direct naar inhoud van 2.4 Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland
Plan: Nijmegen Ooyse Schependom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP18000-VG01

2.4 Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. De structuurvisie wordt in de loop van 2012 geactualiseerd. 

Het streekplan verdeelt Gelderland in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem - Nijmegen, moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groen-blauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen in deze gebieden. 

Hieronder volgen de voor dit bestemmingsplan relevante hoofdlijnen van de Structuurvisie.

2.4.1 Stedelijke ontwikkeling

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten: “bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur” en het “organiseren in stedelijke netwerken”. Locaties voor stedelijke uitbreiding dienen te passen in het bundelingsbeleid en te zijn afgestemd op de uitgangspunten van infrastructuur, water en milieu. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet worden voldaan aan de basiskwaliteitseisen van bodem (waaronder archeologie), water, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Stedelijke uitbreidingen moeten aansluiten bij de ruimtelijke structuur/kenmerken van de regio, met aandacht voor de actuele marktvraag. De provincie heeft afspraken gemaakt met de regio's om indicatief de reservering van uitbreidingsruimte voor stedelijke functies uit te werken in zoekzones voor stedelijke functies.

2.4.2 Locatiebeleid

De locatiekeuze van bedrijven en voorzieningen dient het resultaat te zijn van een afweging tussen economie, bereikbaarheid en leefbaarheid. Het beleid is er vooral op gericht de knooppunten in het rode raamwerk te benutten voor intensieve verstedelijking, omdat deze de meeste potentie hebben wat betreft de (boven)regionale bereikbaarheid. Voor stedelijke ontwikkelingen van lokale aard en schaal geldt dat deze in regionaal verband moeten zijn afgestemd en op gemeentelijk niveau qua locatiekeuze worden uitgewerkt, waarbij eveneens de afstemming op de infrastructurele capaciteit van belang is. Voor specifieke soorten bedrijvigheid (bijv. milieuhinderlijke vormen) moeten in overleg met gemeenten/regio's op bepaalde plekken concentratiegebieden worden aangewezen.

2.4.3 Wonen

Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is, dat de gemeenten - samenwerkend in de onderscheiden (WGR-) regio's - voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). Het KWP wordt periodiek bijgesteld om de afstemming tussen de (kwalitatieve) vraag en aanbod op de woningmarkt te actualiseren.

2.4.4 Groen in en om de stad

Het is van belang dat bij stedelijke ontwikkeling gelijktijdig wordt voorzien in de behoefte aan 'groen in en om de stad'. Hiervoor zijn GIOS-zones aangegeven. De bestaande omgevingskwaliteit van het buitengebied rond de stad speelt bij de keuze van de locaties en inrichting van regionaal groen nadrukkelijk een rol. In de ontwikkeling van stadsranden moet rekening worden gehouden met de waterbergingsbehoefte van het aangrenzende stedelijk gebied. Het ruimtelijk beleid voor groen om de kernen in het algemeen is gericht op het bieden van goede mogelijkheden voor extensieve vormen van recreatie zoals wandelen en fietsen. De ontwikkeling van groen dient samen op te gaan met de rode ontwikkeling.

2.4.5 Natuur

In Gelderland is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in aanleg. Hoofddoel is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. De door het Rijk op grond van Europese regelgeving aangewezen of aangemelde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden behoren tot de EHS. De EHS is sterk ruimtelijk structurerend en bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit op provinciaal niveau en maakt onderdeel uit van het groenblauwe raamwerk.

Binnen de EHS geldt de “nee, tenzij”-benadering. Bestemmingswijziging is niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. De beleidskaart geeft drie onderdelen van de EHS weer, waarop toegespitst ruimtelijk beleid van toepassing is:

  • EHS-natuur: de EHS-natuur bestaat met name bestaande natuurgebieden en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn. Bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur kunnen door GS alleen worden goedgekeurd als, naast het ontbreken van reële alternatieven en de aanwezigheid van redenen van groot openbaar belang, de schade aantoonbaar zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende en compenserende maatregelen in hetzelfde bestemmingsplan of in gekoppelde bestemmingsplannen.
  • De EHS-verweving bestaat uit landgoederen onder de Natuurschoonwet, landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. Voor deze gebieden geldt hetzelfde ruimtelijke beleid als voor EHS-natuur, met de volgende verschillen: regulier agrarisch en extensief recreatief gebruik kan worden voortgezet (waarbij tevens vergroting van aanwezige agrarisch bouwpercelen aan de orde kan zijn) en er is ruimte voor extensieve recreatievormen en nieuwe landgoederen.
  • Ter verbinding van EHS-natuur en EHS-verweving worden ecologische verbindingen gerealiseerd, die bestaan uit een schakeling van natuurelementen (stapstenen). Het gaat om smalle zones met een strategische ligging. Voor de realisatie is specifiek ruimtelijk beleid aan de orde: een combinatie van planologische bescherming van de aanwezige waarden en planologische reservering voor versterking van de natuurwaarden voor bepaalde doelsoorten.

In het afwegingskader voor de EHS worden plannen afzonderlijk beoordeeld. Om een meer ontwikkelingsgerichte aanpak te bevorderen kan hiervan worden afgeweken door toepassing van de saldobenadering EHS, waarbij op gebiedsniveau een “nee-tenzij” afweging wordt gemaakt.

Daarnaast komen buiten de EHS verspreid natuurwaarden voor. De provincie vraagt de gemeenten om hiervoor op passende wijze regelingen in hun bestemmingsplannen op te nemen. De provincie neemt een bijzondere verantwoordelijkheid voor een aantal weidevogel- en ganzengebieden buiten de EHS. Hierop is toegespitst beleid van toepassing. De Weidevogel- en ganzengebieden buiten de EHS die van provinciaal belang worden geacht, worden beschermd tegen doorsnijding, aantasting van rust en openheid, verlaging van het waterpeil en verstoring.

2.4.6 Landschap

De provincie stelt als doelen voor de Gelderse landschappen: het instandhouden van de variatie aan Gelderse landschappen, het behoud van de openheid van karakteristieke open landschapseenheden (waardevolle open gebieden), het versterken van de samenhang in karakteristieke landschappen (waardevolle landschappen) en het verbeteren van de kwaliteit en toegankelijkheid van het landschap. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen worden afgestemd op aanwezige landschapskenmerken, maar er ook toe bijdragen dat de landschappelijke samenhang verbetert.

Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen, waaronder in Nijmegen de stuwwal en de Ooijpolder, is gericht op behoud en versterking van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor de waardevolle landschappen geldt, binnen de algemene voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, een 'ja mits'-benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen.

De waardevolle open gebieden (o.a. Ooijpolder) maken onderdeel uit van de waardevolle landschappen en zijn vanwege hun grootschalige openheid onderdeel van het groenblauwe raamwerk. Voor waardevolle open gebieden geldt de grootschalige openheid als belangrijke kernkwaliteit. Ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, zoals nieuwe bouwlocaties, zijn hier niet toegestaan. Voor overige ruimtelijke ingrepen in de waardevolle open gebieden geldt een 'nee, tenzij'-benadering. Hierbij kan sprake zijn van 'compensatie' op gebiedsniveau.