor andere doelgroepen zoals studenten/jongeren.

De Stelt Noord

Voor het noordelijk gedeelte is het belangrijk om aansluiting te vinden bij de bestaande dorpsrand van Lent. In de bestaande dorpsrand van Lent staan voornamelijk vrijstaande huizen en nieuwbouwwoningen op grote percelen. Voor de Stelt Noord is het belangrijk een invulling te geven die aansluit bij en passend is bij het groenstedelijk karakter van het dorp.

De Stelt Zuid

De Stelt Zuid leent zich meer voor woningen/appartementen met een luxe uitstraling. Voor de zuid-west zijde van dit deelgebied (richting Nijmegen-centrum) is een hogere dichtheid (combinatie appartementen en (dijk)woningen) denkbaar met uitzicht op de Waalstad en het eiland Veur Lent, met zoveel mogelijk ondergrondse parkeeroplossingen. Het dijklichaam en hoogteverschillen bieden hiervoor mogelijkheden. Voor de zuid-oost zijde (richting het buitengebied) past een ruimer opgezet en groenstedelijker woonmilieu met meer openheid richting het gebied Vossenpels-Zuid. Vooral de percelen gelegen langs de dijk bieden bij gedeeltelijke ophoging volop mogelijkheden voor unieke woonvormen met prachtig uitzicht richting stuwwal en Ooijpolder. Hier is bijzondere bebouwing denkbaar in een mix van laagbouw en gestapelde bouwvormen (gebruikmakend van het zicht bovenuit de dijkhoogte) die geïnspireerd zijn op de typische bebouwing langs dijken, zoals gehuchtjes, landhuizen en forten.

Wonen en zorg

In antwoord op de vergrijzing van de bevolking in de komende jaren, en het langer zelfstandig wonen van ouderen, is er een groeiende behoefte aan meer levensloopgeschikte woningen en specifieke zorgwoningen. Belangrijk uitgangspunt in het beleid is dat ook de wijk levensloopbestendig is: wijken waar mensen oud kunnen worden en de benodigde zorg kunnen krijgen, ook als dit niet meer binnen de huidige woning mogelijk is. Voor mensen met een zwaardere zorgvraag (o.a. beschermd wonen) worden tegenwoordig geen grootschalige verpleeg/verzorgingshuizen meer gebouwd, maar worden kleinschalige woonzorgcomplexen gerealiseerd. In aansluiting op het bestaande dorp Lent is nog behoefte aan wonen met zorg. Daarnaast is nieuwbouw relatief eenvoudig levensloopgeschikt te maken, terwijl dit in de bestaande bouw veel lastiger en duurder is. In de Stelt is behoefte aan een invulling met een 'beschermd wonen cluster'. De Stelt Noord is hiervoor het meest geschikt vanwege de directe nabijheid van de voorzieningen en op korte afstand van het bestaande zorgcentrum in de kern Lent. Het gaat om een cluster van minimaal 24 eenheden met 24-uurs zorg, voldoende ruimte voor een sociale- en zorginfrastructuur en een goede en veilige buitenruimte. Daarnaast is er behoefte aan zorgwoningen voor ouderen dan wel mensen met een verstandelijke beperking, denk hierbij aan een kleiner appartementencomplex met een ontmoetingsruimte. Deze zorgwoningen moeten rolstoelgeschikt worden gebouwd.

Duurzaamheid, kwaliteit en toekomstbestendigheid

In “Het Groene akkoord” hebben we als gemeente met ontwikkelende partners, bouwers en corporaties afspraken gemaakt dat we met GPR Gebouw en waar mogelijk met GPR Stedenbouw gaan werken. Doel is om plannen en woningen te realiseren met een lage energie- en milieubelasting in combinatie met een hoge plan- en bouwkwaliteit. GPR is een tool die hierbij kan helpen en inzicht geeft in prestaties. De centrale woonuitgangspunten “ongedeelde stad” en “bewoners binden” betekenen dat naast de variatie in woonmilieus ook menging naar prijs en eigendomssituatie van de woningbouw nodig is. Naast ruime eengezinswoningen in de koopsfeer, is er een toegenomen vraag naar woningen in de huur, zowel in laagbouw als gestapeld, en in zowel de sociale sfeer als in duurdere huur. De marktkansen van koopappartementen zijn op dit moment op stedelijk niveau zeer beperkt, maar de Stelt biedt in de toekomst ook voor dit segment potentie. Wanneer in de huidige onzekere marktomstandigheden in kleinere bouwstromen wordt gebouwd, is het nadrukkelijk van belang dat er voldoende differentiatie, naar prijs en woningtype per bouwfase moet zijn. Het is belangrijk dat de nieuwbouw toekomstbestendig, levensloopbestendig en goed toegankelijk gebouwd wordt om zodoende de Stelt voldoende kwaliteiten voor de toekomst mee te geven.

3.3 Openbare ruimte

De Stelt ligt dichtbij voorzieningen die per fiets en te voet te bereiken zijn. Daarnaast biedt de Stelt plek om te wonen met goede mogelijkheden voor ontspanning en recreatie dichtbij huis. Ontmoeten, bewegen, spelen en sporten in een 'blauw-groene' omgeving levert een wezenlijke bijdrage aan gezondheid, welzijn en sociaal-maatschappelijke participatie. Voor de zuidkant van de Stelt is toegang tot de groene dijk en Waal omgeving hierbij mede van belang. De smallere noordkant van de Stelt vraagt om ruimte voor ontmoeting en beweging, goed verspreid in de buurt zelf. Dit kan een speelplek, een parkje of een pleintje zijn. Combinatie van functies is daarbij mogelijk, bijvoorbeeld spelen en ontmoeten in het groen. Naast het groen kunnen ook hofjes een dergelijke functie vervullen. De ligging nabij het Natura2000 gebied, de uiterwaarden, biedt veel kansen om het wijkgroen daarop aan te laten sluiten, zo natuurlijk mogelijk in te richten en te combineren met waterberging. Ook de woningen kunnen voorzien worden van nestkasten voor huismussen en gierzwaluwen. Dit is passend bij een groen en dorps woonmilieu met voornamelijk huizen met kappen. Zo wordt het landschap als het ware voortgezet in de wijk zelf. Ook de watersingel draagt daarmee bij aan een duurzaam en aantrekkelijk woonmilieu. In de Stelt geldt dat het afstromende hemelwater afgevoerd moet worden naar de singels. Tussentijds vindt zuivering plaats doordat het hemelwater in wadi's of zaksloten infiltreert. Wadi's hebben zowel een technische functie (afvoer hemelwater) als een beeldkwaliteitsfunctie. Daarnaast wordt er vaak dat gespeeld. Zolang het gaat om extensief spelen kan dat goed samengaan met de werking als infiltratieveld. Er moeten echter geen speeltoestellen in geplaatst worden, omdat dan door het intensieve gebruik de toplaag kapot gaat en daarmee de zuivering in gevaar komt. Er ontstaan dan voor kinderen aantrekkelijke plekken (modder en water) die echter een gezondheidsrisico inhouden. De verdere planvorming voor de Stelt biedt kansen om betrokkenheid en participatie van toekomstige bewoners te stimuleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0010.png"

3.4 Economie

Economische functies in de Stelt

Bij economische functies die terug kunnen komen in de Stelt gaat het om functies die aansluiten bij het woonkarakter van deze wijk. Het gaat daarbij om de functies:

  • kleinschalige horeca;
  • kleinschalige bedrijvigheid (tot en met milieucategorie 2).

Horeca

In de Horecanota 'Gastvrij Nijmegen (2007)' een ruimtelijk-economische visie op de Nijmeegse horeca, is een onderscheid gemaakt tussen horeca in het stadscentrum en horeca buiten het stadscentrum. Horeca in de wijk wordt alleen toegestaan indien sprake is van een wijkfunctie, bestemd voor de eigen bewoners. Deze horeca is van belang voor de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving. Er worden kansen geboden aan nieuwe horeca, mits deze kleinschalig is en aanvullend op het bestaande aanbod.

Hotels zijn ook onderdeel van de horeca. De hotelsector levert directe en indirecte werkgelegenheid op. Daarnaast versterken hotels het vestigingsklimaat, neemt hierdoor de levendigheid van de stad toe en het trekt het toeristen aan. In 2008 is een algemene beleidslijn voor hotels vastgesteld om, gezien de ruimte op de Nijmeegse hotelmarkt, zowel kleinschalige (Bed en Breakfast) als grotere hotelinitiatieven positief te benaderen. Gezien het karakter van de wijk is in de Stelt alleen een kleinschalige voorziening als een B&B toegestaan.

Detailhandel 

Nijmegen kent een fijnmazig netwerk aan buurt- en wijkwinkelcentra in de stad. De buurt- en wijkwinkelcentra zijn er vooral voor het doen van de dagelijkse boodschap. Bewoners hebben graag een buurt- of wijkwinkelcentrum in de directe nabijheid. Uitgangspunt van beleid is dan ook dat iedere wijk zijn eigen bewoners voorziet van een basispakket aan voorzieningen. Om voldoende draagvlak te krijgen voor een buurtwinkelcentrum is concentratie van winkelvoorzieningen een vereiste. Bewoners van Nijmegen-Noord kunnen voor hun dagelijkse boodschap terecht bij voorzieningen in de directe nabijheid in dorp Lent of bij het buurtsteunpunt Jan Linders. Op termijn wordt er een wijkwinkelcentrum Hof van Holland gerealiseerd. De Stelt is gunstig gesitueerd in de nabijheid van het stadscentrum. Hier kunnen bewoners van De Stelt terecht voor een ruim aanbod aan winkels en dus voor het vergelijkend en recreatief winkelen.

Kleinschalige bedrijvigheid

Eén van de speerpunten van het Nijmeegse economische beleid is het terugbrengen van economische activiteiten naar de stad én de wijken. Hierbij gaat het met name om de vestiging van kleinschalige (ambachtelijke) ondernemingen en het stimuleren van starters. Ruimtelijk kan dit zich uiten in:

  • ondernemen in / aan huis (met een maximum van 50 m2 oppervlakte);
  • realiseren van woon-werkpanden;
  • economische herontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid.

In de wijken kan ook gedacht worden aan het ontwikkelen en stimuleren van bedrijfspanden voor starters, huiskamerondernemingen en woon-werkcombinaties. De aard en omvang van de activiteiten moet uiteraard aansluiten bij de functie van de directe omgeving (wonen) en de behoefte. Gedacht moet worden aan ambacht, nijverheid, commerciële dienstverlening. Voorbeelden zijn: een adviesbureau, kapper, pedicure, accountants, ontwerpers, architecten. De maximale oppervlakte van de economische activiteit bedraagt 50 m2.

In elke woning is in het hoofdgebouw een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 50 m2 mag worden gebruikt voor aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  • degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • de activiteiten dienen qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • de activiteit mag niet vergunning plichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  • er mag geen horeca of detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

In bijgebouwen zijn géén aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten toegestaan.

3.5 Mobiliteit

3.5.1 MER verkeersstructuur 2006

In 2004 is door de partners in de regio, in overleg met het Rijk, een gemeenschappelijke visie voor de hoofdinfrastructuur in het KAN-gebied vastgesteld. Hierbij is voor het Waaloverkruisend autoverkeer gekozen voor een verdubbeling van de A50 en de aanleg van een nieuwe tweede stadsbrug bij Nijmegen. De gemaakte keuzes zijn erop gericht de doorstroming en bereikbaarheid van de Nijmeegse regio te verbeteren.

Eind 2006 heeft de gemeente Nijmegen een MER verkeersstructuur 2006 opgesteld. In het MER verkeersstructuur 2006 staat de inrichting en de structuur van de hoofdwegen centraal. Hierbij gaat het om de A325, de Prins Mauritssingel, de gebiedsontsluitingswegen en de aansluitingen hiertussen. De wegverbinding door de toekomstige woonwijk De Stelt is aangemerkt als gebiedsontsluitingsweg (50 km/u).

3.5.2 Nijmegen Duurzaam Bereikbaar

Op 12 oktober 2011 heeft de Raad de nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar vastgesteld, waarin het verkeersbeleid voor de komende jaren wordt beschreven. De gemeente stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal, waarbij de reiziger een keuze tussen een aantal aantrekkelijke alternatieven wordt aangeboden. Soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van vervoerswijzen. Daarnaast treft de gemeente diverse maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken. Hierbij is de samenhang tussen mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en het openbaar vervoer. Bedrijventerreinen worden zoveel mogelijk aan de rand van de stad gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen mogelijk is op HOV.

Autoverkeer

Een goede bereikbaarheid van Nijmegen per auto is in de eerste plaats gediend met een goede en betrouwbare afwikkeling van het verkeer op de autosnelwegen rondom de stad. Al het doorgaande verkeer gaat dan buiten de stad om, terwijl het bestemmingsverkeer de stad vanuit de beste windrichting kan benaderen. Na de realisatie van de tweede stadsbrug (De Oversteek) eind 2013 zal de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderen. De aanleg van De Oversteek wordt door de gemeente aangegrepen om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren. Accent komt hierbij te liggen op de Groene Route; in Nijmegen-Noord is dat de route tussen beide bruggen, via de Graaf Alardsingel, Splitsingspunt en Prins Mauritssingel-Zuid. De wegverbinding door de toekomstige woonwijk De Stelt is ingedeeld als zogenaamde verdeelweg. De werknaam van deze wegverbinding is Verlengde Turennesingel.

Fietsverkeer

Nijmegen gaat de komende jaren door met het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. Snelfietsroutes zijn lange, doorlopende en aantrekkelijke fietsroutes dwars door de stad. Snelfietsroutes verbinden woonlocaties met belangrijke stedelijke bestemmingen, ook vanuit de regio. Snelfietsroutes zijn zo direct mogelijk en bieden de fietser extra kwaliteit in de vorm van doorstroming (voorrang, minder oponthoud, groen bij verkeerslichten), vlakke verharding (asfalt) en aantrekkelijkheid (autoluw, schone lucht, sociale veiligheid, omgeving). Door de snelfietsroutes willen wij meer forenzen op de (elektrische) fiets krijgen. De Verlengde Turennesingel zal onderdeel zijn van een doorgaande fietsroute tussen Bemmel en de toekomstige woonwijk Vossenpels enerzijds en het centrum van Nijmegen anderzijds. Aangezien de naastgelegen rijbaan voor autoverkeer een verkeersregime van 50 km/u zal krijgen, zijn vrijliggende fietsvoorzieningen of parallelwegen langs deze route noodzakelijk.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. De kracht van het openbaar vervoer ligt vooral bij zoveel mogelijk gebundelde vervoersstromen. De bestaande spoorwegen vormen de ruggengraat van het openbaar vervoer (Regiorail). Het HOV-lijnennet gaat voorts de knooppunten, de transferia en de omliggende woongebieden met elkaar verbinden. De Verlengde Turennesingel is niet ingedeeld als HOV-verbinding, maar zal wél onderdeel worden van de lijnvoering van buslijn 33 van Bemmel naar Nijmegen.

