direct naar inhoud van Regels
Plan: Doornsteeg fase 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0130-0002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Doornsteeg fase 2 met identificatienummer NL.IMRO.0267.BP0130-0002 van de gemeente Nijkerk ;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.8 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 dagrecreatie

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, dierenpark, volkstuinen of nutstuinen;

1.20 dak

iedere bovenbeeïndiging van een gebouw;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.22 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.23 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27 horeca(bedrijf)

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  • a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
  • b. het verstrekken van nachtverblijf;
  • c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend;

1.28 internetdetailhandel

detailhandel waarbij het te koop aanbieden van goederen plaatsvindt via het internet;

1.29 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.30 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, al dan niet gecombineerd met voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.31 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.32 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.33 niet-woonactiviteiten aan huis

alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving;

1.34 onderbouw

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;

1.35 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het bedrijf dan wel de betreffende instelling;

1.36 ondergeschikte horeca

horeca die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het betreffende bedrijf dan wel de betreffende instelling;

1.37 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.38 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels;

1.39 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 speelvoorziening

voorziening gericht op het bieden van vrij en openbaar toegankelijke sport- en spelmogelijkheden voor met name kinderen en/of jeugd;

1.41 volumineuze detailhandel

detailhandel in auto's, boten, caravans, tuinartikelen, meubels, grove bouwmaterialen, machines ten behoeve van bedrijven en landbouwmachines, alsmede ten behoeve van een tuincentrum en bouwmarkt;

1.42 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.43 waterhuishoudkundige voorziening

voorzieningen ter regulering en ondersteuning van de waterhuishouding, daaronder mede begrepen al dan niet ondergrondse bergbezinkbassins;

1.44 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.45 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.46 woongebouw

een gebouw bestaande uit meerdere woningen;

1.47 zolder

de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap;

1.48 zonnecollector

een systeem dat bedoeld is om zonnestraling te verzamelen en deze om te zetten in energie.

1.49 zorginstelling

gebouw waarin huisvesting en zorg wordt geboden aan zorgbehoevenden.

Artikel 2 Wijze van meten

Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

van de snijlijn van dakvlak en gevelvlak tot aan het peil;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, op of aan dat bouwwerk bevestigde ondergeschikte delen, zoals schoorstenen, vlaggenmasten en antennes niet meegerekend;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

boven de begane grondvloer, tussen de binnenwerkse gevelvlakken, woningscheidende muren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen, exclusief kelders;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

ter hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, waarbij overstekken van 50 cm of meer worden meegerekend;

2.5 diepte van ondergrondse gebouwen

gemeten vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van de woning tot bovenkant afgewerkte keldervloer, het bedrijfsgebouw of bijgebouw waaronder wordt gebouwd;

2.6 plaatsing van gebouwen

voorzover in de regels is bepaald dat voor gebouwen een afstand tot (de as van) de weg moet worden aangehouden danwel gebouwd dient te worden met inachtneming van een bouwvlak of bouwgrens, is dit niet van toepassing op overschrijding van deze afstand tot ten hoogste 1 m door balkons, bordessen, schoorstenen en dergelijke onderdelen van gebouwen;

2.7 oppervlakte van hooibergen

gemeten tussen de grenzen van de horizontale projectie van de kap;

2.8 vloeroppervlak

boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren, waarbij de oppervlakte van delen van vloeren waarboven de netto-hoogte kleiner is dan 1,5 m buiten beschouwing blijft;

2.9 brutovloeroppervlak

de som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren -horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides daaronder begrepen- voor zover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5 m;

2.10 nettovloeroppervlak

de oppervlakte gemeten op vloerniveau tussen begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten (dus exclusief scheidingswanden);

2.11 netto-hoogte

de loodrechte afstand tussen de bovenkant van een afgewerkte vloer of het aansluitende terrein en de onderkant van een daarboven aanwezig plafond, vloer of dak, waarbij incidentele constructiedelen buiten beschouwing blijven;

2.12 maatvoering

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 8,5 m mag bedragen.

Artikel 4 Groen - Uit te werken

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Groen - Uit te werken ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. watergangen, waterpartijen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. verkeersvoorzieningen;
  • d. fiets- en voetpaden en calamiteiten ontsluitingen;
  • e. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. recreatief medegebruik in de vorm van dagrecreatie;
  • h. educatie;
  • i. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  • j. geluidwerende voorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • l. gebouwen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • n. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
4.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 4.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitwerking dient plaats te vinden in overleg met de waterbeheerders van het oppervlakte-
    en het grondwater;
  • b. voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw bedraagt niet meer dan 20 m2;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer bedragen dan 3 m;
    • 3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in lid 4.1 sub f bedraagt niet meer dan 500 m² brutovloeroppervlakte;
    • 4. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in lid 4.1 sub f bedraagt niet meer dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.
4.3 Bouwregels

Zolang en voorzover de in lid 4.2 bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.4 Procedure

Bij een uitwerking van dit plan zijn de procedureregels als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

