direct naar inhoud van 2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (voorheen AMvB Ruimte)
Plan: Nijmegen Ooyse Schependom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP18000-VG01

2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (voorheen AMvB Ruimte)

De ruimtelijke ordening krijgt gestalte door de inzet van uiteenlopende bevoegdheden en middelen: juridisch, financieel, bestuurlijk en communicatief. Met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft de wetgever, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de begrenzing aan van de besluitmogelijkheden van lagere overheden in de 'juridische kolom'. Als nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels worden gesteld aan de inhoud van bestemmingsplannen. In 2009 is hiervoor de AMvB Ruimte aan de Tweede Kamer aangeboden. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen.

Inmiddels wordt er op basis van de hierboven beschreven SVIR gewerkt aan een nieuwe AMvB Ruimte, die in juridische termen wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een deel van het Barro is gebaseerd op eerdere pkb's en beleidsnota's, die in de SVIR worden herbevestigd (o.a. grote rivieren, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke waarden). Op een later moment, naar verwachting medio 2012, zal het besluit worden aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR (o.a. rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, ecologische hoofdstructuur). Het Barro treedt gefaseerd in werking. Dit betekent dat de regels in werking treden op het moment waarop het betreffende Barro-artikel in werking is getreden. In een aantal gevallen is bepaald dat bepalingen van het Barro bij de eerst volgende herziening van het bestemmingsplan in overeenstemming met het Barro dienen te worden gebracht. In uitzonderingsgevallen geldt de termijn van drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van het Barro.