Parkeren

Bij de ontwikkeling van nieuwe functies of verbouw van bestaande functies is het gemeentelijk beleid dat er voldoende nieuwe parkeergelegenheid op eigen terrein wordt aangelegd. De parkeernormen voor Nijmegen zijn gebaseerd op de richtlijnen van de CROW (publicatie 182) en worden gebruikt als kentallen voor de parkeerbehoefte. De gemeente Nijmegen gaat uit van 'sterk stedelijk' en de gemiddelde norm. Voor fietsparkeren geldt als uitgangspunt dat de vaste stallingsbehoefte op eigen terrein en bij voorkeur inpandig moet worden opgelost bij nieuwbouw. Voorts geldt dat er voldoende fietsparkeervoorzieningen bij openbare gelegenheden worden gerealiseerd. In het centrum en op het station geldt een reguleringszone. In het fietsparkeerbeleid wordt dit nader onderbouwd.

3.5.3 Raadsbesluit Verkeersstructuur Waalsprong, mei 2007

De gemeenteraad heeft op 9 mei 2007 het besluit 'Verkeersstructuur Waalsprong' genomen. Het oorspronkelijke raadsvoorstel van 27 maart 2007 kende de volgende beslispunten:

  • 1. Voor de verkeersstructuur Waalsprong te kiezen voor het Collegealternatief 2-I, dat wil zeggen:
  • Verbreding van de Prins Mauritssingel tussen Ovatonde en het splitsingspunt naar een weg bestaande uit 2x3 rijstroken;
  • Inzet van de parallelroutes (Griftdijk en Vossenpelsestraat) en het treffen van maatregelen op deze routes;
  • Het splitsingspunt naar de Stadsbrug ligt hierbij op de zuidelijke locatie onder het spoor en heeft de vorm van een rotonde.
  • 2. Alleen als de bijdragen van derden onvoldoende zijn, terug te vallen op de optie van een T-aansluiting voor het splitsingspunt.

Tijdens de raadsvergadering is het amendement 'Draagvlakalternatief heeft een streepje vóór' aangenomen. Hiermee zijn de beslispunten als volgt gewijzigd:

1a. Voor de uitvoering van de verkeersstructuur Waalsprong voor de westelijke kant te kiezen voor het draagvlakalternatief d.w.z.:

  • verbreding van de Prins Mauritssingel tussen de ovatonde en het zuidelijke splitsingspunt naar een 2x3 strooksweg;
  • vanaf de Ovatonde een westelijke parallelle route (van 2x1 rijstroken) die zo optimaal mogelijk wordt ingepast;
  • een zuidelijke T-splitsing (en als bijdragen van derden voldoende zijn te kiezen voor een zuidelijke rotonde onder het spoor);

1b. Voor de oostelijke kant niet te kiezen voor de Dorpensingel Oost en vooralsnog te kiezen voor de inzet van de oostelijke parallelroute (Vossenpelsestraat) en het treffen van maatregelen op deze route (collegealternatief);

2. Voor de lange termijn worden geen initiatieven genomen die de Dorpensingel Oost ruimtelijk onmogelijk maken omdat ontwikkelingen voor de oostelijke kant van de Waalsprong tot een andere afweging kunnen leiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0011.png"

Daarnaast zijn er twee moties aangenomen:

  • 1. Motie: Inzet voor goede fietsverbindingen: Voortvarend een plan aan de raad voor te leggen voor realisering van doorgaande fietsverbindingen aan de noordkant van de Waal. Hiervan dienen oost-westverbindingen binnen dit gebied en een logische aansluiting met de Snelbinder en beide stadsbruggen onderdeel te zijn. De dekking hiervan dient integraal onderdeel te zijn van de voor de verkeersstructuur benodigde financiering.
  • 2. Motie: Geen goede bereikbaarheid zonder goed openbaar vervoer: Gelijktijdig met de geplande verbetering van de bereikbaarheid per auto zal worden geïnvesteerd in realisering van (hoogwaardig) openbaar vervoer aan de noordkant van de Waal. Hiervoor wordt minimaal 5 miljoen euro extra aangewend, als integraal onderdeel van de voor de bereikbaarheid benodigde financiering.
3.5.4 Raadsbesluit Dorpensingel Oost, juli 2011

De gemeenteraad heeft op 6 juli 2011 het besluit Dorpensingel Oost genomen. Daarin heeft de raad het volgende besloten:

  • 1. De beoogde verkeersstructuur voor autoverkeer in Nijmegen Noord als één onlosmakelijk geheel vast te stellen conform afbeelding 3 van dit voorstel (de aansluitingsvariant), waarbij onder andere wordt besloten:
  • a. tot aanleg van de Dorpensingel Oost vanaf 2015;
  • b. tot aansluiting van de Parmasingel op de Prins Mauritssingel bij de Waalbrug volgens de oorspronkelijke plannen uit 2007;
  • c. het college opdracht te geven verder te overleggen met Lingewaard om de aanleg van de Dorpensingel Oost en de knip in de Vossenpelsestraat daadwerkelijk te realiseren; met de Stadsregio en de Provincie over bijdragen in de aanlegkosten te overleggen en voorts de benodigde milieuonderzoeken in gang te zetten.

Tussen de gemeenten Lingewaard en Nijmegen is op 11 november 2013 een convenant met betrekking tot de aanleg van de Dorpensingel gesloten. In dit convenant wordt gerefereerd aan het raadsbesluit van de gemeente Nijmegen over de Dorpensingel Oost en het maken van de knip in de Vossenpelsestraat. In dit convenant is voorts opgenomen dat de gemeenteraad van Lingewaard tegen het afsluiten van de Vossenpels voor het autoverkeer is en een verkeersluwe oplossing voor staat.

3.5.5 Raadsbesluit HOV, juni 2012

De gemeenteraad heeft op 27 juni 2012 het besluit 'Nota Voorkeursbeslissing HOV' genomen. Daarin heeft de raad het volgende besloten:

  • De nota Voorkeursbeslissing HOV Nijmegen inclusief bijlagen vast te stellen, inhoudende de volgende strategische keuzes:
  • Het voorkeurstracé voor de eerste HOV-lijn in Nijmegen: Bemmel/Elst - Prins Mauritssingel én Griftdijk / Woenderskampseweg / Graaf Alardsingel, via de Waalbrug naar de Burchtstraat, Bloemerstraat, Station Nijmegen, spoorkuil, Station Heyendaal en van daaruit in een “rondje” over de Campus;
  • De ontwikkelstrategie waarbij in gefaseerde stappen toe wordt gewerkt naar de realisatie van de tram en daartoe te starten met de modaliteit HOV-bus op hoofdzakelijk vrijliggende infrastructuur zoveel mogelijk voorbereid op tram.
  • Voor de uitvoering van faseringsscenario 1 (2013-2017) een separaat financieel voorstel na de zomervakantie aan de raad voorleggen betreffende de plan- en investeringskosten.
  • Gegeven de ambitie om op termijn een systeemsprong naar de tram te maken te besluiten actief deel te nemen aan de BO MIRT-verkenning waarvan de regie ligt bij de Stadsregio Arnhem Nijmegen evenals te blijven participeren in het Europese Sintropher onderzoek naar de reactivering van een lightrailverbinding tussen Kleve en Nijmegen.
3.5.6 Collegebesluit 'Uitvoeringsplan Fietsinfrastructuur Waalsprong', november 2011

Het college van B&W heeft in november 2011 het besluit 'Uitvoeringsplan Fietsinfrastructuur Waalsprong' genomen. Daarin heeft de raad (onder andere) het volgende besloten:

  • 1. vaststellen van het Uitvoeringplan Fietsinfrastructuur Waalsprong, inclusief de hierin genoemde acht majeure kwesties, en het rapport '3 fietstunnels Waalsprong Nijmegen';
  • 2. de fietstunnels Laauwik (Groot Brittanniëstraat), Groot Oosterhout (Ressensewal) en Keizer Hendrik VI singel niet te prioriteren, maar deze slechts te verwerken in de ruimtelijke plannen voor de Landschapszone en Groot Oosterhout als no-regretmaatregel;

3.5.7 Het bestemmingsplan

Autoverkeer

De woonwijk De Stelt wordt doorsneden door de Verlengde Turennesingel (werknaam), als verbinding tussen de Turennesingel en de Prins Mauritssingel en Parmasingel. De Verlengde Turennesingel is een gebiedsontsluitingsweg en ontsluit woonwijk De Stelt. Ook vormt deze weg de verbinding tussen enerzijds de (toekomstige) woongebieden Visveld en Vossenpels en anderzijds de woongebieden Hoge Bongerd, Veur Lent en Citadel. De weg krijgt een verkeersregime van 50 km/u en zal bestaan uit 2x1-rijstrook.

De woongebieden Stelt-noord en Stelt-zuid sluiten direct aan op de Verlengde Turennesingel. Het aantal directe aansluitingen op deze weg zal beperkt blijven, ten gunste van de verkeersveiligheid en de doorstroming. Beide woongebieden zullen 30-km/u-zones zijn. Er komt geen directe verbinding voor autoverkeer tussen de Stelt-noord en de Stelsestraat en de Lentse Tuinstraat. Een uitzondering geldt voor enkele percelen die liggen ten zuiden van de Lentse Tuinstraat en ten noorden van de watersingel. Deze percelen zullen wel rechtstreeks ontsloten worden op de Lentse Tuinstraat, via de bestaande weg langs de ter plaatse gevestigde tweewielerzaak. Het zal niet mogelijk zijn om vanaf deze percelen met de auto de rest van De Stelt in te gaan en andersom. Ook komt er geen directe verbinding voor autoverkeer tussen de Stelt-zuid en de 'nieuwe Bemmelsedijk' (nieuwe primaire dijk die door i-Lent wordt aangelegd). Hiermee wordt sluipverkeer door de woonwijken voorkomen.

Uit het verkeersmodel 2022 blijkt dat in het jaar 2022 de volgende verkeersintensiteiten worden verwacht:

  • Verlengde Turennesingel: circa 6.500 mvt/etm;
  • Parmasingel: circa 6.500 mvt/etm;
  • Aansluiting Verlengde Turennesingel op de Prins Mauritssingel: circa 10.000 mvt/etm.

Fietsverkeer

De Verlengde Turennesingel zal onderdeel zijn van een doorgaande fietsroute tussen Bemmel en de toekomstige woonwijk Vossenpels enerzijds en het centrum van Nijmegen anderzijds. Aangezien de naastgelegen rijbaan voor autoverkeer een verkeersregime van 50 km/u zal krijgen, zijn vrijliggende fietsvoorzieningen of parallelwegen langs deze route noodzakelijk. Ook de fietsverbinding van Waalbrug via Lentse Tuinstraat naar dorp Lent zal door De Stelt gaan. Deze verbinding dient zo optimaal mogelijk te worden ingepast. Verder dienen er enkele fietsverbindingen (alsook looproutes) te worden aangelegd tussen enerzijds de Stelsestraat en Lentse Tuinstraat en anderzijds de 'nieuwe Bemmelsedijk'. De oversteekplaatsen over de Verlengde Turennesingel dienen optimaal verkeersveilig te zijn.

Openbaar vervoer

De Verlengde Turennesingel zal onderdeel worden van de lijnvoering van buslijn 33 tussen Bemmel en Nijmegen. Ergens langs deze weg, centraal in woonwijk De Stelt, komen bushaltes, één per rijrichting. Bij deze bushaltes kan de bus op de rijbaan halteren; een haltekom is niet noodzakelijk.

Parkeren

Uitgangspunt bij het hanteren van parkeernormen voor nieuwbouw is dat het aantal te realiseren parkeerplaatsen overeenstemt met de (verwachte) parkeerbehoefte. Het aantal noodzakelijke parkeerplaatsen wordt vastgesteld aan de hand van de door de gemeenteraad vastgestelde nota Parkeernormen en de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels 'parkeren'. In de parkeernormering zijn de parkeerkencijfers ingedeeld naar type stedelijke zone. De Stelt ligt in een gebied wat is ingedeeld als stedelijke zone 'schil/overloopgebied'. Voor de onderhavige ontwikkeling gelden volgens de beleidsregels 'parkeren' de volgende parkeernormen:

  • woning sociaal / goedkoop (gebruiksoppervlakte 50-90 m2): 1,3 pp
  • woning middelduur (gebruiksoppervlakte 90-135 m2): 1,5 pp
  • woning duur (gebruiksoppervlakte >135 m2): 1,6 pp
  • woning duur gestapeld (gebruiksoppervlakte 90-135 m2): 1,5 pp

In deze parkeernormen is de parkeerbehoefte van zowel bezoekers als personeel samengenomen. Voor de parkeernormen van andere functies dan woningen (bv. een basisschool) wordt verwezen naar de beleidsregels 'parkeren'. Rekenkundig dubbelgebruik van dezelfde parkeerplaatsen is toegestaan, voor zover de parkeerbehoeften van de verschillende deelfuncties ook daadwerkelijk aan verschillende gebruikstijden kunnen worden toegerekend. Deze genormeerde gebruikstijden zijn weergegeven in de parkeernormering. Verder dienen voldoende fietsklemmen te worden gerealiseerd. Voor fietsparkeernormen wordt verwezen naar CROW-publicatie 230 'ontwerpwijzer fietsverkeer'.

3.6 Milieu

3.6.1 Bodem

Algemene bodemkwaliteit

Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat de grond licht verontreinigd is met zware metalen, PAK en bestrijdingsmiddelen. Het grondwater is lokaal licht verontreinigd met zware metalen.

Bodemsaneringen

In het gebied is een aantal bodemsaneringen uitgevoerd: Tuinstraat 5 (drins), Tuinstraat 13/13a (asbest), Steltsestraat 14 (olieverontreiniging), Steltsestraat 18 (demping), Pastoor van Laakstraat 7 (gedempte sloot met asbest en DDE/koper verontreiniging in een voormalige boomgaard). Er zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend. Daarmee bestaan er geen bijzondere financiële gevolgen ten aanzien van het saneren van bodemverontreinigingen.

Actualiseren bodemonderzoek

Omdat de bodemrapportage voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen niet ouder mag zijn dan 5 jaar, dienen grote delen van het gebied bij een aanvraag om bouwvergunning opnieuw te worden onderzocht conform de NEN 5740 (milieukundig bodemonderzoek inclusief onderzoek op specifieke bestrijdingsmiddelen) en NEN 5707 (asbest bodemonderzoek). Dit onderzoek moet worden uitgevoerd voordat het gebied bouwrijp wordt gemaakt.

