direct naar inhoud van 2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte)
Plan: Nijmegen Kern Lent - Visveld
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP19000-OH01

2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte)

De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

Wanneer een groot openbaar belang aan de orde is kan de desbetreffende minister uit eigen beweging of op verzoek van Gedeputeerde Staten of een college van B&W ontheffing verlenen van een regel uit de AMvB of provinciale verordening. In enkele gevallen en als een groot nationaal belang in het geding is kan het rijk afwijken van in de AMvB gestelde regels.

Bestemmingsplannen die vóór 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden moeten op 1 juli 2013 zijn aangepast. Bestemmingsplannen die daarna (maar voor inwerkingtreding van dit besluit) onherroepelijk zijn geworden moeten maximaal 5 jaar na inwerkingtreding aangepast zijn. Een uitzondering geldt voor bestemmingsplannen die gebaseerd zijn op recent vastgestelde provinciale structuurvisies, waarmee het rijk heeft ingestemd en bestemmingsplannen die niet strijdig zijn met de regels in dit besluit. Hieronder volgen de voor dit plan relevante hoofdlijnen van het ontwerpbesluit.

2.2.1 Bundelen van verstedelijking

Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt de noodzaak om de open ruimte te bebouwen. De variatie tussen stad en land blijft behouden. Bij provinciale verordening wordt het bestaand bebouwd gebied aangewezen.

De AMvB Ruimte bepaalt dat in de provinciale verordening regels moeten worden gesteld voor nieuwe bebouwing binnen en aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing. Ook voor (herbestemming van) bestaande bebouwing buiten het bestaand bebouwd gebied worden regels gesteld. De provinciale verordening geeft ook regels voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing buiten bestaand bebouwd gebied.

2.2.2 Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Om de biodiversiteit in Nederland te beschermen, in stand te houden en verder te ontwikkelen heeft het rijk de EHS aangewezen. De provincie is verantwoordelijk voor de aanwijzing, (her)begrenzing, wijziging, compensatie en saldering van de EHS in een verordening. In de provinciale verordening worden regels aan bestemmingsplannen gesteld voor de realisatie, bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van de beoogde natuurkwaliteit van de EHS.

2.2.3 Nationale landschappen

De twintig nationale landschappen, waaronder de Gelderse Poort, zijn gebieden met zeldzame en kenmerkende landschapskwaliteiten. De provincies begrenzen in een verordening de nationale landschappen en stellen regels op voor bestemmingsplannen, onder andere m.b.t. de mogelijkheden voor nieuwbouw van woningen conform het principe migratiesaldo nul. Als kernkwaliteiten van het nationaal landschap Gelderse Poort gelden kleinschalige openheid, groen karakter en reliëf door oeverwallen en dijken.

2.2.4 Grote rivieren

Om overstromingen te voorkomen moeten de grote rivieren voldoende afvoer- en bergingscapaciteit hebben. Het rijk begrenst in de AMvB Ruimte het rivierbed van alle grote rivieren. Het rivierbed van de Waal bij Nijmegen is begrensd als stroomvoerend deel. In het gehele rivierbed zijn in beginsel geen nieuwe bestemmingen of functies toegestaan, die vermijdbare nadelige gevolgen hebben voor het veilig en doelmatig gebruik en de ecologische toestand van het rivierbed of een belemmering kunnen vormen voor de vergroting van de afvoercapaciteit. Nieuwe bestemmingen en regels voor het rivierbed dienen verhoging van de waterstand en afname van het bergend vermogen zo veel mogelijk te beperken en resterende effecten te compenseren. Naast deze hoofdregel worden voorwaarden gesteld aan het bestemmingsplan bij nieuwe bestemmingen of gebruiksregels in het bergend en stroomvoerend deel van het rivierbed.