Artikel 5 Woongebied - Uit te werken

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Woongebied - Uit te werken ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen en niet-woonactiviteiten aan huis;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. verkeersvoorzieningen;
  • d. voet- en rijwielpaden;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. bodemenergievoorzieningen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • j. gebouwen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • m. tuinen;
  • n. erven;
  • o. parkeervoorzieningen.
5.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 5.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van woningen geldt dat:
    • 1. het aantal woningen niet meer dan 330 mag bedragen, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer dan 350 mag bedragen indien minimaal 20 woningen gestapeld gebouwd worden;
    • 2. een woongebouw voor gestapelde woningen niet binnen een afstand van 15 meter tot omliggende woonbestemmingen en percelen van derden gebouwd mag worden;
    • 3. het aantal woningen in een woongebouw voor gestapelde woningen niet meer dan 16 mag bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mag de goothoogte van minimaal 60% van de woningen niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • c. de hoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 2 bouwlagen met een kap of een terugliggende bouwlaag, met dien verstande dat de bouwhoogte van gestapelde woningen niet meer dan 4 bouwlagen mag bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' mag de hoogte van woningen niet meer bedragen dan 2 bouwlagen met een kap;
  • e. voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 2. de oppervlakte per hoofdgebouw niet meer dan 70 m2 mag bedragen en niet meer dan 50% van het achtererfgebied, met dien verstande dat bij gestapelde woningen per woning 1 vrijstaand bijbehorend bouwwerk is toegestaan met een oppervlakte van niet meer dan 12 m2;
    • 3. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk en overkapping niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    • 4. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk en overkapping niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk en overkapping op een afstand van minder dan 2 m van de zijdelingse perceelgrens niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk en overkapping op een afstand van meer dan 2 m van de zijdelingse perceelgrens niet meer dan 6,5 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan:
    • 1. 8,5 meter bedragen voor lantaarnpalen en vlaggenmasten;
    • 2. 2,5 m bedragen voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • g. het oprichten van geluidgevoelige bestemmingen, is slechts toegestaan, indien de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het verkeer niet meer bedraagt dan:
    • 1. de voorkeursgrenswaarde, dan wel;
    • 2. de door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde.

Deze bepaling blijft buiten werking indien een dove gevel wordt gerealiseerd;

  • h. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een maatschappelijke voorziening als bedoeld in lid 5.1 sub b bedraagt niet meer dan 2.200 m² brutovloeroppervlakte;
  • i. de hoogte van gebouwen ten behoeve van een maatschappelijke voorziening als bedoeld in lid 5.1  sub b bedraagt niet meer dan 12 m;
  • j. uitwerking dient plaats te vinden in overleg met de waterbeheerders van het oppervlakte-
    en het grondwater;
  • k. indien een aanduiding 'ontsluiting' is opgenomen dient de hoofdontsluitingsweg ten behoeve van gemotoriseerd verkeer, afkomstig uit het gebied gelegen in het betreffende bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', te worden ontsloten;
  • l. ten behoeve van het toestaan van niet-woonactiviteiten aan huis kan in een uitwerking een afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen, met dien verstande dat:
    • 1. het moet gaan om een niet-woonactiviteit die valt onder categorie 1 van de Bijlage 1  milieucategorie 1, dan wel een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit (daaronder begrepen de beroepen die blijkens vaste jurisprudentie binnen de woonbestemming uitgeoefend mogen worden);
    • 2. maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van het hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken en van het erf mag gebruikt worden voor niet-woonactiviteiten aan huis met een maximum van 60 m²;
    • 3. alleen de bewoners van het betreffende adres mag/mogen de niet-woonactiviteiten ontplooien;
    • 4. detailhandel (anders dan internetdetailhandel), horeca en groothandel niet zijn toegestaan;
    • 5. een seksinrichting niet is toegestaan;
    • 6. er ten behoeve van de niet-woonactiviteit aan huis niet meer dan vier klanten tegelijk aanwezig mogen zijn op het betreffende adres;
    • 7. de niet-woonactiviteiten niet mogen leiden tot afbreuk van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
    • 8. de niet-woonactiviteiten geen belemmering mogen opleveren voor (de doorstroming van) het verkeer op de openbare weg;
    • 9. het parkeren ten behoeve van de niet-woonactiviteiten aan huis op eigen terrein dient te worden geregeld. Indien dit niet mogelijk is zal uit een gemeentelijke parkeerdrukmeting moeten blijken dat voor parkeren buiten het eigen terrein voldoende ruimte is;
    • 10. er geen activiteiten worden uitgevoerd die meldingplichtig zijn ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) of bedrijfsmatige activiteiten waarop de Wet op de Kansspelen van toepassing is;
    • 11. er geen buitenopslag plaatsvindt en er vinden eveneens geen niet-woonactiviteiten plaats in de openbare ruimte, met uitzondering van in- en uitladen.
5.3 Bouwregels

Zolang en voorzover de in lid 5.2 bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3 m, en een oppervlakte van maximaal 20 m2.

5.4 Procedure

Bij een uitwerking van dit plan zijn de procedureregels als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

Artikel 6 Leiding - Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Leiding - Water ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een (drink)watertransportleiding en daarbij behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1 , mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwtjes met elk een oppervlakte van ten hoogste 100 m².

6.3 Afwijken van de gebruiksregels
6.3.1 Bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 , ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 6.4.2 , is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1 :

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • d. het aanleggen van geluid- en andere wallen;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen.

6.4.2 Uitzonderingen aanlegvergunningplicht

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het inwerkingtreden van het plan.

6.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 , zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de desbetreffende leidingbeheerder is ingewonnen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
8.2 Procedure

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

9.1.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 9.1 is een strafbaar feit.

9.1.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  • b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
    • 2. hoogspanningsleidingen;
    • 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;

tenzij deze in het plan zijn bestemd.

9.2 Parkeernormen

Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de gemeentelijke parkeernormen, welke zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Nijkerk 2014 en indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging, parkeerruimte zijn aangebracht en in stand gehouden in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein bij dat gebouw.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Milieuzone - boringsvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding ' Milieuzone - boringsvrije zone ' zijn de gronden mede aangewezen ten behoeve van het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheid
11.1.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en worden toegestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en worden toegestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
    • 4. de gevel als gevolg van het extra isoleren van het hoofdgebouw;

mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;

  • g. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en worden toegestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
11.1.2 Afwegingskader

Een in lid 11.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid
12.1.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding verwijderen of aangeven;
  • b. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • c. de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe nadere aanduidingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
12.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Doornsteeg fase 2 '.