Uitgevoerde bodemonderzoeken

In onderstaande lijst staan alle bodemrapportages die in het bestemmingsplangebied zijn uitgevoerd. De rapportages zijn digitaal te raadplegen door in het internetadres http://145.11.60.41/IMAP/multimedia/bodemonderz/####.pdf

de #### te vervangen door het nummer dat achter elke bodemrapportage tussen de [ ] staat vermeld, bijvoorbeeld http://145.11.60.41/IMAP/multimedia/bodemonderz/862.pdf

Tuinstraat 5

  • d. Heidemij Advies, Verkennend bodemonderzoek, 2574/18490, 30-6-1995, [862];
  • e. Heidemij Advies, Nader bodemonderzoek, 634/57695769/18899/m, 28-8-1996 [3458];
  • f. Arcadis Heidemij Advies, Verkennend bodemonderzoek, 634/OA98/4038/19424, 1-7-1998, [1537];
  • g. CSO, Evaluatie bodemsanering, 00.349, 15-12-2000, [2171];
  • h. Geofox, Saneringsplan, 98220/RN, 7-1-1997, [1661];
  • i. Geofox, Bestek, 98220, 14-1-1999, [1664];
  • j. DHV, Verkennend bodemonderzoek, ONA 20012137, 20-8-2001, [2281];

Tuinstraat 11/11a

  • Grontmij, Verkennend bodemonderzoek, 1267311, 1-8-1996, [969];
  • Arcadis Heidemij Advies, Verkennend bodemonderzoek, 634-OA99-3540, 19-4-1999, [1745];
  • Envita Nijmegen, Verkennend bodemonderzoek, 202293-10/R01, 26-6-2012, [5113];

Tuinstraat 13/13a

  • Arns Milieu- en Installatietechniek, Verkennend bodemonderzoek, 33806501, 24-7-1995, [2227];
  • Arns Milieu- en Installatietechniek, Verkennend bodemonderzoek, 12926501, 11-5-1992, [2226];
  • Fibercount, Oriënterend bodemonderzoek, DNO/0064K, 12-4-2000, [2090];
  • Adviesbureau van der Poel, Oriënterend bodemonderzoek, 11-4-2000, 00.029 [2091];
  • Van Dalen BV, Evaluatie bodemsanering, CL/DR/brief, 6-2-2001, [2172];

Steltsestraat 14

  • Bemin Geodata, Verkennend bodemonderzoek, 97602, 28-2-1997, [1056];
  • Bemin Geodata, Nader bodemonderzoek, 972HD021, 22-5-1997, [1296];
  • Geofox, Saneringsplan, 98220/RN, 24-11-1998, [1667];
  • CSO, Evaluatie bodemsanering, 00.350, 29-5-2001, [2168];
  • Geofox, Bestek, 98220, 18-12-1998, [1666];

Steltsestraat 14a

  • CSO, Verkennend bodemonderzoek, 97A.029, 23-10-1997, [1319];

Steltsestraat 16

  • CSO, Verkennend bodemonderzoek, NMG.A03.10, 18-9-1997, [1297];

Steltsestraat 18

  • CBB, Verkennend bodemonderzoek, 5047071, 4-12-1998, [1595];
  • Arcadis, Evaluatie bodemsanering, 110301.00824.503, 18-3-2002, [4276];

Steltsestraat 22

  • Heidemij Advies, Verkennend bodemonderzoek, 4679/18618, 1-9-1995, [856];

Steltsestraat 28

  • Boot Milieuconsult, Verkennend bodemonderzoek, B566, 31-1-1999, [1719];

Steltsestraat 30

  • CSO, verkennend bodemonderzoek, NMG.A07.10, 3-11-1997, [1322];

Steltsestraat 32

  • Witteveen en Bos, Verkennend bodemonderzoek, NM30.12, 9-5-1997, [1091];

Bemmelsedijk 7

  • Heidemij Advies, Verkennend bodemonderzoek, 4980/35721-1, 31-8-1995, [626];
  • DHV, Verkennend bodemonderzoek, HtE/IvdB/ON-A2004025, 23-2-2004 [3774];

Pastoor van Laakstraat 7

  • Heidemij Advies, Verkennend bodemonderzoek, ZF95/4978/35721-2, 24-8-1995, [909];
  • Diseo, Verkennend- en nader asbestonderzoek Lent, D2012-235, 12-12-2012, [5194];
  • Diseo, nader bodemonderzoek, Afperkend bodemonderzoek spot 7 en 52 dijkteruglegging Lent, D2013-276/277/279, 18-1-2013, [5195];
  • Bodemsaneringen gedempte sloot [5194] en koper/DDE verontreiniging [5195] zijn uitgevoerd, evaluatierapporten bodemsanering volgen.

Dijkteruglegging, watersingel

  • Oranjewoud, Verkennend bodemonderzoek, 9V0718.56, 10-12-2010, [4906].

3.6.2 Bedrijvigheid

Algemeen
Het bestemmingsplan maakt de bouw mogelijk van in hoofdzaak circa 400-460 woningen en een aantal wijkgebonden voorzieningen. De beoogde invulling kan vanuit algemene milieuoptiek passend worden geacht binnen de omgeving van het plangebied De Stelt dat in hoofdzaak wordt begrensd door de bestaande (woon)wijken van het dorp Lent in het noorden en de teruggelegde Waaldijk (Bemmelsedijk) in het zuiden. Deze omgeving in ogenschouw genomen en het gegeven dat het al een jarenlang braakliggend terrein betreft kan de beoogde planinvulling als passend worden aangemerkt.

Bedrijvigheid
Opgemerkt kan worden dat de bedrijvigheid die binnen de plangrenzen ligt beëindigd zal zijn op het moment dat tot realisatie van het bestemmingsplan wordt overgegaan. Thans ligt hier nog één inrichting die onder de Wet milieubeheer valt, een springterrein van Defensie bij de Bemmelsedijk. Hoewel de vergunning nog van kracht is, is de inrichting zelf al enige tijd niet meer in bedrijf voor het tot ontploffing brengen van munitie die in het Waalspronggebied gevonden is. De gronden zijn reeds in eigendom verworven door de Grondexploitatiemaatschappij Waalsprong, zodat het (opnieuw) in gebruik nemen van het terrein als springterrein door Defensie niet mogelijk is.

Buiten de plangrenzen van het gebied De Stelt ligt slechts één inrichting waarvan de hindercirkel valt tot binnen het plangebied. Het betreft:

Adres   Nr.   Naam inrichting   SBI-code   Activiteit   Cat.   Aspect  
Lentse Tuinstraat   13A   V.O.F. Brouwer-Van Marwijk   5228.5/ 2811   Fietsenwinkel/ constructiewerkplaats   3.1   G50  


De inrichting Lentse Tuinstraat 13A betreft een fietsenwinkel die van oudsher het recht heeft verworven ook (kleine) constructiewerken uit te voeren. Hiervoor is in het verleden ook een milieuvergunning afgegeven (WM nr. 315/00, d.d. 1 december 2000). De werkruimten en de installaties voldoen aan de eisen die aan deze activiteit te stellen zijn. De inrichting valt thans onder het Activiteitenbesluit. In het onherroepelijke bestemmingsplan Nijmegen Kern Lent - Visveld is aan dit perceel de bestemming Detailhandel gegeven. Deze bestemming staat uitsluitend het gebruik van het perceel voor detailhandel toe. Het uitvoeren van constructiewerken is dus planologisch niet toegestaan.

Ook de eventueel binnen de plangrenzen op te nemen bedrijvigheid zal dienen te voldoen aan deze Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Dit om onaanvaardbare overlast naar in het bijzonder geluidgevoelige bestemmingen te voorkomen.

Indirecte hinder
Met betrekking tot de parkeerbehoefte geldt dat bij de realisatie van het bestemmingsplan in voldoende parkeerplaatsen voorzien moet en kan worden. Bovendien zal de scheiding tussen het plangebied De Stelt en de al aanwezige woonwijken in de nabijheid van dit nieuwe bestemmingsplan zodanig zijn dat het niet aannemelijk is dat er een verhoogde parkeerdruk in de omliggende wijken van het plan zal optreden.

Conclusie
Het bestemmingsplan Nijmegen De Stelt kan vanuit het aspect Bedrijvigheid als acceptabel worden aangemerkt.

3.6.3 Geluid

Het bestemmingsplan ligt binnen de geluidszones van de Prins Mauritssingel en de nog aan te leggen Verlengde Turennesingel en de Parmasingel. Het plan maakt nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals een school mogelijk. Daarom is akoestisch onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door het verkeer op de gezoneerde wegen. De geluidsbelasting is per weg berekend en getoetst aan de Wet geluidhinder. De geluidbelasting veroorzaakt door een weg moet bij voorkeur 48 dB of minder zijn. Als het niet mogelijk is om de geluidsbelasting te verlagen dan kunnen hogere geluidsbelastingen worden toegestaan. Gemeente Nijmegen heeft beleidsregels waarin staat onder welke voorwaarden hogere geluidsbelastingen bij nieuwe woonbestemmingen kunnen worden toegestaan. Bestemmingsplan de Stelt is een globaal plan zonder vastgestelde verkaveling of stedenbouwkundig plan. Het plan is dus globaal getoetst aan de hand van stedenbouwkundige schetsen en op basis van de bouwvlakken op de verbeelding. Concrete bouwplannen zullen worden getoetst aan het hogere waarden besluit en de Beleidsregels hogere waarden Wet geluidhinder 2013 van de gemeente Nijmegen.

Bij de berekeningen is rekening gehouden met geluidsreducerende wegdekken en een laag geluidsscherm langs de Prins Mauritssingel. Dit scherm was al voorzien vanwege de dijkteruglegging. Het wegdek op de Prins Mauritssingel heeft een geluidreductie van 3 dB t.o.v. standaard asfalt. Op de Verlengde Turennesingel en de Parmasingel komt een wegdektype dat ten minste 1,5 dB stiller is dan standaard asfalt.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai uit de Wet geluidhinder in vier deelgebieden van het plangebied wordt overschreden. Geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarde kunnen worden toegestaan, mits de maximale waarden uit de Wet geluidhinder niet worden overschreden. Geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarde moeten worden vastgelegd in een Hogere Waarden besluit. De hoogste geluidsbelastingen per bron zijn:

  • Prins Mauritssingel: 61 dB;
  • Verlengde Turennesingel: 58 dB;
  • Parmasingel: 51 dB.

Omdat deze geluidsbelastingen hoger zijn dan de voorkeurswaarde maar lager dan de maximaal toegestane geluidsbelasting, moeten en mogen hogere waarden worden vastgesteld. Hiervoor wordt een besluit Hogere Waarden Wet geluidhinder genomen, dat tegelijk met dit bestemmingsplan in procedure wordt gebracht. Aan dit besluit worden voorwaarden worden verbonden die in de stedenbouwkundige uitwerking van het gebied moeten worden verwerkt. Deze voorwaarden gaan onder andere over de plaats van de woningen ten opzichte van de wegen en over de indeling van de woningen en de bijbehorende buitenruimten.

3.6.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriele regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

  • a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit en
  • b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit

Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden voor de volgende stoffen: stikstofdioxide (NO2); fijn stof (PM10); benzeen (C6H6); zwaveldioxide (SO2); koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP). In Nederland worden in het algemeen alleen voor NO2 en PM10 mogelijk overschrijdingen verwacht.

De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.

Getalsmatig kan de normering voor NO2 en PM10 als volgt weergegeven worden:

  norm   Ingangsdatum  
Jaargemiddelde grenswaarde NO2   40 ug/m3   1-1-2015  
Jaargemiddelde grenswaarde PM10   40 ug/m3   1-6-2011  
Daggemiddelde grenswaarde PM10   max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3   1-6-2011  

Vaststelling van een ruimtelijk plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat het plan niet leidt tot het overschrijden van een grenswaarde (vanaf ingangsdatum) danwel niet leidt tot een toename van reeds bestaande overschrijding van een grenswaarde;
  • aannemelijk is gemaakt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het plan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; danwel bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit, door een met het plan samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (saldering);
  • aannemelijk is gemaakt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen (zgn. NIBM-plan);
  • (art. 5.16 lid 1 onder d Wm) de activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd is genoemd, beschreven ofwel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een vastgesteld programma, bijvoorbeeld het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

Een IBM-plan mag geen bijdrage leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit op plaatsen waar de grenswaarden overschreden worden of dreigen te worden. Indien door een IBM-plan wel een bijdrage geleverd wordt aan een verslechtering boven de grenswaarde, dan moet aan het plan maatregelen gekoppeld worden om deze bijdrage te compenseren.

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht geworden. Het NSL is een programma als bedoeld in artikel 5.16 lid 1 onder d Wm. Het NSL bevat een pakket van ruimtelijke ontwikkelingen c.q. projecten (Bijvoorbeeld (rijks)wegen, woningen, landbouw en industrie) en maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Met deze maatregelen zal Nederland tijdig aan de Europese luchtnormen voldoen. Deze maatregelen zijn onder meer: nationale, generieke maatregelen van het Rijk (stimulering roetfilters, belastingvoordeel voor schone auto's, etc.) en daarnaast maatregelen op het hoofd- of onderliggend wegennet zoals doorstromingsmaatregelen, snelheidsverlaging en schermen.

Het plangebied De Stelt past binnen het woningbouwproject “Nijmegen Waalsprong”, dat als IBM-project opgenomen is in dit NSL onder IB-nr. 279. Tevens is de hoofdinfrastructuur van de Waalsprong (o.a. Nijmegen Stadsas onder IB-nr. 298, nu geheten Prins Mauritssingel) onderdeel van het NSL. In het NSL zijn tevens maatregelen opgenomen om de doorstroming op de Prins Mauritssingel te verbeteren. Het onderhavige bestemmingsplan maakt deze maatregelen niet onmogelijk.

Ten behoeve van de definitieve vaststelling van het NSL is het rekeninstrument Saneringstool (versie 3.1) ontwikkeld. De omvang van “de saneringsopgave” voor luchtkwaliteit wordt met dit instrument op een eenduidige en uniforme wijze in kaart gebracht. Het positieve effect op de luchtkwaliteit van de maatregelen is bepaald door middel van de Saneringstool 3.1. In deze Saneringstool leidt het inbrengen van de IBM-projecten in Nijmegen alsmede de voorgestelde maatregelen tot het tijdig oplossen van de knelpunten in de luchtkwaliteit in Nijmegen.

Het onderhavige bestemmingsplan voldoet met haar projectkenmerken aan de in het NSL opgenomen projectkenmerken. In de gebruikte verkeersmodellen voor de Saneringstool (versie 3.1) zijn de verkeerseffecten opgenomen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in Nijmegen (waaronder de eerdergenoemde in het NSL opgenomen IBM-projecten. Het onderhavige bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitsregelgeving.

Ad b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • geen afstandscriterium;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1e lijnsbebouwing);
  • GGD Amsterdam heeft het advies “niet in 1e lijnsbebouwing” aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

Gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze GGD-richtlijnen.

In dit plan wordt ook één (basis)school mogelijk gemaakt. In het bestemmingsplan is echter geregeld dat deze school niet binnen 50 meter van de Prins Mauritssingel kan komen te liggen. Verder blijkt uit het verkeersmodel dat de Verlengde Turennesingel circa 6.500 mvt/etm zal genereren en daarmee dus geen drukke weg is als hiervoor bedoeld. Dit aspect levert derhalve geen belemmering op voor het plan.

3.6.5 Externe veiligheid

Algemeen

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en transportroutes. De kans dat er een zwaar ongeval plaatsvindt, is voor alle genoemde risicobronnen klein. De effecten van een dergelijk ongeval kunnen echter groot zijn. De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's (zie definitielijst). Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden aangegeven. Het groepsrisico dient verantwoord te worden. Hieronder worden de risico's die ontstaan door de nieuwe ontwikkeling verantwoord.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de volgende risicobronnen:

  • a. De rivier de Waal
  • b. De Mauritssingel
  • c. Het spoor Nijmegen-Arnhem.

