direct naar inhoud van 3.8 Water
Plan: Nijmegen Ooyse Schependom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP18000-VG01

3.8 Water

3.8.1 Nationaal Waterplan

In het Nationale Waterplan (NWP) en de bijbehorende beleidsnota's wordt het Rijksbeleid, de doelstellingen en de maatregelen met betrekking tot het waterbeheer vastgelegd. Dit NWP werkt door naar regionale plannen (provincies) en de waterbeheerplannen van de waterschappen. In het NWP wordt gekozen voor de strategie: ”meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten". Dit waterplan werkt buitendijks door in de beleidslijn Grote Rivieren (voorheen Ruimte voor de Rivier). De doelstelling specifiek voor stedelijk waterbeleid is:

  • bij ontwikkelingen van locaties in de stad neemt de hoeveelheid groen en water per saldo toe, waardoor het stedelijke watersysteem robuuster en klimaatbestendiger wordt;
  • bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad.
3.8.2 Beleidslijn Grote Rivieren

De Waal is aangewezen als verbindingswater voor vrachtscheepvaart en heeft daarmee een belangrijke economische functie. Na de hoogwaters in 1993 en 1995 is door het rijk de beleidslijn Ruimte voor de Rivier opgesteld. Deze beleidslijn is inmiddels vervangen door de Beleidslijn Grote Rivieren. Uitgangspunt is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Er gelden twee concrete doelstellingen:

  • de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden
  • ontwikkelingen tegengaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Voor elke activiteit in het rivierbed is een vergunning in het kader van de Waterwet nodig. Daarnaast is een goede afweging in het ruimtelijk spoor noodzakelijk om te voorkomen dat er bestemmingsplancapaciteit ontstaat voor activiteiten die niet, of slechts onder bepaalde voorwaarden, zijn toegestaan. De beleidslijn biedt een systematische aanpak om stap voor stap de afwegingsgronden en de rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen ten behoeve van de beoordeling van initiatieven.

Stroomvoerend regime

Voor de bedijkte rivieren (waaronder de Waal) geldt dat de dijk een harde grens vormt. Hierdoor is de ruimte die de rivier beschikbaar heeft voor de maatgevende afvoer ingesnoerd. Het gebied achter deze dijken loopt grote risico's bij overstroming of dijkdoorbraak. Voor het waarborgen van de veiligheid van de gebieden achter de dijken is het bij hoogwater van groot belang dat een vlotte afstroming gegarandeerd is. Obstakels in het rivierbed dienen te worden voorkomen. De verwachte toenemende rivierafvoeren vragen om meer (buitendijkse) ruimte, waar deze nu al schaars is in dit gebied. Dit vraagt om terughoudendheid bij het toestaan van nieuwe ontwikkelingen in het rivierbed. Voor bedijkte rivieren is het stroomvoerend regime van kracht.

Voor niet-riviergebonden activiteiten geldt een “nee, tenzij”- regime. Dat wil zeggen dat uitbreiding of vestiging van nieuwe, niet-riviergebonden activiteiten in principe niet mogelijk is, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek kan worden aangetoond dat specifieke omstandigheden van toepassing zijn. Zo kan er sprake zijn van een groot openbaar belang of een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang. Ook is het denkbaar dat een activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd.

3.8.3 Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel, 2008)

In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Uitvoering van het akkoord moet ertoe leiden dat het watersysteem in 2015 op orde is. In 2008 is dit NBW geactualiseerd en is aangegeven hoe we om moeten gaan met nieuwe klimaatscenario's. In 2012 moeten nieuwe normenstudies voor waterberging uitgevoerd worden. Ook zijn de doelen voor de waterkwaliteit (zie KRW) vastgelegd. De belangrijkste uitgangspunten:

  • het waterbeleid wordt gebaseerd op de stroomgebiedbenadering;
  • de watertoets als verplicht onderdeel van ruimtelijke ordeningsprocedures en de waterparagraaf is verplicht in ruimtelijke plannen;
  • de trits “vasthouden, bergen en afvoeren” als strategie voor het tegengaan van wateroverlast. Hoger gelegen en/of bovenstrooms gelegen gebieden mogen niet langer hun waterproblemen afwentelen op lagergelegen, benedenstroomse gebieden.
3.8.4 Bestuursakkoord Waterketen

In 2005 heeft het kabinet besloten de doelmatigheid en de transparantie van de waterketen te verbeteren via de "bottom-up"-benadering. In 2007 hebben het Rijk en de koepelorganisaties IPO, UVW, VNG en WAVIN (drinkwaterbedrijven) het Bestuursakkoord Waterketen ondertekend. In de praktijk betekent dit dat in 2009 voor elke afvalwaterzuiveringsinstallatie en de aangesloten riolering een optimalisatiestudie moet zijn uitgevoerd. Dit is in Nijmegen gebeurd. De afspraken die hieruit volgen moeten worden vastgelegd in een bestuurlijke overeenkomst (Afvalwaterakkoord), waarin partijen hun rol in de waterketen kenbaar maken.