Plaatsgebonden risico (PR)

Van alle genoemde risicobronnen ligt de PR-contour niet over het plangebied. Het PR is dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.

Verantwoording Groepsrisico (GR)

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs) zijn criteria gegeven die betrokken moeten worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht. Het Bevi is in dit geval niet van toepassing omdat er geen risicovolle bedrijven in de omgeving liggen. De gemeente Nijmegen heeft ook haar eigen beleidsvisie externe veiligheid (beleidsvisie externe veiligheid) opgesteld. Hierin staat aangegeven hoe de gemeente omgaat met de verantwoording van het groepsrisico.

ad a. De rivier de Waal

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied (1500 meter) van de rivier de Waal. Het plangebied ligt tegen de nieuwe dijk die wordt opgeleverd na de dijkteruglegging. Uit de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs, juli 2012), blijkt dat de Waal is gecategoriseerd als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute). Volgens de CRnvgs is een berekening van het groepsrisico alleen nodig indien het groepsrisico groter is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Dat is hier niet het geval, zodat een berekening van het groepsrisico derhalve niet noodzakelijk is. Een schriftelijke verantwoording van het groepsrisico blijft echter wel noodzakelijk. In de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen is aangegeven op welk niveau het groepsrisico verantwoord dient te worden. Gezien het feit dat het plangebied op meer dan 90 meter van de oeverlijn van de rivier ligt, volstaat in dit geval onderstaande verantwoording:

Inleiding

Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of BLEVE reiken niet tot het plangebied.

Ontwikkeling groepsrisico

Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen item. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

in geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters. Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn. Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

ad b. Prins Mauritssingel

Het plangebied grenst direct aan de Prins Mauritssingel. De Prins Mauritssingel is opgenomen in de routering gevaarlijke stoffen van de gemeente Nijmegen. De route wordt gebruikt ter bevoorrading van langs de weg gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas met een invloedsgebied van ongeveer 300 meter. In november 2012 is het groepsrisico van de Prins Mauritssingel ter hoogte van het nieuwe Van de Valk hotel bij station Nijmegen Lent uitgerekend. Hieruit bleek een maximaal risico van 0,032 maal de oriëntatiewaarde. Hierin is de groei van het transport van gevaarlijke stoffen over de singel meegenomen tot 2020. De toename van de bevolking door de ontwikkeling van De Stelt is daarin echter niet meegenomen. Gezien de hoeveelheid te vervoeren gevaarlijke stoffen (in 2020), zal de toename van de personendichtheid echter niet leiden tot een merkbare toename van het groepsrisico. De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is in dit geval van weinig invloed omdat het plangebied bijna in zijn geheel buiten het invloedsgebied van een plasbrand ligt (en het vervoer voornamelijk brandbare vloeistoffen betreft). Ook is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. Gezien het beperkte risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen niet nodig en niet realistisch.

ad c. De spoorlijn Arnhem – Nijmegen – 's-Hertogenbosch

De Stelt ligt op meer dan 200 meter van het spoor Nijmegen-Arnhem. Volgens de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen kan daarom worden volstaan met een standaard verantwoording zoals opgenomen onder a.

Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ)

Op 30 oktober 2013 heeft de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid een advies uitgebracht over het bestemmingsplan. In het advies staat dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van de rivier de Waal, de Prins Mauritssingel (route vervoer gevaarlijke stoffen) en de spoorlijn Arnhem - Nijmegen. Om die reden moet het bestemmingsplan worden getoetst aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en dient het groepsrisico van deze risicobronnen te worden verantwoord. De beleidsvisie ten aanzien van externe veiligheid van de gemeente Nijmegen stelt dat voor de voornoemde risicobronnen volstaan kan worden met een verantwoordingsniveau 3. Wij verwijzen u voor deze risicobronnen naar de standaardtekst met betrekking tot de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid zoals die in Nijmeegse beleidsvisie verwoord is.

Het vorenstaande betekent dat de onder a, b en c verantwoording, aansluit bij en in overeenstemming is met het advies van de Veiligheidsregio.

Cumulatie groepsrisico

Gezien bovenstaande lage risico's is van cumulatie geen sprake.

Eindconclusie externe veiligheid

Het externe veiligheidsrisico is acceptabel.

3.6.6 Fysieke veiligheid

Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden hieronder genoemd.

Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid

Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.

Situering van gebouwen

In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.

Bluswatervoorziening

Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Afstand van de bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor de panden in dit plangebied minimaal 30 m3 water per uur. Wanneer deze voorzieningen niet in de openbare ruimte beschikbaar of realiseerbaar zijn, dan kunnen ze op particulier terrein geëist worden. Op basis van het huidige plan zien wij geen beperkingen, behoudens het hierboven genoemde aandachtspunt.

Bereikbaarheid

Wat bereikbaarheid betreft is het voor dit plangebied belangrijk dat de woningen/gebouwen in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken; doodlopende wegen dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Daarbij zijn de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de openbare weg/ontsluitingsweg op particulier terrein tot de toegang van het pand mag volgens het Bouwbesluit 2012 niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. In een later stadium is een logische straatnaamgeving en huisnummering in de wijk van belang voor de bereikbaarheid. Op basis van het huidige plan zien wij geen beperkingen, behoudens de hierboven genoemde aandachtspunten.

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan. De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.

3.6.7 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. In de Waalsprong worden de eerste aanzetten voor duurzaam bouwen gegeven door de aanleg van een duurzaam warmtenet en een robuuste waterstructuur.

In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. In deze woonwijk kan in de onbebouwde ruimte groen voor een betere uitstraling en een gezonder verblijfsklimaat zorgen als de volgende maatregelen worden genomen:

  • overhoeken en ruimtereserveringen niet bestraten maar groen inrichten;
  • erfgrenzen en hekken groen aankleden (bijvoorbeeld begroeid met klimop);
  • parkeerterreinen voorzien van beplanting zodat er voldoende beschaduwing is.

Door dak- en oppervlaktewater af te koppelen en oppervlakkig af te voeren volgens de principes van het WIW 2009 ontstaat in de wijk een fijnmazige waterstructuur die verkoeling biedt en piekbuien opvangt. Hierbij is het van belang om de dimensionering van de watersystemen niet te krap te nemen zodat medegebruik mogelijk is en de toekomstige zwaardere belastingen inderdaad opgevangen kunnen worden. Daarnaast is het van belang de hoofdwaterstructuur zo in te richten dat deze ecologische en recreatieve meerwaarde heeft. Voor woning- en utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw. Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatieontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld worden gebracht.

Voor de bebouwing geldt dat in deze specifieke woonwijk het dakenlandschap zeer zichtbaar is vanwege de verhoogde ligging ten opzichte van de Waalbrug en verlengde Waalbrug. Dit is een extra aanleiding om de daken vergroend of voorzien van zonne-energiepanelen uit te voeren. Vergroenen van de daken heeft daarnaast positieve effecten op het micro-klimaat, de isolatiewaarde en levensduur van de onderliggende daken en de waterhuishouding van het gebied. Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Stadsregionaal verband wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen. Deze software staat via de gemeente Nijmegen ter beschikking aan ontwikkelaars in dit gebied. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren en te toetsen op bouwbesluitaspecten zoals energieprestatie en materiaalprestatie.

Het gebied valt binnen het exploitatiegebied van het warmtenet, waarmee duurzaam opgewekte warmte aangeboden wordt. Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.

3.7 Water

3.7.1 Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 (WIW)

Voor de ontwikkeling van de Waalsprong is voor water een Masterplan opgesteld. In het Masterplan is het toekomstige watersysteem weergegeven, bestaande uit het waterhart (Plassenzone) en het singelsysteem. In het Masterplan zijn de uitgangspunten en hoofdcontouren van dit watersysteem vastgelegd in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009, d.d. 20 november 2009 met kenmerk 9T9874.A0. Het WIW 2009 is op 26 januari 2010 door het College Burgemeester en Wethouders van gemeente Nijmegen vastgesteld. Op 24 februari 2010 is het WIW 2009 ondertekend door GEM Waalsprong, Waterschap Rivierenland en Gemeente Nijmegen. Op basis van het Masterplan wordt voor elk te ontwikkelen gebied een Waterplan opgesteld met een detailontwerp. Als basis geldt dat afstromend regenwater zoveel mogelijk gefilterd worden door wadi's, zodat het oppervlaktewatersysteem de meeste optimale kwaliteit kan krijgen.

3.7.2 Keur op de waterkeringen en wateren Waterschap rivierenland (2009)

Deze keur was gebaseerd op de Waterstaatswet en de Wet op de waterhuishouding, die nu zijn opgegaan in de Waterwet. De Keur stelt regels in het belang van de zorg voor de waterkering en het waterkwantiteitsbeheer. De belangrijkste toepassing van de Keur is bij ruimtelijke ingrepen in de buurt van de waterkeringen. De begrenzingen van de waterkering en de diverse beschermingszones zijn in de zogenoemde legger vastgelegd. Daarnaast moet de Keur worden toegepast bij ruimtelijke ingrepen bij watergangen.

3.7.3 Watertoets

1. Algemeen

Plangebied De Stelt ligt in het zuidoosten van het Waalspronggebied, begrensd aan de noordzijde door Lent en aan de zuidzijde de rivierdijk. Midden door het plangebied loopt de singel (watergang). Deze watergang vormt een onderdeel van het waterhuishoudings-systeem van de Waalsprong. Tussen de singel en de bestaande bebouwing van Lent worden woningen gerealiseerd. Aan de zuidzijde, tussen de singel en de (teruggelegde) dijk, worden mogelijk woningen gerealiseerd met een mindere bebouwingsdichtheid om zo een overgang te creëren naar de uiterwaarden.

Het huidig waterbeleid dat van belang is voor de ontwikkeling van De Stelt is hieronder kort samengevat.

2. Oppervlaktewater

Watersysteem Waalsprong

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0012.png"

Het stedelijk watersysteem van de Waalsprong bestaat in de eindsituatie in 2020 uit een netwerk van onderling verbonden singels, sloten en drie grote plassen. De singels hebben een meervoudige functie. Allereerst hebben ze een waterbergende functie om het regenwater op te vangen. Verder hebben ze een transportfunctie om onder natte omstandigheden het teveel aan regenwater af te voeren naar de plassen in de landschapszone. Bij hoge waterstanden voeren ze het kwelwater uit de Waal af naar deze plassen. Tevens hebben ze de functie om bij lage waterstanden water uit de plassen te ontvangen. De singels hebben verder een drainerende functie voor de tussenliggende woongebieden. Tenslotte hebben de singels een ecologische functie en bepalen ze sterk de kwaliteit van de leefomgeving.

Het watersysteem bestaat uit de plassen in de Landschapzone waarin het waterpeil sterk kan fluctueren, vooral over het seizoen. Het singelsysteem heeft een min of meer constant waterpeil van 7,90 m+NAP (watergang/-systeem mag niet leeglopen) met een beperkte peilstijging gedurende enkele dagen. Vanuit de plassenzone zal middels gemalen het singelsysteem doorgespoeld worden. Het singelsysteem bestaat uit een drietal lussen aan de plassenzone:

  • singelsysteem Stadseiland,waartoe het deel in De Stelt behoort;
  • singelsysteem Oosterhout;
  • de kleine lus van Laauwik;

Het gehele watersysteem van de Waalsprong heeft een uitlaatstuw naar de Linge. De uitlaat bevindt zich aan het einde van de Rietgraaf. In principe wordt er geen water ingelaten in het watersysteem, in de plassenzone vindt seizoensberging van water plaats die het surplus en tekort in waterbehoefte kan opvangen. De watergangen en singels zijn in beheer en onderhoud bij Waterschap Rivierenland. Alleen enkele kolken worden door de gemeente beheerd, deze hebben alleen een natuurfunctie. Alle singels leveren naast hun waterfuncties ook nog een bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving.

Watersingel in De Stelt

Er vinden in en rondom dorp Lent grote waterhuishoudkundige wijzingen plaats. De huidige zuid-noord lopende kwelsloten (zegen), zoals de sloot langs de Visveldsestraat, fluctueren nu mee met de waterstand van de Waal. Bij lage rivierwaterstanden vallen deze sloten droog. Bij hoge rivierwaterstanden of in perioden met veel regen voeren deze watergangen water af naar het noorden. In de nieuwe situatie blijft deze sloot langs de Visveldsestraat aanwezig, maar krijgt geen aanvoer meer vanuit De Stelt. Daar zijn de sloten straks namelijk verdwenen. Wel blijft de sloot regenwater uit het oude dorp afvoeren naar de Turennesingel en wellicht ook nog wat regenwater uit De Stelt-Noord. Omdat de singel in de Citadel en in Broodkorf/Woenderskamp en een deel van de waterbergingsplassen nog niet gereed zijn in de landschapszone stroomt de singel in De Stelt straks nog niet rond. Wel zijn de kunstwerken klaar en kan er beter dan voorheen in droge tijden wateraanvoer geregeld worden en in natte tijden extra water afgevoerd worden.


De waterkwaliteit in de singels is ook nog niet optimaal. Er is nog niet veel gemonitord, maar de verwachting is dat de hoeveelheden nutriënten (stikstof en fosfaat) mogelijk boven de MTR-normen zitten. Dit komt doordat de sloten en singel voornamelijk door regen en Waalwater gevoed worden en er af en toe overstorten plaatsvinden vanuit het gemengde rioleringsstelsel. Bij de nieuwe singels zijn zoveel mogelijk natuurlijke oevers aangelegd (minimaal eenzijdig), die een deel van de zuivering van het water zullen realiseren. De verwachting is dat, zodra er een volwaardig oppervlaktewatersysteem is, de waterkwaliteit zal toenemen. De plassen zullen dienen als een soort bezinkput voor het stof waaraan zich voedingsstoffen hechten. Regelmatig wordt in de toekomst water rondgepompt door de singels wat ook bevorderlijk is voor de waterkwaliteit. Een eerste ecologische monitoring door het waterschap geeft aan dat de nieuwe oevers en vijvers zelf zich al goed aan het ontwikkelen zijn.


In de toekomstige situatie zal een singel worden gerealiseerd ten behoeve van het oppervlaktewatersysteem van de Waalsprong. Het profiel van de watergang in het plangebied heeft een natte doorsnede van 8,3 m2 bij waterpeil NAP +7,90 m, een bodem NAP +6,60 m en taluds van 1:2 en 1: 2 Dit geeft een bovenbreedte van circa 17 meter. Dit profiel geldt als minimum vanuit afvoercapaciteit en als maximum vanuit doorspoeling en kwel/inzijging. De watergang heeft een variabel peil. Het streefpeil bedraagt NAP +7,90 m. In droge periode is het minimaal peil NAP +7,60 m (watergang mag niet leeglopen). De maximale waterstand in de watergang bedraagt NAP +8,60 m (bij bui T=10).


3. Grondwater

Aan de noordkant van het te ontwikkelen gebied ligt het dorp Lent. Het wegpeil ligt hier op gemiddeld NAP +10,2 m. De overgang van bestaand gebied naar het te ontwikkelen gebied De Stelt vraagt om bijzondere aandacht wat betreft het opvangen van eventuele hoogte verschillen en de afvoer van water van de bestaande percelen.

De planvorming bevindt zich op het niveau van het stedenbouwkundig proces. Ten aanzien van het aspect 'water' zijn goede uitgangspunten nodig om het stedenbouwkundig plan verder uit te kunnen werken en het te ontwikkelen gebied (De Stelt) optimaal mogelijk te laten aansluiten op het bestaande bebouwd gebied ten noorden van het plangebied.

In de omgeving van De Stelt vindt ook de dijkteruglegging plaats, waarbij o.a. een waterkerend scherm (kwelscherm) en een pipingscherm gerealiseerd wordt. De effecten van de veranderde waterhuishouding t.g.v. de dijkteruglegging zijn de afgelopen jaren in het kader van een ander bestemmingsplan doorgerekend en beoordeeld. De uitkomsten van het geohydrologisch grondwatermodel van de dijkteruglegging met de singel tussen het dorp en de nieuwe waterkering zijn meegenomen bij de ontwikkeling van het plangebied.

De hoogste grondwaterstand kan dicht achter de Bemmelsedijk bijna tot aan het maaiveld komen. In het plangebied De Stelt ligt de grondwaterstand 0,50 - 2,00 meter onder maaiveld en schommelt rond de 8 m+NAP. Zolang het watersysteem nog niet afgerond is in de Waalsprong, is sprake van een tijdelijke situatie. De waterstand in de singels varieert nu in normale tijden tussen 7,6 - 7,9 m+NAP, maar dat kan bij heftige regenbuien of hoge Waalstanden oplopen tot ver boven de 8 m+NAP. Het maximale peil zal NAP +8,6 m (bij bui T=10) bedragen bij een bodemhoogte van NAP +6,6 m.

De grondwaterstand wordt, bij het in het Waterhuishoudkundige Inrichtingsplan Waalsprong 2009 (W.I.W.) omschreven peilbeheer, primair gereguleerd door het oppervlaktewatersysteem. De secundaire structuur bestaat uit de drainage onder de wadi's en aanwezig cunetdrainage in de wegen (conform berekening uitgangspunten voor ontwateringdiepten onder de wegen Notitie "Advies geohydrologische uitgangspunten De Stelt-Noord" van 10 april 2014 met referentienummer GM-0130430).

Deze secundaire systemen zullen alleen functioneren bij bui T=10 en een hoge waterstand in de Waal. Bij lagere intensiteiten en waterstanden zullen deze systemen geen grondwater afvoeren naar oppervlaktewater. Hiermede wordt voldaan aan de eis van grondwater neutraal bouwen, uitgaande van de definitie zoals deze is opgenomen in het W.I.W.


Weg- en vloerpeilen

Een belangrijk aspect bij de vaststelling van de toekomstige maaiveldhoogten is het voorkomen van wateroverlast door hoge grondwaterstanden.

Wegpeil:

Bij het vaststellen van de toekomstige wegpeilen worden de volgende algemene randvoorwaarden gehanteerd:

  • aan droogleggings- en ontwateringnormen;
  • toekomstig maaiveld minimaal NAP +10,20m conform uitgangspuntennotities;
  • aansluiten op bestaande wegen in de omgeving door maaiveldhoogten zo natuurlijk mogelijk op te vangen (minimaliseren civieltechnische constructies);
  • het beperken van het grondverzet;
  • toepassen van goten voor oppervlakkige afvoer HWA;


Vloerpeilen:

Vloerpeilen dienen in principe minimaal 0,15 m boven de kruin van de weg te liggen. De kruin van de weg is hier gedefinieerd als het hoogste punt van de aan te leggen verharding.

Drooglegging en ontwateringsdiepte:

De ontwatering betreft het verschil tussen maaiveld en het grondwaterpeil. De drooglegging betreft het verschil tussen maaiveld en het oppervlaktewaterpeil. De benodigde drooglegging kan worden afgeleid aan de hand van de uitgangspunten vanuit het waterbeheer:

  • garanderen van voldoende mogelijkheden tot afwatering;
  • garanderen van afvoer van hemel- en overstortwater;
  • rekening houden met rioolberekeningen en overstortdrempels;
  • rekening houden met peilstijgingen oppervlaktewater;
  • respecteren van de lokale watersituatie.

Deze eisen worden vertaald naar een toekomstig aanlegpeil voor de wegen binnen het plan.

Met betrekking tot het bouwrijp maken van het terrein, zal voldaan moeten worden aan een aantal technische uitgangspunten. Dit zijn:

  • een minimale drooglegging van 1,0 m;
  • een minimale ontwateringsdiepte van:
    • 1. 0,70 m beneden maaiveld ter plaatse van wegen/verharding;
    • 2. 1,0 beneden bouwpeil ter plaatse van bebouwing;
    • 3. 0,5 m beneden maaiveld ter plaatse van woningen zonder kruipruimten tuinen en groenvoorzieningen;
  • hierbij wordt verondersteld dat deze niveaus gemiddeld eenmaal per jaar mogen worden overschreden;
  • om de afvoer van drains naar het oppervlaktewater onder vrij verval te laten plaatsvinden, verdient het de voorkeur dat het oppervlaktewaterpeil beneden de uitmonding van de drain ligt. Om dit te kunnen realiseren is er een zekere drooglegging noodzakelijk. Voor een goede ontwatering wordt een drooglegging van 1,0 m gehanteerd.

In onderstaande figuur zijn enkele begrippen met betrekking tot drooglegging en ontwatering weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0013.png"

De ontwateringsdiepte bij maatgevende grondwaterstanden geeft aan of aanvullende maatregelen genomen dienen te worden. De maatgevende grondwaterstand (GHG) is gebaseerd op langdurige meetreeksen van bestaande grondwaterpeilbuizen rondom het plangebied (B40C3514, B40C3515 en B40C3521) . Deze GHG is vastgesteld NAP +7.84 m in peilbuis B40C3164 (Notitie "Advies geohydrologische uitgangspunten De Stelt-Noord" van 10 april 2014 met referentienummer GM-0130430).

4. Hemelwater

Het hemelwater uit plangebied De Stelt wordt conform het beleid over straat of middels een goot afgevoerd met een verhang van 3 tot 5 ‰ naar een wadi. Waar mogelijk wordt bij reconstructie het verhang geoptimaliseerd naar 5 ‰. De wadi's hebben conform het W.I.W. een minimale berging van 10 mm, uitgedrukt in mm ten opzichte van het afwaterende oppervlak naar de wadi. De wadi's filteren het hemelwater van nutriënten en zware metalen. Onder de wadi's is drainage aanwezig voor het transport van het gefilterde water naar oppervlaktewater. Voor het geval van extreme neerslag is bij de meeste wadi een bypass aanwezig. De bypass wordt een slokop genoemd en voert het water direct af naar de aanwezige drain onder de wadi.

De afvoercapaciteit van de slokop dient te voldoen aan de minimale afvoercapaciteit uit de meeste recente versie van de "Beleidsnota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer".

Voor de wadi's geldt dat er niet in gebouwd mag worden en het groen heeft een dubbelfunctie als groen en als waterfilterberging. De Beleidsnota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer geeft richtlijnen voor het combineren van bomen en wadi's. In principe worden in wadi's geen bomen toegepast en bij voorkeur komt de kroonprojectie niet verder dan insteek van de wadi. De beleidsnota geeft ook richtlijnen voor het scheiden van de functies spelen en infiltratie.

Voor controle van de benodigde waterberging in de Stelt, is nagegaan of deze voldoet aan datgenene wat in het W.I.W. is berekend en vastgelegd. De Stelt zelf is gebied 30, welke binnen het grotere deelgebied 7 van de Waterboekhouding valt. Dit deelgebied 7 bestaat uit: De Schans (Hoge Bongerd), De Stelt, het eiland Veur Lent, de reservering voor de Nevengeul en diverse kleine gebieden + spoorlijn. Voor deelgebied 7 staat in de waterboekhouding een verhard oppervlak van 41,60 ha en een wateroppervlak van 1,76 ha aangegeven.

De inschatting van het verhard oppervlak van deelgebied 7 is als volgt. De Stelt-Noord heeft op dit moment circa 10,9 ha verhard oppervlak. In de Hoge Bongerd zal het verhard oppervlak kleiner zijn, circa 8 ha. Veur Lent heeft nu 7 ha verhard en er zal maximaal 3 ha verhard oppervlak bijkomen, namelijk het oppervlak hoogwater vrij gebied. Voor de rest wordt nog circa 5 ha geschat. Opgeteld komt dat dan uit op circa 34 ha.

De gegraven singel in het gebied De Stelt heeft een wateroppervlak van circa 10.350 m2. De benadering van het oppervlak van de watersingel voor Hoge Bongerd zal ca. 7.000 m2 zijn. Dit geeft samen een wateroppervlak van 1,73 ha. Nagenoeg al voldoende voor de gevraagde hoeveelheid.

Voor het gebied aan de zuidkant van de singel is nog niet duidelijk hoe het gebied zich de komende jaren gaat ontwikkelen. Zodra er meer duidelijkheid ontstaat, is een controle aan de hand van het W.i.w. vereist. In de tussentijd monitoren gemeente en waterschap de voortgang middels de Waterboekhouding. Hierin wordt vooral ingegaan op de fasering in tijd van ontwikkeling en aanleg van de wateroppervlakte per fase.


5. Afvalwater

Waar het niet aansluiten van verhard oppervlak op de riolering technisch goed realiseerbaar is, wordt een DWA-riolering aangelegd, die hoofdzakelijk huishoudelijk afvalwater inzamelt en afvoert (duurzaam gescheiden systeem). Voor de doorspoeling van het afvalwaterriool ontvangt elke beginstreng voldoende het regenwater. In het “Handboek openbare ruimte voor de Waalsprong” gaat nader in op de hiervoor technische randvoorwaarden. Het gebied De Stelt ligt binnendijks van de nieuwe waterkering en het dorp Lent. Aan de buitendijkse zijde van de huidige waterkering is een persleiding aangelegd die dient voor het transport van het afvalwater van het gebied Veur-Lent naar het rioolgemaal in Lent. Deze persleiding kruist de huidige waterkering ter hoogte van de dijkopgang van de Steltsestraat. Op het eiland Veur-Lent mogen in de toekomst maximaal 500 woningen gerealiseerd worden. Tot dan transporteert het rioolgemaal Veur-Lent alleen het water van de bestaande woningen. In de toekomst zal het rioolgemaal het afvalwater van alle woningen op het eiland Veur-Lent naar het rioolgemaal in Lent transporteren. In de toekomst zal de persleiding aangesloten (moeten) worden op de uitlegger van een persleiding die in de Steltsestraat ligt. Omdat het aanbod afvalwater in de huidige situatie klein is, is de persleiding in deze tijdelijke situatie aangesloten op een nieuwe kunststofput waarna verdere afvoer via de bestaande vrijvervalriolering naar het rioolgemaal van Lent in de Laauwikstraat. De persleiding in de Turennesingel heeft nu geen functie, maar is ontworpen en aangelegd voor het transport van het afvalwater van het gebied ten zuiden van het bestaande dorp. De persleiding heeft waarschijnlijk voldoende capaciteit voor het transport van het afvalwater uit de gebieden Veur-Lent en De Stelt, waardoor aanpassing van de persleiding waarschijnlijk niet nodig zal zijn.

3.7.4 Relatie met project Ruimte voor de Waal

Op dit moment is, ten zuiden van het plangebied van de Stelt, het project Ruimte voor Waal in uitvoering. Belangrijke onderdelen daarvan zijn de dijkteruglegging en de aanleg van een zogenoemde 'nevengeul'. Voor dit project is een bestemmingsplan gemaakt (Nijmegen Ruimte voor de Waal), dat inmiddels onherroepelijk is. Bij dat project is uitvoerig aandacht besteed aan de mogelijke gevolgen van het project voor de waterhuishouding in onder andere het gebied de Stelt. In (de waterparagraaf van) het bestemmingsplan Ruimte voor de Waal is gesteld dat de dijkteruglegging een aantal ingrepen met zich meebrengt die van invloed kunnen zijn op het grondwatersysteem. Dit betreft vooral de dijkverlegging zelf en de aanleg van de nevengeul. Wanneer geen aanvullende maatregelen zouden worden genomen, zouden deze maatregelen betekenen dat de rivier een sterkere invloed uit zou oefenen op het grondwatersysteem binnendijks; bij hoogwater zouden de grondwaterstanden hoger worden, en bij laagwater lager. Zonder aanvullende maatregelen zouden deze rivierverruimende maatregelen binnendijks zorgen voor hogere grondwaterstanden en een grotere afvoer naar en in het oppervlaktewater tijdens hoge rivierwaterstanden op de Waal en voor lagere grondwaterstanden en een grotere wegzijging van water uit de waterlopen tijdens laagwater op de Waal. Met het rijk is afgesproken dat door de dijkteruglegging de huidige kwelwateroverlast niet groter wordt.

Om deze effecten te vermijden zijn maatregelen voorzien. Langs het grootste deel van de nevengeul wordt een waterkerend scherm in de bodem aangebracht tot op 20 à 25 m diepte. Dit waterkerend scherm wordt waterdicht uitgevoerd en zal aansluiten op de slecht doorlatende kleilaag die daar aanwezig is. Dit is van groot belang voor de effectiviteit van het scherm. Tevens wordt een watersingel aangelegd door het gebied de Stelt. Het betreft hier een voorziening die in het binnendijkse gebied moet worden gerealiseerd om toename van kwel door de dijkteruglegging te voorkomen. Daardoor is verzekerd dat de kwel niet toeneemt, terwijl er tegelijkertijd voldoende mogelijkheden blijven om De Stelt in te kunnen richten voor woningbouw in een doelmatige verkaveling.

Door middel van monitoring en analyse van o.a. grondwaterstanden zullen de effecten van de dijkteruglegging de komende decennia worden gevolgd. Mocht hieruit – ondanks alle getroffen maatregelen – blijken dat er onverhoopt toch ongewenste grondwatereffecten binnendijks optreden, dan zullen aanvullende maatregelen in het binnendijks gebied worden getroffen in de vorm van open of gesloten drainagesystemen. Met deze set aan maatregelen wordt ervoor gezorgd dat er geen toename zal zijn van de kwelwateroverlast ten gevolge van de dijkteruglegging.

3.8 Natuur & Landschap

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort'
  • Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')

In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.

Ieder plan dat invloed heeft op een aangewezen gebied moet vooraf worden getoetst. Dit kunnen plannen zijn in of in de directe nabijheid van een gebied. De volgende drie stappen moeten dan worden doorlopen:

  • Worden de instandhoudingsdoelstellingen uit de Natuurbeschermingswet benadeeld door realisatie van het plan?
  • Komen beschermde waarden in het geding en is een passende beoordeling noodzakelijk?
  • Als daadwerkelijk substantiële schade aan beschermde habitats te verwachten is, kan alleen bij dwingende reden van openbaar belang en aantoonbare afwezigheid van een alternatief tot uitvoering worden over gegaan. Wel zal dan een compensatieplicht volgen.