3.8.5 Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

Deze Europese richtlijn en de later daaraan toegevoegde "dochterrichtlijn" Grondwater geven de beleidsregels aan voor het bereiken van een goede chemische en ecologische waterkwaliteit in alle oppervlaktewateren en het grondwater in Europa. Er wordt een onderverdeling gemaakt in Waterlichamen (waarover gerapporteerd wordt aan Brussel) en Overige wateren, waaronder alle stedelijke wateren van Nijmegen vallen. Nijmegen valt binnen Stroomgebied Rijn-West en daarbinnen weer in het beheergebied van waterschap Rivierenland. De Waal is ook een waterlichaam binnen dit stroomgebied, waarvoor Rijkswaterstaat verantwoordelijk is.

Door het waterschap zijn gebiedsprocessen georganiseerd. De resultaten zijn verwoord in zeven gebiedsplannen. Daarin zijn de maatregelenpakketten (met resultaatsverplichting) en bijbehorende kosten en planningen aangegeven. Het gebied Ooyse Schependom valt onder het deelgebied Groesbeek - Ooijpolder. Het waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor de waterkwaliteit in 't Meertje (binnendijks). Daarom zijn langs de zuidelijke waterkant ook op Nijmeegs grondgebied in 2004 natuurvriendelijke oevers aangelegd. De gemeente Nijmegen neemt zelf geen maatregelen voor de binnendijkse wateren. Wel zijn maatregelen getroffen in het buitendijks gedeelte van het Meertje (sanering riolering woonboten). Hier is Rijkswaterstaat de verantwoordelijke waterbeheerder.

3.8.6 Waterwet

Op 22 september 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet integreert en moderniseert een achttal bestaande wetten en regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet maakt de taken en bevoegdheden van de verschillende overheden (Waterschap, Rijkswaterstaat, provincie en gemeente) duidelijk. Met de Waterwet is tenslotte een vergunning aanvragen gemakkelijker geworden. Er hoeven geen afzonderlijke vergunningen meer te worden aangevraagd op basis van verschillende wetten, maar nog slechts één watervergunning. In de wet zelf is geregeld wie in voorkomende gevallen de Watervergunning voor een activiteit verleent, daarbij geadviseerd door het andere bevoegde gezag. Eén van die wetten die de Waterwet samenvoegt, is de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) voor zover het de 'natte/ water' onderdelen van die wet betreft. Waar Rijkswaterstaat voorheen in het rivierbed vergunningen verleende op grond van de Wbr, doet zij dat nu op grond van de Waterwet en de daaruit voortgekomen besluiten. Dit betekent dat zowel het Waterschap (waterkering) als Rijkswaterstaat (hoogwaterafvoer/waterkwaliteit/ rivierbeheer) haar belangen toetst op grond van de Waterwet.

3.8.7 Waterplan Gelderland 2010-2015

Het provinciale waterplan is opgesteld in 2009. In het plan wordt het rijks- en provinciaal waterbeleid doorvertaald naar een beleidskader voor gemeenten en waterschappen. Het bevat de doelstellingen en uitgangspunten voor de korte en lange termijn. Met name voor de Ruimte voor de Rivierprojecten, zoals de Dijkteruglegging Veur-Lent, is beleid aangegeven. Ook de uiterwaarden zijn genoemd, maar dit overlapt met het natuurbeleid voor die gebieden. Door functietoekenning worden deze doelstellingen gekoppeld aan het ruimtelijk ordeningsspoor en verkrijgen de aangewezen gebieden bescherming. Zo is een beschermingszone voor de natte natuur rondom de beken bij Beek-Ubbergen aangegeven opgenomen ter bescherming van het watersysteem van dat verdroogde gebied. De beleidslijnen hebben vooral betrekking op het landelijke gebied en spelen weinig op Nijmeegs grondgebied, m.u.v. de maatregelen in het rivierengebied:

  • waarborgen veiligheid tegen overstromingen;
  • realiseren van de kwantitatieve wateropgave in 2015, zoals vastgelegd in de provinciale verordening;
  • verbeteren van de (ecologische) waterkwaliteit zoals vastgelegd in de (deel) stroomgebiedplannen;
  • verbeteren van de watercondities ten behoeve van natte natuur (Natura 2000, TOP-lijst gebieden).
3.8.8 Waterbeheerplan 2010-2015

Het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft de hoofdlijnen voor alle watertaken van het Waterschap Rivierenland (waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit en zuivering afvalwater) in deze planperiode. Ook wordt een doorkijk gegeven naar het jaar 2027 in verband met de doelstellingen voor de waterkwaliteit vanuit KRW. Hiervoor worden watergangen verbreed, natuurvriendelijke oevers aangelegd, de hoeveelheid meststoffen verminderd en de rioolwaterzuiveringsinstallaties efficiënter gemaakt. De eerste drie maatregelen spelen op Nijmeegs grondgebied pas na 2015 (behoudens eerdere aanleg van natuurvriendelijke oevers).

Voor de waterketen lopen specifieke optimalisatietrajecten samen met gemeente en Rijkswaterstaat. Ook zal gewerkt worden aan het afsluiten van een afvalwaterakkoord tussen deze partijen. Doel van het waterschap is om schoonregenwater en gebiedsvreemd (grond)water uit de riolering, zoveel mogelijk te weren. Hierdoor wordt overbelasting van de rioolwaterzuiveringsinstallaties en het overstorten naar oppervlaktewater voorkomen.

In het stedelijke gebied lopen gezamenlijke acties voor vergroting van de waterberging en aanleg van natuurvriendelijke oevers in het kader van ons eigen waterplan Nijmegen 2001 (zie hieronder). De belangrijkste beleidswijziging is een andere waterbergingsnorm voor bestaand en nieuw stedelijk gebied. Dit moet in de watertoets worden meegenomen. Doelstelling van het waterschap is om haar beheersgebied in 2015 klimaatbestendig te hebben op basis van de huidige klimaatscenario's.

3.8.9 Keur op de waterkeringen en wateren Waterschap rivierenland (2006)

Deze keur is gebaseerd op de Waterstaatswet, de Wet op de waterhuishouding en de Waterstaatswet 1900. De keur ziet dus toe op de uitoefening van de natte waterstaatszorg door waterschappen. De keur stelt regels in het belang van de waterkeringzorg en het waterkwantiteitsbeheer. De waterkwaliteitszorg is geen onderwerp van deze regeling, wat betreft de regulering van lozingen van schadelijke of verontreinigende stoffen op oppervlaktewater (bescherming van de fysisch/chemische waterkwaliteit). De Waterwet (voorheen de WVO) regelt dit. De waterkering is ook vastgelegd in deze keur. De begrenzingen van deze dijk en de diverse beschermingszones zijn in de zogenaamde legger vastgelegd.

3.8.10 Waterplan 2001 (voor gebieden ten zuiden van de Waal en kern Lent)

Het Waterplan Nijmegen vormt voor de Nijmeegse waterpartners (gemeente Nijmegen, waterschap Rivierenland, Rijkswaterstaat, provincie Gelderland, Vitens) de inhoudelijke en procesmatige basis voor het samen werken aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving tegen de laagst maatschappelijke kosten. Het plan geeft vanuit een lange termijn visie (50 jaar) een beschrijving van het totale waterbeleid voor de middellange termijn (15 jaar) met een programma voor de eerste 5 jaar. Belangrijke doelstellingen zijn:

  • optimalisatie van de waterbeheerketen;
  • gezond maken van de stadswateren;
  • afkoppelen van regenwater op een liefst zichtbare wijze;
  • bevordering van het waterbewustzijn bij de Nijmegenaren.

Voor het plangebied staan eigenlijk geen concrete beleidswensen beschreven. Wel is aangegeven dat het wenselijk is de verdroging in de Ooijpolder te verminderen door het verhogen van de kwelstroom uit de stuwwal. Hiervoor zou er grootscheeps afgekoppeld moeten worden in Nijmegen-oost. Dit regenwater moet dan in dat gebied geïnfiltreerd worden om die kwel te verhogen. Inmiddels zijn er al een aantal afkoppelprojecten uitgevoerd. In het gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2016 is hiervoor beleid opgenomen.