Dit bestemmingsplan grenst aan gebied(en) die vallen onder de Natuurbeschermingswet. Daarom is vooraf een quickscan gedaan naar mogelijke effecten. Uit het onderzoek (Tauw, Natuurtoets Flora- en fauanwet en NB-wet woonwijk Stelt, oktober 2013) blijkt dat negatieve effecten met betrekking tot de stikstofdepositie op het habitattype 'stroomdalgraslanden/glanshaver- en vossenstaarthooilanden' niet op voorhand zijn uit te sluiten en dat daarom een nadere analyse dient te worden uitgevoerd.

Deze nadere analyse is in november 2013 uitgevoerd door Bureau Klimaat & Groen in samenwerking met Bureau Geluid & Lucht, beide van de gemeente Nijmegen. In de analyse zijn de volgende vragen aan de orde gekomen:

  • 1. wat zijn de instandhoudingsdoelstellingen voor de te beschermen soorten en habitattypen die gevoelig zijn voor stikstofdepositie;
  • 2. wat is de locatie binnen het Natura 2000-gebied van betreffende soorten en habitattypen;
  • 3. wat is de huidige staat van instandhouding van deze soorten en habitattypen;
  • 4. wat zijn de abiotische condities die belangrijk zijn voor deze soorten en habitattypen en welke (beperkende) condities bepalen op dit moment de huidige staat van instandhouding;
  • 5. wat is de prognose voor de ontwikkeling van de relevante abiotische condities (zijn de beperkende abiotische condities te beïnvloeden naar een meer gewenst niveau?);
  • 6. wat is het effect van de (voorgenomen) activiteiten op de abiotische condities (is er effect op de meest beperkende abiotische condities en daarmee op de mogelijkheden om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen?); en
  • 7. wat zijn relevante verschillende activiteiten in en nabij het Natura 2000-gebied en wat is het cumulatieve effect daarvan?

Uit de nadere analyse naar stikstofdepositie is de volgende conclusie gekomen:

Voor de beide uiterwaarden (Waal en Gelderse Poort) is extra stikstofdepositie in beginsel problematisch op een tweetal graslandhabitats (H6120 - *Stroomdalgraslanden en H6510A - Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (glanshaver)). Het gaat hier om dynamische riviermilieus. De belangrijkste sturende processen bij ontstaan en behoud van stroomdalgraslanden zijn rivierdynamiek (overstroming, zandafzetting, erosie), winddynamiek (nodig voor rivierduinvorming), ijsgang, maaibeheer en begrazing.

Overstromingen door extreem hoogwater (incidenteel en kortdurend, minder dan eens per jaar) zijn sturend voor de instandhouding van het type omdat daarmee basenrijk water of vers zand en zavel worden aangevoerd die zorgen voor een blijvende buffering van de standplaats (Profielendocument, 2008).

Deze graslanden worden door jaarlijks maaien en afvoeren, eventueel in combinatie met (na)beweiding in stand gehouden. Daarbij worden jaarlijks grote hoeveelheden stikstof afgevoerd en de zeer geringe extra stikstofdepositie als gevolg van het plan zal door dit beheer eveneens worden afgevoerd.

Berekeningen met het AERIUS model tonen aan dat de stikstofbijdrage vanuit de planontwikkeling de Stelt op kwalificerende habitats te klein is om te kwantificeren.

Significant negatieve effecten door stikstofdepositie kunnen daardoor geheel worden uitgesloten voor de uiterwaarden van de Waal en de Gelderse Poort.

Flora en faunawet

Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen. Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van Economische Zaken.

Voor dit bestemmingsplan is in 2013 (Tauw, Natuurtoets Flora- en fauanwet en NB-wet woonwijk Stelt, oktober 2013) een quickscan natuurwaarden uitgevoerd. Uit dat onderzoek blijkt het volgende: door de Flora- en Faunawet beschermde soorten (tabel 2/3 en vogels) die mogelijk geschaad worden:

Soortgroep   Effecten   Verbodsbepalingen*  
Broedvogels, tijdens broedseizoen   Effecten op vogels tijdens broedseizoen mits uitvoering buiten broedseizoen   Niet van toepassing  

* Toelichting verbodsbepalingen tabel:

Artikel 11: Verbod: wegnemen, verstoren, aantasten van verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen.

Vogels

Verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dient buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden.

Groenplan De groene draad (2007)

Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen'. De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren worden daarom zoveel mogelijk in stand gehouden. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kunnen ook andere plekken een groenbestemming krijgen, bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.De oude "lijnen in het landschap" zijn vaak de basis voor de toekomstige groenstructuur. Voor het geheel van de Waalsprong geldt bijvoorbeeld dat de Griftdijk als groene lijn door het gebied blijft slingeren. Ook de groene lijnen van de Waaldijken maken straks onderdeel uit van de groenstructuur van Nijmegen-Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0014.png"

In het Groenplan is bovenstaande ingetekend als onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Dit is gebaseerd op de oude bouwplannen. Gezien de grote wijzigingen in de woningmarkt is deze vlek niet langer actueel als ambitie voor Nijmegen-Noord. Het is van belang dat uitvoering wordt gegeven aan de door de raad vastgestelde norm 'elke woning op 300 meter afstand van 0,5 hectare groen'. Het landschap van de dijkteruglegging is binnen deze afstand bereikbaar. Dit gebied kent echter gebruiksbeperkingen vanwege de aanduiding als Natura2000 gebied. De zonering van het recreatief gebruik is hierop aangepast (zie tekening).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0015.png"

Aangezien het accent het meeste komt te liggen op natuurontwikkeling zal er voor recreatie enkel een struinpad door de uiterwaarden en een fietspad op de dijk beschikbaar zijn. Vanwege het extensieve karakter van de uiterwaarden ter hoogte van de Stelt zijn aanvullend hierop kleinere groene plekken verspreid over de wijk van groot belang voor waterberging, spelen en recreatie.

Het Werkboek Buitenruimte Waalsprong geldt als uitgangspunt voor de inrichting van de openbare ruimte in de Waalsprong. Voor groen gelden de volgende uitgangspunten:

  • Bij nieuw groen moeten vooral kwaliteit en afstand tot de woningen in de gaten gehouden worden. Dit betekent dat het groen bij voorkeur in de wijk komt te liggen en niet tussen de wijk en een spoorlijn of snelweg bijvoorbeeld. Dan is het groen immers maar van één kant toegankelijk.
  • Wat betreft kwaliteit en inrichting van het groen is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met de leeftijdsopbouw in de wijk en daarbij ook de toekomst niet wordt vergeten.

Handboek stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen. De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.

De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

  • Optimale inzet van middelen;
  • Waarborgen van een vitaal bomenbestand;
  • Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren;
  • Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.

Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.

De hoofdbomenstructuur zoals als ambitie aangegeven in het Handboek Stadsbomen dient uitgangspunt te zijn voor de Stelt. Dat betekent dat de doorgaande route door de Stelt (de verlengde Turennesingel) ingericht wordt als onderdeel van de hoofdbomenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0016.png"

3.9 Archeologie en Cultuurhistorie

3.9.1 Cultuurhistorie

Gemeentelijk beleid

Op 15 mei 2013 is de Nota Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Het bestemmingsplangebied valt binnen gebiedstype 3 van de cultuurhistorische beleidskaart. In deze gebieden is sprake van een rijke cultuurhistorische gelaagdheid. Het gaat om zowel de grotere schaal, zoals het stedenbouwkundige plan en historische structuren, als om specifieke objecten en om de samenhang tussen de structuren, bebouwing en / of cultuurlandschap. Zowel de zichtbare als de niet-zichtbare geschiedenis van het gebied zal uitgangspunt moeten zijn bij ontwikkelingen. In deze gebieden zijn cultuurhistorische waarden een middel om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kwaliteit te geven en de identiteit van een gebied herkenbaar en het verleden zichtbaar te houden en te versterken. Er is daarom veel aandacht voor cultuurhistorie bij ruimtelijke plannen.

Cultuurhistorie de Stelt

Het gebied de Stelt is gelegen tussen de Bemmelsedijk, Prins Mauritssingel en Steltsestraat en is genoemd naar Huis Stelt (ca 1355-ca 1649), een herenhuis dat was gelegen vlakbij de Kolk van Maters, die destijds ook wel de “Waeij van De Stelt” werd genoemd.

De geschiedenis van het gebied is er één van het strijd tegen het water. Na de vorming van de stuwwal ten zuiden van Nijmegen in de voorlaatste ijstijd, de Salieen, hebben rivieren eeuwenlang vrij spel gehad in het lager gelegen gebied ten noorden van deze stuwwal, de huidige Betuwe. Aan het eind van de elfde eeuw ging men kaden of waterkeringen opwerpen om de kwetsbare landbouwgronden in de lager gelegen kommen te beschermen. In Lent zijn de Steltsestraat, Laauwikstraat en Zaligestraat waarschijnlijk als achter- en dwarskadestructuren ontstaan. Uiteindelijk werden ook aan de rivierzijde voorkades opgeworpen, die het wassende rivierwater in toom moesten houden. Men vermoedt dat in de dertiende en veertiende eeuw dit systeem van half- en driekwartbedijkte gebieden door het aaneensluiten van de voorkades volledig is bedijkt. Er ontstond een doorgaande banddijk langs de rivier, waardoor ook de komgebieden niet langer werden overstroomd bij hoog water. Deze gebieden werden ontgonnen, verkaveld en voorzien van een ingewikkeld stelsel van weteringen, zegen, leigraven en sloten, die het overtollige water in de Overbetuwe moesten afvoeren. De Stelt is een dergelijke komgrond behorend bij de dorpspolder Lent, gelegen tussen een achterkade, de Steltsestraat, en de banddijk, de Bemmelsedijk, en is vele eeuwen in gebruik geweest als landbouwgrond.

Door de doorgaande banddijk had de rivier weinig speling meer. Dit zorgde meerdere malen voor dijkdoorbraken. Verschillende kolken en wielen zijn hier nog getuigen van, zoals de Kolk van Wijk en de Kolk van Doorman bij de huidige Bemmelsedijk.

De strijd tegen het water leverde na de bedijking van het gebied ook voordelen op, namelijk in de vorm van vruchtbare landbouwgrond. In het begin van de negentiende eeuw bestond een groot deel van de landbouwgronden in het gebied tussen Veur-Lent en het oude dorp uit boomgaarden. Vooral het gebied ten oosten van de Grift was vanwege het wat zompige karakter minder geschikt voor landbouw. Vooral hier bevonden zich daarom veel boomgaarden. In De Stelt zijn nog enkele laagstamfruitbomen aanwezig. Het aantal tuinen en boomgaarden nam aan het eind van de negentiende eeuw flink toe en ook de potplantteelt kwam al voor de Tweede Wereldoorlog op. Vanaf het begin van de twintigste eeuw vond tuinbouw steeds vaker onder glas plaats. Eerst nog in zogenaamde koudebakken, maar later ook in (verwarmde) kassen. Aan de Steltsestraat bevinden zich nog diverse boerderijen en tuinderswoningen die herinneren aan het agrarische verleden van het gebied.

Rondom De Stelt zijn ook nog sporen van een militaire geschiedenis van het gebied zichtbaar en herkenbaar. Zo ligt aan de Bemmelsedijk het fort Boven-Lent, een negentiende-eeuws buitenfort voor de verdediging van Nijmegen. Dit fort had, in tegenstelling tot fort Beneden-Lent, wél de mogelijkheid v oor gericht artillerievuur. Zicht voor de schutters was daarvoor belangrijk. Daarom ligt dit fort buitendijks en is het een gekazematteerd, bomvrij gebouw, dus géén aarden werk, maar volledig gemetseld.

Aan de Bemmelsedijk en ten noorden van de Waalbrug bevinden zich brugkazematten ter verdediging van de Waalbrug uit 1936, als onderdeel van de Rijn-IJssellinie. Deze kazematten zijn rijksmonumenten.

Tijdens de Koude Oorlog maakte het gebied ten oosten van de spoordijk Nijmegen-Arnhem onderdeel uit van de IJssellinie. In dit gebied zijn nog veel restanten van deze linie bewaard gebleven, waaronder de zoeklichtterp, gelegen buitendijks aan de Bemmelsedijk, aan het eind van de Steltsestraat.

Cultuurhistorische waarden

De Stelt wordt begrensd door waardevolle historische structuren, namelijk de Bemmelsedijk (die deels in het kader van de dijkteruglegging gewijzigd zal worden), de Lente Tuinstraat en de Steltsestraat. De zuidzijde van de Steltsestraat en de westzijde van de Lentse Tuinstraat vormen, onder andere door de grotendeels groene zone aan de achterzijde van de percelen, een duidelijke begrenzing van het oude dorp Lent. Daarnaast lopen er nog oude afwateringssloten door het gebied, is het gebied nog grotendeels in gebruik als landbouwgrond, zoals het al eeuwenlang in gebruik is, en zijn er nog enkele boomgaarden te vinden. Deze boomgaarden hebben geen hoge ouderdom, maar houden wel de herinnering aan Lent als tuindersdorp levend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0017.png"

Gevolgens bestemmingsplan voor de cultuurhistorische waarden

De Stelt is gelegen in gebiedstype 3 van de cultuurhistorische beleidskaart. Zowel de zichtbare als de niet-zichtbare geschiedenis van het gebied zal daarom uitgangspunt moeten zijn bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorische waarden zijn tevens een middel om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kwaliteit te geven en de identiteit van het gebied herkenbaar en het verleden zichtbaar te houden en te versterken.

De Stelt is eeuwenlang een komgebied tussen de achterkade Steltsestraat en de Waalbandijk (Bemmelsedijk) geweest, in gebruik als landbouwgrond en boomgaarden. Het landbouw- en tuindersgebied gaat ontwikkeld worden tot woonwijk. Gelet op het beleid uit de Nota Cultureel Erfgoed zal bij deze ontwikkeling de geschiedenis van het gebied uitgangspunt moeten zijn.

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het daarom van belang dat de cultuurhistorische waarden van de aangrenzende waardevolle historische structuren zoveel mogelijk gerespecteerd worden. Dit kan bijvoorbeeld door een zone direct achter de percelen aan de Steltsestraat vrij te houden van bebouwing. Vooral daar waar de percelen aan de Steltsestraat door een duidelijke groene zone worden beëindigd. Door te veel bebouwing te dicht op de percelen aan de Steltestraat te situeren dreigt het gevaar dat deze karakteristiek van achterkade met lintbebouwing als beëindiging van het dorp Lent minder duidelijk aanwezig zal zijn. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt wordt daarom aanbevolen dit bij het stedenbouwkundig en beeldkwaliteitsplan verder uit te werken. Daarnaast kunnen de cultuurhistorische waarden van het aangrenzende dorp Lent gerespecteerd worden door de nieuwe woonwijk een dorpsachtig karakter te geven, zodat er geen harde overgang zal zijn tussen stedelijk gebied en dorpskern.

Verder verdient het aanbeveling de tuindersgeschiedenis van het gebied als inspiratiebron te nemen voor het realiseren van openbaar groen, bijvoorbeeld door boomgaarden te behouden of nieuw toe te voegen. De nog aanwezige afwateringssloot kan eveneens als inspiratiebron dienen, bijvoorbeeld door het herkenbaar maken van deze lijn in wegen of bebouwing. De zoeklichtterp aan de Bemmelsedijk zou een rol kunnen spelen in een wandelroute door en langs het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0019.png"

3.9.2 Archeologie

Plangebied

Het plangebied De Stelt heeft op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Nijmegen waarde 3 - een gebied van zeer hoge archeologische waarde - gekregen. Deze waardering is gebaseerd op archeologisch onderzoek dat tussen 1995 en 2005 in het gebied heeft plaatsgevonden. Hierbij zijn nederzettingssporen uit de ijzertijd, Romeinse tijd en (vroege) middeleeuwen aangetroffen.

In 2012 is in het noordelijk deel van het plangebied De Stelt (ten noorden van de watersingel) een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek komt naar voren dat er op zes plekken nederzettingssporen uit de ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen aanwezig zijn. De conservering van de archeologische sporen en bijbehorende vondsten is redelijk tot goed te noemen. Deze nederzettingssporen zijn behoudenswaardig en dienen in de bodem bewaard te blijven (behoud in situ). Indien blijkt dat dit niet mogelijk is, dient er, voorafgaand aan alle bodemverstoringen, eerst archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden (opgraving, behoud ex situ). Deze zes plekken behouden de eerder toegekende waarde (waarde 3). De rest van het plangebied ten noorden van de watersingel krijgt waarde 2. Hier zijn in de proefsleuven aanwijzingen voor off-site activiteiten zoals landbewerking, begravingen en bebouwing.

Ten zuiden van de watersingel is nog geen proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Hier ligt een bij eerder onderzoek vastgestelde vindplaats uit de ijzertijd/Romeinse tijd. Buitendijks is deze vindplaats archeologisch onderzocht. Onder de nieuwe dijk wordt een deel van deze vindplaats behouden. Het binnendijkse deel dient, indien behoud in situ niet mogelijk is, opgegraven te worden. Het resterende deel van het zuidelijke deel van het plangebied krijgt waarde 2.

Planregeling

Het gebied krijgt in het bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3 met bijbehorende regels. Doel daarvan is om de verwachte en bekende archeologische waarden in de bodem te beschermen. Door het opnemen van deze dubbelbestemmingen zullen omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen en aanleggen in het desbetreffende gebied beoordeeld moeten worden op de archeologische gevolgen van eventuele bodemingrepen. Wanneer blijkt dat de bescherming van de archeologische waarden niet of onvoldoende mogelijk is, dan dient voorafgaand aan de ingreep archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23000-VG01_0020.png"

Hoofdstuk 4 Plansystematiek

4.1 Algemeen

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgegaan van de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan bestemmingsplannen stellen. De Wro en Bro leggen onder meer verplichtingen op ten aanzien van de opzet en presentatie van bestemmingsplannen. Hieruit vloeit onder andere voort dat bestemmingsplannen uitwisselbaar moeten zijn. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) is op het voorliggende plan toegepast om aan genoemde wettelijke verplichting te voldoen. Ook een aantal algemene bepalingen welke in hoofdstuk 3 en 4 van de regels is opgenomen (bijvoorbeeld de overgangsregels) zijn voorgeschreven in het Bro.

Het (juridische deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de (plan)regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De toelichting heeft geen bindende werking: de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.

Planmethodiek

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de StandaardVergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP), de verbeelding is getekend conform Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012) en wordt uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).

4.2 Regels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).

Enkelvoudige bestemmingen

De bestemmingen Groen, Verkeer, Verkeer-1, en Water zijn allemaal enkelvoudige bestemmingen. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar slechts één hoofdfunctie is toegestaan.

De bestemming Verkeer-1 is toegekend aan de gronden waarop de Verlengde Turennesingel wordt aangelegd. Binnen deze bestemming is een dwarsprofiel opgenomen, waarin is bepaald dat de hoofdrijbaan uit maximaal 2x1 rijstroken mag bestaan, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen, sloten en bermen. Dit dwarsprofiel is opgenomen om te voorkomen dat er een weg wordt gerealiseerd met meer rijstroken.

Combinatiebestemmingen

De bestemming Woongebied is een combinatiebestemming. Deze bestemming is opgenomen om meerdere hoofdfuncties toe te staan. Het gaat in dit geval om de functies wonen en maatschappelijke voorzieningen. In deze bestemming is onder andere vastgelegd dat in het gebied ten noorden van de watersingel maximaal 180 woningen en in het gebied ten zuiden van de watersingel maximaal 280 woningen gerealiseerd mogen worden. Het gaat daarbij om vrijstaande, halfvrijstaande en geschakelde, aaneengebouwde, gestapelde en patiowoningen. Verder is bepaald dat de woningen binen het bouwvlak een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 11 meter mogen hebben, met uitzondering van een smalle zone van 3 meter breed aan de noord- en noordwestzijde van het plangebied waarbinnen een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 7 meter zijn toegestaan. Verder is binnen deze bestemming geregeld dat één (basis)school is toegestaan. De hoofdverkeersontsluiting van de woongebieden dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontsluiting' dan wel binnen een afstand van 10 meter aan weerszijden van deze aanduiding. Omdat in dit gebied nog niet vaststaat hoe de (openbare) ruimte tussen de wegen en de bebouwing wordt ingericht, zijn binnen de bestemming ook verkeersfuncties (zoals wegen, trottoirs en fietspaden), verblijfsgebieden (zoals pleinen, parken en plantsoenen), en ontsluitingswegen mogelijk. Daarnaast zijn de bij de diverse functies behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, parkeren, verhardingen, parkeer-, groen-, sport- en speelvoorzieningen mogelijk.

Dubbelbestemmingen

De bestemmingen Waarde Archeologie - 2, Waarde Archeologie - 3, en Waterstaat - Waterlopen zijn dubbelbestemmingen. Deze bestemmingen vallen samen met enkelvoudige bestemmingen. De dubbelbestemmingen kunnen onderling ook samenvallen. Er gelden dan meerdere dubbelbestemmingen voor dezelfde gronden. Bij de algemene regels is een voorrangsregeling opgenomen voor de situatie dat dubbelbestemmingen samenvallen.

Algemene gebruiksregels

De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (zoals beeldende kunst, ondergronds bouwen), algemene gebruiksregels (zoals aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven).

Algemene aanduidingsregels

Er is in het bestemmingsplan sprake van drie zogenoemde 'algemene aanduidingsregels': overige zone - ontsluiting, overige zone - zoekgebied bebouwingsaccent, en vrijwaringszone - dijk. Algemene aanduidingsregels hebben betrekking op een bepaald gebied dat betrekking heeft op gronden met verschillende bestemmingen.

De gebiedsaanduiding 'overige zone - ontsluiting' regelt dat ter plaatse van deze gebiedsaanduiding en binnen 10 meter aan weerszijden daarvan hoofdontsluitingswegen ten behoeve van de woongebieden mogen worden aangelegd.

De gebiedsaanduiding 'overige zone - zoekgebied bebouwingsaccent' regelt dat op deze gronden maximaal twee bouwensembles dan wel bouwclusters mogen worden gerealiseerd ten behoeve van gestapelde woningen. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met een aantal voorwaarden, zoals een maximale goot- en bouwhoogte van 15 meter en een minimale onderlinge afstand tussen de beide bouwensembles van 140 meter.

De gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' heeft betrekking op de beschermingszone van de dijk. In het plan is geregeld dat deze gronden mede bestemd zijn voor de bescherming, het onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

In de regels van het plan is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, die burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft het plan te wijzigen, voor zover het gaat om het gebied met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'. De bestemming Woongebied kan door middel van een wijzigingsplan gewijzigd worden in de bestemming 'Sport - Watersport' met inachtneming van bepaalde regels en voorwaarden.

Overige regels

De overige regels hebben betrekking op de uitsluiting van de aanvullende werking van de bouwverordening, de berging van hemelwater, en de voorrangsregeling bestemmingen.

Overgangs- en slotregels

Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels (naam bestemmingsplan).

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De grondexploitatie van de Stelt geschiedt voor rekening en risico van de GEM Waalsprong. Uitgangspunt is een in financieel-economisch opzicht haalbaar bestemmingsplan. Met de huidige inzichten van de GEM ten aanzien van de financieel-economische haalbaarheid, is dit op basis van het beoogde woningbouwprogramma veiliggesteld. Indien alle gronden gemeentelijk eigendom zijn, is een exploitatieplan niet nodig. Via de gronduitgifte kan immers kostenverhaal plaatsvinden.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om de ontwikkeling van de Stelt mogelijk te maken, wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tegen het (ontwerp)-bestemmingsplan kunnen zienswijzen worden ingediend. De ingediende zienswijzen worden meegenomen bij de besluitvorming over de vaststelling van het bestemmingsplan door de Raad.

Hoofdstuk 6 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg zijn de volgende instanties in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het conceptontwerp-bestemmingsplan:

  • Platform Waalsprong;
  • Kamer van Koophandel;
  • Nutsbedrijven (Liander en Tennet);
  • Gasunie
  • Waterschap Rivierenland;
  • Rijkswaterstaat Oost-Nederland;
  • Provincie Gelderland;
  • Gemeente Lingewaard;
  • Stadsregio Arnhem-Nijmegen;
  • Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.

De binnengekomen reacties zijn hieronder opgenomen en van een gemeentelijke reactie voorzien.

6.1 Rijkswaterstaat Oost-Nederland

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot opmerkingen voor wat betreft de waterstaatkundige belangen. Het plangebied is binnendijks gelegen en is dat ook na de dijkteruglegging. Het lijkt echter wel alsof de ligging van de watergang door het plangebied op de plankaart en in werkelijkheid van elkaar afwijken. Dit is geen waterstaatkundig belang waarvoor Rijkswaterstaat bevoegd gezag is. Wellicht dat het Waterschap hier in verband met de nieuwe primaire waterkering wel een opmerking over wil maken.

Reactie gemeente

De reactie van Rijkswaterstaat Oost-Nederland is voor kennisgeving aangenomen. Voor wat betreft de watergang geldt dat deze feitelijk geheel binnen de gronden met de bestemming Water ligt, met uitzondering van de bocht in het zuidwestelijke deel van het plangebied. De watergang wordt namelijk aangelegd overeenkomstig het bestemmingsplan Nijmegen Ruimte voor de Waal. In dat plan is sprake van een 'scherpe bocht' in het zuidwesten. Besloten is echter dat later deze scherpe bocht eruit zal worden gehaald. Met het bestemmingsplan Nijmegen de Stelt is op die aanpassing geanticipeerd.

6.2 Provincie Gelderland

Provinciaal beleid

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de provinciale structuurvisie Streekplan Gelderland 2005 (hierna: structuurvisie) en verschillende uitwerkingen en herzieningen daarvan. Voorts gelden er verschillende thematische structuurvisies. Een gedeelte van het provinciale beleid is op grond van de Wro-Agenda vastgelegd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland (hierna: verordening). De verordening stelt eisen ten aanzien van de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen.

Planbeschrijving

Het plan voorziet in woningbouw in Nijmegen ten noorden van de Waal. Het plangebied ligt direct ten noorden van de Waaldijk, ten oosten van de Waalbrug en ten zuiden van Lent.

Provinciaal belang

Het voorontwerp geeft de provinciale afdelingen aanleiding om te adviseren ten aanzien van de onderstaande provinciale belangen.

Stedelijke ontwikkeling

Het provinciale beleid voor stedelijke ontwikkeling is opgenomen in paragraaf 2.1 van de structuurvisie. Het beleid is erop gericht ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken binnen het bestaand bebouwd gebied, de woningbouwcontour en de zoekzones bedrijventerreinen. Buiten deze gebieden is verstedelijking in principe niet toegestaan, tenzij sprake is van functieverandering of de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. Het beleid voor stedelijke ontwikkeling is tevens opgenomen in artikel 2 van de verordening. De afdelingen hebben geconstateerd dat vorengenoemd beleid op zich goed is verwerkt in het plan.

De afdelingen hebben nog wel een opmerking over het plan met betrekking tot kantoren. Volgens de toelichting zou in de Stelt kantoorontwikkeling op beperkte schaal, tot maximaal 500 m2 bvo, toegestaan zijn. Hierbij dient de afweging te worden gemaakt of de (nieuwe) kantoorfunctie bijdraagt aan een evenwichtige ontwikkeling van de wijk. Er moet gelet worden op toename van de verkeersdruk en parkeren op eigen terrein. Vertrekpunt is het beperken van overlast voor de buurt. Gezien de huidige leegstand op de kantorenmarkt wordt zeer terughoudend naar nieuwe initiatieven gekeken. In de regels wordt dit verder niet mogelijk gemaakt. De afdelingen adviseren om de tekst over kantoren gezien het provinciale beleid voor kantoren niet op te nemen in de toelichting.

Natuurbeschermingswet

In de toelichting wordt het volgende aangegeven: Dit bestemmingsplan grenst aan gebied(en) die vallen onder de Natuurbeschermingswet. Daarom is vooraf een quickscan gedaan naar mogelijke effecten. Uit het onderzoek (Tauw, Natuurtoets Flora- en faunawet en NB-wet woonwijk Stelt, oktober 2013) blijkt dat negatieve effecten met betrekking tot de stikstofdepositie niet op voorhand zijn uit te sluiten en dat daarom een nadere analyse dient te worden uitgevoerd. De afdelingen hebben geen nadere analyse aangetroffen en aangezien negatieve effecten niet uit te sluiten zijn vinden de afdelingen deze analyse van groot belang.

Advies

De afdelingen adviseren vorenstaande opmerkingen te verwerken in het plan. Gelet op het provinciale belang dient u de terinzagelegging van het ontwerp opnieuw aan de provincie kenbaar te maken. Dit kan door het invullen van het E-formulier op de website www.gelderland.nl.

Reactie gemeente

Naar aanleiding van de reactie van de Provincie Gelderland, is in de plantoelichting de tekst over kantoren komen te vervallen. De nadere analyse met betrekking tot de stikstofdepositie is inmiddels gereed en als bijlage bij het plan gevoegd. De belangrijkste conclusies uit de nadere analyse luiden dat berekeningen met het AERIUS model aantonen dat de stikstofbijdrage vanuit de planontwikkeling de Stelt op kwalificerende habitats te klein is om te kwantificeren. Significant negatieve effecten door stikstofdepositie kunnen daardoor geheel worden uitgesloten voor de uiterwaarden van de Waal en de Gelderse Poort. Deze conclusies zijn tevens opgenomen in de paragraaf Natuur en Landschap van de plantoelichting.

6.3 Waterschap

Uw toegezonden voorontwerp bestemmingsplan 'De Stelt Nijmegen' geeft aanleiding tot het maken van opmerkingen. Deze reactie is aan te merken als wateradvies in het kader van de watertoetsprocedure.

Samenvatting

Het waterschap heeft nog teveel vragen over de onderliggende waterhuishoudkundige rapporten bij de waterparagraaf, zodat het afgeven van een positief wateradvies nog niet mogelijk is. De belangrijkste punten zijn het ontbreken van een berekening van de watercompensatie voor het voorziene verharde oppervlak en het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing van de benodigde hoogteligging van het gebied in relatie tot de hoge grondwaterstanden.

Doorlopen proces

In het kader van het vooroverleg heeft u ons het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden en zijn wij voldoende in de gelegenheid gesteld het plan te beoordelen. Parallel aan dit proces loopt het inhoudelijk overleg over de waterparagraaf. Dit overleg is nog niet naar wens afgerond, waardoor wij inhoudelijk nog geen positief advies kunnen afgeven.

Ruimtelijke consequenties

Het plan geeft niet duidelijk weer hoeveel verhard oppervlak wordt voorzien en of hiervoor gegarandeerd compensatieruimte voor water aanwezig is. De maatvoering is hiervoor te onduidelijk en hoewel in veel bestemmingen de aanleg van water mogelijk is, is niet aangetoond dat het voorziene plan maakbaar is.

Verbeelding

In de toelichting is aangegeven dat de persleiding voor het transport van afvalwater van het gebied Veur Lent naar het rioolgemaal in Lent de waterkering kruist ter hoogte van de dijkopgang van de Steltsestraat. Daar waar deze persleiding het plangebied raakt, zien wij deze graag terug op de verbeelding met de daarbij behorende bestemming/regel.

Het plangebied grenst aan de in het kader van het project Ruimte voor de Waal Nijmegen verlegde Bemmelse dijk. Het is echter niet duidelijk welke begrenzing u hebt aangehouden. Wij verzoeken u de kern- en beschermingszones over te nemen van kaart DTL002-01 en deze zones op de daartoe geëigende wijze te bestemmen.

Op de verbeelding is te zien dat de weg de watersingel kruist. De verkeersbestemming prevaleert hier boven de bestemmingen water en groen. Wij verzoeken u om hier de dubbelbestemming 'waterstaat-waterstaatkundige functie' te gebruiken zoals u dat ook hebt gedaan in bijvoorbeeld het bestemmingsplan 'Woonpark Oosterhout' dat in 2012 is herzien.

Toelichting/waterparagraaf

De belangrijkste conclusie is dat wij nog geen overeenstemming hebben over de inhoud van de waterparagraaf. In het bijzonder gaat het hierbij om de gevolgen van de hoge grondwaterstanden door hoog rivierwater. De genoemde rapporten geven onvoldoende inzicht in de maatregelen die getroffen worden om grondwaterneutraal te kunnen bouwen en een goede woonomgeving te creëren. Een uitwerking van deze en overige technisch inhoudelijke opmerkingen treft u aan in bijlage 1 van deze brief. Wij stellen voor om deze opmerkingen gezamenlijk te bespreken en de rapportages en ook de waterparagraaf daarop aan te passen.

Conclusie

Wij adviseren negatief over het plan, tenzij meer duidelijkheid wordt verschaft over de maakbaarheid van de plannen binnen de bestemmingen op de verbeelding. In het bijzonder gaat het dan om de oppervlakte verhard en de daarvoor benodigde watercompensatie. Daarnaast willen wij eerst overeenstemming over de benodigde maatregelen om grondwaterneutraal te kunnen bouwen en een goede woonomgeving te creëren. Tenslotte verzoeken wij u meer duidelijkheid te geven over de zuidelijke begrenzing van het plan en de daarmee samenhangende bescherming van de kern- en beschermingszone van de waterkering.

Reactie gemeente

Naar aanleiding van de reactie van het Waterschap, is in de waterparagraaf nader aandacht besteed aan de hoeveelheid verhard oppervlak, mede in relatie tot de compensatieruimte voor water. De hoogste grondwaterstand kan dicht achter de Bemmelsedijk bijna tot aan het maaiveld komen. In het plangebied de Stelt ligt de grondwaterstand 0,85 - 1,55 meter onder maaiveld en schommelt rond de 8 m+NAP. Zolang het watersysteem nog niet afgerond is in de Waalsprong, is sprake van een tijdelijke situatie. De waterstand in de singels varieert nu in normale tijden tussen 7,6 – 7,9 m+NAP, maar dat kan bij heftige regenbuien of hoge Waalstanden oplopen tot ver boven de 8 m+NAP. Het maximale peil zal NAP +8,6 m (bij bui T=10) bedragen bij een bodemhoogte van NAP +6,6 m. De grondwaterstand wordt primair gereguleerd door het oppervlaktewatersysteem. De secundaire structuur bestaat uit de drainage onder de wadi's en aanwezig cunetdrainage in de wegen. Deze secundaire systemen zullen alleen functioneren bij bui T=10 en een hoge waterstand in de Waal. Bij lagere intensiteiten en waterstanden zullen deze systemen geen grondwater afvoeren naar oppervlaktewater. Hiermee wordt voldaan aan de eis van grondwaterneutraal bouwen, uitgaande van de definitie zoals opgenomen in het W.I.W.

De persleiding voor het transport van afvalwater van het gebied Veur Lent naar het rioolgemaal in Lent ligt niet in het plangebied. Vandaar dat deze persleiding niet op de verbeelding en in de regels voorkomt. De kern- en beschermingszones in het concept-ontwerpbestemmingsplan zijn ontleend aan kaart DTL001-01. Terecht wijst het Waterschap erop dat de laatste kaart versie DTL002-01 is. In het bestemmingsplan zijn de kern- en beschermingszones nu ontleend aan die kaart. Op de verbeelding is voorts ter plaatse van de kruising Verlengde Turennesingel-watersingel en op de watersingel zelf de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen opgenomen.

6.4 Kamer van Koophandel

De Kamer van Koophandel Centraal Gelderland heeft geen opmerkingen over bovengenoemd bestemmingsplan.

Reactie gemeente

De reactie van de Kamer van Koophandel is voor kennisgeving aangenomen.

6.5 Nutsbedrijven

Namens de netbeheerders Liander en TenneT kunnen wij u het volgende mededelen. Binnen het bestemmingsplangebied bevinden zich geen ondergrondse 50- en/of 150kV hoogspanningskabels en geen bovengrondse 50- en/of 150kV hoogspanningslijnen. Wij gaan er vanuit u hiermede voldoende hebben geïnformeerd.

Reactie gemeente

De reactie van de netbeheerders Liander en TenneT is voor kennisgeving aangenomen.

6.6 Gasunie

Het ontwerpplan is door ons getoetst aan de AMvB Buisleidingen. Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtstbijzijnde aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat onze leidingen geen invloed hebben op de planontwikkeling.

Reactie gemeente 

De reactie van de Gasunie is voor kennisgeving aangenomen.

6.7 Platform Waalsprong

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het voorontwerp bestemmingsplan De Stelt en het ambitiedocument voor De Stelt. In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening geven wij u hierbij onze reactie. Het handhaven van het dorpse karakter van Lent staat bij ons hoog op de agenda . We zien dat deels terugkomen in het noordelijk deel van het bestemmingsplan De Stelt. De verkavelingsdichtheid en bouwhoogte blijven hier binnen de perken. Ook kunnen we instemmen met het streven om schuine daken te realiseren. Toch is het bestemmingsplan deels (te) vrijblijvend van karakter door ruime formuleringen. Dat biedt inderdaad meer flexibiliteit, anderzijds ontbreekt daardoor het zicht hoe de nieuwbouw en inrichting van de openbare ruimte in de praktijk uit gaat vallen. We vinden het wenselijk dat een passage in het bestemmingsplan op te nemen, waarin de rol en inspraak van de bewoners geschetst wordt in het verdere verloop van het traject – na de bestemmingsplanfase.

In het bestemmingsplan wordt nagenoeg uitsluitend gesproken over zichtlijnen vanaf de dijk en de nieuwe hoogbouw. De beoogde bebouwingsaccenten in het zuidelijk deel van De Stelt beperken het zicht vanuit het bestaande dorp c.q. de bestaande wijk De Stelt richting dijk/Waal aanzienlijk. Wij verzoeken u om de zichtlijn op de Waal zoveel mogelijk te handhaven. Bij hoog water zag je altijd de schepen langsvaren. Ook de kazemat zou een plek moeten krijgen in het plan.

Het zou goed zijn het profiel van de watersingel van de Turennesingel zowel qua breedte als met vlak talud in De Stelt noord en zuid door te zetten en er tevens een wandelpad naast te leggen. Er ontstaat daardoor een opener karakter en een betere afscheiding tussen beide nieuwe woongebieden. Een vlakker talud is kindvriendelijk, van groot belang in dit toekomstig kinderrijk gebied.

Verder graag een percentage vastleggen voor de openbare ruimte zoals speelplaatsen, openbaar groen,  voetbal en/of parkjes, hondenuitlaatplaatsen e.d. Op dit moment is er voldoende maar door de bebouwing en toename van bewoners in dit gebied komt dit onder druk te staan.

Het ambitiedocument voor De Stelt is later dan het bestemmingsplan aan ons ter kennisneming aangeboden. Deze volgorde is niet juist is: eerst zou het ambitiedocument voorgelegd moeten worden en vervolgens zou dit – na verwerken van reacties - vertaald moeten worden in het bestemmingsplan.

Wij begrijpen uit de mondelinge toelichting aan ons Platform Waalsprong dat uw College het ontwerpbestemmingsplan op een informatieavond begin 2014 aan de bewoners van Lent en overige belanghebbenden toelicht. Dat juichen we toe. Wellicht kunt u de bewoners/ belangstellenden dan informeren hoe men bij de verdere planvorming en uitwerking betrokken wordt.

Reactie gemeente

Het werken met een globaal bestemmingsplan heeft inderdaad als gevolg dat nog niet precies duidelijk is hoe het gebied er in de praktijk uit komt te zien. Wat bekend is, zoals bijvoorbeeld de ligging van de weg en van de watersingel, het maximum aantal woningen, en de maximum goot- en bouwhoogte, is in het bestemmingsplan vastgelegd. Omdat nog niet bekend is hoe het gebied verder ingericht gaat worden, biedt het bestemmingsplan wat dat betreft niet meer dan een kader waarbinnen bij de verdere inrichting van het gebied gebleven moet worden. In het nog te maken beeldkwaliteitsplan zal meer duidelijkheid geboden kunnen worden over de feitelijke inrichting. Dit beeldkwaliteitsplan zal later separaat in het kader van inspraak ter visie worden gelegd. Verder bestaat later tevens de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen bijvoorbeeld de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (voorheen: bouwvergunning). Voordat bouwvergunningen kunnen worden verleend, moet het bestemmingsplan eerst in werking zijn getreden. Dat is pas op z'n vroegst na de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad (en na afloop van de beroepstermijn).

De zichtlijn vanuit het bestaande dorp Lent op de Waal blijft in belangrijke mate gehandhaafd. Dit is gedaan door in het gebied een maximale bouwhoogte toe te staan van 11 meter. De bebouwing komt dus niet boven de dijk uit. Wel maakt het bestemmingsplan maximaal twee bebouwingsaccenten mogelijk, die een maximale bouwhoogte van 15 meter mogen hebben. Deze bebouwing komt boven de dijk uit en zal dus wel het zicht vanuit het bestaande dorp op de Waal kunnen belemmeren. Wij vinden dit echter in de totale context van het bestemmingsplan aanvaardbaar. Juist de combinatie van laagbouwwoningen en maximaal twee bebouwingsaccenten geven meerwaarde aan het gebied en doen recht aan de bijzondere ligging en kwaliteiten van het gebied.

Het volledig doorzetten van het profiel van de watersingel langs de Turennesingel zou tot te veel verlies leiden van uitgeefbare grond. Omdat de Verlengde Turennesingel strak langs de watersingel wordt gelegd, ontstaan toch een duidelijke scheiding tussen de Stelt-Noord en de Stelt-Zuid.

Er worden geen percentages in het de regels van het plan vastgelegd ten aanzien van speelplaatsen, open groen etc. Bij het toetsen van concrete bouwaanvragen zal worden beoordeeld of wordt voorzien in voldoende voorzieningen.

Voor wat betreft het ambitiedocument voor De Stelt, had het de voorkeur gehad deze eerder aan het Platform te presenteren. Hoewel het ambitiedocument in de tijd wel iets voor ligt op het bestemmingsplan (wat uiteraard ook wenselijk is), heeft de presentatie tijdens overleggen met het Platform gelijktijdig plaatsgevonden. Overigens is het zo dat over een ambitiedocument geen inspraak plaatsvindt.

6.8 Stadsregio Arnhem - Nijmegen

Van de Stadsregio is geen reactie ontvangen.

6.9 Gemeente Lingewaard

Voor wat betreft de aspecten wonen en landschap heeft onze gemeente geen opmerkingen. Voor wat betreft het aspect Mobiliteit vezoeken wij u om in de beschrijving op te nemen dat tussen de gemeenten Lingewaard en Nijmegen op 11 november 2013 een convenant met betrekking tot de aanleg van de Dorpensingel is gesloten. In dit convenant is opgenomen dat de gemeente Lingewaard tegen een afsluiting van de Vossenpels/Vossenpelsestraat is.

Reactie gemeente

De reactie van de gemeente Lingewaard is verwerkt in de plantoelichting, met de toevoeging uit het convenant dat de gemeente Lingewaard een verkeersluwe oplossing voor staat.

6.10 Veiligheidsregio Gelderland - Zuid

Op 30 oktober 2013 heeft de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid een advies uitgebracht over het bestemmingsplan. In het advies staat dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van de rivier de Waal, de Prins Mauritssingel (route vervoer gevaarlijke stoffen) en de spoorlijn Arnhem - Nijmegen. Om die reden moet het bestemmingsplan worden getoetst aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en dient het groepsrisico van deze risicobronnen te worden verantwoord. De beleidsvisie ten aanzien van externe veiligheid van de gemeente Nijmegen stelt dat voor de voornoemde risicobronnen volstaan kan worden met een verantwoordingsniveau 3. Wij verwijzen u voor deze risicobronnen naar de standaardtekst met betrekking tot de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid zoals die in Nijmeegse beleidsvisie verwoord is.

Reactie gemeente 

De reactie van de Veiligheidsregio is opgenomen in de paragraaf Externe Veiligheid van de plantoelichting. De reactie betekent dat de verantwoording van het groepsrisico zoals verwoord in de paragraaf Externe Veiligheid aansluit bij en in overeenstemming is met het advies van de Veiligheidsregio.

Bijlagen bij toelichting

  • Ambitiedocument De Stelt, november 2013;
  • Akoestisch onderzoek De Stelt, december 2013;
  • Advies veiligheidsregio, 30 oktober 2013;
  • Woningmarktverkenningen Nijmegen 2010-2020, maart 2011;
  • Geohydrologische uitgangspunten De Stelt, 10 april 2014 (referentienummer GM-0130430);
  • Nadere analyse mogelijke stikstofdepositie, november 2013;
  • Nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer, maart 2013;
  • Natuurtoets Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet woonwijk De Stelt, november 2013;
  • Randvoorwaarden en richtlijnen bluswatervoorziening en bereikbaarheid, Brandweer Nijmegen;
  • Notitie Update 2011 inventarisaties Vossenpels en De Stelt, juli 2011;
  • Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 – Hoofdrapport, november 2009;
  • Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 – Bijlagenrapport, november 2009;
  • Woonvisie Nijmegen 2009-2020, april 2009;
  • Notitie waterrecreatie nevengeul Waal, juni 2013.